Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport | Staatsblad 2008, 123 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport | Staatsblad 2008, 123 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 7 december 2007, kenmerk VGP/ADT 2808276, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie;
Gelet op de artikelen 7, tweede lid, 10, 11, 11a, vijfde lid, en 11c, tweede lid, van de Tabakswet;
De Raad van State gehoord (advies van 1 februari 2008, nr. W13.07.0471/1);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 31 maart 2008, kenmerk VGP/ADT 2839874, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Justitie;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Besluit beperking verkoop en gebruik tabaksprodukten wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt:
a. in de aanhef «Tabakswet (Stb. 1988, 342), een verbod om tabaksproducten te gebruiken ingesteld» vervangen door: Tabakswet, een rookverbod ingesteld.
b. in onderdeel f «leslokalen» vervangen door: les- en stemlokalen.
2. Het tweede lid wordt vervangen door:
2. In ruimten waarvoor een rookverbod is ingesteld, wordt zulks aangeduid met de goed leesbare tekst «roken verboden», dan wel met een begrijpelijke aanduiding, anders dan in letters, met dezelfde betekenis.
3. Het derde lid wordt vervangen door:
3. Indien in een instelling voor geestelijke gezondheidszorg, ouderenzorg, gehandicaptenzorg of maatschappelijke opvang meer dan één ruimte, behorend tot een van de categorieën, genoemd in het eerste lid, onder b, h of i aanwezig is, kan het bevoegde orgaan besluiten per categorie ten hoogste de helft van dit aantal ruimten van het rookverbod uit te zonderen.
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «maatschappelijke dienstverlening» ingevoegd: of -ondersteuning, welzijn, kunst en cultuur,.
2. Het tweede lid wordt vervangen door:
2. De in het eerste lid bedoelde categorieën zijn:
a. instellingen waarin zorg wordt verleend als bedoeld in de Kwaliteitswet zorginstellingen;
b. inrichtingen waarin voorzieningen worden aangeboden op de terreinen van maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, van de Wet maatschappelijke ondersteuning;
c. inrichtingen voor kunst en cultuur;
d. inrichtingen op het terrein van de sport;
e. gebouwen en inrichtingen van stichtingen als bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg, gebouwen en inrichtingen van zorgaanbieders als bedoeld in artikel 1, onder g, van de Wet op de jeugdzorg, alsmede gebouwen van justitiële jeugdinrichtingen als bedoeld in artikel 1, onder b, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen die niet door de Staat of openbare lichamen worden beheerd;
f. openbare en bijzondere onderwijsinstellingen als bedoeld in:
1°. de Wet op het basisonderwijs;
2°. de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs;
3°. de Wet op het voortgezet onderwijs;
4°. de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;
5°. de Experimentenwet onderwijs;
6°. de Wet educatie en beroepsonderwijs.
Na artikel 3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Het bevoegde orgaan binnen een instelling, dienst of bedrijf als bedoeld in artikel 10 van de Tabakswet of een gebouw of inrichting als bedoeld in artikel 11 van de Tabakswet kan besluiten één of meer ruimten van het rookverbod uit te zonderen, mits die ruimten afsluitbaar zijn, voor het roken van tabaksproducten zijn aangewezen en als zodanig zijn aangeduid.
In artikel 4 wordt:
a. «artikel 9» vervangen door: artikel 7, tweede lid,
b. «en verzorgingshuizen» vervangen door: , verzorgingshuizen en inrichtingen voor kunst en cultuur.
De bijlage, bedoeld in artikel 11b, eerste lid, van de Tabakswet wordt als volgt gewijzigd:
In categorie A worden na de aanhef «Dit betreft in concreto:» twee teksteenheden ingevoegd, luidende:
– Artikel 3, eerste lid: niet naleven van het verbod tabaksproducten bedrijfsmatig of anders dan om niet te verstrekken of daartoe aanwezig te hebben, indien die producten niet aan de krachtens artikel 2 gestelde eisen voldoen.
– Artikel 3a: niet naleven van het verbod op het bedrijfsmatig verstrekken of daartoe aanwezig hebben van tabaksproducten, bestemd voor oraal gebruik anders dan roken of pruimen, in de vorm van poeder, fijne deeltjes of een combinatie van deze vormen dan wel in vormen die eruitzien als levensmiddelen.
