Besluit van 11 december 2007 tot vaststelling van een eenmalige uitkering 2007 en 2008 en tot wijziging van enige besluiten in het kader van de arbeidsvoorwaardenovereenkomst voor de sector Defensie over de periode 1 maart 2007 tot en met 28 februari 2009 alsmede de invoering van een flexibel personeelssysteem voor de krijgsmacht

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Defensie van 22 oktober 2007, nr. P/2007036737;

Gelet op artikel 125, eerste lid, van de Ambtenarenwet alsmede op de artikelen 12, 12quinquies en 12k van de Militaire Ambtenarenwet 1931;

De Raad van State gehoord (advies van 22 november 2007, nr. W07.07.0387/II);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Defensie van 4 december 2007, nr. P/2007032722;

Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK 1 TOEKENNING VAN EEN EENMALIGE UITKERING 2007 AAN HET DEFENSIEPERSONEEL

Artikel 1

  • 1. De navolgende betrokkenen hebben aanspraak op een eenmalige uitkering 2007 ter grootte van 0,40% van het twaalfvoud van de voor hen geldende berekeningsbasis:

    a. de militair aangesteld bij het beroepspersoneel met een lagere rang dan vice-admiraal of luitenant-generaal die op 1 december 2007 in werkelijke dienst was alsmede de ambtenaar op 1 december 2007 was aangesteld in burgerlijke openbare dienst om bij de krijgsmacht als geestelijk verzorger doorlopend werkzaam te zijn;

    b. de militair aangesteld bij het reservepersoneel die in het jaar 2007 met aanspraak op bezoldiging in werkelijke dienst is geweest;

    c. de ambtenaar aangesteld in burgerlijke openbare dienst die op 1 december 2007 in dienst was van het Ministerie van Defensie;

    d. de gewezen militair met een lagere rang dan vice-admiraal of luitenant-generaal en de gewezen ambtenaar, die op 1 december 2007 in het genot waren van wachtgeld ingevolge artikel 18, zesde lid, van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Defensie;

    e. de gewezen militair die op 1 december 2007 een uitkering genoot op grond van de Uitkeringswet gewezen militairen alsmede de gewezen ambtenaar die op 1 december 2007 een uitkering genoot op grond van het Besluit uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag burgerlijke ambtenaren defensie.

  • 2. De berekeningsbasis, bedoeld in het eerste lid, bedraagt:

    a. voor de betrokkenen bedoeld in het eerste lid, onder a, de over de maand december van het jaar 2007 genoten bezoldiging volgens hetgeen daaronder wordt verstaan in het Inkomstenbesluit militairen;

    b. voor de betrokkenen bedoeld in het eerste lid, onder b, één-twaalfde gedeelte van de in het jaar 2007 genoten bezoldiging volgens hetgeen daaronder wordt verstaan in het Inkomstenbesluit militairen;

    c. voor de betrokkenen bedoeld in het eerste lid, onder c, het over de maand december van het jaar 2007 genoten salaris volgens hetgeen daaronder wordt verstaan in het Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie;

    d. voor de betrokkenen bedoeld in het eerste lid, onder d, het over de maand december 2007 genoten wachtgeld, na toepassing van de krachtens het genoemde artikel 18, zesde lid, geldende vermindering wegens inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf;

    e. voor de betrokkenen bedoeld in het eerste lid, onder e, de over de maand december 2007 genoten uitkering, na toepassing van de krachtens de Uitkeringswet gewezen militairen, respectievelijk het Besluit uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag burgerlijke ambtenaren defensie, geldende vermindering wegens inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf.

  • 3. De eenmalige uitkering 2007 heeft geen algemeen karakter en wordt niet gerekend tot de bezoldiging in de zin van het Inkomstenbesluit militairen noch maakt zij deel uit van de pensioengrondslag of het inkomen in de zin van de Uitkeringswet gewezen militairen dan wel de Kaderwet militaire pensioenen.

  • 4. De eenmalige uitkering 2007 maakt voor de ambtenaar aangesteld in burgerlijke openbare dienst, alsmede voor de gewezen ambtenaar, die aanspraak heeft op deze uitkering, deel uit van de pensioengrondslag.

HOOFDSTUK 2 TOEKENNING VAN EEN EENMALIGE UITKERING 2008 AAN HET DEFENSIEPERSONEEL

Artikel 2

  • 1. De navolgende betrokkenen hebben aanspraak op een eenmalige uitkering 2008 ter grootte van 0,50% van het twaalfvoud van de voor hen geldende berekeningsbasis:

    a. de militair aangesteld bij het beroepspersoneel met een lagere rang dan vice-admiraal of luitenant-generaal die op 1 december 2008 in werkelijke dienst is alsmede de ambtenaar die op 1 december 2008 in burgerlijke openbare dienst is om bij de krijgsmacht als geestelijk verzorger doorlopend werkzaam te zijn;

    b. de militair aangesteld bij het reservepersoneel die in het jaar 2008 met aanspraak op bezoldiging in werkelijke dienst is geweest;

    c. de ambtenaar aangesteld in burgerlijke openbare dienst die op 1 december 2008 in dienst is van het Ministerie van Defensie;

    d. de gewezen militair met een lagere rang dan vice-admiraal of luitenant-generaal en de gewezen ambtenaar, die op 1 december 2008 in het genot zijn van wachtgeld ingevolge artikel 18, zesde lid, van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Defensie;

    e. de gewezen militair die op 1 december 2008 een uitkering geniet op grond van de Uitkeringswet gewezen militairen alsmede de gewezen ambtenaar die op 1 december 2008 een uitkering geniet op grond van het Besluit uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag burgerlijke ambtenaren defensie;

  • 2. De berekeningsbasis, bedoeld in het eerste lid, bedraagt:

    a. voor de betrokkenen bedoeld in het eerste lid, onder a, de over de maand december van het jaar 2008 genoten bezoldiging volgens hetgeen daaronder wordt verstaan in het Inkomstenbesluit militairen;

    b. voor de betrokkenen bedoeld in het eerste lid, onder b, één-twaalfde gedeelte van de in het jaar 2008 genoten bezoldiging volgens hetgeen daaronder wordt verstaan in het Inkomstenbesluit militairen;

    c. voor de betrokkenen bedoeld in het eerste lid, onder c, het over de maand december van het jaar 2008 genoten salaris volgens hetgeen daaronder wordt verstaan in het Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie;

    d. voor de betrokkenen bedoeld in het eerste lid, onder d, het over de maand december 2008 genoten wachtgeld, na toepassing van de krachtens het genoemde artikel 18, zesde lid, geldende vermindering wegens inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf;

    e. voor de betrokkenen bedoeld in het eerste lid, onder e, de over de maand december 2008 genoten uitkering, na toepassing van de krachtens de Uitkeringswet gewezen militairen, respectievelijk het Besluit uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag burgerlijke ambtenaren defensie, geldende vermindering wegens inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf.

  • 3. De eenmalige uitkering 2008 heeft geen algemeen karakter en wordt niet gerekend tot de bezoldiging in de zin van het Inkomstenbesluit militairen noch maakt zij deel uit van de pensioengrondslag of het inkomen in de zin van de Uitkeringswet gewezen militairen dan wel de Kaderwet militaire pensioenen.

  • 4. De eenmalige uitkering 2008 maakt voor de ambtenaar aangesteld in burgerlijke openbare dienst, alsmede voor de gewezen ambtenaar, die aanspraak heeft op deze uitkering, deel uit van de pensioengrondslag.

HOOFDSTUK 3 TOEKENNING VAN NOMINALE UITKERINGEN IN VERBAND MET ZIEKTEKOSTEN

Artikel 3

  • 1. De gewezen militair, alsmede de gewezen ambtenaar die was aangesteld in burgerlijke openbare dienst om bij de krijgsmacht als geestelijk verzorger doorlopend werkzaam te zijn, die op 31 december 2005 aanspraak had op een uitkering op grond van de Uitkeringswet gewezen militairen en voor zijn ziektekosten was verzekerd bij de Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht, heeft voor zolang hij aanspraak heeft op de uitkering krachtens de Uitkeringswet gewezen militairen vanaf 2008 aanspraak op een jaarlijkse nominale bruto uitkering ter grootte van € 300.

  • 2. De gewezen militair die op 31 december 2005 aanspraak had op een wachtgelduitkering in afwachting van aanspraak op een uitkering op grond van de Uitkeringswet gewezen militairen en voor zijn ziektekosten was verzekerd bij de Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht heeft voor zolang hij aanspraak heeft op een wachtgelduitkering in afwachting van aanspraak op een uitkering op grond van de Uitkeringswet gewezen militairen vanaf 2006 aanspraak op een jaarlijkse nominale bruto uitkering ter grootte van € 300.

  • 3. De gewezen militair bedoeld in het tweede lid heeft aanspraak op de in het eerste lid bedoelde jaarlijkse nominale uitkering gedurende de periode dat hij aanspraak heeft op een uitkering op grond van de Uitkeringswet gewezen militairen. De gewezen militair heeft in enig jaar hetzij aanspraak op de in het eerste lid bedoelde jaarlijkse nominale uitkering hetzij op de in het tweede lid bedoelde jaarlijkse nominale uitkering.

  • 4. De militair die op 31 december 2005 één of meer gezinsleden had als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder c en e, van de Regeling ziektekostenverzekering militairen zoals die regeling luidde op 31 december 2005, welke gezinsleden op die datum voor ziektekosten waren verzekerd bij de Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht, heeft per desbetreffend gezinslid aanspraak op een jaarlijkse nominale bruto uitkering ter grootte van € 300. De aanspraak op deze uitkering vervalt op het moment dat het gezinslid niet meer voldoet aan de op 31 december 2005 geldende voorwaarden voor het voor ziektekosten verzekerd zijn bij de Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht. De aanspraak op de uitkering wordt per gezinslid vastgesteld aan de hand van de situatie per 1 januari van enig jaar.

  • 5. De in dit artikel bedoelde uitkeringen hebben geen algemeen karakter en maken geen deel uit van de pensioengrondslag of het inkomen in de zin van de Uitkeringswet gewezen militairen dan wel de Kaderwet militaire pensioenen.

  • 6. De in dit artikel genoemde uitkeringen worden uitbetaald in de maand december van enig jaar.

HOOFDSTUK 4 WIJZIGINGEN MET INGANG VAN 1 MAART 2007

Artikel 4

In artikel 5 van het Besluit personenchauffeurs defensie wordt «€ 132,97» vervangen door: € 136,76.

Artikel 5

Het Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 43, tweede lid, wordt «€ 140,49» vervangen door: € 144,49.

B. In artikel 44, eerste lid, wordt «0,8%» vervangen door: 1,9%

C. In artikel 44a wordt € 116,96 vervangen door: € 120,29.

D. De bijlagen A, B en C worden vervangen door de bijlagen A, B en C, opgenomen als bijlagen 1, 2 en 3 bij dit besluit.

Artikel 6

Het Inkomstenbesluit militairen wordt als volgt gewijzigd:

A. De tabel in artikel 5a, derde lid, komt te luiden:

per 1 maart 2007

bezoldiging

  

percentage

t/m

€ 2.742,98

  

9,3%

van

€ 2.742,99

t/m

€ 3.135,75

8,8%

van

€ 3.135,76

t/m

€ 3.675,58

7,7%

van

€ 3.675,59

t/m

€ 6.100,79

6,3%

vanaf

€ 6.100,80

  

4,6%

B. Het derde lid van artikel 6 komt te luiden:

  • 3. Het in het tweede lid genoemde percentage wordt achtereenvolgens verhoogd naar:

    2,8% per 1 december 2006;

    4,0% per 1 december 2007;

    5,4% per 1 december 2008;

    8,3% per 1 december 2009.

C. Artikel 14, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Het minimumbedrag per maand van de vakantie-uitkering is voor de militair:

    a. met salarisnummer 0: € 100,36;

    b. met salarisnummer 1: € 114,70;

    c. met salarisnummer 2: € 129,03;

    d. met salarisnummer 3 of hoger: € 143,37.

D. In artikel 15 wordt «0,8%» vervangen door: 1,9%.

E. De bijlagen A en B worden vervangen door de bijlagen A en B, opgenomen als bijlagen 4 en 5 bij dit besluit.

HOOFDSTUK 5 WIJZIGINGEN MET INGANG VAN 1 SEPTEMBER 2007

Artikel 7

Het Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 47 komt te luiden:

Artikel 47 Bindingspremie

  • 1. Het hoofd defensieonderdeel kan aan een ambtenaar die in vaste dienst is aangesteld en die zich verbindt om gedurende een bepaalde periode onafgebroken deel uit te maken van het burgerpersoneel, een bindingspremie toekennen.

  • 2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent de toekenning van een bindingspremie.

B. Artikel 48 vervalt.

Artikel 8

Het Inkomstenbesluit militairen wordt als volgt gewijzigd:

A. Aan artikel 3 wordt een lid toegevoegd luidende:

  • 4. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de vaststelling van de inkomsten van de militair aangesteld bij het reservepersoneel.

B. Artikel 12 komt te luiden:

Artikel 12 Bindingspremie

  • 1. De commandant operationeel commando kan aan een militair die bij het beroepspersoneel voor onbepaalde tijd is aangesteld, die aan een voor hem uit artikel 7, eerste lid, dan wel artikel 14, tweede lid, en artikel 15, tweede lid, van het Algemeen militair ambtenarenreglement voortvloeiende verplichting heeft voldaan en die zich verbindt om gedurende een bepaalde periode onafgebroken deel uit te maken van het beroepspersoneel, een bindingspremie toekennen.

  • 2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent de toekenning van een bindingspremie.

HOOFDSTUK 6 WIJZIGINGEN MET INGANG VAN 1 OKTOBER 2007

Artikel 9

In het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie wordt na artikel 30b een artikel ingevoegd luidende:

Artikel 30ba Toepasselijkheid verlofbepaling

Indien de overschrijding van de arbeidsduur, bedoeld in artikel 30b, tweede lid, wordt vergoed in tijd, is op deze tijd artikel 33, zevende lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 10

Na artikel 49 van het Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie wordt een artikel ingevoegd dat komt te luiden:

Artikel 49a Tijdelijke maatregel bij de vergoeding voor overwerk

  • 1. De commandant kent aan de ambtenaar met salarisschaal 11 en 12 een vergoeding voor overwerk als bedoeld in artikel 49, tweede lid, toe, indien de ambtenaar in de periode van 1 oktober 2007 tot en met 28 februari 2009 in opdracht van de commandant overwerk verricht.

  • 2. Artikel 49, derde en vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. De vergoeding voor overwerk bedraagt per uur de helft van het voor de ambtenaar geldende salaris per uur.

Artikel 11

In artikel 8, eerste lid, onderdeel b, van het Verplaatsingskostenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie wordt de zinsnede «dubbele woonkosten» vervangen door: dubbele woonlasten.

Artikel 12

Het Verplaatsingskostenbesluit militairen wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 16 komt te luiden:

Artikel 16 De tegemoetkoming in de dubbele woonlasten

De tegemoetkoming in de dubbele woonlasten, bedoeld in artikel 10, wordt vastgesteld met inachtneming van bij ministeriële regeling te stellen regels.

B. Artikel 20, onderdeel a, komt te luiden:

a. vier maal per periode van vier weken, indien de plaats van tewerkstelling in Nederland, België of Duitsland en de woning in Nederland, België of Duitsland is gelegen;

C. Artikel 20a vervalt.

D. Artikel 30 komt te luiden:

Artikel 30 Overgangsbepalingen

  • 1. De militair met een plaats van tewerkstelling in Nederland, Belgie of Duitsland en de woning in Nederland, Belgie of Duitsland, die – louter in verband met de periode doorgebracht in de plaats van tewerkstelling – inmiddels één maal per twee weken aanspraak heeft op een vergoeding in de kosten van het niet dagelijks reizen, heeft met ingang van 1 oktober 2007 aanspraak op de vergoeding als bedoeld in artikel 20, onderdeel a.

