Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 2007, 547 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 2007, 547 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van 29 oktober 2007, nr. SV/WV/2007/34779;
Gelet op de artikelen 15, tweede lid, van de Ziektewet, 14, tweede lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, 13, derde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, en 45, tweede lid, van de Werkloosheidswet;
De Raad van State gehoord (advies van 21 november 2007, nr. W12.07.0396/III);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van 3 december 2007, nr. SV/WV/07/38715;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het eerste lid, onderdeel j, wordt de volgende zinsnede toegevoegd:, met uitzondering van het eindheffingsbestanddeel, bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de loonbelasting 1964 ten aanzien waarvan de werkgever met toestemming van de inspecteur van de rijksbelastingdienst geen correctiebericht als bedoeld in artikel 28a van die wet heeft ingediend.
2. Er wordt een lid toegevoegd luidende:
4. Indien op de dag, bedoeld in artikel 54, tweede lid, van de Wet WIA geen recht op een werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet WIA, is ontstaan omdat de werknemer op die dag niet gedeeltelijk arbeidsgeschikt is, en op die dag, of op een eerdere dag als gevolg van het eindigen van de dienstbetrekking, een arbeidsurenverlies is ingetreden, wordt voor de bepaling van het refertejaar in aanmerking genomen: de periode van één jaar die eindigt op de laatste dag van het aangiftetijdvak voorafgaande aan het aangiftetijdvak waarin de arbeidsongeschiktheid is ingetreden. De in de eerste zin bedoelde periode van één jaar eindigt, in geval de arbeidsongeschiktheid als bedoeld in de WAO of de Wet WIA is ingetreden in gelijktijdige dienstbetrekkingen, op de laatste dag van het aangiftetijdvak dat het eerst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid is geëindigd.
Aan artikel 4 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Dit artikel blijft buiten toepassing, indien de vaststelling van het loon met toepassing van dit artikel leidt tot een lager loon dan de vaststelling van het loon zonder toepassing van dit artikel.
Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Het WW-dagloon van de werknemer die op de dag voorafgaande aan de eerste werkloosheidsdag een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de WAO heeft ontvangen, is, indien die uitkering met ingang van de eerste werkloosheidsdag wordt ingetrokken op grond van artikel 43, eerste lid, van de WAO, gelijk aan het laatstelijk geldende WAO-dagloon. Het WAO-dagloon van de werknemer die een uitkering op grond van de WAO naar een arbeidsongeschiktheid van minder dan 80% heeft ontvangen, wordt in aanmerking genomen naar de mate waarin de uitkering, waarvoor het dagloon wordt vastgesteld, in de plaats is gekomen voor de uitkering op grond van de WAO.
2. In het tweede lid wordt in de tweede zin «Het WW-dagloon» vervangen door: Dit WAO-dagloon.
3. In het derde lid, onderdeel b, wordt in de tweede zin «WW-dagloon» vervangen door: WAO-dagloon.
4. In het vijfde lid vervalt «dan wel niet meer wordt uitbetaald», alsmede: of artikel 44, eerste lid, onderdeel a,.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnootDe Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. P. H. Donner
Uitgegeven de eenentwintigste december 2007
De Minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin
Via het besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 14 mei 2007, nr. CPP2007/480M, Stcrt. 2007, 97, met betrekking tot de correctieverplichting bij deloonheffingen is voor de loonheffingen goedkeuring verleend om in bepaalde gevallen correctieberichten op werknemersniveau achterwege te laten. In die gevallen is doorwerking naar de polisadministratie niet nodig. Door middel van een gemiddelde premievervangende heffing wordt de systematiek van naheffing via eindheffing bij de werkgever, onder in het beleidsbesluit genoemde voorwaarden, ook voor de premies werknemersverzekeringen toegepast. Het Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen is hiervoor aangepast. Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) gaat bij een uitkeringsaanvraag uit van de loongegevens in de polisadministratie. Aangezien de eindheffingsbestanddelen via een collectieve naheffingsaanslag worden opgelegd, komen deze loongegevens niet in de polisadministratie terecht. De gegevens in de polisadministratie zijn namelijk op nominatief, individueel werknemersniveau. Met de wijziging is geregeld dat de eindheffingsbestanddelen die via een collectieve naheffingsaanslag worden geheven, geen betrekking hebben op het loonbegrip voor de bepaling van het dagloon. De werkgever ziet dan met toestemming van de inspecteur af van het indienen van een correctiebericht. In dat verband moet de werkgever wel aannemelijk maken dat er geen onevenredig nadelige effecten optreden voor de eventuele uitkeringsrechten werknemersverzekeringen van de betrokken werknemers. Dit volgt uit genoemd besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 14 mei 2007. Deze wijziging heeft (beperkte) positieve effecten voor de administratieve lasten van werkgevers, aangezien er minder correctieberichten ingediend hoeven te worden. Er is gekozen om af te wijken van het equivalentiebeginsel om de juiste financiële prikkel voor werkgevers voor een correcte aangifte te behouden en omdat het om geringe bedragen via de collectieve naheffingsaanslag gaat (er mogen geen onevenredig nadelige effecten optreden voor de uitkeringsrechten).