In categorie A wordt:
a. de volzin vóór de laatste twee volzinnen vervangen door:
Overtredingen door fabrikanten, groothandelaren en importeurs van tabaksproducten van de verboden neergelegd in de artikelen 5 en 5a worden bestraft met een boete van € 45.000. Dit bedrag wordt verhoogd tot € 135.000 indien degene aan wie de overtreding kan worden toegerekend voor een soortgelijke overtreding eerder is beboet er nog geen twee jaar zijn verlopen sinds die eerdere boete onherroepelijk is geworden. Dit bedrag wordt verhoogd tot € 225.000, wanneer binnen drie jaar na het onherroepelijk zijn van de boete voor de eerste overtreding dezelfde overtreding voor de derde keer wordt begaan en tot € 450.000 wanneer binnen vijf jaar na het onherroepelijk zijn van de boete voor de eerste overtreding hetzelfde voorschrift voor de vierde keer wordt overtreden.
b. in de voorlaatste volzin «maximumboete» vervangen door: boete.
c. een tweetal volzinnen toegevoegd, luidende:
Het bedrag van € 450 wordt telkens verhoogd tot € 1350, indien degene aan wie de overtreding kan worden toegerekend voor een soortgelijke overtreding eerder is beboet en er nog geen twee jaar zijn verlopen sinds die eerdere boete onherroepelijk is geworden. Dit bedrag wordt verhoogd tot € 2250, wanneer binnen drie jaar na het onherroepelijk zijn van de boete op de eerste overtreding dezelfde overtreding voor de derde keer wordt begaan en tot € 4500 wanneer binnen vijf jaar na het onherroepelijk zijn van de boete voor de eerste overtreding hetzelfde voorschrift voor de vierde keer wordt overtreden.
In categorie B wordt de laatste volzin vervangen door:
Overtredingen behorend tot categorie B worden bestraft met een boete van € 450. Dit bedrag wordt verhoogd tot € 1350, indien degene aan wie de overtreding kan worden toegerekend voor een soortgelijke overtreding eerder is beboet en er nog geen twee jaar zijn verlopen sinds die eerdere boete onherroepelijk is geworden. Dit bedrag wordt verhoogd tot € 2250, wanneer binnen drie jaar na het onherroepelijk zijn van de boete op de eerste overtreding dezelfde overtreding voor de derde keer wordt begaan en tot € 4500 wanneer binnen vijf jaar na het onherroepelijk zijn van de boete voor de eerste overtreding hetzelfde voorschrift voor de vierde keer wordt overtreden.
In categorie C wordt de laatste volzin vervangen door:
Overtredingen behorend tot categorie C worden bestraft met een boete van € 300. Dit bedrag wordt verhoogd tot € 600, indien degene aan wie de overtreding kan worden toegerekend voor een soortgelijke overtreding eerder is beboet en er nog geen twee jaar zijn verlopen sinds die eerdere boete onherroepelijk is geworden. Dit bedrag wordt verhoogd tot € 1200, wanneer binnen drie jaar na het onherroepelijk zijn van de boete op de eerste overtreding dezelfde overtreding voor de derde keer wordt begaan en tot € 2400 wanneer binnen vijf jaar na het onherroepelijk zijn van de boete voor de eerste overtreding hetzelfde voorschrift voor de vierde keer wordt overtreden.
De volgende besluiten worden ingetrokken:
a. het Besluit uitzonderingen rookvrije werkplek;
b. het Besluit uitzonderingen rookvrij personenvervoer.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnootDe Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
A. Klink
Uitgegeven de tweeëntwintigste april 2008
De Minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin
Als gevolg van dit besluit wordt een aantal algemene maatregelen van bestuur krachtens de Tabakswet ingetrokken of gewijzigd.
Het Besluit beperking verkoop en gebruik tabaksprodukten (Stb. 1989, 612), hierna te noemen het Beperkingenbesluit, wordt gewijzigd. De belangrijkste beleidsinhoudelijke wijzigingen betreffen het onder de werkingssfeer van dit besluit brengen van alle sportaccommodaties, ongeacht of zij door de overheid gesubsidieerd worden en ongeacht of het om binnen- of buitensport gaat, en van inrichtingen voor kunst en cultuur.
Daarnaast wordt van deze gelegenheid gebruik gemaakt om het Beperkingenbesluit te moderniseren en te actualiseren.
De bijlage bij de Tabakswet, bevattende de boetetarieven voor overtredingen, wordt eveneens gewijzigd. De wijzigingen betreffen de technische verwerking in de bijlage van wijzigingen in de Tabakswet zelf. Daarnaast wordt de wijze van opleggen van hogere boetes ingeval van recidive meer in overeenstemming gebracht met de wijze van opleggen in de Drank- en Horecawet en de Warenwet.