  • 2. Voor de militair die vóór 1 oktober 2006 is verplaatst naar Turkije, Kreta of IJsland zijn het eerste en tweede lid van artikel 22 van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 7 WIJZIGINGEN MET INGANG VAN 1 JANUARI 2008 ALSMEDE WIJZIGINGEN IN VERBAND MET DE INVOERING VAN HET FLEXIBEL PERSONEELSSYSTEEM

Artikel 13

Het Algemeen militair ambtenarenreglement wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel e komt te luiden:

e. krijgsmachtdeel:

de Koninklijke marine, de Koninklijke landmacht, de Koninklijke luchtmacht en de Koninklijke marechaussee;

2. Onderdeel k komt te luiden:

k. doorstroombesluit:

een besluit waarmee de militair wordt medegedeeld dat de loopbaan bij Defensie al dan niet wordt voortgezet;

3. na onderdeel k worden drie onderdelen toegevoegd luidende:

l. fase één: de periode waarin de aan de aanstelling verbonden verplichting als bedoeld in artikel 12k, eerste en tweede lid, van de Militaire ambtenarenwet 1931, juncto artikel 7 van dit besluit, van toepassing is;

m. fase twee: de periode van de datum waarop fase één eindigt tot en met de datum waarop het doorstroombesluit in werking treedt, respectievelijk de periode na inwerkingtreding van een doorstroombesluit indien hierin wordt bepaald dat de loopbaan bij Defensie niet wordt voortgezet;

n. fase drie: de periode na inwerkingtreding van een doorstroombesluit waarin wordt bepaald dat de loopbaan bij Defensie wordt voortgezet.

B. Het vijfde lid komt te luiden:

  • 5. Voor de toepassing van de hoofdstukken 5, 7, 8, 9 en 10, alsmede de artikelen 39, tweede lid, onderdelen a, f en g, 39a, aanhef en onderdeel e, 44, 49, 126b, 126d tot en met 126f, 130, 134 en 144 tot en met 148, wordt onder «militair» mede begrepen hij die bij het Ministerie van Defensie op grond van artikel 6 van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie is aangesteld in burgerlijke openbare dienst om bij de krijgsmacht als geestelijk verzorger doorlopend werkzaam te zijn. Deze geestelijk verzorger wordt, in voorkomend geval, mede begrepen onder het beroepspersoneel. De hoofdstukken 4, 5, 6 en 8, alsmede de artikelen 70b, 70d tot en met 70f, 76, 85, 87a, 88, 93, 109 tot en met 111, 114, 121, eerste lid, onderdelen f en h, derde lid, 127 en 127a van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie zijn op hem niet van toepassing.

C. In artikel 2 vervalt, onder verwijdering van de aanduiding «2» voor het tweede lid, het eerste lid.

D. Artikel 3a komt te luiden:

De bevoegdheid tot het vaststellen van ministeriële regelingen als bedoeld in de hoofdstukken 7, 8, 10, 11 en 12 kan door Onze Minister worden gemandateerd aan de hoofddirecteur personeel van het ministerie van Defensie.

E. Het eerste lid van artikel 4 komt te luiden:

  • 1. Aanstelling kan plaatsvinden:

    a. bij het beroepspersoneel;

    b. bij het reservepersoneel.

F. In artikel 5, eerste lid, onderdeel d, vervalt onderdeel 1°, onder vernummering van de onderdelen 2° en 3° tot 1° en 2°.

G. Na artikel 5 wordt een artikel ingevoegd dat komt te luiden:

Artikel 5a Leeftijdsgrenzen bij aanstelling

  • 1. Om in aanmerking te kunnen komen voor een aanstelling als militair moet de gegadigde een zodanige leeftijd bezitten, dat:

    a. hem voldoende loopbaanmogelijkheden kunnen worden geboden gelet op de ambities van de gegadigde en de aan de aanstelling verbonden verplichting; en

    b. er uit oogpunt van het waarborgen van de operationele inzetbaarheid een evenwicht bestaat tussen de leeftijd van de gegadigde en de functie of groep van functies waarvoor de gegadige wordt bestemd.

  • 2. Bij ministeriële regeling kunnen voor specifieke categorieën personeel, met inachtneming van het eerste lid, concrete leeftijdsgrenzen worden gesteld.

  • 3. De gegadigde die bij aanstelling is bestemd voor functievervulling in fase drie is op de datum van aanstelling niet minder dan vijftien jaar verwijderd van zijn datum van leeftijdsontslag, bedoeld in artikel 39, tweede lid, onderdeel a.

H. Artikel 6 vervalt.

I. Artikel 7 komt te luiden:

Artikel 7 Aan de aanstelling verbonden verplichting

  • 1. Aan een aanstelling bij het beroepspersoneel is de verplichting verbonden deel uit te maken van het beroepspersoneel gedurende de initiële opleiding en aansluitend een periode van vier jaar.

  • 2. Bij ministeriële regeling kan voor specifieke categorieën personeel worden bepaald, dat de duur van de in het eerste lid bedoelde verplichting wordt verminderd, met dien verstande dat de verplichting de duur van de initiële opleiding en aansluitend minimaal twee jaar bedraagt.

J. Artikel 10 komt te luiden:

Artikel 10 Bekendmaking van functies

Aan de militair, aangesteld bij het beroepspersoneel, wordt bij aanstelling inzicht gegeven in de functie dan wel groepen van functies waarvoor hij is bestemd.

K. Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd.

1. In onderdeel a wordt na het woord «geboorte» ingevoegd: van de militair

2. Onderdeel b komt te luiden:

b. het krijgsmachtdeel waarbij de militair wordt ingedeeld;

3. Onderdeel g komt te luiden:

g. de aan de aanstelling verbonden verplichting.

L. In de artikelen 17b, eerste lid en 17c, eerste lid, wordt de zinsnede «De militair die is aangesteld voor onbepaalde tijd» telkens vervangen door: De militair in fase drie.

M. In artikel 27, zesde lid, wordt de zinsnede «in het kader van een vredesoperatie als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel c,» vervangen door: in het kader van een vredesoperatie als bedoeld in artikel 2, onderdeel c,.

N. Artikel 39, tweede lid, onderdeel b, vervalt.

O. Artikel 39c komt te luiden:

Artikel 39c Verlaging van de ontslagleeftijd wegens deelname aan vredes- en humanitaire operaties

  • 1. De voor de militair geldende ontslagleeftijd kan met een maximum van twee jaren worden verlaagd in verband met de buiten Nederland doorgebrachte inzet in het kader van een vredes- of humanitaire operatie met dien verstande dat de ontslagleeftijd nimmer lager kan zijn dan achtenvijftig jaar.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde verlaging bedraagt:

    a. één derde van de tijd die vanaf 1 januari 1990 tot en met 31 december 2007 in het kader van een vredes- of humanitaire operatie buiten Nederland is doorgebracht; en

    b. de helft van de tijd die vanaf 1 januari 2008 in het kader van een vredes- of humanitaire operatie buiten Nederland is doorgebracht.

P. In artikel 43, eerste lid, wordt de zinsnede «Ontslag van een voor onbepaalde tijd aangestelde militair» gewijzigd in: Ontslag van een militair in fase drie.

Q. De artikelen 54d en 54e komen te luiden:

Artikel 54d Tijdelijke verlenging van de arbeidsduur

  • 1. De militair kan bij de commandant een aanvraag indienen om zijn arbeidsduur gedurende een kalenderjaar met 2 uren per week te verlengen wanneer:

    a. de militair is aangesteld bij het beroepspersoneel; en

    b. de militair een functie vervult in fase twee of fase drie; en

    c. het rooster van de militair in dat kalenderjaar zal zijn gebaseerd op een arbeidsduur van gemiddeld 38 uur per week.

    Voor de militair die in verband met deeltijdverlof een arbeidsduur heeft van gemiddeld minder dan 38 uur per week wordt de ingevolge de vorige volzin geldende aanspraak vastgesteld op een evenredig deel van de aanspraak bij een arbeidsduur van gemiddeld 38 uur per week.

  • 2. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid wordt vóór 1 oktober voorafgaande aan het desbetreffende kalenderjaar ingediend bij de commandant.

  • 3. De commandant wijst een aanvraag als bedoeld in het eerste lid toe, tenzij het dienstbelang zich daartegen verzet. In ieder geval wordt de aanvraag afgewezen indien de tijdelijke verlenging van de arbeidsduur geen effect heeft op de formatie, onder door Onze Minister bij ministeriële regeling nader vast te stellen voorwaarden.

  • 4. Een toegestane verlenging van de arbeidsduur wordt jaarlijks stilzwijgend voortgezet tenzij:

    a. de militair vóór 1 oktober voorafgaande aan het desbetreffende kalenderjaar een aanvraag indient om de tijdelijke verlenging van de arbeidsduur te beëindigen; of

    b. de militair vóór 1 oktober voorafgaande aan het desbetreffende kalenderjaar een aanvraag indient als bedoeld in artikel 54e, eerste lid; of

    c. de commandant de verlenging van de arbeidsduur beëindigt omdat hij van oordeel is dat het dienstbelang zich tegen een voortgezette verlenging daarvan verzet.

  • 5. Indien de militair een andere functie wordt toegewezen vervalt met ingang van de datum waarop hij de nieuwe functie gaat vervullen de verlenging van de arbeidsduur. In afwijking van de datum genoemd in het tweede lid kan de militair bij zijn nieuwe commandant een aanvraag als bedoeld in het eerste lid indienen. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing.

  • 6. Voor het deel dat de arbeidsduur wordt verlengd ontvangt de militair een maandelijkse toeslag. Deze toeslag bedraagt 12 maal 1/165 deel van het voor de betrokken militair geldende maandsalaris, of een evenredig deel daarvan voor de militair die in verband met deeltijdverlof een arbeidsduur heeft van gemiddeld minder dan 38 uur per week.

Artikel 54e Tijdelijke verkorting van de arbeidsduur

  • 1. De militair kan bij de commandant een aanvraag indienen om zijn arbeidsduur gedurende een kalenderjaar met 2 uren per week te verkorten wanneer:

    a. de militair is aangesteld bij het beroepspersoneel; en

    b. de militair een functie vervult in fase twee of fase drie; en

    c. het rooster van de militair in dat kalenderjaar zal zijn gebaseerd op een arbeidsduur van gemiddeld 38 uur per week.

    Voor de militair die in verband met deeltijdverlof een arbeidsduur heeft van gemiddeld minder dan 38 uur per week wordt de ingevolge de vorige volzin geldende aanspraak vastgesteld op een evenredig deel van de aanspraak bij een arbeidsduur van gemiddeld 38 uur per week.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde verkorting van de arbeidsduur wordt verwerkt in het voor de betrokken militair geldende rooster dan wel wordt toegekend in de vorm van acht spaaruren per maand wanneer het een militair betreft van wie het rooster is gebaseerd op een arbeidsduur van gemiddeld 38 uur per week. Voor de militair die in verband met deeltijdverlof een arbeidsduur heeft van gemiddeld minder dan 38 uur per week wordt de ingevolge de vorige volzin geldende aanspraak vastgesteld op een evenredig deel van de aanspraak bij een arbeidsduur van gemiddeld 38 uur per week.

  • 3. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid wordt vóór 1 oktober voorafgaande aan het desbetreffende kalenderjaar ingediend bij de commandant.

  • 4. De commandant wijst een aanvraag indien het gaat om een militair als bedoeld in het eerste lid toe.

  • 5. Een toegestane verkorting van de arbeidsduur wordt jaarlijks stilzwijgend voortgezet tenzij:

    a. de militair vóór 1 oktober voorafgaande aan het desbetreffende kalenderjaar een aanvraag indient om de tijdelijke verkorting van de arbeidsduur te beëindigen; of

    b. de militair vóór 1 oktober voorafgaande aan het desbetreffende kalenderjaar een aanvraag indient als bedoeld in artikel 54d, eerste lid.

  • 6. Indien de militair een andere functie wordt toegewezen vervalt met ingang van de datum van plaatsing de verkorting van de arbeidsduur. In afwijking van de datum genoemd in het derde lid kan de militair bij zijn nieuwe commandant een aanvraag als bedoeld in het eerste lid indienen.

  • 7. Voor het deel dat de arbeidsduur wordt verkort, wordt maandelijks een inhouding op de inkomsten van de militair toegepast. Deze inhouding bedraagt 2 maal 1/165 deel van het voor de betrokken militair geldende maandsalaris, of een evenredig deel daarvan voor de militair die in verband met deeltijdverlof een arbeidsduur heeft van gemiddeld minder dan 38 uur per week.

R. Het opschrift van paragraaf 2 van hoofdstuk 8 komt te luiden:

§2. Vakantieverlof voor militairen die zijn ingedeeld bij de Koninklijke marine.

S. In de artikelen 68, eerste lid, 69, eerste lid, 70, eerste, derde en vierde lid, 71, eerste lid wordt de zinsnede «militair der zeemacht» telkens vervangen door: militair ingedeeld bij de Koninklijke marine

T. Na artikel 72 komt het paragraafopschrift te luiden:

§3. Vakantieverlof voor militairen die zijn ingedeeld bij de Koninklijke landmacht, de Koninklijke luchtmacht en de Koninklijke marechaussee.

U. In de artikelen 73, eerste lid, 74, eerste lid, 75, eerste, derde, vierde en vijfde lid, 76, eerste lid, 77, tweede en derde lid, 78, eerste lid, 79, tweede lid, wordt de zinsnede «militair van de landmacht, de luchtmacht of de marechaussee» telkens vervangen door: militair ingedeeld bij de Koninklijke landmacht, Koninklijke luchtmacht of Koninklijke marechaussee.

V. In artikel 87, tweede lid, vervallen de woorden «en voor ten hoogste zes maanden».

W. Hoofdstuk 12 wordt als volgt gewijzigd:

1. Na het hoofdstukopschrift wordt een paragraaf met paragraafopschrift ingevoegd, luidende:

Paragraaf 1: Overgangsbepalingen in verband met de introductie van het flexibel personeelssysteem

Artikel 154 status militairen die voor onbepaalde tijd zijn aangesteld bij het beroepspersoneel
  • 1. De militair die voor onbepaalde tijd is aangesteld bij het beroepspersoneel is vanaf 1 januari 2008 aangesteld bij de krijgsmacht en ingedeeld bij het krijgsmachtdeel waarbij hij vóór deze datum was aangesteld.

  • 2. Een bestaande verplichting om deel uit te maken van het beroepspersoneel wordt gehandhaafd.

  • 3. Voor de toepassing van dit besluit wordt de in het eerste lid bedoelde militair gelijk gesteld met de militair die zich in fase drie bevindt.

Artikel 154a status militairen die voor een bepaalde tijd zijn aangesteld bij het beroepspersoneel
  • 1. De militair die voor een bepaalde tijd is aangesteld bij het beroepspersoneel blijft voor een bepaalde tijd bij het beroepspersoneel aangesteld.

  • 2. Hieraan is de verplichting verbonden gedurende die tijd deel uit te maken van het beroepspersoneel.

  • 3. Voor de toepassing van dit besluit wordt de in het eerste lid bedoelde militair gelijk gesteld met de militair die zich in fase één bevindt, met dien verstande dat de militair die op de dag voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van dit artikel aanspraak had op deelname aan flexibilisering arbeidsduur als bedoeld in de artikelen 54d en 54e, deze aanspraak behoudt.

  • 4. De aanstelling van de militair bedoeld in het eerste lid aan wie vóór 31 december 2007 schriftelijk een aanstelling voor onbepaalde tijd bij het beroepspersoneel in het vooruitzicht is gesteld wordt aan het einde van de aanstellingsduur omgezet naar een aanstelling bij de krijgsmacht, waarbij de militair gaat functioneren in fase drie.

Artikel 154b ontslaggrond
  • 1. De in artikel 154a, eerste lid, bedoelde militair wordt eervol ontslag verleend vanwege het eindigen van de tijd waarvoor de aanstelling is geschied.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan de aanstelling van de in artikel 154a, eerste lid, bedoelde militair met diens instemming en onder bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden:

    a. aan het einde van de initiële of verlengde aanstellingsduur worden omgezet naar een aanstelling bij de krijgsmacht, waarbij de militair gaat functioneren in fase twee;

    b. tijdens de initiële of verlengde aanstellingsduur worden omgezet naar een aanstelling bij de krijgsmacht, waarbij de militair gaat functioneren in fase één respectievelijk fase twee.

  • 3. In het geval, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, wordt de verplichting om deel uit te maken van het beroepspersoneel als bedoeld in artikel 154a, tweede lid, gehandhaafd.

