Besluit van 26 november 2007, houdende wijziging van het Besluit heffingen kamers van koophandel en fabrieken strekkende tot nieuwe indeling van ondernemingen, en gerelateerde gewichten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 24 september 2007, nr. WJZ 7110336;

Gelet op artikelen 32, vierde lid, en 37 van de Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997;

De Raad van State gehoord (advies van 11 oktober 2007, nr. W10.07.0345/III);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 20 november 2007, nr. WJZ 7137772;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit heffingen kamers van koophandel en fabrieken wordt gewijzigd als volgt:

A

De tabel van artikel 1 wordt vervangen door de volgende tabel:

ondernemingen toebehorende aan een natuurlijk persoon en Europese economische samenwerkingsverbanden

1

verenigingen en stichtingen

2

rechtspersonen die geen onderneming drijven

2

vennootschappen onder firma

2

commanditaire vennootschappen

3

coöperaties, Europese coöperatieve vennootschappen en onderlinge waarborgmaatschappijen met een aantal werkzame personen tot 50

3

naamloze vennootschappen, Europese naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid met een maatschappelijk kapitaal tot € 2 500 000 en een aantal werkzame personen tot 50

3

vennootschappen en rechtspersonen opgericht naar het recht van een ander land dan Nederland met een aantal werkzame personen tot 50

3

coöperaties, Europese coöperatieve vennootschappen en onderlinge waarborgmaatschappijen met een aantal werkzame personen van 50 tot 250

8

naamloze vennootschappen, Europese naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid met een maatschappelijk kapitaal van € 2 500 000 tot € 10 000 000 en een aantal werkzame personen van 50 tot 250

8

vennootschappen en rechtspersonen opgericht naar het recht van een ander land dan Nederland met een aantal werkzame personen van 50 tot 250

8

coöperaties, Europese coöperatieve vennootschappen en onderlinge waarborgmaatschappijen met een aantal werkzame personen van 250 of meer

20

naamloze vennootschappen, Europese naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid met een maatschappelijk kapitaal van € 10 000 000 of meer en een aantal werkzame personen van 250 of meer

20

vennootschappen en rechtspersonen opgericht naar het recht van een ander land dan Nederland met een aantal werkzame personen van 250 of meer

20

B

Artikel 2 vervalt.

C

In artikel 3, eerste lid tot en met derde lid, wordt «de artikelen 1 en 2» telkens vervangen door: artikel 1.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2008.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 26 november 2007

Beatrix

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

F. Heemskerk

Uitgegeven de achttiende december 2007

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

I Algemeen

1. Doel en aanleiding

Dit besluit strekt tot aanpassing van het Besluit heffingen kamers van koophandel en fabrieken. Het besluit wijzigt de onderlinge verhouding tussen ondernemingen. Deze verhouding wordt door de kamers van koophandel gehanteerd om de hoogte te bepalen van de bijdrage die ondernemingen verschuldigd zijn op basis van artikel 32 van de Wet kamers van koophandel en fabrieken 1997 (de handelsregisterheffing).

Aanleiding voor de wijziging is het inwerkingtreden van de wet van 18 oktober 2007, houdende wijziging van de Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997 (Stb. 2007, 459) (de wijzigingswet) dat is voorzien per 1 januari 2008.

Hoewel ingevolge het onderhavige voorstel alle bepalingen van het besluit inhoudelijk worden gewijzigd, is er in dit geval niet voor gekozen het besluit geheel opnieuw vast te stellen. Het besluit vervalt immers van rechtswege op basis van artikel V van de wijzigingswet zodra de Handelsregisterwet 2007 in werking treedt. Omdat het inwerkingtreden van die wet is voorzien in de loop van 2008 is het niet doelmatig de regeling in te trekken en een nieuwe regeling vast te stellen.

De Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997 bedoelt de handelsregisterheffing zo nauw mogelijk te relateren aan de werkelijke kosten die worden gemaakt door de kamers van koophandel ten behoeve van de haar opgedragen taak betreffende de handelsregisters (de handelsregistertaak).

Het is gebleken dat de in het besluit vervatte verhouding niet volledig voldoet aan dit vereiste. Het is sinds kort mogelijk om nauwkeuriger inzicht te krijgen in de werkelijk gemaakte kosten ten behoeve van de handelsregistertaak per onderneming. Dat is nu mogelijk omdat nieuwe meetmethoden door verdere ontwikkeling in de automatisering ter beschikking zijn gekomen, op basis waarvan de gemaakte kosten beter in beeld worden gebracht.