Het Besluit uitzonderingen rookvrije werkplek (Stb. 2003, 561) wordt ingetrokken, met dien verstande dat enkele elementen van dit besluit worden opgenomen in het nieuwe Besluit uitvoering rookvrije werkplek, horeca en andere ruimten, dat tegelijk met dit besluit in werking treedt. Het materieel verdwijnen van de overige elementen van het Besluit uitzonderingen rookvrije werkplek heeft vooral te maken met het rookvrij maken van de horeca overeenkomstig het coalitieakkoord (pag. 40).
Het Besluit uitzonderingen rookvrij personenvervoer (Stb. 2003, 550) wordt ingetrokken zonder dat onderdelen daarvan opgenomen worden in het nieuwe Besluit uitvoering rookvrije werkplek, horeca en andere ruimten. Dit is het gevolg van buitenlandse ontwikkelingen, waardoor de bestaansgrond voor dit besluit is komen te vervallen.
Tegelijk met dit besluit, waarbij een aantal algemene maatregelen van bestuur wordt ingetrokken of gewijzigd, treedt het nieuwe Besluit uitvoering rookvrije werkplek, horeca en andere ruimten in werking. Hierin krijgen, zoals hiervoor al opgemerkt, enkele inhoudelijke restanten van het ingetrokken Besluit uitzonderingen rookvrije werkplek een plaats. Daarnaast bevat het Besluit uitvoering rookvrije werkplek, horeca en andere ruimten een nieuw element in het tabaksontmoedigingsbeleid. Deze hergroepering heeft twee voordelen:
– het voorkomt dat ten aanzien van die nieuwe elementen evenzoveel minibesluitjes moeten worden geslagen, hetgeen versnippering tegengaat en het overzicht bevordert;
– het nieuwe Besluit uitvoering rookvrije werkplek, horeca en andere ruimten maakt twee bestaande algemene maatregelen van bestuur overbodig, namelijk het al genoemde Besluit uitzonderingen rookvrije werkplek en het Besluit uitzonderingen rookvrij personenvervoer.
Overeenkomstig artikel 12 van de Tabakswet is een ontwerp van dit besluit op 31 juli 2007 bij de beide kamers der Staten-Generaal «voorgehangen». De vaste commissie voor Volkgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) van de Tweede Kamer heeft op 10 oktober daaropvolgend een algemeen overleg met de minister van VWS gehad over de voorgehangen ontwerpbesluiten. Daarbij werden ook de reacties van maatschappelijke organisaties en marktpartijen betrokken, alsmede de reactie van de minister daarop. Op 18 oktober is vervolgens een voortgezet algemeen overleg aan de ontwerpbesluiten gewijd. Daarbij werden tien moties ingediend, waarvan er één is aangenomen. De gedachtenwisseling met de Kamer heeft ertoe geleid dat het ontwerpbesluit op diverse punten is aangepast.
Rookvrije horeca, sport en kunst en cultuur
Beleidsmatig is het rookvrij worden van de sectoren horeca, sport en kunst en cultuur het meest ingrijpende gevolg van dit besluit. Op 1 januari 2004 werd de verplichting voor werkgevers van kracht om «zodanige maatregelen te treffen dat werknemers in staat worden gesteld hun werkzaamheden te verrichten zonder daarbij hinder of overlast van roken door anderen te ondervinden» (artikel 11a, eerste lid, van de Tabakswet). Werkgevers in de horecabranche werden hiervan uitgezonderd. Deze uitzondering werd vastgelegd in het Besluit uitzonderingen rookvrije werkplek, dat eveneens op 1 januari 2004 in werking trad.
Wel werd besloten dat de horeca, ofschoon uitgezonderd van de wettelijke werkgeversverplichting, zelf maatregelen zou treffen om hinder of overlast ten gevolge van roken voor zowel werknemers als bezoekers te beperken. Deze zelfregulering kreeg vorm in een zogenoemd stappenplan, opgesteld door Koninklijk Horeca Nederland (KHN), de grootste ondernemersorganisatie in de horecabranche. Het stappenplan, met een looptijd van vier jaar, trad op 1 januari 2005 in werking. De Vereniging Nederlandse Poppodia en -Festivals (VNPF) en de Vereniging van Schouwburg- en Concertgebouwdirecties (VSCD), beide verenigd in de Federatie van Podiumverenigingen, sloten zich bij het stappenplan van KHN aan.