Artikel 154c Premie
  • 1. Aan de in artikel 154a bedoelde militair wordt een premie toegekend:

    a. nadat hij de bij zijn aanstelling op hem gelegde verplichting heeft volbracht;

    b. nadat hij in voorkomend geval een verlengde verplichting heeft volbracht; of

    b. nadat hij zijn opleiding met gunstig resultaat heeft volbracht, en hij niet heeft kunnen voldoen aan de uit de aanstelling voortvloeiende of in voorkomend geval verlengde verplichting, door een naar het oordeel van Onze Minister niet aan hem zelf te wijten oorzaak.

  • 2. De premie is ten minste een bedrag gelijk aan 5% van het bij de aanstelling geldende laagste salarisbedrag verbonden aan de rang behorende bij de functie waarvoor hij is bestemd, berekend naar het aantal maanden van de voor de militair geldende verplichting.

  • 3. De premie is ten hoogste een bedrag dat gelijk is aan het onder a tot en met d genoemde percentage van de bezoldiging behorende bij ten hoogste salarisnummer 19 van het salaris van de rang die één rang hoger is dan de rang die verbonden is aan de functie waarvoor hij bij aanstelling is bestemd, berekend naar het aantal maanden van de voor de militair geldende verplichting, te weten:

    a. bij een verplichting van vier jaar of langer: 25%;

    b. bij een verplichting van drie tot vier jaar: 23%;

    c. bij een verplichting van twee tot drie jaar: 21%;

    d. bij een verplichting van minder dan twee jaar: 20%.

  • 4. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing indien artikel 154b, tweede lid, wordt toegepast met dien verstande dat:

    a. de premie van de militair, waarvan de aanstelling tijdens de initiële aanstellingsduur wordt omgezet naar een aanstelling bij de krijgsmacht, wordt berekend over de duur van de aan de aanstelling verbonden verplichting;

    b. de premie van de militair, waarvan de aanstelling tijdens de verlengde aanstellingsduur wordt omgezet naar een aanstelling bij de krijgsmacht, wordt naar rato berekend over de periode tot de omzetting.

  • 5. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent het toekennen van de premie.

Artikel 154d Andere percentages

Door Onze Minister kunnen uitsluitend ten aanzien van bepaalde doelgroepen van militairen andere percentages dan de percentages genoemd in artikel 154c, derde lid onder a tot en met d, worden vastgesteld indien vaststaat dat met toepassing van laatstgenoemde percentages onvoldoende in de werving van tot deze doelgroepen behorende militairen kan worden voorzien.

Artikel 154e Uitbetaling van de premie

Een premie als bedoeld in artikel 154c wordt uitbetaald binnen twee maanden nadat daarop aanspraak is ontstaan. Een voorschot op deze premie kan worden uitgekeerd aan de militair die zijn initiële opleiding als bedoeld in artikel 13met goed gevolg heeft afgerond: voor ten hoogste een kwart van de bij zijn aanstelling toegekende premie.

Artikel 154f Burgerberoepsopleiding
  • 1. De in artikel 154a bedoelde militair kan, met het oog op het na zijn verblijf in werkelijke dienst uitoefenen van een beroep in de burgermaatschappij, naar bij ministeriële regeling te stellen regels, in de gelegenheid worden gesteld een bij zijn aanstelling vastgestelde burgerberoepsopleiding te volgen.

  • 2. Deze opleiding vindt plaats tijdens het verblijf in werkelijke dienst en geschiedt voor rekening van en, indien en voorzover dat naar het oordeel van Onze minister wenselijk en mogelijk is, door de zorg van het Rijk.

  • 3. Bij de regeling bedoeld in het eerste lid worden voor de onderscheiden opleidingen maximum tijdsduren vastgesteld, gedurende welke die opleidingen op rijkskosten kunnen worden gevolgd, met dien verstande dat deze tijdsduur nimmer meer kan bedragen dan vierentwintig maanden.

  • 4. Gedurende zes maanden na de datum van aanstelling kan, in overeenstemming tussen Onze minister en de betrokken militair, eenmaal wijziging in de burgerberoepsopleiding worden gebracht. Indien het dienstbelang zulks vordert kan ook na vorenbedoelde termijn Onze minister de burgerberoepsopleiding met instemming van de militair wijzigen. De voorgaande leden zijn in dat geval van overeenkomstige toepassing.

  • 5. Indien de militair de burgerberoepsopleiding, als gevolg van een naar het oordeel van Onze minister niet aan hemzelf te wijten oorzaak, niet binnen de voor hem op grond van het derde lid vastgestelde maximum tijdsduur met gunstig resultaat heeft voltooid, kan Onze minister bepalen, dat bij een verlengde verplichting een gedeelte van die verlenging wordt bestemd voor het voltooien van de opleiding.

  • 6. De militair die door een naar het oordeel van Onze minister niet aan hemzelf te wijten oorzaak wordt ontslagen nadat de aan de aanstelling verbonden proeftijd is verstreken, maar voordat de – eventueel verlengde – verplichting is volbracht, kan op zijn aanvraag in aanmerking worden gebracht voor een tegemoetkoming ten einde de in dit artikel bedoelde burgerberoepsopleiding te voltooien.

Artikel 154g Cursusfaciliteiten
  • 1. De in artikel 154a bedoelde militair die, met het oog op het na zijn verblijf in werkelijke dienst uitoefenen van een beroep in de burgermaatschappij, tijdens zijn verblijf in werkelijke dienst algemeen vormend of vak onderricht volgt, kan op zijn aanvraag, naar bij ministeriële regeling te stellen regels, in het genot worden gesteld van faciliteiten, verband houdende met het volgen van het onderricht.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde militair, die de uit zijn aanstelling voortvloeiende verplichting en eventueel verlengde verplichting heeft volbracht, kan op zijn aanvraag gedurende ten hoogste één jaar na de datum van ingang van zijn ontslag in het genot van de in het eerste lid bedoelde faciliteiten worden gesteld, in geval deze verband houden met het volgen van onderwijs.

Artikel 154h Studietoelagen

De in artikel 154a bedoelde militair die de uit zijn aanstelling voortvloeiende verplichting heeft volbracht, of daaraan – nadat hij met gunstig resultaat zijn opleiding heeft voltooid – niet heeft kunnen voldoen door een naar het oordeel van Onze minister niet aan hemzelf te wijten oorzaak, kan op zijn aanvraag na de datum van ingang van zijn ontslag, naar bij ministeriële regeling te stellen regels, in het genot worden gesteld van een studietoelage, indien hij met het oog op het uitoefenen van een beroep in de burgermaatschappij aan een in Nederland gevestigde en erkende onderwijsinstelling niet-schriftelijk wetenschappelijk, algemeen vormend of vak onderricht volgt.

Artikel 154i Familiebezoek
  • 1. De in artikel 154a genoemde militair die geen aanspraak maakt op een tegemoetkoming in het dagelijks reizen, heeft, indien zijn plaats van tewerkstelling in Nederland, België of Duitsland is gelegen, eenmaal in de twee weken aanspraak op een tegemoetkoming in de kosten van het reizen ten behoeve van familiebezoek over een enkele reis afstand van ten hoogste 460 kilometer, met inachtneming van het bepaalde krachtens artikel 25 van het Verplaatsingskostenbesluit militairen.

  • 2. Indien de in het eerste lid bedoelde militair tevens aanspraak heeft op een tegemoetkoming in de reiskosten op grond van het Verplaatsingskostenbesluit militairen, bestaat slechts aanspraak op de hoogste vergoeding per maand.

  • 3. De in dit artikel bedoelde aanspraak is niet van toepassing voor de militair die voorzieningen geniet ingevolge het Dienst Buitenlandse Zaken Voorzieningenstelsel (DBZV).

Artikel 154j Status militairen die voor onbepaalde tijd zijn aangesteld bij het reservepersoneel
  • 1. De militair die voor onbepaalde tijd is aangesteld bij het reservepersoneel is vanaf 1 januari 2008 aangesteld bij het reservepersoneel en ingedeeld bij het krijgsmachtdeel waarbij hij vóór deze datum was aangesteld.

  • 2. Artikel 154 is op de in het eerste lid bedoelde militair van overeenkomstige toepassing.

Artikel 154k Status militairen die voor een bepaalde tijd zijn aangesteld bij het reservepersoneel
  • 1. De militair die voor een bepaalde tijd is aangesteld bij het reservepersoneel blijft voor een bepaalde tijd bij het reservepersoneel aangesteld.

  • 2. Artikel 154a is op de in het eerste lid bedoelde militair van overeenkomstige toepassing.

2. Na artikel 154k [nieuw] wordt een paragraafopschrift ingevoegd luidend:

Paragraaf 2: Overige bepalingen

3. Artikel 156 vervalt.

Artikel 14

Artikel 13, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit dienstreizen defensie komt te luiden:

b. met het vliegtuig voor wat betreft de vliegduur, voor zover geen betaling wordt gevraagd voor gebruikelijk te serveren maaltijden, dranken en versnaperingen;

Artikel 15

Het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 2, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. De hoofdstukken 4, 5, 6 en 8, alsmede de artikelen 70b, 70d tot en met 70f, 76, 85, 87a, 88, 93, 109 tot en met 111, 114, 121, eerste lid, onderdelen f en h en derde lid, 127 en 127a, zijn niet van toepassing op de ambtenaar die is aangesteld om bij de krijgsmacht als geestelijk verzorger werkzaam te zijn.

B. De artikelen 30da en 30db komen te luiden:

Artikel 30da Tijdelijke verlenging van de arbeidsduur

  • 1. De ambtenaar kan bij de commandant een aanvraag indienen om zijn arbeidsduur gedurende een kalenderjaar met 2 uren per week te verlengen wanneer het rooster van de ambtenaar in dat kalenderjaar zal zijn gebaseerd op een arbeidsduur van gemiddeld 38 uur per week. Voor de ambtenaar die is aangesteld voor een arbeidsduur van gemiddeld minder dan 38 uur per week wordt de ingevolge de vorige volzin geldende aanspraak vastgesteld op een evenredig deel van de aanspraak bij een arbeidsduur van gemiddeld 38 uur per week.

  • 2. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid wordt vóór 1 oktober voorafgaande aan het desbetreffende kalenderjaar ingediend bij de commandant.

  • 3. De commandant wijst een aanvraag als bedoeld in het eerste lid toe, tenzij het dienstbelang zich daartegen verzet. In ieder geval wordt de aanvraag afgewezen indien de tijdelijke verlenging van de arbeidsduur geen effect heeft op de formatie, onder door Onze Minister bij ministeriële regeling nader vast te stellen voorwaarden.

  • 4. Een toegestane verlenging van de arbeidsduur wordt jaarlijks stilzwijgend voortgezet tenzij:

    a. de ambtenaar vóór 1 oktober voorafgaande aan het desbetreffende kalenderjaar een aanvraag indient om de tijdelijke verlenging van de arbeidsduur te beëindigen; of

    b. de ambtenaar vóór 1 oktober voorafgaande aan het desbetreffende kalenderjaar een aanvraag indient als bedoeld in artikel 30db, eerste lid; of

    c. de commandant de verlenging van de arbeidsduur beëindigt omdat hij van oordeel is dat het dienstbelang zich tegen een voortgezette verlenging daarvan verzet.

  • 5. Indien de ambtenaar op een andere functie wordt tewerkgesteld vervalt met ingang van de datum van tewerkstelling de verlenging van de arbeidsduur. In afwijking van de datum genoemd in het tweede lid kan de ambtenaar een aanvraag als bedoeld in het eerste lid indienen. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing.

  • 6. Voor het deel dat de arbeidsduur wordt verlengd ontvangt de ambtenaar een maandelijkse toeslag. Deze toeslag bedraagt 12 maal het voor de betrokken ambtenaar geldende salaris per uur, of een evenredig deel daarvan voor de ambtenaar die is aangesteld voor een arbeidsduur van gemiddeld minder dan 38 uur per week.

Artikel 30db Tijdelijke verkorting van de arbeidsduur

  • 1. De ambtenaar kan bij de commandant een aanvraag indienen om zijn arbeidsduur gedurende een kalenderjaar met 2 uren per week te verkorten wanneer het rooster van de ambtenaar in dat kalenderjaar zal zijn gebaseerd op een arbeidsduur van gemiddeld 38 uur per week. Voor de ambtenaar die is aangesteld voor een arbeidsduur van gemiddeld minder dan 38 uur per week wordt de ingevolge de vorige volzin geldende aanspraak vastgesteld op een evenredig deel van de aanspraak bij een arbeidsduur van gemiddeld 38 uur per week.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde verkorting van de arbeidsduur wordt verwerkt in het voor de betrokken ambtenaar geldende rooster dan wel wordt toegekend in de vorm van acht spaaruren per maand wanneer het een ambtenaar betreft van wie het rooster is gebaseerd op een arbeidsduur van gemiddeld 38 uur per week en een evenredig deel daarvan wanneer het een ambtenaar betreft die is aangesteld voor een arbeidsduur van gemiddeld minder dan 38 uur per week.

  • 3. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid wordt vóór 1 oktober voorafgaande aan het desbetreffende kalenderjaar ingediend bij de commandant.

  • 4. De commandant wijst een aanvraag indien het gaat om een ambtenaar als bedoeld in het eerste lid toe.

  • 5. Een toegestane verkorting van de arbeidsduur wordt jaarlijks stilzwijgend voortgezet tenzij:

    a. de ambtenaar vóór 1 oktober voorafgaande aan het desbetreffende kalenderjaar een aanvraag indient om de tijdelijke verkorting van de arbeidsduur te beëindigen; of

    b. de ambtenaar vóór 1 oktober voorafgaande aan het desbetreffende kalenderjaar een aanvraag indient als bedoeld in artikel 30da, eerste lid.

  • 6. Indien de ambtenaar op een andere functie wordt tewerkgesteld vervalt met ingang van de datum van tewerkstelling de verkorting van de arbeidsduur. In dat geval kan de ambtenaar in afwijking van de datum genoemd in het derde lid een aanvraag als bedoeld in het eerste lid indienen.

  • 7. Voor het deel dat de arbeidsduur wordt verkort, wordt maandelijks een inhouding toegepast. Deze inhouding bedraagt 2 maal het voor de betrokken ambtenaar geldende salaris per uur, of een evenredig deel daarvan voor de ambtenaar die is aangesteld voor een arbeidsduur van gemiddeld minder dan 38 uur per week.

C. In artikel 49 vervallen de woorden «en voor ten hoogste zes maanden».

D. Artikel 122, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel b vervalt.

2. Onderdeel c wordt geletterd tot onderdeel b.

Artikel 16

Het Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 44, eerste lid, wordt «1,9%» vervangen door: 3,5%

B. Aan artikel 46 van het Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie worden zes nieuwe leden toegevoegd, luidende:

  • 4. Indien een ambtenaar, die in het genot is van een functioneringstoelage, een andere functie krijgt opgedragen waaraan een hogere salarisschaal is verbonden, vervalt de functioneringstoelage met ingang van de datum waarop die hogere salarisschaal van toepassing wordt.

  • 5. Indien een ambtenaar, die in het genot is van een functioneringstoelage, tijdelijk wordt bezoldigd conform een hogere salarisschaal, wordt het bedrag van de functioneringstoelage gedurende de tijd dat de ambtenaar dat hogere salaris ontvangt, op nul gesteld.

  • 6. Indien een ambtenaar na het opdragen van de andere functie bedoeld in het vierde lid dan wel gedurende de periode dat hij tijdelijk aanspraak heeft op bezoldiging conform een hogere salarisschaal, aanspraak heeft op een salaris dat lager is dan het salaris vermeerderd met de functioneringstoelage waarop hij direct voorafgaand aan het opdragen van de andere functie dan wel de periode waarover hij de tijdelijke hogere bezoldiging geniet aanspraak had, heeft hij aanspraak op een overbruggingstoelage.

  • 7. De overbruggingstoelage bedoeld in het zesde lid is gelijk aan het verschil tussen het salaris zoals de ambtenaar dat wegens het opdragen van de andere functie of gedurende de periode waarin hij de tijdelijke hogere bezoldiging geniet en het salaris vermeerderd met de functioneringstoelage zoals hij dat voorafgaand daaraan genoot.

  • 8. De aanspraak op de in het zesde lid bedoelde overbruggingstoelage vervalt indien de ambtenaar na de periode waarin hij tijdelijk conform een hogere salarisschaal werd bezoldigd weer aanspraak heeft op de functioneringstoelage.

