Besluit van 30 oktober 2007, houdende regels ter uitvoering van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer (Besluit burgerservicenummer)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties van 17 oktober 2006, nr. 2006-0000339264, CS/CZW;

Gelet op de artikelen 3, tweede lid, 4, 6, 8, vijfde lid, 16, 18, derde lid, en 21, vierde lid, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer en de artikelen 5, 6, eerste lid, 34, vierde lid, 35, achtste lid, 59, tweede lid, 91, 99 en 114, vijfde lid, van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens;

De Raad van State gehoord (advies van 15 november 2006, nr. W04.06.0456/I);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 15 oktober 2007, nr. 2007-0000370830, STAF/CZW/WVOB;

Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK 1. BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. wet: de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer;

b. systeembeschrijving: de systeembeschrijving, bedoeld in artikel 2;

c. geautomatiseerde systeem van het college van burgemeester en wethouders: het geautomatiseerde systeem waarmee het college van burgemeester en wethouders uitvoering geeft aan het bepaalde in en krachtens artikel 8, vierde en vijfde lid, van de wet;

d. geautomatiseerde systeem van de gebruiker: het geautomatiseerde systeem waarmee de gebruiker uitvoering geeft aan de regels, bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de wet.

HOOFDSTUK 2. DE BEHEERVOORZIENING

Paragraaf 1. Inrichting, instandhouding, werking en beveiliging van de beheervoorziening

Artikel 2

Bij ministeriële regeling wordt een systeembeschrijving vastgesteld.

Artikel 3

De systeembeschrijving bevat een beschrijving van:

a. de hoofdlijnen van de inrichting van de beheervoorziening;

b. de wijze waarop nummers worden aangemaakt en ter beschikking gesteld aan het college van burgemeester en wethouders, onderscheidenlijk de rijksbelastingdienst, teneinde als burgerservicenummer, onderscheidenlijk als sociaal-fiscaalnummer, te worden toegekend;

c. de wijze waarop gegevens in het nummerregister worden opgenomen;

d. de gevallen waarin en de wijze waarop gegevens in het nummerregister worden gewijzigd of uit het nummerregister worden verwijderd;

e. de uitwisseling van gegevens, die verband houdt met de bijhouding van het nummerregister;

f. de inrichting en werking van de voorzieningen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder c, d en e, van de wet, met inbegrip van de gegevens die worden uitgewisseld tussen de beheervoorziening en de registraties, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder d, van de wet, onderscheidenlijk tussen de beheervoorziening en de rijksbelastingdienst, en de wijze waarop die gegevensuitwisselingen plaatsvinden;

g. de wijze waarop de beheervoorziening het geautomatiseerde systeem van een gebruiker, een college van burgemeester en wethouders of de rijksbelastingdienst in staat stelt, aan te sluiten op de beheervoorziening, alsmede van de beveiliging van de aansluiting op de beheervoorziening;

h. de gevallen waarin en de wijze waarop aantekening wordt gehouden van het gebruik dat van de beheervoorziening wordt gemaakt;

i. de hoofdlijnen van het beheer van de beheervoorziening.

Artikel 4

Onze Minister draagt zorg dat de beheervoorziening functioneert op een wijze die overeenstemt met de systeembeschrijving.

Artikel 5

  • 1. Onze Minister draagt zorg voor de nodige maatregelen van technische en organisatorische aard ter beveiliging van de in het nummerregister opgenomen gegevens tegen verlies of aantasting van deze gegevens en tegen onbevoegde kennisneming, opneming, wijziging, verwijdering of verstrekking van deze gegevens.

  • 2. Onze Minister draagt zorg voor de nodige maatregelen van technische en organisatorische aard ter beveiliging van de beheervoorziening tegen onbevoegd gebruik en belemmering van de goede werking van de voorzieningen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de wet.

  • 3. De maatregelen, bedoeld in het eerste en het tweede lid, hebben ten minste betrekking op:

    a. de personen die werkzaam zijn voor Onze Minister;

    b. de toegang tot de beheervoorziening, met inbegrip van de verbindingen met de beheervoorziening;

    c. de toegang tot gebouwen en ruimten waar de beheervoorziening of onderdelen daarvan aanwezig zijn;

    d. de apparatuur en de programmatuur van de beheervoorziening;

    e. de gegevens en het beheer van de gegevens die in de beheervoorziening zijn opgenomen;

    f. het geval dat de geheimhouding van de in het nummerregister opgenomen gegevens is geschaad;

    g. het voorkomen van calamiteiten en het afhandelen daarvan.