Het is van begin af aan duidelijk geweest dat de zelfregulering met betrekking tot (niet-)roken in de horeca moest worden gezien als een overgangsfase naar en voorbereiding op een wettelijk rookvrije horeca. Voor dit laatste bestond in 2003 onvoldoende politiek en maatschappelijk draagvlak. Mede onder invloed van buitenlandse ontwikkelingen is dit de afgelopen jaren wezenlijk veranderd.
Dat de sectoren sport en kunst en cultuur nog altijd niet (volledig) rookvrij zijn, hangt nauw samen met de hiervoor beschreven situatie in de horeca. Zowel in sportaccommodaties als in inrichtingen voor kunst en cultuur vinden horeca-activiteiten plaats, vaak door commerciële horecaondernemers. Deze ondernemers vreesden nadelige economische gevolgen wanneer er in de sportkantines en de horecadelen in inrichtingen voor kunst en cultuur niet meer zou mogen worden gerookt, maar daarbuiten («het café om de hoek») wel. De problematiek van roken in de sportsector en in de kunst- en cultuursector concentreerde zich dan ook vooral in de sportkantine, respectievelijk de horecadelen.
Om te komen tot een rookvrije sport – sport en roken verhouden zich moeizaam tot elkaar – is in 2004 een zelfreguleringstraject gestart. Ook deze zelfregulering moet worden gezien als een overgangsfase naar en voorbereiding op een wettelijk rookvrije sportsector. In 2007 is het evaluatieonderzoek naar de resultaten van de zelfregulering in de sportsector afgerond. Duidelijk is dat de doelstellingen niet zijn gerealiseerd.
Een apart punt om bij stil te staan betreft de positie van de coffeeshops. Coffeeshops zijn inschrijfplichtig bij het Bedrijfschap Horeca en Catering, overeenkomstig de regelgeving van dat bedrijfschap. Hiermee vallen zij onder de definitie van horeca-inrichting. Voorop staat dat alle werknemers gelijke bescherming verdienen, dat de regelgeving zo eenduidig en duidelijk mogelijk moet zijn en dat uitzonderingen juridisch kwetsbaar zijn. Om die reden horen coffeeshops onder hetzelfde regime als de reguliere horeca. Ook in coffeeshops kan een rookruimte worden ingericht.
Notificatie bij Europese Commissie (richtlijn 98/34/EG)
Het ontwerpbesluit is op 13 november 2007 (opnieuw) gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen, ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (Pb EG L 204), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG. De notificatie bij de Europese Commissie is noodzakelijk, aangezien het ontwerpbesluit technische voorschriften bevat in de zin van richtlijn 98/34/EG. Naar aanleiding hiervan zijn geen opmerkingen ontvangen.
Administratieve lasten en bedrijfseffecten
Met betrekking tot de vraag of het onderhavige besluit administratieve lasten voor burgers of bedrijfsleven met zich mee zal brengen, kan worden opgemerkt dat dit nagenoeg niet het geval is. Afgezien van het plaatsen van bordjes «Verboden te roken» en «Rookruimte» vloeien er noch voor de burger, noch voor het bedrijfsleven informatieverplichtingen voort uit het onderhavige besluit. Het Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal) heeft op 1 juni 2007 laten weten dit besluit niet te selecteren voor een toets op de administratieve lasten.
Bedrijfseffecten rookvrije horeca
In de politieke en maatschappelijke discussie over het rookvrij worden van de horeca richtte de aandacht zich, naast andere zaken, ook op de bedrijfseconomische effecten daarvan. In de discussie over het Besluit uitzonderingen rookvrije werkplek in 2003 stelde Koninklijk Horeca Nederland dat het rookvrij maken van de horeca zou leiden tot een zeer groot verlies van omzet en werkgelegenheid. Ervaringen met een rookvrije horeca buiten Europa wezen toen echter al in een andere richting, zo bleek uit onder meer een publicatie in het tijdschrift Tobacco Control in 2003: «Review of the quality of studies on the economic effects of smoke-free policies on the hospitality industry» (M. Scollo et al.).
Sinds 2003 is er ook in Europa in toenemende mate ervaring opgedaan met een rookvrije horeca. Nadat Ierland op 29 maart 2004 als eerste (Europees) land het spits had afgebeten, zijn onder meer Noorwegen, Zweden en Italië gevolgd. De Europese ervaringen bevestigen dat het rookvrij maken van de horeca geen negatieve effecten heeft op de omzet of de werkgelegenheid. Hoofdstuk 3 van het rapport Lifting the smokescreen. 10 reasons for a smoke free Europe (2006) biedt een goed overzicht van de buitenlandse ervaringen en studies op dit punt.