  • 9. De aanspraak op de in het zesde lid bedoelde overbruggingstoelage eindigt op de datum waarop de toegekende functioneringstoelage volgens de toekenningsbeschikking zou eindigen.

C. Artikel 52 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt onder verlettering van onderdeel h tot i een onderdeel ingevoegd, luidende:

h. een vergoeding of een tegemoetkoming in de extra kosten voor zorg voor jonge kinderen bij inzet;

2. In het tweede lid wordt de zinsnede «,onderdeel d tot en met g,» gewijzigd in: , onderdeel d tot en met h,».

Artikel 17

Het Inkomstenbesluit militairen wordt als volgt gewijzigd:

A. Aan artikel 1 wordt een lid toegevoegd luidende:

  • 4. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

    a. fase één: fase één als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel l van het Algemeen militair ambtenarenreglement;

    b. fase twee: fase twee als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel m van het Algemeen militair ambtenarenreglement;

    c. fase drie: fase drie als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel n van het Algemeen militair ambtenarenreglement.

B. Aan artikel 9 wordt een lid toegevoegd luidende:

  • 5. De aanspraak op de in het tweede lid bedoelde overbruggingstoelage eindigt op de datum waarop de toegekende functioneringstoelage volgens de toekenningsbeschikking zou eindigen.

C. Artikel 12 komt te luiden:

Artikel 12 Bindingspremie

  • 1. De commandant operationeel commando kan aan een militair in fase twee of drie, die zich verbindt om gedurende een bepaalde periode onafgebroken deel uit te maken van het beroepspersoneel, een bindingspremie toekennen.

  • 2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent de toekenning van een bindingspremie.

D. In artikel 12a, eerste lid, vervalt de zinsnede «voor onbepaalde tijd».

E. Na artikel 13 wordt een artikel 13a ingevoegd dat komt te luiden:

Artikel 13a Aanstellingspremie

  • 1. Aan de militair die met goed gevolg zijn initiële opleiding heeft volbracht kan naar bij ministeriële regeling te stellen regels een aanstellingspremie worden toegekend.

  • 2. Indien de in het eerste lid bedoelde militair tijdens fase één ontslag wordt verleend, betaalt hij de toegekende premie op een door Onze minister te bepalen wijze terug.

  • 3. Indien het in het tweede lid bedoelde ontslag niet of niet geheel aan de militair valt te verwijten kan Onze Minister in afwijking van het tweede lid bepalen dat de toegekende premie gedeeltelijk of niet behoeft te worden terugbetaald.

F. In artikel 15 wordt «1,9%» vervangen door: 3,5%.

G. Artikel 16, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel g, door een puntkomma worden twee onderdelen toegevoegd luidende:

h. een vergoeding van of tegemoetkoming in de kosten van het volgen van een cursus of opleiding alsmede de hiervoor benodigde studiematerialen;

i. een vergoeding of een tegemoetkoming in de extra kosten voor zorg voor jonge kinderen bij inzet.

H. In het derde lid van artikel 17b wordt de zinsnede «in het vierde lid» vervangen door: in het eerste lid.

I. Artikel 23a, eerste lid, onderdeel n, komt te luiden:

n. de vaste vergoeding voor extra beslaglegging van de militair die zich in fase twee of drie bevindt, voor zover hij deze na 31 december 2001 heeft genoten, met uitzondering van de militair, bedoeld in het vierde lid.

Artikel 18

Het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Defensie wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. de onderdelen e tot en met g vervallen.

2. de onderdelen h tot en met k worden geletterd e tot en met h.

3. onderdeel e [nieuw] komt te luiden:

e. WW-uitkering: de uitkering bij werkloosheid, bedoeld in Hoofdstuk II van de WW;

4. onderdeel h [nieuw] komt te luiden:

h. arbeidsongeschiktheidsuitkering: een ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering of de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen toegekende uitkering.

B. Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Betrokkene die recht heeft op een WW-uitkering en die op de dag voor het intreden van zijn werkloosheid een aangesloten dienstijd heeft van tenminste 6 jaar en 40 jaar of ouder is, heeft na het einde van de uitkeringsduur van de WW-uitkering recht op een aansluitende uitkering. De duur van de aansluitende uitkering is het verschil in uitkeringsduur tussen de WW en de uitkeringsduur van de WW zoals deze gold voor 1 oktober 2006.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Betrokkene die recht heeft op een WW-uitkering en die op de dag voor het intreden van zijn werkloosheid een aaneengesloten diensttijd heeft van tenminste 10 jaar en 50 jaar of ouder is, heeft na het einde van de uitkeringsduur van de WW-uitkering recht op een aansluitende uitkering tot de eerste dag van de kalendermaand waarin hij de leeftijd van 65 jaar bereikt.

3. het derde en vierde lid vervallen.

4. het vijfde en zesde lid worden vernummerd tot derde en vierde lid.

C. In artikel 3 vervalt «loongerelateerde».

D. Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. in het eerste lid vervalt «loongerelateerde».

2. het derde lid vervalt.

E. na artikel 17 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 17a Loonaanvulling bij ontslag op aanvraag

  • 1. De militair die:

    a. een functie vervult in fase drie, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel n, van het Algemeen militair ambtenarenreglement; en

    b. ontslag op aanvraag wordt verleend; en

    c. aansluitend aan zijn ontslag een nieuwe betrekking aanvaardt; en

    d. uit de nieuwe betrekking inkomsten heeft die ten minste 80% bedragen van de berekeningsgrondslag voor de pensioenen bedoeld in artikel 23a van het Inkomstenbesluit militairen; en

    e. voldoet aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden;

    komt in aanmerking voor een loonaanvulling.

  • 2. De loonaanvulling bedraagt 50% van het verschil tussen het inkomen uit de nieuwe betrekking en de berekeningsgrondslag voor de pensioenen bedoeld in artikel 23a van het Inkomstenbesluit militairen en heeft een duur van ten hoogste drie jaar.

HOOFDSTUK 8 WIJZIGINGEN MET INGANG VAN 1 JULI 2008

Artikel 19

In artikel 5 van het Besluit personenchauffeurs defensie wordt «€ 136,76.» vervangen door: € 139,50.

Artikel 20

Het Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 43, tweede lid, wordt «€ 144,49» vervangen door: € 147,38.

B. In artikel 44a wordt € 120,29 vervangen door: € 122,70.

C. De bijlagen A, B en C worden vervangen door de bijlagen A, B en C, opgenomen als bijlagen 6, 7 en 8 bij dit besluit.

Artikel 21

Het Inkomstenbesluit militairen wordt als volgt gewijzigd:

A. De tabel in artikel 5a, derde lid, komt te luiden:

per 1 juli 2008

bezoldiging

  

percentage

t/m

€ 2.797,84

  

9,3%

van

€ 2.797,85

t/m

€ 3.198,46

8,8%

van

€ 3.198,47

t/m

€ 3.749,09

7,7%

van

€ 3.749,10

t/m

€ 6.222,81

6,3%

vanaf

€ 6.222,82

  

4,6%

D. Artikel 14, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Het minimumbedrag per maand van de vakantie-uitkering is voor de militair:

    a. met salarisnummer 0: € 102,37;

    b. met salarisnummer 1: € 116,99;

    c. met salarisnummer 2: € 131,62;

    d. met salarisnummer 3 of hoger: € 146,24.

F. De bijlagen A en B worden vervangen door de bijlagen A en B, opgenomen als bijlagen 9 en 10 bij dit besluit.

HOOFDSTUK 9 WIJZIGINGEN IN VERBAND MET DE ARBEIDSVOORWAARDENOVEREENKOMST BIJ DE SECTOR RIJK

Artikel 22

Het Inkomstenbesluit militairen wordt als volgt gewijzigd:

A. In de bijlagen A en B worden de bedragen «€ 8457,10» en «€ 9014,91» vervangen door respectievelijk € 8744,96 en € 9315,60.

B. In de bijlagen A en B worden de bedragen «€ 8744,96» en «€ 9315,60» vervangen door respectievelijk € 8919,86 en € 9501,91.

C. In de bijlagen A en B worden de bedragen «€ 8919,86» en «€ 9501,91» vervangen door respectievelijk € 9098,26 en € 9691,95.

HOOFDSTUK 10 DOORWERKING SALARISAANPASSING IN DE ONTSLAGUITKERINGEN VAN GEWEZEN AMBTENAREN

Artikel 23

  • 1. Voor de toepassing van dit artikel verstaan onder gewezen ambtenaar: degene die bij het Ministerie van Defensie in burgerlijke openbare dienst was aangesteld en op die op 28 februari 2007 in het genot was van een uitkering op grond van het Wachtgeldbesluit burgerlijke ambtenaren defensie of het Besluit uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag burgerlijke ambtenaren defensie.

  • 2. Ten aanzien van de gewezen ambtenaar wordt bij het bepalen van de bezoldiging als bedoeld in het Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie uitgegaan van het salaris zoals dat gold op 28 februari 2007 vermeerderd met:

    a. 2,05% per 1 maart 2007

    b. 2% per 1 juli 2008

    c. toekomstige aanpassingen van het salaris.

HOOFDSTUK 11 SLOTBEPALINGEN

Artikel 24 Intrekking

Ingetrokken worden:

a. de Premieregeling en aanvullende voorzieningen beroepsmilitairen van de krijgsmacht.

b. het koninklijk besluit van 17 januari 1967 houdende bepalingen betreffende het ontslag van de geestelijke verzorgers in de krijgsmacht.

Artikel 25 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst met dien verstande dat:

a. artikel 22, onderdeel A terugwerkt tot 1 januari 2007;

b. de artikelen 4, 5 en 6, onderdelen A, C, D en E terugwerken tot en met 1 maart 2007;

c. artikel 6, onderdeel B, terugwerkt tot en met 1 december 2006;

d. de artikelen 7 en 8 terugwerken tot en met 1 september 2007;

e. de artikelen 9 tot en met 12 terugwerken tot en met 1 oktober 2007;

f. artikel 13, met uitzondering van de onderdelen N, P en U, alsmede artikel 24, onderdeel a, in werking treden op hetzelfde tijdstip dat de wet van 8 november 2007 tot wijziging van de Militaire ambtenarenwet 1931 en intrekking van de Wet voor het reservepersoneel der krijgsmacht in verband met onder andere de invoering van een flexibel personeelssysteem voor de krijgsmacht, in werking treedt;

g. artikel 13, onderdelen N, P en U alsmede de artikelen 14 tot en met 18 in werking treden met ingang van 1 januari 2008;

h. artikel 22, onderdeel B, in werking treedt met ingang van 1 april 2008;

i. de artikelen 19 tot en met 21 in werking treden met ingang van 1 juli 2008;

j. artikel 22, onderdeel C in werking treedt met ingang van 1 april 2009.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 11 december 2007

Beatrix

De Staatssecretaris van Defensie,

C. van der Knaap

Uitgegeven de achtentwintigste december 2007

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

1. Algemeen

De staatssecretaris van Defensie heeft met de centrales van overheidspersoneel in de Sectorcommissie Defensie overeenstemming bereikt over een pakket maatregelen betreffende het arbeidsvoorwaardenbeleid voor de sector Defensie voor de periode 1 maart 2007 tot en met 28 februari 2009. Voor zover deze maatregelen leiden tot wijzigingen van regelingen op het niveau van algemene maatregel van bestuur, zijn deze in dit besluit opgenomen.

Daarnaast is bij wet van 8 november 2007 de Militaire ambtenarenwet 1931 (MAW1931) gewijzigd (kamerstukken II, 2005/2006, 30 674). Deze wijziging houdt verband met onder andere de invoering van een flexibel personeelssysteem voor de krijgsmacht. Zo wordt in de gewijzigde wet bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld ten aanzien van het reguleren van de instroom, doorstroom en uitstroom van militair personeel (het flexibel personeelssysteem) alsmede de termijn tijdens welke de militair verplicht is om deel uit te maken van het beroepspersoneel van de krijgsmacht.

In onderhavig besluit worden deze regels gesteld voor zover zij een raakvlak hebben met nieuw aan te stellen personeel.

2. Het arbeidsvoorwaardenbeleid

Het arbeidsvoorwaardenbeleid van de sector Defensie voor de periode van 1 maart 2007 tot en met 28 februari 2009 vloeit voort uit het akkoord dat de centrales van overheidspersoneel en de staatssecretaris van defensie hieromtrent op 2 augustus 2007 sloten. Hieronder volgt een beknopte opsomming van de belangrijkste afgesproken maatregelen:

Inkomensontwikkeling

Per 1 maart 2007 wordt het salaris verhoogd met 2,05% en per 1 juli 2008 met 2,0,%. In het streven naar een op termijn volledige dertiende maand, wordt de eindejaarsuitkering verhoogd in 2007 met 1,1% tot 1,9% van het jaarsalaris en in 2008 verhoogd met 1,6% naar 3,5%. Deze salarisverhogingen werken door naar de ontslaguitkeringen (wachtgelden, FLO en UKW) van het gewezen defensiepersoneel.

Daarnaast krijgen het defensiepersoneel, gewezen militairen met een uitkering ingevolge de Uitkeringswet gewezen militairen (UKW’ers), gewezen ambtenaren met een uitkering ingevolge het Besluit uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag (FLO’ers en wachtgelders een eenmalige uitkering van 0,4% in 2007 en 0,5% in 2008. Ook reservisten ontvangen de eenmalige uitkering over het salaris van 2007 en 2008.

De salarissen van het burgerpersoneel worden per 1 maart 2007 aanvullend hierop verhoogd met 0,8% vanwege afspraken in de Pensioenkamer over de levensloopregeling.

Het flexibel personeelssysteem (FPS)

Het flexibel personeelssysteem (FPS) wordt vanaf 1 januari 2008 ingevoerd bij Defensie. Voor defensie als organisatie biedt FPS de mogelijkheid om flexibel te reageren op organisatieveranderingen.

Er zijn afspraken gemaakt over de uitgangspunten van het «Flexibel Personeelssysteem».

Behoud van personeel

Als gevolg van een sterk aantrekkende economie richt Defensie haar aandacht op het behoud van militairen en burgerpersoneel. Daarom wordt een nieuw regime voor bindingspremies opgezet. Vanaf 1 januari 2008 is het mogelijk om de hoogte van de bindingspremie jaarlijks op te bouwen tot maximaal 30% per jaar voor een maximumperiode van 5 jaar. Deze premie kan bij wijze van voorschot worden uitgekeerd.

Inverdienfactor

In het vorige arbeidsvoorwaardenakkoord werd afgesproken dat de uitzendtijd doorgebracht vanaf 1990 onder bepaalde voorwaarden in mindering wordt gebracht op de ontslagleeftijd. Voor elk uitzendjaar ging het om 1/3 jaar aftrek. De factor van 1/3 jaar per uitzendjaar wordt per 2008 verhoogd naar ½.

Toelage buitenland

Het huidige systeem van vaststellen van de toelage buitenland wordt per 1 januari 2008 vernieuwd. Het doel is om de toelage beter te laten aansluiten bij de kosten die het in het buitenland geplaatste personeel maakt. Tevens is overgangsrecht afgesproken voor personeel dat per 1 augustus 2007 in het buitenland is geplaatst of daarvoor een beschikking heeft ontvangen.

3. Het flexibel personeelssysteem en de aan de aanstelling verbonden verplichting

Fasering binnen het FPS

Binnen het FPS worden drie fases onderscheiden in de loopbaan die de militair bij Defensie kan hebben.

Fase één is de periode waarin de aan de aanstelling verbonden verplichting van toepassing is. Fase twee is de periode van het einde van de aan de aanstelling verbonden verplichting tot en met de inwerkingtreding van het besluit waarmee wordt bepaald of de militair zijn loopbaan binnen of buiten Defensie voortzet. De periode tussen het nemen van het besluit en de inwerkingtreding daarvan zal, enkele zeer specifieke categorieën daargelaten waarvoor een langere termijn kan gelden, relatief kort zijn.

Wanneer er geen positief doorstroombesluit volgt, continueert de militair in beginsel zijn loopbaan in fase twee.

Wanneer de militair zijn loopbaan binnen Defensie voortzet, gaat hij functioneren in fase drie. Fase drie ziet dan ook op de periode na het nemen van een positief doorstroombesluit. Fase drie eindigt bij het ontslag van de militair.