Verzekerden die in principe na twee jaar ziekte gekeurd worden voor de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), maar geen recht krijgen op een WIA-uitkering (minder dan 35% arbeidsongeschikt), kunnen bij arbeidsurenverlies recht hebben op een uitkering krachtens de Werkloosheidswet (WW). De referteperiode voor het vaststellen van het WW-dagloon is niet gelijk aan de referteperiode voor het WIA-dagloon. Voor de Wet WIA geldt een dagloonreferteperiode, die bepaald wordt door de eerste arbeidsongeschiktheidsdag. Voor de WW geldt een dagloonreferteperiode, die bepaald wordt door het moment van arbeidsurenverlies. Dit is over het algemeen aan het eind van het tweede ziektejaar. Dit is dus twee jaar later dan bij de Wet WIA. Aangezien tijdens het tweede ziektejaar in beginsel altijd sprake is van verminderde loondoorbetaling moet voor het WW-dagloon uitgegaan worden van het overeengekomen SV-loon. Dit overeengekomen (cao-)loon is niet opgenomen in de polisadministratie. In de polisadministratie staan de uitbetaalde loongegevens. Zonder aanpassing van de dagloonreferteperiode voor de WW blijft extra uitvraag bij de werkgever noodzakelijk.
De referteperiode voor het vaststellen van het WW-dagloon van deze verzekerden (minder dan 35% arbeidsongeschikt) is door onderhavige wijziging gelijkgesteld aan de referteperiode voor een WIA-dagloon. Zou verzekerde namelijk wel in aanmerking zijn gekomen voor een WIA-uitkering, dan zou het WIA-dagloon ook op deze wijze zijn vastgesteld. Er zal dan geen extra uitvraag bij werkgevers en/of werknemers meer nodig zijn. Dit sluit aan bij de gewenste administratieve lastenverlichting en verdere harmonisatie van begrippen in de sociale verzekeringswetgeving.
Tevens is een wijziging van artikel 4 opgenomen. Als tijdens een in het refertejaar gelegen periode van ziekte en/of verlof niet het volledige loon wordt betaald zou, zonder nadere maatregel, slechts dit lagere loon worden meegenomen in de dagloonvaststelling. Om te voorkomen dat dit een negatief effect heeft op de hoogte van het dagloon is hiervoor in artikel 4 een specifieke bepaling in het besluit opgenomen. Dit artikel behoort begunstigend te werken. In situaties waarbij bijvoorbeeld sprake is van wisselend loon kan toepassing van artikel 4 een lager dagloon opleveren dan wanneer het niet toegepast wordt. Daarom is het artikel nu zo aangepast, dat dit artikel alleen nog wordt toegepast indien het begunstigend uitwerkt voor verzekerde. UWV berekent in voorkomende gevallen altijd twee daglonen: een dagloon met toepassing van artikel 4 en een dagloon zonder toepassing van artikel 4. Als het artikel niet begunstigend uitwerkt, wordt de hoofdregel in artikel 2 voor het berekenen van het dagloon gebruikt.
