Besluit van 29 augustus 2006, houdende toestemming om drie vaandels van voorheen zelfstandige onderdelen van de Koninklijke Marine te blijven voeren

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Defensie van 21 augustus 2006, nr. DO 018/2006016831, bureau secretaris-generaal, sectie onderscheidingen;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

Aan de Marine Luchtvaartdienst van de Koninklijke Marine wordt toestemming verleend om het vaandel, bedoeld in het koninklijk besluit van 18 augustus 1962, houdende toekenning van een vaandel aan de marineluchtvaartdienst, onder gelijktijdige intrekking van de vlag van die dienst (Stb. 348), te blijven voeren. Het vaandel met de daaraan verbonden handhaving van de aan dit veldteken gerelateerde tradities wordt onder de hoede gesteld van een door de Commandant Zeestrijdkrachten te benoemen groepsoudste.

Artikel 2

Aan de Onderzeedienst van de Koninklijke Marine wordt toestemming verleend om het vaandel, bedoeld in het koninklijk besluit van 18 augustus 1962, houdende toekenning van een vaandel aan de onderzeedienst der Koninklijke Marine (Stb. 347), te blijven voeren. Het vaandel met de daaraan verbonden handhaving van de aan dit veldteken gerelateerde tradities wordt onder de hoede gesteld van een door de Commandant Zeestrijdkrachten te benoemen groepsoudste.

Artikel 3

Aan de Mijnendienst van de Koninklijke Marine wordt toestemming verleend om het vaandel, bedoeld in het koninklijk besluit van 22 februari 1980, houdende toekenning van een vaandel aan de mijnendienst der Koninklijke Marine, te blijven voeren. Het vaandel met de daaraan verbonden handhaving van de aan dit veldteken gerelateerde tradities wordt onder de hoede gesteld van een door de Commandant Zeestrijdkrachten te benoemen groepsoudste.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Onze Minister van Defensie is belast met de uitvoering van dit besluit, dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Voorzitter van het Kapittel der Militaire Willems-Orde en aan Onze Adjudant-Generaal, tevens Chef van Ons Militaire Huis.

’s-Gravenhage, 29 augustus 2006

Beatrix

De Minister van Defensie,

H. G. J. Kamp

Uitgegeven de elfde januari 2007

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Ingevolge het onderhavige besluit wordt aan de Koninklijke Marine toestemming verleend om de vaandels van drie voorheen zelfstandige onderdelen te blijven voeren. Het betreft de marineluchtvaartdienst, de onderzeedienst en de mijnendienst. De vaandels zijn bij twee koninklijke besluiten van 18 augustus 1962, Stb. 347 en 348, en bij koninklijk besluit van 22 februari 1980, nr. 67, aan deze onderdelen toegekend. Het geven van toestemming voor het blijven voeren van deze vaandels middels onderhavig koninklijk besluit is noodzakelijk aangezien de drie genoemde eenheden als zelfstandig onderdeel niet meer bestaan. In de Ministeriële en Defensie Publicatieserie, nr. DP 20-30, hoofdstuk 3, worden voorschriften gegeven voor het verlenen en (blijven) voeren van vaandels en standaarden.

Op 14 juli 2005 zijn de genoemde diensten als zelfstandige onderdelen opgeheven. Zij blijven echter als samenstellende delen onder de respectieve namen Marine Luchtvaartdienst, Onderzeedienst en Mijnendienst voortbestaan. Ten behoeve van het handhaven van de tradities, zoals de verleende onderscheidingen in de vorm van de Militaire Willemsorde (marineluchtvaartdienst en onderzeedienst) en de vaandelopschriften met name voor het optreden in de Tweede Wereldoorlog, is het de wens binnen het Commando Zeestrijdkrachten dat de tradities van deze diensten worden voortgezet. De huidige sterkte van de diensten is voldoende representatief om een vaandel te blijven voeren.

De Minister van Defensie,

H. G. J. Kamp

Naar boven