De rechtspositie die voorheen op het beroepspersoneel, aangesteld voor onbepaalde tijd, van toepassing was, is thans van toepassing op militair personeel in fase drie.

4. Artikelsgewijs

Artikel 1

In dit artikel is de eenmalige uitkering voor het actief dienende defensiepersoneel, UKW’ers, FLO’ers en wachtgelders over het jaar 2007 geregeld.

De term «algemeen karakter», die in het derde lid wordt genoemd, is terug te voeren op het pensioenreglement en hangt samen met het bepalen of de uitkering al dan niet pensioengevend is.

Artikel 2

In dit artikel is de eenmalige uitkering voor het actief dienende defensiepersoneel, UKW’ers, FLO’ers en wachtgelders over het jaar 2008 geregeld.

Voor een toelichting bij het derde lid zij verwezen naar de toelichting van artikel 1, derde lid.

Artikel 3

In dit artikel is de toekenning van nominale uitkeringen in verband met ziektekosten geregeld.

Over het eerste tot en met het derde lid kan het volgende worden opgemerkt.

Ten aanzien van de genoemde categorieën defensiemedewerkers is afgesproken aanvullende maatregelen te treffen in verband met de gevolgen van de invoering van de zorgverzekeringswet (Zvw) per 1 januari 2006.

In het arbeidsvoorwaardenakkoord over de periode 1 januari 2004 tot en met 28 februari 2007 is afgesproken twee eenmalige uitkeringen toe te kennen aan militairen die ten tijde van de invoering van Zvw een UKW-uitkering genoten en die als gevolg van de invoering van de Zvw niet langer verzekerd konden zijn bij de Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht (SZVK). Deze maatregel heeft met het eerste lid van dit artikel een doorlopend karakter gekregen.

De hiervoor genoemde maatregel uit het arbeidsvoorwaardenakkoord over de periode 1 januari 2004 tot en met 28 februari 2007 evenals de hiervoor genoemde uitbreiding is met het tweede lid van dit artikel eveneens van toepassing verklaard op de militair die in afwachting van een UKW-uitkering, een wachtgelduitkering genoot.

In het vierde lid is een bepaling opgenomen waarmee militairen, waarbij ten tijde van de invoering van de Zvw een of meer kinderen van 18 jaar of ouder waren meeverzekerd bij de SZVK, aanspraak krijgen op een jaarlijkse uitkering als tegemoetkoming in de hogere premiekosten waarmee zij als gevolg van de invoering van de Zvw werden geconfronteerd. De aanspraak op de tegemoetkoming eindigt op het moment dat de kinderen niet meer voldoen aan de vereisten voor meeverzekering bij de SZVK zoals ze voorafgaand aan de invoering van de Zvw van toepassing waren.

Artikel 4

De aanspraken op grond van het Besluit personenchauffeurs defensie houden gelijke tred met de salarisverhoging van het burgerpersoneel van 2,85% per 1 maart 2007.

Artikel 5

De wijzigingen in het Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie houden verband met de salarisontwikkeling van het burgerpersoneel van 2,85% per 1 maart 2007 alsmede met het verhogen van de structurele eindejaarsuitkering met 1,1%.

Artikel 6

De wijzigingen in het Inkomstenbesluit militairen houden verband met de salarisontwikkeling van het militaire personeel van 2,05% per 1 maart 2007 alsmede met het verhogen van de structurele eindejaarsuitkering met 1,1%.

Onderdeel B ziet evenwel op militairen respectievelijk gewezen militairen met de rang van vice-admiraal, luitenant-generaal, luitenant-admiraal of generaal. Deze categorie volgt de inkomensontwikkeling van de sector Rijk.

Artikel 7

In de zowel het Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie als het Inkomstenbesluit militairen zijn ten aanzien van bindingspremies analoge bepalingen opgenomen. Deze bepalingen hebben tot doel de bindingspremie flexibeler in te kunnen zetten en op die manier bij te dragen aan het behoud van personeel. De uitvoering is geregeld op het niveau van ministeriële regeling. Het betreft hier de Inkomstenregeling burgerlijke ambtenaren defensie alsmede de Inkomstenregeling militairen. De afspraken inzake het arbeidsvoorwaardenbeleid, die onder meer zien op het oplopende karakter van de bindingspremie en het verhogen van de maximumperiode waarover een bindingspremie kan worden opgelegd naar 5 jaar, hebben daar hun beslag gekregen.

Besloten is om deze afspraken reeds op 1 september 2007 te laten ingaan.

Artikel 48 is vervallen: de samenloop van beloningen met de bindingspremie is thans analoog aan de militaire rechtspositie geregeld op het niveau van ministeriële regeling.

Artikel 8

Onderdeel A

De wijze van het berekenen van de bezoldiging van militairen die bij het reservepersoneel zijn aangesteld wijkt momenteel af van de berekeningswijze van de bezoldiging van militairen die bij het beroepspersoneel zijn aangesteld. Bezien wordt in welke gevallen deze verschillen worden weggenomen. Met het toegevoegde lid is hiervoor een grondslag geboden.

Onderdeel B

Ten aanzien van de toelichting bij de wijziging van artikel 12 van het Inkomstenbesluit militairen, zij kortheidshalve verwezen naar de toelichting bij artikel 7.

Artikel 9

Artikel 33, zevende lid, van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie voorziet in een grondslag voor het vergoeden van geldelijke schade die een ambtenaar kan lijden wanneer de commandant om dringende redenen van dienstbelang een eenmaal verleende toestemming om vakantie op te nemen, intrekt. Met het nieuwe artikel 30ba is in het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie een bepaling opgenomen waarmee het mogelijk is om artikel 33, zevende lid, analoog toe te passen wanneer er sprake is van langdurig verroosteren van uren.

Artikel 10

Ambtenaren die worden bezoldigd tot en met schaal 10 krijgen ingevolge artikel 49 van het Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren hun overwerk vergoed.

Met het nieuwe artikel 49a van het Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie komt bij wijze van tijdelijke maatregel burgerpersoneel, dat wordt bezoldigd in de schalen 11 en 12, eveneens in aanmerking voor een overwerkvergoeding. In tegenstelling tot de ambtenaar die tot en met schaal 10 wordt bezoldigd, bedraagt de genoemde uurvergoeding de helft van het voor de ambtenaar geldende uursalaris en vindt er geen vergoeding in tijd plaats.

Artikel 11

Dit betreft een terminologische wijziging.

Artikel 12

Onderdeel A

Met het gewijzigde artikel 16 van het Verplaatsingskostenbesluit militairen wordt voorzien in de grondslag voor het geven nadere regels voor de tegemoetkoming in de dubbele woonlasten.

Onderdeel B

De emolumententermijn met betrekking tot de tegemoetkoming in de reiskosten indien niet dagelijks wordt gereisd is per 1 oktober 2007 vervallen. Hierdoor komt een einde aan de situatie dat personeel dat langer dan vijf jaren in dezelfde plaats van tewerkstelling functies vervult een tegemoetkoming krijgt op basis van eenmaal per twee weken in plaats van vier maal per vier weken. Het personeel dat om deze reden deze lagere tegemoetkoming ontvangt komt per 1 oktober 2007 in aanmerking voor de hogere tegemoetkoming.

Onderdeel C

Artikel 20a is vervallen. De in het eerste lid vermelde bepaling over de emolumententermijn is op grond van de afspraken over het arbeidsvoorwaardenbeleid vervallen. Het tweede lid is in het gewijzigde artikel 30 opgenomen.

Onderdeel D

Artikel 30, eerste lid, voorziet in de aanvangsdatum van toepassing van het nieuwe artikel 20, onderdeel a. Het tweede lid betreft het oude artikel 20a, tweede lid. Omdat het hier een overgangsbepaling betreft, is deze naar artikel 30 verplaatst.

Artikel 13

De invoering van het FPS op 1 januari 2008 maakt een aantal ingrijpende wijzigingen in het Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR) noodzakelijk. Deze wijzigingen zullen gefaseerd worden aangebracht. Thans is een aanvang is gemaakt met het introduceren van de met het FPS samenhangende gewijzigde systematiek van aanstelling en bestemming.

Onderdeel A

In het eerste lid is een aantal voor het FPS benodigde definitiebepalingen toegevoegd. Het oude onderdeel k (waarin het begrip «marechaussee» werd gedefinieerd) is vervallen. Deze definitie wordt in het AMAR niet meer gebruikt. Voorts is een nieuw onderdeel e geïntroduceerd waarin het begrip «krijgsmachtdeel» nader wordt geduid. Met de term «krijgsmachtdeel» wordt het operationele commando bedoeld, vermeerderd met de militairen die bij dat krijgsmachtdeel zijn ingedeeld maar bij een ander onderdeel van de organisatie werkzaam zijn.

Voor een toelichting bij de fasering van het FPS, zij verwezen naar de algemene paragraaf over het FPS.

Onderdeel B

Ten aanzien van de wijziging van het vijfde lid kan het volgende worden opgemerkt.

Voor geestelijk verzorgers binnen de krijgsmacht geldt vanwege hun bijzondere positie binnen de krijgsmacht dat zij zijn aangesteld in burgerlijke openbare dienst en dat delen van de militaire rechtspositie op hen van toepassing zijn. Voor wat betreft het ontslag van geestelijk verzorgers geldt dat dit is geregeld in het koninklijk besluit van 17 januari 1967 (Stb. 1967, 91), hierna te noemen het GV-besluit, dat bij dit besluit wordt ingetrokken. In genoemd koninklijk besluit zijn de destijds op de geestelijk verzorger van toepassing zijnde ontslagartikelen van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) buiten werking gesteld en vervangen door een aantal bepalingen, overeenkomende met de voor officieren van toepassing zijnde ontslagartikelen.

De ontslaggrond in het GV-besluit, die aangeeft dat bij het bereiken of overschrijden van de leeftijd van vijfenvijftig jaren ontslag wordt verleend, is niet meer in overeenstemming met artikel 39, tweede lid, onder a en 39a van het Algemeen militair ambtenarenreglement waarin de ophoging van de ontslagleeftijd van militairen en de overgangsbepaling uit het arbeidsvoorwaardenakkoord 2000–2001 zijn weergegeven. Het GV-besluit is bij de aanpassing aan het arbeidsvoorwaardenakkoord abusievelijk niet meegenomen.

Omdat de aanstelling van de geestelijk verzorger is gebaseerd op het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie is ervoor gekozen het ontslag eveneens te laten berusten op dit reglement. Waar mogelijk is bij de ontslagbepalingen in het GV-besluit aansluiting gezocht bij soortgelijke bepalingen genoemd in de Ambtenarenwet en het BARD. Slechts indien voor de ontslagbepalingen uit het GV-besluit geen geschikt alternatief in de burgerrechtspositie te vinden was (artikel I, onderdeel D, onder 2°, 5° en 6°, onderdelen G en I), is gekozen voor bepalingen uit het Algemeen militair ambtenarenreglement. Waar het gaat om de ontslagleeftijd is bewust niet gekozen voor de overgangsbepalingen die van toepassing zijn op de militairen van de zeemacht maar voor de overgangsbepaling die van toepassing is op de overige militairen omdat deze overgangsbepaling het beste aansluit bij de ontslagleeftijd in het GV-besluit.

Vier bepalingen betreffende het afwijzen van het verzoek om ontslag zoals genoemd in artikel I, onderdeel F, onder 1° tot en met 4°, van het GV- besluit zijn dermate gerelateerd aan de bijzondere positie van het militair personeel van de krijgsmacht, dat zij voor geestelijke verzorgers niet meer van toepassing zullen zijn. Dit hangt samen met de wijzigingen als gevolg van de wet tot Wijziging van de Militaire ambtenarenwet 1931 en intrekking van de Wet voor het reservepersoneel der Krijgsmacht in verband met onder andere de invoering van een flexibel personeelssysteem voor de krijgsmacht (Kamerstukken II 2005/06, 30 674, nr. 3, blz. 22).

Onderdeel C

Het eerste lid van artikel 2 is vervallen, nu artikel 1b van de MAW1931 hierin reeds voorziet.

Onderdeel D

Artikel 3a is gewijzigd teneinde het mogelijk te maken om het vaststellen van een ministeriële regeling als bedoeld in hoofdstuk 12 van het Algemeen militair ambtenarenreglement eveneens aan de hoofddirecteur personeel te mandateren.

Onderdeel E

In artikel 4 is geregeld op welke wijze de aanstelling bij de krijgsmacht kan plaatsvinden, te weten als militair ambtenaar bij het beroepspersoneel of bij het reservepersoneel. De aanstellingsvormen onbepaalde tijd en bepaalde tijd zijn verdwenen.

Naast de hierboven genoemde aanstellingsvormen, blijft een tijdelijke aanstelling bij de krijgsmacht, als bedoeld in artikel 11, mogelijk.

Onderdelen F en G

In het nieuwe artikel 5a wordt de mogelijkheid geboden om leeftijdsgrenzen bij aanstelling te stellen.

De Wet gelijke behandeling bij de arbeid op grond van leeftijd verbiedt het maken van een dergelijk onderscheid. Niettemin is met het bepaalde in artikel 12 quinquies, onderdeel a, van de MAW1931, gelegitimeerd dat een dergelijk onderscheid ten aanzien van militairen kan worden gemaakt.

Het te maken onderscheid moet evenwel objectief worden gerechtvaardigd door een legitiem doel. Daarnaast moeten de middelen, waarmee dat doel wordt bereikt, passend en noodzakelijk zijn. In dat kader het volgende.

Het flexibel personeelsysteem is mede gericht op het bewerkstelligen en handhaven van een evenwichtige opbouw van het personeelsbestand. Een dergelijke opbouw is noodzakelijk voor een goede uitvoering van de operationele taken van de krijgsmacht. In het bereiken van dit doel kan de objectieve rechtvaardiging worden gevonden.

Het eerste lid stelt twee elkaar aanvullende voorwaarden voor het maken van een leeftijdsonderscheid bij aanstelling:

a. de aanstelling moet uit oogpunt van de militaire loopbaan zinvol zijn;

b. de aanstelling moet niet leiden tot een verstoring van de gewenste personeelsopbouw.

De bedoelde leeftijdsgrens geldt overigens alleen voor gegadigden die initieel moeten worden opgeleid. Hieruit volgt dat deze grens niet op zogeheten herintreders van toepassing is, wanneer geen of een te verwaarlozen initiële opleidingsinspanning is vereist.

Met inachtneming van deze voorwaarden kunnen bij ministeriële regeling voor specifieke groepen personeel concrete leeftijdsgrenzen worden gesteld. Hierbij kan worden gedacht aan aspirant-militairen met een afgeronde academische of hogere beroepsopleiding (zij stromen later in) of aspirant-officeren (met een langere verplichting om deel uit te maken van het beroepspersoneel).

Het derde lid ziet op de rendementseis voor toegang tot de Uitkeringswet gewezen militairen. Deze wet geeft militairen na hun leeftijdsontslag aanspraak op een overbruggingsuitkering tot hun pensioen. De genoemde rendementseis hangt samen met de kosten van deze wet alsmede de kostenontwikkeling in relatie tot de fiscale heffing. Deze zijn van een zodanige omvang dat het gestelde rendementscriterium wenselijk wordt geacht.

In verband met het voorgaande kon onderdeel 1° van artikel 5, eerste lid, onderdeel d, dat zag op eisen inzake leeftijd, vervallen.

Onderdeel H

Het vervallen van artikel 6 hangt samen met het verdwijnen van de aanstelling bij het beroepspersoneel voor bepaalde tijd.

Onderdeel I

In het gewijzigde artikel 7 wordt uitvoering gegeven aan de opdracht uit artikel 12k, eerste lid, van de MAW1931. In dit wetsartikel is niet alleen de grondslag, maar ook een aantal materiële bepalingen omtrent de aan de aanstelling verbonden verplichting (ook wel dienverplichting genoemd) geregeld. Het tweede lid biedt uit oogpunt van flexibiliteit de mogelijkheid om in situaties waarin de opleidingsinspanning van defensie niet in verhouding staat tot de omvang van de aan de aanstelling verbonden verplichting, de omvang van deze verplichting te verminderen, hetgeen in potentie een positieve invloed heeft op de werving.