Ook brengt het rookvrij worden van alle inrichtingen op het terrein van horeca, sport en kunst en cultuur positieve bedrijfseffecten met zich mee als gevolg van een vermindering van de schoonmaakkosten.
Bedrijfseffecten rookvrij personenvervoer
De intrekking van het Besluit uitzonderingen rookvrij personenvervoer heeft positieve effecten voor het Nederlandse bedrijfsleven. Nederlandse bussen kunnen nu op gelijk speelveld met de bussen van buitenlandse vervoerders concurreren, waarmee voor Nederlandse busondernemingen een stuk oneerlijke concurrentie vervalt. Andere positieve effecten voor het bedrijfsleven zijn een vermindering van de schoonmaakkosten in zowel treinen, bussen als veerboten.
Het Meldpunt Voorgenomen Regelgeving heeft op 15 juni 2007 akkoord gegeven op de uitgevoerde Bedrijfseffectentoets.
ad 1. De wijze van aanhalen van de Tabakswet in de aanhef van het artikel is gemoderniseerd en aangepast aan de thans geldende Aanwijzingen voor de regelgeving, terwijl de nogal omslachtige zinsnede «verbod om tabaksproducten te gebruiken» is vervangen door het kortere «rookverbod».
De wijziging in onderdeel f behelst het volgende. In het verleden is nogal eens geklaagd dat er in leslokalen die op verkiezingsdagen als stemlokalen worden gebruikt, gerookt wordt. Dit leidt niet alleen tot hinder of overlast voor een groot deel van de kiezers, maar ook voor de kinderen die de volgende dag in die lokalen weer gewoon hun lessen moeten volgen. Deze wijziging maakt aan die situatie een einde.
ad 2. De tekst van het nieuwe tweede lid komt overeen met die van het oude derde lid, met dien verstande dat ook hier voortaan het kortere begrip «rookverbod» wordt gebezigd.
ad 3. De tekst van het nieuwe derde lid heeft als basis de tekst van het oude tweede lid, maar wijkt daar op enkele punten van af.
Het oude tweede lid bood alle inrichtingen die onder het Beperkingenbesluit vallen de mogelijkheid om, indien in een inrichting meer dan één wachtruimte, kantine of recreatieruimte aanwezig is, ten hoogste de helft hiervan – onder voorwaarden – van het rookverbod uit te zonderen. Die voorwaarden kunnen kort worden aangeduid als het «vloeroppervlakte-vereiste» en de «verdiepingseis».
In de nieuwe redactie geldt de mogelijkheid om ten hoogste de helft van het aantal wachtruimten, kantines of recreatieruimten van het rookverbod uit te zonderen nog slechts voor instellingen voor geestelijke gezondheidszorg, ouderenzorg, gehandicaptenzorg of maatschappelijke opvang. Tegelijkertijd komen de voornoemde voorwaarden te vervallen.
Zeker nu ook de sinds 2004 bestaande uitzondering voor de horeca komt te vervallen, is de mogelijkheid die het Beperkingenbesluit tot nu toe aan alle inrichtingen die onder zijn werkingssfeer vallen bood om ten hoogste de helft van het aantal wachtruimten, kantines of recreatieruimten van het rookverbod uit te zonderen, gedateerd. Voor de meeste inrichtingen die onder het Beperkingenbesluit vallen kan deze mogelijkheid zonder problemen vervallen, omdat diezelfde inrichtingen immers afsluitbare, voor roken aangewezen en als zodanig aangeduide ruimten mogen inrichten. Daar komt bij dat in bijvoorbeeld een uitgezonderde kantine ook mensen hun werkzaamheden verrichten. En waar werknemers in «reguliere» horeca-inrichtingen voortaan niet meer hoeven te werken in tabaksrook, zou dit langs deze weg nog wel kunnen voorkomen voor werknemers die hun werkzaamheden verrichten in een van het rookverbod uitgezonderde kantine (bedrijfsrestaurant) in bijvoorbeeld een overheidsgebouw.