Dit wijzigingsbesluit bevat tevens een aanpassing van artikel 13, eerste lid, over het WW-dagloon na theoretische afschatting in het kader van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). In het eerste lid van artikel 13 wordt de situatie geregeld van een theoretische afschatting vanuit de WAO en de gevolgen daarvan voor de dagloonvaststelling van het nieuwe WW-recht. Hierin is nu ook de situatie geregeld voor verzekerden die een gedeeltelijke WAO-uitkering ontvingen en vervolgens geheel worden afgeschat. De tussenzin over het niet meer uitbetalen van WAO op grond van de toepassing van artikel 44 WAO is komen te vervallen. Bij het gebruik van artikel 44 WAO is geen sprake van werkloosheid als gevolg van een theoretische afschatting. Betrokkene is juist aan het werk en ontvangt nog een aanvullende WAO-uitkering. Als door het wegvallen van dit tijdelijk werk werkloosheid ontstaat, is artikel 13 niet van toepassing. In dat geval is de hoofdregel van de dagloonregels van toepassing; het dagloon wordt dan gebaseerd op de relevante inkomsten uit dat werk.
Het Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen is tevens aangepast in verband met een wijziging in technische zin.
Uitgangspunt van het loonbegrip voor de bepaling van het dagloon is dat dit gelijk is aan loonbegrip voor de bepaling van het loon waarover premies werknemersverzekeringen worden geheven, bedoeld in hoofdstuk 3, afdeling 1, paragraaf 1, van de Wet financiering sociale verzekeringen. Dit is geregeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van het Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen. Door middel van de onderhavige wijziging wordt hierop een uitzondering aangebracht voor eindheffingsbestanddelen die via een collectieve naheffingsaanslag worden geheven. Aangezien het de bedoeling is dat deze uitzondering geldt voor loon dat vanaf 2006 wordt nageheven via de eindheffing wordt aan deze wijziging terugwerkende kracht verleend tot en met 1 januari 2006. Door de wijziging van artikel 1, eerste lid, onderdeel j, wordt een van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) afwijkende definitie gehanteerd. Er is gekozen voor een onderscheid tussen de Wfsv en het onderhavige Besluit, omdat eindheffingsbestanddelen die via een collectieve naheffingsaanslag worden geheven wel loon vormen waarover premies worden geheven, maar niet meetellen voor de vaststelling van de hoogte van de uitkering (dagloon).
Het vierde lid van artikel 1 beoogt de referteperioden voor de dagloonberekening van de Wet WIA en van de WW gelijk te stellen voor de verzekerde, die aan het einde van de wachttijd in het kader van de Wet WIA geen recht krijgt op een werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet WIA (WGA-uitkering), omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Indien deze verzekerde arbeidsurenverlies lijdt en recht krijgt op een WW-uitkering kan voor de berekening van het WW-dagloon worden uitgegaan van het refertejaar voor de dagloonberekening in het kader van de Wet WIA. In geval de arbeidsongeschiktheid is ingetreden in gelijktijdige dienstbetrekkingen, eindigt de referteperiode op de laatste dag van het aangiftetijdvak dat het eerst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid is geëindigd. Daarmee wordt bewerkstelligd dat het refertejaar voor de WW, na het niet toekennen van een Wet WIA-uitkering omdat de verzekerde minder dan 35% arbeidsongeschikt is, ook bij gelijktijdige dienstbetrekkingen overeenkomt met het refertejaar voor de dagloonberekening van de Wet WIA.
In het voorstel wordt de dag van het niet ontstaan van het WIA-recht als uitgangspunt genomen, daarbij wordt als vereiste gesteld dat op die dag een arbeidsurenverlies is ingetreden. Niet in alle gevallen zal het intreden van het arbeidsurenverlies zich voordoen aan het einde van de wachttijd in het kader van de Wet WIA. Het arbeidsurenverlies kan ook eerder intreden dan bij het einde van de wachttijd. Dat is bijvoorbeeld het geval bij werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, waarbij de arbeidsovereenkomst tijdens de wachttijd van de Wet WIA ten einde komt. Zonder nadere regeling zou in dat geval het refertejaar in het kader van de WW aangehouden moeten worden voor de dagloonberekening, waarbij het refertejaar eindigt op het moment van arbeidsurenverlies en niet op de laatste dag van het aangiftetijdvak voorafgaande aan het moment van intreden van de arbeidsongeschiktheid. Voorgesteld wordt ook voor de gevallen waarin eerder dan per einde wachttijd van de Wet WIA sprake is van arbeidsurenverlies, eenzelfde refertejaar aan te houden, namelijk de periode van een jaar die eindigt op de laatste dag van het aangiftetijdvak voorafgaande aan het aangiftetijdvak waarin de arbeidsongeschiktheid is ingetreden.