Ten aanzien van herintreders is het relevant om te vermelden dat wanneer er geen sprake is van een initiële opleiding, er ook geen sprake is van een aan de initiële opleiding verbonden dienverplichting.

Onderdeel J

In artikel 10 heeft een aantal redactionele wijzigingen plaatsgevonden, dat samenhangt met de nieuwe wijze van aanstellen bij de krijgsmacht.

Onderdeel K

De wijziging van artikel 12 hangt samen met het invoeren van het FPS. In de akte van aanstelling dient te worden aangegeven bij welk krijgsmachtdeel de militair is ingedeeld en wat de omvang van de dienverplichting is.

Onderdeel L

De redactie van de artikelen 17b en 17c is aangepast aan de nieuwe aanstellingsvormen alsmede de fasering in de militaire loopbaan.

Onderdeel M

Omdat artikel 2 is gewijzigd (zie de toelichting bij onderdeel C), is ook artikel 27 gewijzigd omdat daarin naar artikel 2 wordt verwezen.

Onderdeel N

In het tweede lid is de grondslag om militairen die voor een bepaalde tijd bij het beroepspersoneel zijn aangesteld aan het einde van die bepaalde tijd te ontslaan, vervallen. De reden hiervan is dat het FPS geen militairen kent die voor een bepaalde tijd zijn aangesteld. Voor het zittende bestaat aan militairen die voor een bepaalde tijd zijn aangesteld, voorziet het overgangsrecht, meer in het bijzonder artikel 154b, in een ontslaggrond.

Onderdeel O

In het kader van de arbeidsvoorwaardenovereenkomst 2004-2007 met betrekking tot de ontslagleeftijd overeengekomen inverdienfactor bij uitzendingen is artikel 39c tot stand gebracht (Stb. 2007, 229). Thans is bepaald dat voor uitzendtijd doorgebracht vanaf 1 januari 2008, de factor wordt verhoogd van 1/3 naar 1/2. De gelegenheid is gebruikt om artikel 39c redactioneel te herzien.

Onderdeel P

De aanpassing in artikel 43 is terminologisch van aard en heeft verband met de introductie van het FPS.

Onderdeel Q

De artikelen 54d en 54e zijn om een aantal redenen gewijzigd.

Het eerste lid van beide artikelen is geredigeerd, teneinde de leesbaarheid te bevorderen. Voor de beoordeling van onderdeel c is van belang wat de arbeidsduur zal zijn in het kalenderjaar waarop de aanvraag ziet. Een eventuele bestaande verlenging of verkorting wordt daarbij, gelet op de systematiek van het gewijzigde vierde lid, niet meegerekend.

Vanaf de introductie van FPS staat flexibilisering arbeidsduur alleen open voor militairen die zich in fase twee of drie bevinden. Het beginsel dat de militair, bij een keuze voor een verkorting van de arbeidsduur, deze verkorting slechts bij hoge uitzondering direct in zijn rooster mocht verwerken, is vervallen.

De militair mag de verkorting dus in het rooster verwerken. De wijze waarop, geschiedt in overleg met de commandant. Daarbij zijn de vereisten omtrent operationele inzetbaarheid en een adequate bedrijfsvoering randvoorwaarde.

Tenslotte is besloten om een eenmaal gemaakte keuze voor een verlenging of verkorting van de arbeidsduur «tot wederopzegging» stilzwijgend – steeds voor de duur van een kalenderjaar – te laten doorlopen. Hiermee wordt een aanzienlijke administratieve vereenvoudiging beoogd. Een militair die zijn keuze wil veranderen, dient op de gebruikelijke wijze vóór 1 oktober van enig jaar een aanvraag in. Ten aanzien van de verlenging van de arbeidsduur zij opgemerkt dat die ook door de commandant kan worden beëindigd. Hiervan is sprake wanneer het dienstbelang zich verzet tegen het in het volgende kalenderjaar voortduren van de verlengde arbeidsduur.

Onderdelen R tot en met U

Deze wijzigingen zijn technisch van aard en hebben verband met de introductie van het FPS.

Onderdeel V

Met deze wijziging van artikel 87 is beoogd om de mogelijkheden voor het gebruiken van de levensloopregeling te verbeteren. Daarom wordt het buitengewoon verlof dat uitsluitend in het persoonlijk belang en onbezoldigd wordt verleend, niet meer aan een maximum termijn verbonden.

Onderdeel W

In hoofdstuk 12 is een paragraaf ingevoegd waarin de overgangsbepalingen in verband met de introductie van het FPS voor zittend personeel worden behandeld. Hiervoor is uit oogpunt van uitvoerbaarheid gekozen, omdat deze overgangsbepalingen enkele jaren zullen gelden. De reden hiervan is dat het zittende bestand aan militairen aangesteld bij het beroepspersoneel voor bepaalde tijd zal uitfaseren, hetgeen enige tijd in beslag neemt. Daarnaast is het bestaande bestand aan militairen dat voor onbepaalde tijd is aangesteld, zonder een doorstroombesluit overgeheveld naar fase drie.

De doelgroep van de overgangsbepalingen betreft alle militairen die op de datum van inwerkingtreding van deze bepalingen zijn aangesteld. Ten aanzien van de wetgevingstechniek zij opgemerkt dat artikel 154 reeds geruime tijd geleden is vervallen. Het artikelnummer is om deze reden opnieuw gebruikt.

Het overgangsrecht laat zich voorts als volgt omschrijven:

a. De aanstelling van personeel, dat op de datum van inwerkingtreding van onderhavig wijzigingsbesluit voor onbepaalde tijd is aangesteld, wordt omgezet naar een «FPS»-aanstelling bij de krijgsmacht, met dien verstande dat de sturingsinstrumenten en de selectie in het kader van functievervulling in de bovenbouw op deze categorie personeel niet van toepassing zullen zijn. Dit geldt eveneens voor personeel dat op de datum van inwerkingtreding van onderhavig wijzigingsbesluit voor bepaalde tijd is aangesteld en beschikt over een toezegging om over te gaan naar een aanstelling voor onbepaalde tijd.

b. De aanstelling van personeel dat op de datum van inwerkingtreding van onderhavig wijzigingsbesluit voor bepaalde tijd is aangesteld, expireert op de einddatum die in de aanstellingsakte is genoemd. Op dat moment heeft de betreffende militair de keuze om te opteren voor een «FPS»-aanstelling bij de krijgsmacht dan wel om de dienst daadwerkelijk te verlaten.

c. De militair die op de datum van inwerkingtreding van onderhavig wijzigingsbesluit voor bepaalde tijd is aangesteld en die zijn aanstelling tussentijds wil omzetten naar een «FPS»-aanstelling bij de krijgsmacht, wordt daartoe in de gelegenheid gesteld. De lopende dienverplichting wordt daarbij gerespecteerd.

De tot op heden bestaande verschillen in rechtspositie tussen militairen aangesteld voor bepaalde en onbepaalde tijd worden in gewijzigde vorm voortgezet na de introductie van het FPS: de rechtspositie die van toepassing was op de militair die voor bepaalde tijd is aangesteld wordt – waar mogelijk – van toepassing op de militair die is aangesteld bij de krijgsmacht en functioneert in fase één of fase twee. De rechtspositie die van toepassing was op de militair die voor onbepaalde tijd is aangesteld wordt toegepast op de militair die functioneert in fase drie.

In artikel 154 wordt geregeld dat de aanstelling van de militair die voor onbepaalde tijd is aangesteld bij het beroepspersoneel wordt omgezet naar een aanstelling bij de krijgsmacht, met dien verstande dat een eventuele lopende aan de aanstelling verbonden verplichting (bijvoorbeeld als gevolg van een om- of bijscholingsopleiding) blijft doorlopen. Deze groep militairen bevindt zich vanaf 1 januari 2008 in fase drie. Hetzelfde geldt voor een militair die op 31 december 2007 voor bepaalde tijd is aangesteld en die een schriftelijke toezegging op zak heeft om voor onbepaalde tijd te worden aangesteld (artikel 154a lid 4).

In artikel 154a wordt geregeld dat de aanstelling van de militair die voor bepaalde tijd is aangesteld bij het beroepspersoneel gewoon tot het einde van de aanstellingstermijn doorloopt, alsmede de bijbehorende aan deze aanstelling verbonden verplichting.

In het verlengde hiervan ligt de ontslagdatum blijkens artikel 154b, eerste lid, aan het einde van de periode waarvoor de aanstelling is geschied. Het verlengen van de aanstelling voor bepaalde tijd is niet meer mogelijk, nu deze aanstellingsgrond formeel niet meer bestaat.

Het tweede lid van artikel 154b is een kapstokbepaling waarmee, indien beide partijen dit wensen, een aanstelling voor bepaalde tijd kan worden omgezet naar een aanstelling bij de krijgsmacht als bedoeld in artikel 4. Dit kan aan het einde van de aanstellingsduur geschieden, maar ook tussentijds. Voor de duidelijkheid zijn de fases benoemd, waarin de militair zich na omzetting van de aanstelling zal bevinden. Wanneer de militair zijn aanstelling tussentijds laat omzetten wanneer hij in zijn initiële (niet verlengde) aanstellingsduur zit, gaat hij functioneren in fase één. In alle andere gevallen gaat de militair in fase twee functioneren.

In de artikelen 154c tot en met 154i zijn de bepalingen opgenomen die voorheen ingevolge de artikelen 3 tot en met 8 van de Premieregeling en aanvullende voorzieningen beroepsmilitairen van de krijgsmacht (ingetrokken met het onderhavige besluit) van toepassing waren op de militair die voor bepaalde tijd is aangesteld. Op deze manier blijft de werking van de genoemde Premieregeling gehandhaafd voor de uitfaserende groep militairen die voor bepaalde tijd zijn aangesteld.

In aanvulling hierop wordt het volgende opgemerkt. De formulering van artikel 8 van de Premieregeling en aanvullende voorzieningen beroepsmilitairen van de krijgsmacht leidde tot op heden tot verwarring. Daarom is in artikel 154i, eerste lid, de zinsnede «die geen aanspraak maakt op een tegemoetkoming in het dagelijks reizen» toegevoegd. De bepaling is immers nimmer bedoeld voor de militair die een eigen huishouding voert op dagelijkse reisafstand en werd destijds in het leven geroepen voor de veelal niet eigen huishouding voerende militair beroeps bepaalde tijd, die bij plaatsing in België of Duitsland slechts eenmaal per vier weken aanspraak maakte op een tegemoetkoming in de reiskosten.

Onder verwijzing naar artikel 154c, vierde lid, wordt opgemerkt dat de militair die tijdens zijn verlengde aanstelling voor bepaalde tijd, deze aanstelling tussentijds laat omzetten naar een aanstelling bij de krijgsmacht, aanspraak op premie heeft tot het moment van de omzetting. De aanspraak op premie bestaat dus niet meer na de omzetting, terwijl de militair wél een aan de aanstelling verbonden verplichting heeft. Hiermee is beoogd een stapeling van aanspraken te voorkomen, nu het functioneren in fase twee een wijziging in het aansprakenniveau met zich meebrengt. Hierbij kan worden gedacht aan het opnemen van de vaste vergoeding voor extra beslaglegging in de pensioengrondslag alsmede het kunnen deelnemen aan flexibilisering arbeidsduur.

De artikel 154j en 154k zien op een analoge toepassing van de overgangsbepalingen op militairen die op de datum van inwerkingtreding van onderhavig wijzigingsbesluit voor onbepaalde of bepaalde tijd bij het reservepersoneel zijn aangesteld.

Artikel 14

Door de jaren heen is er binnen de burgerluchtvaart steeds meer sprake van dat maaltijden, dranken en versnaperingen tijdens vluchten enkel tegen betaling te verkrijgen zijn. Vanwege het feit dat het niet meer vanzelfsprekend is om de gebruikelijk te serveren maaltijden, dranken en versnaperingen zonder betaling te ontvangen tijdens een vlucht met een (civiel) vliegtuig, is artikel 13, eerste lid, onderdeel b van het Besluit dienstreizen defensie aangepast.

Artikel 15

Onderdeel A

Kortheidshalve zij voor een toelichting verwezen naar de analoge wijziging in het Algemeen militair ambtenarenreglement in artikel 13, onderdeel A.

Onderdeel B

Kortheidshalve zij voor een toelichting verwezen naar de toelichting bij artikel 13, onderdeel Q.

Onderdeel C

Met deze wijziging van artikel 49 is beoogd om de mogelijkheden voor het gebruiken van de levensloopregeling te verbeteren. Daarom wordt het buitengewoon verlof dat uitsluitend in het persoonlijk belang en onbezoldigd wordt verleend, niet meer aan een maximum termijn verbonden.

Onderdeel D

Artikel 122, tweede lid, onderdeel b bevatte een foutieve verwijzing naar artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van de Ambtenarenwet. Bij de introductie van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie in 1993 had de verwijzing betrekking op ministers. Inmiddels is de Ambtenarenwet gewijzigd en is in artikel 2, eerste lid, opgenomen dat de bepalingen van materieel recht (waaronder artikel 125) uit die wet niet van toepassing zijn op ministers en staatssecretarissen.

Aangezien artikel 125 van de Ambtenarenwet de grondslag is van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie is het niet van toepassing verklaren van de pensioengerechtigde leeftijd (artikel 122) in dit reglement op ministers en staatssecretarissen overbodig.

Artikel 16

De wijziging van onderdeel A hangt samen met het in 2008 verhogen van de eindejaarsuitkering met 1,6%.

In onderdeel B is bepaald dat de burgerambtenaar die in het genot is van een functioneringstoelage deze toelage verliest op het moment dat hem een functie wordt toegewezen waaraan een hogere salarisschaal is verbonden. Dit is in lijn met de analoge bepaling in de militaire rechtspositie.

In onderdeel C is de grondslag geschapen voor een vergoeding of een tegemoetkoming in de extra kosten verbonden aan de zorg voorjonge kinderen bij inzet. Onder inzet wordt verstaan deelname gedurende een maand of langer aan een missie die is opgenomen in de Regeling voorzieningen bij vredes- en humanitaire operaties alsmede het gedurende een dergelijke periode varen, oefenen, vliegen of daadwerkelijke inzet.

Artikel 17

De wijziging van het Inkomstenbesluit militairen hangt samen met het in 2008 verhogen van de eindejaarsuitkering met 1,6% alsmede met enkele technische aanpassingen in verband met de invoering van het FPS. Tevens zijn grondslagen gecreëerd voor het bieden van een aanstellingspremie, het bieden van vergoedingen in het kader van kosten van een cursus of opleiding, alsmede het bieden van een vergoeding of tegemoetkoming in de extra kosten voor zorg voor jonge kinderen bij inzet. Met de wijziging van artikel 23a is voorzien in het opnemen in de pensioengrondslag van de vaste vergoeding voor extra beslaglegging voor militairen in fase twee en drie.

Voor de toelichting bij onderdeel B zij verwezen naar de toelichting bij artikel 16, onderdeel B, met dien verstande dat aan artikel 9 een bepaling is toegevoegd omtrent het beëindigen van de overbruggingstoelage.

Artikel 18

In het Arbeidsvoorwaardenbeleid sector Defensie 2007–2009 is afgesproken om de bovenwettelijke aanspraken bij werkloosheid voor het defensiepersoneel aan te passen. Uitgangspunt daarbij is een activerend arbeidsmarktbeleid. Ook moet rekening worden gehouden met de aanpassing van de fiscale faciliëring per 1 januari 2006.

Centraal uitgangspunt is dat er een maximale inspanning zal plaatsvinden om instroom in de bovenwettelijke werkloosheidsuitkering te voorkomen. De met werkloosheid bedreigde defensiemedewerker zal gedurende 1 jaar voor zijn werkloosheid worden begeleid door het EBD bij het vinden van ander werk. Gedurende die periode zal zonodig worden gewerkt aan versterking van competenties van de defensiemedewerker. Defensiemedewerkers van 40 jaar en ouder worden gedurende maximaal 3 jaar voorafgaande aan de werkloosheid begeleid naar ander werk.