De reden dat de mogelijkheid wel wordt gehandhaafd voor instellingen voor geestelijke gezondheidszorg, ouderenzorg, gehandicaptenzorg of maatschappelijke opvang, ligt in het feit dat het hier gaat om instellingen waar sprake is van semi-permanente bewoning. Dit, in combinatie met het feit dat in sommige van deze sectoren door relatief veel bewoners wordt gerookt, maakt het bieden van meer speelruimte noodzakelijk. Om deze reden wordt de mogelijkheid, die voor de overige inrichtingen die onder het Beperkingenbesluit vallen komt te vervallen, juist voor deze sectoren wél gehandhaafd. Zij biedt de inrichtingen armslag om rekening te houden met het (rook)gedrag van bewoners en om de wet goed na te leven.
ln de tweede volzin van het (oude) tweede lid werd de mogelijkheid geboden om dan de kleinste gemeenschappelijke ruimte uit te zonderen van het rookverbod. Met de koepels van instellingen voor geestelijke gezondheidszorg, ouderenzorg, gehandicaptenzorg en maatschappelijke opvang is afgesproken dat in daartoe geëigende gevallen juist de grootste gemeenschappelijke ruimte mag worden aangewezen. Om deze reden is in het nieuwe derde lid geen sprake meer van het «vloeroppervlakte-vereiste». Indien het aantal rokers zo omvangrijk is dat het onderbrengen ervan in de kleinste ruimte tot problemen kan leiden, is het onderbrengen in de grootste ruimte een optie.
De eis in de derde volzin van het (oude) tweede lid, namelijk dat de dichtstbijzijnde rookvrije voorziening zich op dezelfde verdieping moet bevinden als de voorziening waar wel gerookt mag worden, komt eveneens te vervallen. Deze eis belemmerde instellingen in de praktijk te veel bij het uitzonderen van een ruimte van het rookverbod.
De in artikel 3 aangebrachte wijzigingen zijn deels (wets-)technisch van aard. Zo was het vervallen van wetten als de Wet tarieven gezondheidszorg en de Overgangswet verzorgingshuizen nog niet overal verwerkt in het Besluit beperking verkoop en gebruik tabaksprodukten. De sinds jaar en dag bestaande beperkingen van het tabaksgebruik in inrichtingen van gezondheidszorg en verzorgingshuizen worden voortaan omschreven door aan te haken bij de Kwaliteitswet zorginstellingen.
Daarnaast zijn er ook wijzigingen die beleidsinhoudelijk van aard zijn. Het betreft hier in de eerste plaats het onder de werkingssfeer brengen van gebouwen of inrichtingen voor kunst en cultuur (artikel 3, tweede lid, onderdeel c). Van de mogelijkheid deze onder de werkingssfeer van het Beperkingenbesluit te brengen, in 2002 vastgelegd in artikel 11 van de Tabakswet, was tot nu toe geen gebruik gemaakt.
Anders dan bij bijvoorbeeld gezondheidszorg en onderwijs is er geen wet waarnaar verwezen kan worden voor gebouwen of inrichtingen voor kunst en cultuur. Om die reden is hier sprake van kunst en cultuur (zonder meer). Het gaat hier in ieder geval om theaters, schouwburgen, concertgebouwen, poppodia, bioscopen, bibliotheken en musea.
Voorts worden nu alle gebouwen of inrichtingen op het terrein van de sport onder de werkingssfeer van het Beperkingenbesluit gebracht (artikel 3, tweede lid, onderdeel d). Tot nu vielen alleen de door de overheid gesubsidieerde (binnen)sportaccommodaties onder het Beperkingenbesluit. Vanuit de gedachte dat roken en sport niet samen gaan is een dergelijk onderscheid niet langer te rechtvaardigen. Voor alle duidelijkheid: voortaan dienen dus ook de kantines van bijvoorbeeld voetbalverenigingen en tennisclubs rookvrij te zijn.
Het nieuwe artikel 3a biedt de mogelijkheid om afsluitbare, voor roken aangewezen en als zodanig aangeduide ruimten in te richten. Deze ruimten zijn bedoeld om rokers de gelegenheid te bieden toch af en toe te roken, zonder dat zij hiermee anderen hinder of overlast bezorgen. Vergelijk artikel 2, onderdeel c, van het Besluit nadere uitvoering Tabakswet, waar ook voor werkgevers deze mogelijkheid is opgenomen.
Met de eisen die aan de aanwijzing als rookruimte gesteld worden, wordt bewerkstelligd dat rookruimtes als zodanig herkenbaar zijn en dat vanuit deze ruimtes geen hinder of overlast door tabaksrook kan ontstaan, althans dat hinder of overlast tot een minimum beperkt blijft. Het is immers onvermijdelijk dat de toegangsdeur tot de rookruimte af en toe open en dicht gaat.
De betrokken wetsbepaling is enkele jaren geleden van plaats veranderd en vernummerd van artikel 9 tot artikel 7, tweede lid. De verwijzing naar die wetsbepaling wordt hiermee kloppend gemaakt.