Paragraaf 2. Het nummerregister

Artikel 6

Het nummerregister bevat met betrekking tot de nummers die daarin zijn opgenomen op grond van de artikelen 4, eerste lid, aanhef en onder a, en 22, tweede lid, van de wet, de administratieve gegevens die zijn vermeld in bijlage 1 bij dit besluit.

Artikel 7

De rijksbelastingdienst verstrekt aan Onze Minister de inlichtingen betreffende sociaal-fiscale nummers, die van belang zijn voor de bijhouding van het nummerregister.

HOOFDSTUK 3. DE AANSLUITING OP EN HET GEBRUIK VAN DE BEHEERVOORZIENING

Paragraaf 1. De aansluiting op de beheervoorziening

Artikel 8

Een gebruiker die is aangesloten op de beheervoorziening draagt er zorg voor dat de verbinding van zijn geautomatiseerde systeem met de beheervoorziening en de uitwisseling van gegevens tussen zijn geautomatiseerde systeem en de beheervoorziening functioneren op een wijze die overeenstemt met hetgeen daarover in de systeembeschrijving is vastgelegd.

Artikel 9

  • 1. De verantwoordelijke voor een registratie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder d, van de wet draagt er zorg voor dat zijn geautomatiseerde systeem ten behoeve van de uitwisseling van gegevens tussen hem en Onze Minister functioneert op een wijze die overeenstemt met hetgeen daarover in de systeembeschrijving is vastgelegd.

  • 2. Een college van burgemeester en wethouders draagt er zorg voor dat zijn geautomatiseerde systeem ten behoeve van de uitwisseling van gegevens tussen het college en Onze Minister in verband met de toekenning van burgerservicenummers functioneert op een wijze die overeenstemt met hetgeen daarover in de systeembeschrijving is vastgelegd.

  • 3. De rijksbelastingdienst draagt er zorg voor dat zijn geautomatiseerde systeem ten behoeve van de uitwisseling van gegevens tussen deze dienst en Onze Minister in verband met de bijhouding van het nummerregister en de toekenning van burgerservicenummers functioneert op een wijze die overeenstemt met hetgeen daarover in de systeembeschrijving is vastgelegd.

Paragraaf 2. De verstrekking van gegevens in verband met de toekenning van burgerservicenummers

Artikel 10

Onze Minister deelt desgevraagd aan een college van burgemeester en wethouders in verband met de uitvoering van artikel 8 van de wet mede of een door het college opgegeven nummer een burgerservicenummer, een sociaal-fiscaalnummer dan wel geen van beide is.

Artikel 11

  • 1. Onze Minister verstrekt op verzoek aan een college van burgemeester en wethouders in verband met de uitvoering van artikel 8 van de wet de gegevens die zijn vermeld in bijlage 2, onderdelen A en B.

  • 2. Uit de GBA, onderscheidenlijk door de rijksbelastingdienst, worden aan Onze Minister de gegevens verstrekt, die hij nodig heeft in verband met de uitvoering van het eerste lid.

Artikel 12

  • 1. Onze Minister verstrekt aan een college van burgemeester en wethouders op verzoek in verband met de uitvoering van artikel 8 van de wet over een Nederlands document als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1°, 2° of 4°, van de Wet op de identificatieplicht, met behulp waarvan een persoon zich identificeert:

    a. de mededeling of ten aanzien van het desbetreffende document is geregistreerd dat het niet in het verkeer behoort te zijn, dan wel

    b. een ander gegeven waaruit de geldigheid of ongeldigheid van het document kan worden afgeleid.

  • 2. Uit het basisregister reisdocumenten, bedoeld in artikel 4a van de Paspoortwet, het register betreffende de afgifte van rijbewijzen, bedoeld in artikel 126 van de Wegenverkeerswet 1994, en door Onze Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie worden aan Onze Minister de gegevens verstrekt, die hij nodig heeft in verband met de uitvoering van het eerste lid.

Paragraaf 3. De verstrekking van gegevens aan gebruikers

Artikel 13

Onze Minister deelt op verzoek van een gebruiker in verband met de uitvoering van artikel 14 van de wet mede of het door de gebruiker opgegeven nummer een burgerservicenummer is.

Artikel 14

  • 1. Aan een gebruiker worden op verzoek in verband met de uitvoering van artikel 15, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de wet de gegevens verstrekt, die zijn vermeld in bijlage 3.

  • 2. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, worden verstrekt door Onze Minister, indien de gebruiker bij zijn verzoek gebruik maakt van de beheervoorziening.