Het hanteren van de nieuwe meetmethoden heeft geleid tot het inzicht dat sommige ondernemingscategorieën voorheen een te licht, en andere een te zwaar gewicht werd toegekend. Dat wil zeggen dat de zwaarte van de gewichten in die gevallen voorheen niet overeenkwam met de zwaarte van de hoeveelheid werk, en dus de kosten, die door de kamers van koophandel werden gemaakt voor de betreffende ondernemingscategorie.

Dit besluit ziet op een verwerking van dit nieuwe en meer nauwkeurige inzicht.

2. Administratieve lasten

Het besluit richt zich naar haar aard niet op het bedrijfsleven, maar op de Kamers van Koophandel. Voor de administratieve lasten van bedrijven heeft dit besluit daarom dan ook geen gevolgen.

3. Overige bedrijfseffecten

Het besluit heeft tot doel met grotere nauwkeurigheid werkelijke gemaakte kosten ten behoeve van ondernemingen aan die ondernemingen door te berekenen. Omdat de kamers van koophandel in totaal voor alle bedrijven nog evenveel werk als voorheen zullen doen, blijven de totale lasten voor het Nederlandse bedrijfsleven gelijk. Wel is het zo dat voor sommige bedrijven een daling van de handelsregisterheffingslasten zal optreden, voor andere bedrijven juist een stijging.

Eén van de gevolgen zal zijn dat met name bepaalde categorieën in het midden- en kleinbedrijf daardoor hogere bijdragen dan voorheen aangerekend wordt, voor zover het deze handelsregisterheffing betreft. Het volgende dient daarbij in acht genomen te worden. Naast de heffing die in dit besluit geregeld wordt, worden nog twee heffingen vastgesteld. De wijzigingswet voorziet in de grondslag voor deze twee heffingen in artikel I, onderdeel Ad. Die twee heffingen zullen ook door de kamers van koophandel worden geïnd. Het betreft de heffing voor de zogenaamde landelijke taak, en de heffing betreffende de zogenaamde regionale taak. Onze Minister stelt de heffing betreffende de landelijke taak zelf vast. De heffing voor de regionale taak van de kamers van koophandel wordt door de desbetreffende kamer vastgesteld, en behoeft de goedkeuring van Onze Minister. Voorzien is dat de totaalsom van de drie heffingen de hoogte van de totaalsom van de heffingen van 2006 niet zal overschrijden. Voorzien wordt dat Onze Minister hiervoor zorg zal dragen door de heffing betreffende de landelijke taak daar waar nodig ter compensatie lager vast te stellen, of de door de kamers vastgestelde hoogte van de heffing betreffende de regionale taak niet goed te keuren indien die heffing eventuele stijging die uit dit besluit voor bedrijven voortvloeit, niet compenseert door een overeenkomstige verlaging. Hier dient bovendien te worden opgemerkt dat op basis van het wijzigingsvoorstel het vaststellen van de begroting goedkeuring van Onze Minister behoeft; voorzien is dat ook deze wordt onthouden indien in de begroting met de hoogte van de heffingen als voorzien door Onze Minister, geen rekening is gehouden.

II Artikelen

Artikel I, onderdeel A

Dit artikel ziet op wijziging van de tabel waarin is vastgelegd welke gewichten aan welke categorieën ondernemingen worden toegekend.

Artikel I, onderdelen B en C

Als artikel I, onderdeel Ad, van het bij koninklijke boodschap van 31 oktober 2006 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997 (Kamerstukken II, 2006/2007, 30 857, nr. 2), nadat het tot wet is verheven, in werking treedt, vervalt de grondslag voor artikel 2 van het besluit. In het wetsvoorstel wordt voor de heffing een andere systematiek voorzien. De heffing zal niet langer bij algemene maatregel van bestuur worden geregeld. Om onduidelijkheden te voorkomen is er daarom voor gekozen het artikel uitdrukkelijk te doen vervallen. De verwijzingen ernaar in artikel 3 vervallen ook.

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

F. Heemskerk


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Economische Zaken.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 8 januari 2008, nr. 5.

Naar boven