Voor de aanpassing van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Defensie geldt als uitgangspunt de Werkloosheidswet (WW), zoals de per 1 oktober vorig jaar is komen te luiden. Om vanaf die datum voor een WW-uitkering in aanmerking te komen moet men in de 36 weken voor de eerste werkloosheidsdag minimaal 26 weken in loondienst hebben gewerkt (wekeneis). Wordt hieraan voldaan dan ontstaat recht op een WW-uitkering van 3 maanden. Voor een langere uitkering moet de werknemer in minimaal 4 van de laatste 5 kalenderjaren over tenminste 52 dagen loon hebben ontvangen (jareneis). Wordt aan deze laatste voorwaarde voldaan dan wordt de uitkeringsduur verlengd met 1 maand per jaar arbeidsverleden. De uitkeringsduur bedraagt maximaal 3 jaar en 2 maanden. De hoogte van de WW-uitkering bedraagt in alle situaties de eerste 2 maanden 75% van het gemaximeerde dagloon en daarna 70% van het gemaximeerde dagloon. Deze systematiek gaat eveneens gelden voor Defensiemedewerkers die op de eerste werkloosheidsdag jonger zijn dan 40 jaar. De enige bovenwettelijke aanvulling die nog plaats zal vinden is een aanvulling op de WW-uitkering. De WW-uitkering wordt gedurende de eerste 6 maanden aangevuld tot 80%, de daaropvolgende 6 maanden tot 75% en gedurende de resterende periode tot 70 van het ongemaximeerde dagloon (artikel 3 van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Defensie.

Voor defensiemedewerkers die op de eerste dag van de werkloosheid tussen de 40 en 50 jaar zijn blijft voor het bepalen van de uitkeringsduur de WW van toepassing zoals deze wet voor 1 oktober 2006 luidde. Dit betekent een uitkeringsduur afhankelijk van het arbeidsverleden van minimaal 6 maanden en maximaal 5 jaar.

Voor defensiepersoneel dat op de eerste werkloosheidsdag 50 jaar of ouder is blijft de bestaande garantie met betrekking tot een mogelijke doorloop van de uitkering tot het bereiken van de 65-jarige leeftijd bestaan. Daarbij geldt uiteraard wel dat men aan de voorwaarden gesteld in de WW moet blijven voldoen zoals b.v. de sollicitatieverplichting. Dit is al neergelegd in artikel 7 van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Defensie.

In het nieuw toe te voegen artikel 17a is een aanspraak op een suppletie-uitkering neergelegd voor militairen die in de derde fase van het FPS aangeven zich niet meer gemotiveerd te voelen om als militair bij defensie te blijven werken gezien een intensief uitzendverleden en om die reden zelf ontslag willen nemen. Dit ontslag op eigen verzoek kan niet leiden tot een uitkering krachtens de WW. Er is dan namelijk sprake van verwijtbare werkloosheid. Ook het onderhavige besluit kent in die situatie geen bovenwettelijke aanvullingen. Deze militairen worden gedurende 1 jaar bemiddeld naar ander werk, binnen of buiten defensie. Om het stimuleren van het vinden van een andere baan te bevorderen heeft de militair die een burgerbaan accepteert met een lager salaris gedurende 3 jaar aanspraak op en suppletie-uitkering indien het inkomen uit de nieuwe baan minimaal 80% bedraagt van het laatstverdiende inkomen bij defensie. De hoogte van de suppletie-uitkering bedraagt 50% van het verschil tussen het oude en het nieuwe inkomen.

Artikel 19

De aanspraken op grond van het Besluit personenchauffeurs defensie houden gelijke tred met de salarisontwikkeling van burgerpersoneel van 2% per 1 juli 2008.

Artikel 20

De wijzigingen in het Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie houden verband met de salarisontwikkeling van het burgerpersoneel van Defensie van 2% per 1 juli 2008.

Artikel 21

De wijzigingen in het Inkomstenbesluit militairen houden verband met de salarisontwikkeling van het militaire personeel van Defensie van 2% per 1 juli 2008.

Artikel 22

De wijzigingen in het Inkomstenbesluit militairen houden verband met de inkomensontwikkeling van de twee hoogste rangen bij defensie (vice-admiraal/luitenant-generaal resp. luitenant-admiraal/generaal) die de inkomensontwikkeling bij de sector Rijk volgen.

Artikel 23

De salarissen van het burgerpersoneel worden per 1 maart 2007 verhoogd met 2,05%. Daarnaast is in het arbeidsvoorwaardenakkoord afgesproken, dat de middelen die bestemd waren voor een nadere invulling van de levensloopregeling, aan de salarissen van het burgerpersoneel zullen worden toegevoegd. Aangezien alleen ambtenaren die op 1 maart 2007 in dienst waren kunnen deelnemen aan de levensloopregeling, werkt deze toevoeging, die neerkomt op een verhoging van de salarissen met 0,8%, niet door in de ontslaguitkeringen van personeel dat op 1 maart 2007 niet meer in actieve dienst was.

Met het opnemen van deze bepaling wordt een specifieke uitzonderingsbepaling ten aanzien van het bezoldigingsbegrip uit het Inkomensbesluit burgerlijke ambtenaren defensie ingevoerd voor de beperkte groep ambtenaren die op 28 februari 2007 in het genot waren van een ontslaguitkering.

Artikel 24

Met deze bepaling is de Premieregeling en aanvullende voorzieningen krijgsmacht ingetrokken. De achtergrond van deze intrekking is de introductie van het FPS.

De intrekking van de koninklijk besluit van 17 januari 1967 hangt samen met de wijzigingen als genoemd in de artikelen 13 en 15, onderdelen A.

Artikel 25

Dit artikel regelt de inwerkingtreding. Gezien de aard van het arbeidsvoorwaardenbeleid en de daarin gemaakte afspraken is het noodzakelijk om aan sommige onderdelen terugwerkende kracht dan wel een uitgestelde datum inwerkingtreding te verlenen.

De Staatssecretaris can Defensie,

C. van der Knaap

Schalen van het Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie per 1 maart 2007 (in euro's)

stb-2007-576-1.gif

Mij bekend,

De Staatssecretaris van Defensie,

C. van der Knaap

Bijlage 2 behorende bij artikel 5 onder D

Bijlage B bij artikel 13, zesde lid, IBBAD

Maandsalaris burgertandartsen

Bedragen met ingang van 1 maart 2007 (in euro's)

Aantal punten per jaar:

 

van

t/m

maandsalaris

 

11818,0

3829,33

11818,1

13167,0

3985,08

13167,1

14516,0

4202,83

14516,1

15884,0

4445,25

15884,1

17233,0

4684,83

17233,1

18582,0

4919,42

18582,1

19931,0

5099,00

19931,1

21280,0

5283,58

21280,1

22629,0

5451,75

22629,1

23978,0

5631,50

23978,1

25327,0

5735,42

25327,1

26599,9

5811,58

26600,0

en meer

5846,25

Mij bekend,

De Staatssecretaris van Defensie,

C. van der Knaap

Bijlage C bij artikel 14, eerste lid, IBBAD

Jaarsalaris burgertandartsen

Bedragen met ingang van 1 maart 2007 (in euro's)

aantal

punten

per jaar

jaar-

salaris

aantal

punten

per jaar

jaar-

salaris

aantal

punten

per jaar

jaar-

salaris

aantal

punten

per jaar

jaar-

salaris

aantal

punten

per jaar

jaar-

salaris

11818

45952

        

11913

46144

14858

52610

17822

58898

20767

63658

23731

68196

11989

46328

14953

52795

17898

59033

20862

63796

23807

68254

12084

46513

15029

52976

17993

59113

20938

63930

23902

68311

12160

46702

15124

53159

18069

59251

21033

64065

23978

68366

12236

46888

15200

53343

18164

59390

21109

64073

24073

68426

12331

47072

15276

53525

18240

59529

21204

64208

24149

68482

12407

47261

15371

53709

18316

59668

21280

64341

24244

68538

12502

47448

15447

53892

18411

59805

21356

64478

24320

68597

12578

47638

15542

54074

18487

59943

21451

64609

24396

68652

12673

47821

15618

54260

18582

60083

21527

64743

24491

68709

12749

48008

15713

54442

18658

60219

21622

64880

24567

68769

12844

48197

15789

54571

18753

60359

21698

65016

24662

68825

12920

48381

15884

54754

18829

60498

21793

65149

24738

68883

12996

48569

15960

54936

18924

60634

21869

65286

24833

68939

13091

48756

16036

55121

19000

60773

21964

65421

24909

68993

13167

48941

16131

55302

19076

60913

22040

65555

25004

69051

13262

49125

16207

55484

19171

61052

22116

65689

25080

69111

13338

49317

16302

55669

19247

61188

22211

65824

25156

69168

13433

49500

16378

55854

19342

61327

22287

65961

25251

69226

13509

49684

16473

56036

19418

61466

22382

66094

25327

69282

13604

49874

16549

56218

19513

61603

22458

66231

25422

69338

13680

50059

16644

56401

19589

61743

22553

66365

25498

69397

13756

50246

16720

56584

19684

61882

22629

66501

25593

69453

13851

50434

16796

56767

19760

62021

22724

66635

25669

69510

13927

50571

16891

56949

19836

62157

22800

66766

25764

69566

14022

50755

16967

57134

19931

62297

22876

66903

25840

69622

14098

50944

17062

57318

20007

62432

22971

67038

25916

69681

14193

51130

17138

57499

20102

62572

23047

67172

26011

69739

14269

51314

17233

57682

20178

62709

23142

67306

26106

69796

14364

51502

17309

57866

20273

62850

23218

67441

26182

69852

14440

51688

17404

58050

20349

62987

23313

67578

26258

69912

14516

51874

17480

58234

20444

63126

23389

67711

26353

69966

14611

52062

17556

58414

20520

63262

23484

67847

26429

70023

14687

52249

17651

58597

20596

63403

23560

67981

26524

70082

14782

52429

17727

58755

20691

63524

23636

68139

26600

70155

Mij bekend,

De Staatssecretaris van Defensie,

C. van der Knaap

Bijlage A

(IBM, artikel 4)

Salarisschalen voor de militairen van de Koninklijke marine met ingang van 1 maart 2007 (maandbedragen in euro's)

salaris-

nummer

matr3

matr2

matr1

kpl

sgt

smjr

aoo

ltz3

ltz2

ltz2oc

ltz1

kltz

ktz

cdr

sbn

vadm

ltadm

0

868,44

904,95

1247,41

1276,51

1315,99

            

1

974,54

1015,97

1425,52

1458,57

1503,98

            

2

1093,94

1139,83

1603,65

1641,15

1691,97

            

3

1226,67

1278,47

1781,77

1823,24

1879,98

1962,38

2037,39

          

4

1326,34

1386,53

1845,92

1867,64

1922,91

1999,88

2074,39

          

5

1524,21

1568,12

1879,00

1913,53

1962,38

2039,85

2111,40

          

6

1541,48

1591,81

1915,49

1947,08

1999,88

2077,35

2120,76

2168,62

2268,31

        

7

1559,74

1616,47

1943,14

1981,14

2039,85

2114,36

2158,26

2273,25

2372,92

        

8

1578,00

1641,15

1969,78

2013,70

2077,35

2147,91

2197,25

2378,34

2477,03

        

9

1596,26

1665,33

1996,42

2048,25

2114,36

2184,91

2236,22

2454,32

2563,38

        

10

1614,51

1690,50

2024,07

2079,81

2147,91

2223,39

2274,22

2536,74

2644,30

        

11

1632,77

1715,65

2052,17

2111,40

2184,91

2262,88

2314,20

2620,61

2720,79

        

12

,,

,,

,,

2144,94

2223,39

2297,41

2353,17

2692,66

2801,21

        

13

,,

,,

,,

2176,52

2262,88

2331,46

2393,13

2772,10

2874,74

3052,37

       

14

,,

,,

,,

2211,07

2297,41

2353,17

2432,63

2847,10

2941,85

3123,91

       

15

,,

,,

,,

2244,63

2331,46

2392,16

2472,59

2913,71

3013,39

3198,43

       

16

,,

,,

,,

2277,19

2368,97

2430,64

2516,01

,,

3070,13

3250,23

       

17

,,

,,

2096,10

2314,20

2405,48

2469,63

2559,42

,,

3124,41

3297,60

       

18

,,

,,

,,

,,

2441,50

2512,56

2602,37

,,

3181,15

3344,47

3540,36

      

19

,,

,,

2139,52

,,

2479,50

2557,45

2639,37

,,

3231,48

3396,29

3653,86

      

20

,,

,,

,,

,,

2520,93

2597,43

2675,87

,,

3310,93

3444,17

3765,38

3870,48

     

21

,,

,,

2183,93

,,

2557,45

2635,90

2715,86

,,

3381,49

3518,17

3872,94

4006,18

     

22

,,

,,

,,

,,

2597,43

2673,89

2754,83

,,

3457,48

3600,08

3981,01

4109,80

     

23

,,

,,

,,

,,

2635,90

2713,87

2794,31

,,

,,

3678,53

4084,14

4219,83

     

24

,,

,,

,,

,,

,,

2754,33

2832,31

,,

,,

3756,01

4193,18

4327,89

     

25

,,

,,

,,

,,

,,

2794,31

2867,82

,,

,,

,,

4300,25

4432,00

     

26

,,

,,

,,

,,

,,

2833,29

2922,11

,,

,,

,,

4402,89

4540,06

     

27

,,

,,

,,

,,

,,

2869,80

2977,37

,,

,,

,,

4495,16

4647,64

     

28

,,

,,

,,

,,

,,

,,

3034,10

,,

,,

,,

4587,43

4755,69

4856,34

    

29

,,

,,

2228,84

,,

,,

,,

3091,35

,,

,,

,,

4679,22

4862,27

5118,87

    

30

,,

,,

,,

,,

,,

,,

3148,09

,,

,,

,,

4770,01

4969,83

5240,74

    

31

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

4812,93

5077,43

5363,13

    

32

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

4855,38

5156,36

5477,59

    

33

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

4973,29

5254,55

5657,18

5852,60

6720,54

  

34

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

5349,80

5839,28

6138,30

6907,06

  

35

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

5481,53

6084,51

6543,88

7241,11

  

36

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

5682,87

6338,13

6743,73

7582,08

  

37

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

6598,16

7116,28

7929,95

  

38

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

6861,67

7499,17

8287,67

8744,96

9315,60

Mij bekend,

De Staatssecretaris van Defensie,

C. van der Knaap

Bijlage B

(IBM, artikel 4)

Salarisschalen voor de militairen van de Koninklijke landmacht, de Koninklijke luchtmacht en de Koninklijke marechaussee met ingang van 1 maart 2007 (maandbedragen in euro's)

salaris-

nummer

sld3

mar4

sld2

mar3

sld1

mar2

kpl/kpl1

mar1

sgt

sgt1

sm

aoo

tlnt

elnt

kap

maj

lkol

kol

bgen

genm

lgen

gen

0

868,44

904,95

1108,74

1108,74

1173,87

1241,47

 

1290,81

1340,16

          

1

974,54

1015,97

1267,13

1267,13

1341,64

1418,62

 

1474,86

1531,61

          

2

1093,94

1139,83

1425,03

1425,03

1509,40

1596,26

 

1659,41

1723,06

          

3

1226,67

1278,47

1583,43

1583,43

1677,18

1773,39

1798,06

1843,96

1914,52

          

4

1326,34

1386,53

1623,89

1623,89

1727,01

1830,13

1856,29

1914,52

1991,50

          

5

1524,21

1568,12

1665,82

1665,82

1757,11

1886,88

1914,52

1962,38

2023,07

          

6

1541,48

1591,81

1710,24

1710,24

1786,73

1915,49

1962,38

2023,07

2052,17

2130,64

2201,70

        

7

1559,74

1616,47

1743,79

1743,79

1814,84

1943,14

1991,50

2052,17

2083,76

2239,19

2311,24

        

8

1578,00

1641,15

1777,34

1777,34

1844,94

1971,26

2023,07

2083,76

2114,36

2345,28

2422,26

        

9

1596,26

1665,33

1809,41

1809,41

1872,08

1998,88

2052,17

2114,36

2211,07

2422,26

2498,75

        

10

1614,51

1690,50

1842,96

1842,96

1903,66

2027,50

2083,76

2146,93

2244,63

2498,75

2585,08

        

11

1632,77

1715,65

1874,06

1874,06

1931,79

2054,15

2114,36

2177,51

2277,19

2585,08

2661,08

        

12

,,

,,

1909,59

1909,59

1958,43

2079,81

2146,93

2211,07

2314,20

2661,08

2737,55

        

