Wet van 8 november 2007 tot wijziging van de Wet op de bedrijfsorganisatie met betrekking tot de ministeriële goedkeuring van besluiten van bedrijfslichamen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is enige bepalingen omtrent de ministeriële goedkeuring van besluiten van bedrijfslichamen in de Wet op de bedrijfsorganisatie te verduidelijken;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op de bedrijfsorganisatie wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 100, derde lid, wordt vervangen door:

  • 3. Verordeningen, waarvan het ontwerp niet overeenkomstig het eerste lid openbaar is gemaakt, behoeven de goedkeuring van Onze Minister wie het aangaat, in voorkomend geval in overeenstemming met Onze andere betrokken Minister of Ministers.

  • 4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de betrokkenheid van een of meer van Onze Ministers bij de onderwerpen of economische sectoren waarop bepaalde verordeningen betrekking hebben.

B

Artikel 104 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «Onze betrokken Ministers» vervangen door: Onze Minister wie het aangaat, in voorkomend geval in overeenstemming met Onze andere betrokken Minister of Ministers.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Met het toezicht op de naleving van een verordening zijn belast de bij besluit van het bedrijfslichaam aangewezen personen. Dat besluit behoeft de goedkeuring van Onze Minister wie het aangaat, in voorkomend geval in overeenstemming met Onze andere betrokken Minister of Ministers.

    Onze Minister wie het aangaat, in voorkomend geval in overeenstemming met Onze andere betrokken Minister of Ministers, kan het bedrijfslichaam een aanwijzing geven omtrent het aanwijzen van toezichthouders en de wijze waarop het toezicht wordt uitgeoefend.

3. Onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid wordt na het derde lid een nieuw lid ingevoegd, luidende:

  • 4. Met betrekking tot het tweede en derde lid is artikel 100, vierde lid, van overeenkomstige toepassing.

C

Artikel 106 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «Onze betrokken Ministers» vervangen door: een of meer van Onze Ministers.

2. In het tweede lid wordt «Onze betrokken Ministers» vervangen door: Onze Minister wie het aangaat.

D

In artikel 110 wordt «Onze betrokken Ministers» vervangen door: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in voorkomend geval in overeenstemming met Onze andere betrokken Minister of Ministers. Artikel 100, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

E

In artikel 126, vierde lid, wordt «Onze betrokken Ministers» vervangen door «Onze Minister wie het aangaat, in voorkomend geval in overeenstemming met Onze andere betrokken Minister of Ministers» en wordt aan het slot van dit lid een volzin toegevoegd, luidende: Artikel 100, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

F

Na artikel 128 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 128a

  • 1. Verordeningen of besluiten van bedrijfslichamen die op of na 1 juli 1999 maar voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel op grond van artikel 100, derde lid, 104, tweede of derde lid, of 126, vierde lid, zijn goedgekeurd door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Onze Minister van Economische Zaken of Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, maar niet door Onze genoemde Ministers gezamenlijk dan wel door een of twee van hen mede namens de anderen, zijn in afwijking van artikel 100, derde lid, 104, tweede of derde lid, of 126, vierde lid, zoals deze artikelen luidden voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit artikel, niet onverbindend op de enkele grond dat niet al Onze genoemde Ministers bij de goedkeuring zijn betrokken geweest.

  • 2. In afwijking van het eerste lid blijven de gevolgen van een voor de datum van inwerkingtreding van dit artikel gedane onherroepelijke rechterlijke uitspraak, waarbij verordeningen of besluiten van bedrijfslichamen onverbindend zijn verklaard op de grond bedoeld in het eerste lid, ten aanzien van partijen in de procedure waarop die uitspraak betrekking heeft in stand.

ARTIKEL II

  • 1. Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Artikel I, onderdeel F, werkt terug tot en met 1 juli 1999.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te

's-Gravenhage, 8 november 2007

Beatrix

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner

De Minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven

Uitgegeven de zevenentwintigste november 2007

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XHistnoot

Kamerstuk 31 039

Naar boven