Volgens de systematiek van het Besluit beperkingen verkoop en gebruik tabaksprodukten geldt het verkoopverbod in beginsel voor dezelfde catgeorieën inrichtingen die een rookverbod moeten instellen. Op dit algemene principe, neergelegd in de toelichting bij het Beperkingenbesluit, is een beperkt aantal uitzonderingen gemaakt. Het gaat hier om (zorg)instellingen waar mensen (semi)permanent verblijven en niet eenvoudig naar buiten kunnen (bijvoorbeeld sommige verpleeghuisbewoners) of mogen (bijvoorbeeld sommige psychiatrisch patiënten).
Gelet op het voorgaande zou de onderhavige wijziging van het Beperkingenbesluit betekenen dat in alle inrichtingen voor sport en voor kunst en cultuur voortaan geen tabak meer mag worden verkocht. In overleg met de Kamer is besloten om de kunst- en cultuursector vooralsnog uit te zonderen van het verkoopverbod, aangezien de kunst- en cultuursector – met name sommige subsectoren daarvan, zoals de poppodia – nauw verwant moet worden geacht aan de «reguliere horeca» waar tabaksverkoop blijft toegestaan. Als gevolg van dit besluit zal het voortaan wel in alle sportaccommodaties verboden zijn tabak te verkopen. In een deel van de sportsector – de van overheidswege gesubsidieerde (binnen)sportaccommodaties – geldt al sinds 1990 een verkoopverbod.
In de Wet van 6 februari 2003 tot aanpassing van de Tabakswet aan richtlijn 2001/37/EG (Stb. 2003, 89) zijn de artikelen 2, 3, 3a, 3b, 3c en 3e toegevoegd aan artikel 1, onderdeel d, van de Tabakswet. Bij de daaropvolgende wijziging van de bijlage bij de Tabakswet, bevattende de boetetarieven voor overtredingen van de wet, is echter nagelaten de artikelen 3 en 3a daarin op te nemen. Om deze reden is de bijlage nu aangepast.
Het betreft artikel 3 (bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken of daartoe aanwezig hebben van tabaksproducten die niet aan de krachtens artikel 2 gestelde eisen voldoen en artikel 3a (bedrijfsmatig verstrekken of daartoe aanwezig hebben van tabaksproducten bestemd voor oraal gebruik anders dan roken of pruimen, in de vorm van poeder, fijne deeltjes of een combinatie van deze vormen dan wel in vormen die er uitzien als levensmiddelen). Hiermee is de productregulering in haar geheel onder het regime van de bestuurlijke boeten gebracht.
In de tekst van de Tabakswet is het oorspronkelijke artikel 5, vierde lid, vernummerd tot artikel 5, vijfde lid. Met deze wijziging wordt de verwijzing in de bijlage kloppend gemaakt.
De bevoegdheid om een boete wegens recidive te verhogen is in de Tabakswet niet gelijk geregeld als in de Warenwet en de Drank- en Horecawet. In de Tabakswet geldt dat de boete wordt verhoogd bij een feitelijke herhaling van de overtreding, zonder de eis dat een opgelegde boete onherroepelijk is geworden, zoals dat wel in de Warenwet en de Drank- en Horecawet is voorgeschreven. De onderhavige wijziging maakt dat ook in de Tabakswet een boete onherroepelijk moet zijn voordat een boete kan worden verhoogd, met andere woorden pas als een eventueel bezwaar, beroep of hoger beroep van een eerdere boete is afgerond, kan een boete wegens recidive worden verhoogd. Om die reden is de termijn van één jaar ook opgerekt naar twee jaar. Met deze wijziging wordt de harmonisatie van de regels binnen deze groep van verwante wetten binnen de VWS-familie bevorderd en het toezicht door de gemeenschappelijke toezichthouder, de VWA, en het proces van boeteoplegging door de VWA namens de Minister van VWS vereenvoudigd.
Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt om een tweetal kleine correcties aan te brengen in een onderdeel van Categorie A: in de voorlaatste zin wordt het woord «maximumboete» vervangen door boete, terwijl tevens een zin over de tarifering bij recidive wordt toegevoegd. Hiermee wordt de boeteregeling van dit onderdeel van Categorie A qua systematiek geheel in overeenstemming gebracht met de rest van Categorie A en met die van Categorie B.
a. Het intrekken van het Besluit uitzonderingen rookvrije werkplek vloeit vooral voort uit het realiseren van de rookvrije horeca. Als gevolg hiervan komen de onderdelen a tot en met c van artikel 2 van het Besluit uitzonderingen rookvrije werkplek materieel te vervallen. De onderdelen g tot en met i van artikel 2 van het Besluit uitzonderingen zijn de in het algemene deel van de toelichting genoemde restanten die worden opgenomen in het nieuwe Besluit nadere uitvoering Tabakswet.
Uit voorgaande volgt dat ook de onderdelen d, e en f, net als de onderdelen a tot en met c, materieel komen te vervallen.
Onderdeel d bepaalt dat de werkgeversverplichting niet geldt «in voor publiek bestemde delen van tabaksspeciaalzaken». Deze uitzondering is in 2003 in het Besluit uitzonderingen opgenomen op verzoek van de brancheorganisatie voor de tabaksdetailhandel (NSO) en de Tweede Kamer. De aangevoerde reden voor deze uitzondering – klanten in het kader van de adviesfunctie ter plaatse een tabaksproduct laten roken – is echter niet voldoende zwaar om de uitzondering thans te continueren. Desgewenst kunnen tabaksdetaillisten hiervoor in hun winkel een afgesloten rookruimte inrichten.
Het vervallen van onderdeel e is een logisch gevolg van het intrekken van het Besluit uitzonderingen rookvrij personenvervoer (zonder dat onderdelen daarvan opgenomen worden in het nieuwe Besluit nadere uitvoering Tabakswet: zie hierna onder b).
Ook onderdeel f van het artikel 2 is komen te vervallen. Deze uitzondering betrof ruimten ten aanzien waarvan de werkgever geen zeggenschap over de gebruiksregels kan doen gelden en had als gevolg dat de verplichting van de werkgever ingevolge artikel 11a van de Tabakswet om werknemers te beschermen tegen hinder of overlast van tabaksrook, niet gold ten aanzien van uitzendkrachten en ingeleende werknemers en werknemers die buiten het eigen bedrijf werkzaamheden verrichten, zoals onder meer werknemers van keuringsdiensten, vertegenwoordigers, onderhouds- en liftmonteurs e.d.
Omdat het uiteraard de bedoeling is ook die categorieën van werknemers te beschermen is de bedoelde uitzondering geschrapt. Daarmee wordt bereikt dat de werkgever ook ten aanzien van werknemers die werkzaam zijn op plaatsen waarover hij geen zeggenschap heeft, maatregelen moet treffen om zijn werknemers te beschermen. De tabakswetgeving wordt op dit punt in overeenstemming gebracht met de systematiek van de arbowetgeving, die van toepassing is op alle arbeidsplaatsen waar de werkgever zijn werknemers arbeid laat verrichten, ook als die arbeidsplaatsen zijn gelegen in het bedrijf van een andere werkgever en de werkgever dus over die arbeidsplaatsen geen zeggenschap heeft. Zo zijn de voorschriften uit de arbowetgeving ter bescherming van werknemers tegen blootstelling aan gevaarlijke stoffen mede van toepassing op bedoelde niet in het eigen bedrijf gelegen arbeidsplaatsen.
b. Op 1 januari 2004 trad artikel 11a, tweede lid, van de Tabakswet in werking. Hierdoor zijn exploitanten van middelen van personenvervoer verplicht zodanige maatregelen te treffen dat passagiers in staat worden gesteld hun reis te volbrengen zonder daarbij hinder of overlast van roken te ondervinden. Omdat het roken in het personenvervoer in de ons omringende landen op dat moment nog niet op gelijke wijze was geregeld, was het nodig om het Besluit uitzonderingen rookvrij personenvervoer in het leven te roepen, dat eveneens op 1 januari 2004 in werking trad. Dit besluit bepaalt dat de verplichting in artikel 11a, tweede lid, niet geldt «voor zover het middelen van personenvervoer betreft waarvan de exploitatie berust bij een internationaal samenwerkingsverband of een buitenlandse vervoerder én die middelen uitsluitend worden ingezet voor landgrensoverschrijdend personenvervoer».
Sinds 2004 is ook in de ons omringende landen het roken in middelen van personenvervoer verboden. De bestaansgrond voor het Besluit uitzonderingen rookvrij personenvervoer is onlangs geheel komen te vervallen, doordat de Duitse (federale) overheid besloten heeft het roken in het personenvervoer te verbieden.
De gekozen datum van inwerkingtreding geeft iedereen ruim tijd om zich op de nieuwe situatie in te stellen.
Tevens wordt voldaan aan artikel 11c, derde lid, van de Tabakswet, dat bepaalt dat een krachtens het tweede lid vastgestelde algemene maatregel van bestuur niet eerder in werking treedt dan acht weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad, waarin hij is geplaatst.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
A. Klink
Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 13 mei 2008, nr. 89.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2008-123.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.