13

,,

,,

1940,16

1940,16

1985,57

2111,40

2177,51

2244,63

2350,21

2737,55

2815,52

2976,88

       

14

,,

,,

,,

,,

2012,22

2144,94

2211,07

2277,19

2387,70

2815,52

2886,09

3040,53

       

15

,,

,,

,,

,,

2039,85

2176,52

2244,63

2314,20

2425,22

2886,09

2949,74

3105,18

       

16

,,

,,

,,

,,

,,

2211,07

2277,19

2350,21

2462,72

,,

3018,32

3171,79

       

17

,,

,,

,,

,,

,,

2244,63

2314,20

2387,70

2500,71

,,

3084,93

3233,95

       

18

,,

,,

,,

,,

,,

2277,19

2350,21

2425,22

2548,58

,,

3153,52

3295,12

       

19

,,

,,

,,

,,

,,

2314,20

2387,70

2462,72

2586,07

,,

3219,16

3354,35

3543,83

      

20

,,

,,

,,

,,

,,

,,

2425,22

2500,71

2626,05

,,

3279,85

3413,56

3656,33

3803,37

     

21

,,

,,

,,

,,

2083,76

,,

2462,72

2548,58

2659,61

,,

3332,15

3478,70

3766,87

3909,45

     

22

,,

,,

,,

,,

,,

,,

2500,71

2586,07

2695,62

,,

3396,29

3542,85

3873,94

4017,52

     

23

,,

,,

,,

,,

2127,19

,,

,,

2626,05

2733,12

,,

,,

3613,40

3982,49

4121,14

     

24

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

2659,61

2773,09

,,

,,

3680,50

4087,10

4231,19

     

25

,,

,,

,,

,,

2171,59

,,

,,

2695,62

2810,10

,,

,,

,,

4197,62

4339,23

     

26

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

2733,12

2869,80

,,

,,

,,

4306,18

4443,35

     

27

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

2773,09

2926,06

,,

,,

,,

4410,78

4551,42

     

28

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

2810,10

2982,79

,,

,,

,,

4519,85

4658,98

4778,88

    

29

,,

,,

,,

,,

2216,51

,,

,,

,,

3041,51

,,

,,

,,

4605,20

4784,31

5060,15

    

30

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

3099,24

,,

,,

,,

4757,19

4911,13

5197,80

    

31

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

4812,93

5037,44

5334,99

    

32

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

4855,38

5156,36

5477,59

    

33

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

4973,29

5254,55

5657,18

5852,60

6720,54

  

34

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

5349,80

5839,28

6138,30

6907,06

  

35

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

5481,53

6084,51

6543,88

7241,11

  

36

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

5682,87

6338,13

6743,73

7582,08

  

37

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

6598,16

7116,28

7929,95

  

38

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

6861,67

7499,17

8287,67

8744,96

9315,60

Mij bekend,

De Staatssecretaris van Defensie,

C. van der Knaap

Schalen van het Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie per 1 juli 2008 (in euro's)

stb-2007-576-2.gif

Mij bekend,

De Staatssecretaris van Defensie,

C. van der Knaap

Bijlage B bij artikel 13, zesde lid, IBBAD

Maandsalaris burgertandartsen

Bedragen met ingang van 1 juli 2008 (in euro's)

Aantal punten per jaar:

 

van

t/m

maandsalaris

 

11818,0

3905,92

11818,1

13167,0

4064,75

13167,1

14516,0

4286,92

14516,1

15884,0

4534,17

15884,1

17233,0

4778,50

17233,1

18582,0

5017,83

18582,1

19931,0

5201,00

19931,1

21280,0

5389,25

21280,1

22629,0

5560,75

22629,1

23978,0

5744,17

23978,1

25327,0

5850,08

25327,1

26599,9

5927,83

26600,0

en meer

5963,17

Mij bekend,

De Staatssecretaris van Defensie,

C. van der Knaap

Bijlage C bij artikel 14, eerste lid, IBBAD

Jaarsalaris burgertandartsen

Bedragen met ingang van 1 juli 2008 (in euro's)

aantal

punten

per jaar

jaar-

salaris

aantal

punten

per jaar

jaar-

salaris

aantal

punten

per jaar

jaar-

salaris

aantal

punten

per jaar

jaar-

salaris

aantal

punten

per jaar

jaar-

salaris

11818

46871

        

11913

47067

14858

53662

17822

60076

20767

64931

23731

69560

11989

47255

14953

53851

17898

60214

20862

65072

23807

69619

12084

47443

15029

54036

17993

60295

20938

65209

23902

69677

12160

47636

15124

54222

18069

60436

21033

65346

23978

69733

12236

47826

15200

54410

18164

60578

21109

65354

24073

69795

12331

48013

15276

54595

18240

60720

21204

65492

24149

69852

12407

48206

15371

54783

18316

60861

21280

65628

24244

69909

12502

48397

15447

54970

18411

61001

21356

65768

24320

69969

12578

48591

15542

55155

18487

61142

21451

65901

24396

70025

12673

48777

15618

55345

18582

61285

21527

66038

24491

70083

12749

48968

15713

55531

18658

61423

21622

66178

24567

70144

12844

49161

15789

55662

18753

61566

21698

66316

24662

70201

12920

49349

15884

55849

18829

61708

21793

66452

24738

70261

12996

49540

15960

56035

18924

61847

21869

66592

24833

70318

13091

49731

16036

56223

19000

61988

21964

66729

24909

70373

13167

49920

16131

56408

19076

62131

22040

66866

25004

70432

13262

50107

16207

56594

19171

62273

22116

67003

25080

70493

13338

50303

16302

56782

19247

62412

22211

67140

25156

70551

13433

50490

16378

56971

19342

62554

22287

67280

25251

70611

13509

50678

16473

57157

19418

62695

22382

67416

25327

70668

13604

50871

16549

57342

19513

62835

22458

67556

25422

70725

13680

51060

16644

57529

19589

62978

22553

67692

25498

70785

13756

51251

16720

57716

19684

63120

22629

67831

25593

70842

13851

51443

16796

57902

19760

63261

22724

67968

25669

70900

13927

51582

16891

58088

19836

63400

22800

68101

25764

70957

14022

51770

16967

58277

19931

63543

22876

68241

25840

71014

14098

51963

17062

58464

20007

63681

22971

68379

25916

71075

14193

52153

17138

58649

20102

63823

23047

68515

26011

71134

14269

52340

17233

58836

20178

63963

23142

68652

26106

71192

14364

52532

17309

59023

20273

64107

23218

68790

26182

71249

14440

52722

17404

59211

20349

64247

23313

68930

26258

71310

14516

52911

17480

59399

20444

64389

23389

69065

26353

71365

14611

53103

17556

59582

20520

64527

23484

69204

26429

71423

14687

53294

17651

59769

20596

64671

23560

69341

26524

71484

14782

53478

17727

59930

20691

64794

23636

69502

26600

71558

Mij bekend,

De Staatssecretaris van Defensie,

C. van der Knaap

Bijlage A

(IBM, artikel 4)

Salarisschalen voor de militairen van de Koninklijke marine met ingang van 1 juli 2008 (maandbedragen in euro's)

salaris-

nummer

matr3

matr2

matr1

kpl

sgt

smjr

aoo

ltz3

ltz2

ltz2oc

ltz1

kltz

ktz

cdr

sbn

vadm

ltadm

0

885,81

923,05

1272,36

1302,04

1342,31

            

1

994,03

1036,29

1454,03

1487,74

1534,06

            

2

1115,82

1162,63

1635,72

1673,97

1725,81

            

3

1251,20

1304,04

1817,41

1859,70

1917,58

2001,63

2078,14

          

4

1352,87

1414,26

1882,84

1904,99

1961,37

2039,88

2115,88

          

5

1554,69

1599,48

1916,58

1951,80

2001,63

2080,65

2153,63

          

6

1572,31

1623,65

1953,80

1986,02

2039,88

2118,90

2163,18

2211,99

2313,68

        

7

1590,93

1648,80

1982,00

2020,76

2080,65

2156,65

2201,43

2318,71

2420,38

        

8

1609,56

1673,97

2009,18

2053,97

2118,90

2190,87

2241,19

2425,91

2526,57

        

9

1628,19

1698,64

2036,35

2089,21

2156,65

2228,61

2280,94

2503,41

2614,65

        

10

1646,80

1724,31

2064,55

2121,41

2190,87

2267,86

2319,70

2587,47

2697,19

        

11

1665,43

1749,96

2093,21

2153,63

2228,61

2308,14

2360,48

2673,02

2775,21

        

12

,,

,,

,,

2187,84

2267,86

2343,36

2400,23

2746,51

2857,23

        

13

,,

,,

,,

2220,05

2308,14

2378,09

2440,99

2827,54

2932,23

3113,42

       

14

,,

,,

,,

2255,29

2343,36

2400,23

2481,28

2904,04

3000,69

3186,39

       

15

,,

,,

,,

2289,52

2378,09

2440,00

2522,04

2971,98

3073,66

3262,40

       

16

,,

,,

,,

2322,73

2416,35

2479,25

2566,33

,,

3131,53

3315,23

       

17

,,

,,

2138,02

2360,48

2453,59

2519,02

2610,61

,,

3186,90

3363,55

       

18

,,

,,

,,

,,

2490,33

2562,81

2654,42

,,

3244,77

3411,36

3611,17

      

19

,,

,,

2182,31

,,

2529,09

2608,60

2692,16

,,

3296,11

3464,22

3726,94

      

20

,,

,,

,,

,,

2571,35

2649,38

2729,39

,,

3377,15

3513,05

3840,69

3947,89

     

21

,,

,,

2227,61

,,

2608,60

2688,62

2770,18

,,

3449,12

3588,53

3950,40

4086,30

     

22

,,

,,

,,

,,

2649,38

2727,37

2809,93

,,

3526,63

3672,08

4060,63

4192,00

     

23

,,

,,

,,

,,

2688,62

2768,15

2850,20

,,

,,

3752,10

4165,82

4304,23

     

24

,,

,,

,,

,,

,,

2809,42

2888,96

,,

,,

3831,13

4277,04

4414,45

     

25

,,

,,

,,

,,

,,

2850,20

2925,18

,,

,,

,,

4386,26

4520,64

     

26

,,

,,

,,

,,

,,

2889,96

2980,55

,,

,,

,,

4490,95

4630,86

     

27

,,

,,

,,

,,

,,

2927,20

3036,92

,,

,,

,,

4585,06

4740,59

     

28

,,

,,

,,

,,

,,

,,

3094,78

,,

,,

,,

4679,18

4850,80

4953,47

    

29

,,

,,

2273,42

,,

,,

,,

3153,18

,,

,,

,,

4772,80

4959,52

5221,25

    

30

,,

,,

,,

,,

,,

,,

3211,05

,,

,,

,,

4865,41

5069,23

5345,55

    

31

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

4909,19

5178,98

5470,39

    

32

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

4952,49

5259,49

5587,14

    

33

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

5072,76

5359,64

5770,32

5969,65

6854,95

  

34

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

5456,80

5956,07

6261,07

7045,20

  

35

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

5591,16

6206,20

6674,76

7385,93

  

36

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

5796,53

6464,89

6878,60

7733,72

  

37

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

6730,12

7258,61

8088,55

  

38

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

6998,90

7649,15

8453,42

8919,86

9501,91

Mij bekend,

De Staatssecretaris van Defensie,

C. van der Knaap

Bijlage B

(IBM, artikel 4)

Salarisschalen voor de militairen van de Koninklijke landmacht, de Koninklijke luchtmacht en de Koninklijke marechaussee met ingang van 1 juli 2008 (maandbedragen in euro's)

salaris-

sld3

sld2

sld1

mar2

kpl/kpl1

sgt

sgt1

sm

aoo

tlnt

elnt

kap

maj

lkol

kol

bgen

genm

lgen

gen

nummer

mar4

mar3

  

mar1

              

0

885,81

923,05

1130,91

1130,91

1197,35

1266,30

 

1316,63

1366,96

          

1

994,03

1036,29

1292,47

1292,47

1368,47

1446,99

 

1504,36

1562,24

          

2

1115,82

1162,63

1453,53

1453,53

1539,59

1628,19

 

1692,60

1757,52

          

3

1251,20

1304,04

1615,10

1615,10

1710,72

1808,86

1834,02

1880,84

1952,81

          

4

1352,87

1414,26

1656,37

1656,37

1761,55

1866,73

1893,42

1952,81

2031,33

          

5

1554,69

1599,48

1699,14

1699,14

1792,25

1924,62

1952,81

2001,63

2063,53

          

6

1572,31

1623,65

1744,44

1744,44

1822,46

1953,80

2001,63

2063,53

2093,21

2173,25

2245,73

        

7

1590,93

1648,80

1778,67

1778,67

1851,14

1982,00

2031,33

2093,21

2125,44

2283,97

2357,46

        

8

1609,56

1673,97

1812,89

1812,89

1881,84

2010,69

2063,53

2125,44

2156,65

2392,19

2470,71

        

9

1628,19

1698,64

1845,60

1845,60

1909,52

2038,86

2093,21

2156,65

2255,29

2470,71

2548,72

        

10

1646,80

1724,31

1879,82

1879,82

1941,73

2068,05

2125,44

2189,87

2289,52

2548,72

2636,78

        

11

1665,43

1749,96

1911,54

1911,54

1970,43

2095,23

2156,65

2221,06

2322,73

2636,78

2714,30

        

12

,,

,,

1947,78

1947,78

1997,60

2121,41

2189,87

2255,29

2360,48

2714,30

2792,30

        

13

,,

,,

1978,96

1978,96

2025,28

2153,63

2221,06

2289,52

2397,21

2792,30

2871,83

3036,42

       

14

,,

,,

,,

,,

2052,46

2187,84

2255,29

2322,73

2435,45

2871,83

2943,81

3101,34

       

15

,,

,,

,,

,,

2080,65

2220,05

2289,52

2360,48

2473,72

2943,81

3008,73

3167,28

       

16

,,

,,

,,

,,

,,

2255,29

2322,73

2397,21

2511,97

,,

3078,69

3235,23

       

17

,,

,,

,,

,,

,,

2289,52

2360,48

2435,45

2550,72

,,

3146,63

3298,63

       

18

,,

,,

,,

,,

,,

2322,73

2397,21

2473,72

2599,55

,,

3216,59

3361,02

       

19

,,

,,

,,

,,

,,

2360,48

2435,45

2511,97

2637,79

,,

3283,54

3421,44

3614,71

      

20

,,

,,

,,

,,

,,

,,

2473,72

2550,72

2678,57

,,

3345,45

3481,83

3729,46

3879,44

     

21

,,

,,

,,

,,

2125,44

,,

2511,97

2599,55

2712,80

,,

3398,79

3548,27

3842,21

3987,64

     

22

,,

,,

,,

,,

,,

,,

2550,72

2637,79

2749,53

,,

3464,22

3613,71

3951,42

4097,87

     

23

,,

,,

,,

,,

2169,73

,,

,,

2678,57

2787,78

,,

,,

3685,67

4062,14

4203,56

     

24

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

2712,80

2828,55

,,

,,

3754,11

4168,84

4315,81

     

25

,,

,,

,,

,,

2215,02

,,

,,

2749,53

2866,30

,,

,,

,,

4281,57

4426,01

     

26

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

2787,78

2927,20

,,

,,

,,

4392,30

4532,22

     

27

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

2828,55

2984,58

,,

,,

,,

4499,00

4642,45

     

28

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

2866,30

3042,45

,,

,,

,,

4610,25

4752,16

4874,46

    

29

,,

,,

,,

,,

2260,84

,,

,,

,,

3102,34

,,

,,

,,

4697,30

4880,00

5161,35

    

30

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

3161,22

,,

,,

,,

4852,33

5009,35

5301,76

    

31

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

4909,19

5138,19

5441,69

    

32

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

4952,49

5259,49

5587,14

    

33

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

5072,76

5359,64

5770,32

5969,65

6854,95

  

34

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

5456,80

5956,07

6261,07

7045,20

  

35

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

5591,16

6206,20

6674,76

7385,93

  

36

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

5796,53

6464,89

6878,60

7733,72

  

37

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

6730,12

7258,61

8088,55

  

38

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

,,

6998,90

7649,15

8453,42

8919,86

9501,91

Mij bekend,

De Staatssecretaris van Defensie,

C. van der Knaap


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven