Besluit van 26 februari 2007, houdende wijziging van het Voorzieningenbesluit
ministers en staatssecretarissen (maximale korting aanschaf
dienstauto's)
Wij Beatrix, bij
de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van
Onze minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 15
januari 2007, 2007-0000001378, CZW
Gelet op
artikel 2, tweede en derde lid, van de
Wet rechtspositie ministers en
staatssecretarissen;
De Raad van State gehoord (advies van
25 januari 2007, nr. W04.07.0013/I);
Gezien het nader rapport van Onze
minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 20 februari
2007,
nr. 2007-0000060425;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
Het
Voorzieningenbesluit ministers en
staatssecretarissen wordt als volgt
gewijzigd:
A
Artikel 7 wordt als
volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering
van het zesde lid tot vijfde lid vervalt het vijfde
lid.
2. In het vijfde lid
(nieuw) wordt de zinsnede «tweede tot en met vijfde lid»
vervangen door: tweede tot en met vierde
lid.
B
In
artikel 8 wordt de zinsnede «verschuldigde
inkomstenbelasting» vervangen door «verschuldigde
loonbelasting», wordt de zinsnede «3.145, eerste lid, van
de Wet inkomstenbelasting 2001» vervangen door «13bis,
eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964» en wordt de
zinsnede «2.10 van de Wet inkomstenbelasting 2001»
vervangen door: 20a, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting
1964.
ARTIKEL II
1. Dit besluit treedt in werking met ingang van
de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt
geplaatst.
2. Artikel I, onderdeel A,
werkt terug tot en met 1 december
2005.
3. Artikel I, onderdeel B, werkt
terug tot en met 1 januari
2006.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van
toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnoot's-Gravenhage, 26
februari
2007
Beatrix
De
minister van
Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties,
G. ter
Horst
Uitgegeven de dertiende maart 2007
De minister van
Justitie,
E.
M. H. Hirsch
Ballin
NOTA VAN TOELICHTING
Artikel I, onderdeel
A
In het kader van het programma
inkooptaakstelling is in opdracht van het kabinet in 2005 een
overheidsbrede aanbesteding van alle voertuigen, waaronder de
dienstauto’s, gestart met als doel een zo hoog mogelijke korting
te bedingen.
In artikel 7 van het Voorzieningenbesluit
ministers en staatssecretarissen is voor dienstauto’s een
maximale toelaatbare korting van 15% van de aanschafprijs bepaald. Deze
bepaling is in het besluit opgenomen om te voorkomen dat
bewindspersonen een met zijn persoon samenhangende extra hoge korting
zou kunnen verkrijgen. Een extra hoge korting zou uitgelegd kunnen
worden als een premie op publiciteit voor een bepaald automerk (de
zogenaamde «Bekende
Nederlander-korting»).
Bij een
rijksbrede aanbesteding speelt deze overweging veel minder sterk omdat
de Europese aanbestedingsprocedure waarborgt dat er onafhankelijke
oordeelsvorming plaatsvindt. Daarom kan de bepaling over de maximale
korting vervallen. Voor bewindslieden zullen meerdere autotypes worden
geselecteerd. De uitkomst van de aanbesteding is bindend voor de
uiteindelijke autokeuze van bewindslieden. Uitzondering hierop is de
beveiligde auto, indien die in verband met het waarborgen van de
veiligheid van een bewindspersoon gebruikt moet
worden.
In zijn algemeenheid geldt dat bij de
aanschaf en het gebruik van dienstauto’s het veiligheidsaspect
van belang is. Bewindslieden worden geacht om redenen van veiligheid en
bereikbaarheid altijd gebruik te maken van de dienstauto. De hoofdregel
is dat ook in de privésfeer de dienstauto met chauffeur gebruikt
wordt. De dienstauto is in beginsel echter niet bedoeld voor gebruik
tijdens meerdaagse vakanties, tenzij zwaarwegende redenen daartoe
nopen. Wel kan de bewindspersoon in voorkomende gevallen besluiten
– met name om veiligheidsredenen – de
dienstauto met chauffeur te gebruiken voor het brengen naar (en
eventueel halen van) de vakantiebestemming. Om redenen van veiligheid
kan op advies van de NCTb/Coördinator Bewaking en Beveiliging
van bovenstaande gedragslijnen worden afgeweken.
Artikel I, onderdeel B
De wijziging van artikel 8 houdt verband met het
Belastingplan 2005.
Overig
De
Tweede Kamer heeft op 21 december 2004 een motie aanvaard die
betrekking heeft op de bekostiging van persoonlijke coaches voor
bewindspersonen (Kamerstukken II 2004/05, 29 800 III, nr. 13). In de
motie wordt de regering verzocht te bewerkstelligen dat de kosten van
deze persoonlijke coaches niet langer ten laste van de Rijksbegroting
komen, maar door de betrokken bewindspersonen zelf worden gedragen. De
regering heeft deze motie overgenomen. Persoonlijke coaches moeten door
de betrokken bewindspersonen zelf worden bekostigd. Overwogen is om in
het Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen een bepaling
op te nemen die het ten laste brengen van de rijksbegroting van de
kosten van persoonlijke coaches uitsluit. Een dergelijke bepaling past
echter niet in de systematiek van dit besluit.
Artikel II
De
in de toelichting bij artikel I, onderdeel A, genoemde rijksbrede
aanbesteding is gestart in december 2005. Daarom werkt de wijziging van
artikel 7 terug tot en met 1 december 2005.
In verband met de
inwerkingtreding van het Belastingplan 2005 op 1 januari 2006
werkt de wijziging van artikel 8 terug tot en met die
datum.
De
minister van
Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties,
J.
W. Remkes
XHistnoot
Het advies van de Raad van
State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid
j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat
het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard
bevat.