Artikel 4 van het Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen heeft de strekking om de dagloonverlagende werking van perioden van ziekte en verlof te verhinderen. De praktijk heeft uitgewezen dat er desondanks situaties voorkomen waarin de vaststelling van het loon met toepassing van dit artikel leidt tot een lager loon dan de vaststelling van het loon zonder toepassing van dit artikel. Daarom is in het nieuwe vierde lid van dit artikel opgenomen dat dit artikel uitsluitend wordt toegepast indien dit een hoger loon oplevert dan de vaststelling van het loon overeenkomstig de hoofdregel van artikel 2 van het Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen.
In artikel 13 van het Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen wordt de berekening van het WW-dagloon geregeld als sprake is van theoretische afschatting in het kader van de WAO. Onder theoretische afschatting wordt verstaan een afschatting in verband met aan de betrokkene toegedichte verdiencapaciteit. In artikel 13, eerste lid, werd voorheen uitsluitend geregeld dat in het geval de WAO-uitkering, berekend naar volledige arbeidsongeschiktheid, in verband met een theoretische afschatting geheel wordt beëindigd, maar de verzekerde die toegedichte capaciteit niet kan benutten, hij in aanmerking komt voor een WW-uitkering. In het nieuwe artikel 13, eerste lid, is thans ook de situatie geregeld dat een arbeidsongeschiktheidsuitkering naar minder dan 80% arbeidsongeschiktheid geheel wordt beëindigd en recht ontstaat op een WW-uitkering. Ook in deze situatie is het WW-dagloon gelijk aan het WAO-dagloon, met dien verstande dat het WAO-dagloon in aanmerking wordt genomen naar de mate waarin de WW-uitkering in de plaats is gekomen voor de WAO-uitkering.
Artikel 13, eerste lid, ging er voorheen vanuit dat een betrokkene in aanmerking komt voor een WW-uitkering indien de WAO-uitkering niet meer tot uitbetaling komt op grond van de toepassing van artikel 44, eerste lid, onderdeel a, van de WAO. Dit laatste is onjuist, omdat bij de toepassing van artikel 44 eerste lid, onderdeel a, van de WAO een verzekerde juist werkzaamheden aan het verrichten is en de WAO-uitkering als gevolg van die werkzaamheden niet meer volledig tot uitbetaling komt. De verwijzing in het eerste lid naar artikel 44, eerste lid, onderdeel a, van de WAO kan daarom vervallen. Dezelfde verwijzing in het vijfde lid komt daarom eveneens te vervallen.
De wijziging WW-dagloon in WAO-dagloon in het tweede lid, tweede zin, van artikel 13, betreft het herstel van een fout. De eerste zin van het tweede lid van artikel 13 regelt dat het WW-dagloon voor de gedeeltelijk arbeidsongeschikte wordt vastgesteld door evenredige verlaging van het laatstelijk geldende WAO-dagloon. Vervolgens dient in de tweede zin ten aanzien van het WAO-dagloon te worden bepaald dat dit WAO-dagloon in aanmerking wordt genomen naar de mate waarin de WW-uitkering in de plaats is gekomen van de uitkering op grond van de WAO. Abusievelijk was dit laatste bepaald ten aanzien van het WW-dagloon.
Dezelfde fout is ook hersteld met betrekking tot artikel 13, derde lid, onderdeel b.
Om uitvoeringstechnische redenen is voor Artikel I, onderdeel B, als datum van invoering 1 mei 2008 gekozen. Zie ook de artikelsgewijze toelichting onder Artikel I, onderdeel A.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. P. H. Donner
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2007-547.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.