  • 3. Uit de GBA worden aan Onze Minister de gegevens verstrekt, die hij nodig heeft in verband met de uitvoering van het tweede lid.

Artikel 15

  • 1. Aan een gebruiker wordt op verzoek in verband met de uitvoering van artikel 15, eerste lid, aanhef en onder c, van de wet medegedeeld:

    a. of ten aanzien van het desbetreffende document is geregistreerd dat het niet in het verkeer behoort te zijn, dan wel

    b. een ander gegeven waaruit de geldigheid of ongeldigheid van het document kan worden afgeleid.

  • 2. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onder a en b, worden verstrekt door Onze Minister, indien de gebruiker bij zijn verzoek gebruik maakt van de beheervoorziening.

  • 3. Uit het basisregister reisdocumenten, bedoeld in artikel 4a van de Paspoortwet, het register betreffende de afgifte van rijbewijzen, bedoeld in artikel 126 van de Wegenverkeerswet 1994, en door Onze Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie worden aan Onze Minister de gegevens verstrekt, die hij nodig heeft in verband met de uitvoering van het tweede lid.

HOOFDSTUK 4. TRANSPARANTIE EN CONTROLE

Artikel 16

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de wijze waarop de inlichtingen, bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet, worden verstrekt.

Artikel 17

Het onderzoek, bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de wet, leidt tot een oordeel over:

a. de volledigheid, begrijpelijkheid en juistheid van de beschrijving van de inrichting, werking en beveiliging van de beheervoorziening, gelet op de geldende regelgeving;

b. de mate waarin de beheervoorziening functioneert overeenkomstig de onder a bedoelde beschrijving.

HOOFDSTUK 5. WIJZIGING VAN HET BESLUIT GEMEENTELIJKE BASISADMINISTRATIE PERSOONSGEGEVENS

Artikel 18

Het Besluit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 1 vervalt het onderdeel, luidende:

– het geautomatiseerde systeem van Onze Minister van Financiën: het geautomatiseerde systeem waarmee Onze Minister van Financiën berichten verzendt of ontvangt ter uitvoering van artikel 59 van de wet;

2. Artikel 4, onder c, komt te luiden:

c. de kosten in verband met de mededelingen van Onze Minister van Justitie, in de vorm van berichten over het netwerk, over het verblijfsrecht van de vreemdeling;

3. Artikel 7, derde lid, komt te luiden:

  • 3. Bij regeling van Onze Minister wordt de hoogte van de kosten bepaald in verband met de mededelingen van Onze Minister van Justitie, in de vorm van berichten over het netwerk, over het verblijfsrecht van de vreemdeling.

4. In artikel 12, vierde lid, vervalt: en de in artikel 59 van de wet bedoelde mededeling van het sociaal-fiscaalnummer.

5. Het opschrift boven hoofdstuk 1, afdeling 4, paragraaf 6, komt te luiden:

§ 6 De mededelingen over het verblijfsrecht

6. Artikel 40 wordt als volgt gewijzigd:

Het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid vervallen.

7. In het opschrift boven hoofdstuk 2, paragraaf 5, wordt «sociaal-fiscaal nummer» vervangen door: burgerservicenummer.

8. In artikel 60 wordt «sociaal-fiscaal nummer» vervangen door: burgerservicenummer.

9. Bijlage 3, onderdeel 6, onder c, komt te luiden:

c. Gegevens ter aanduiding van de bron waaraan het burgerservicenummer is ontleend:

omschrijving van de bron waaraan het burgerservicenummer is ontleend;

aanduiding van de persoonslijst waaraan het burgerservicenummer van de ouders, de echtgenoot dan wel de geregistreerde partner, de eerdere echtgenoten, de eerdere geregistreerde partners of de kinderen is ontleend;

gemeentecode van de gemeente die het burgerservicenummer heeft ontleend.

10. In bijlage 6, onderdeel f, wordt «sociaal-fiscaal nummer» telkens vervangen door: burgerservicenummer.

Artikel 19

Artikel II van het Besluit van 21 oktober 2005 tot wijziging van het Besluit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens in verband met de invoering van de verstrekkingsvoorziening (Stb. 2005, 536) wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «twee jaren» vervangen door: zeven jaren.

2. Het derde lid wordt vernummerd tot vierde lid.

3. Er wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. In afwijking van het eerste lid maakt ten behoeve van de voortzetting van de verstrekking van gegevens uit de LRD, bedoeld in het eerste lid, het burgerservicenummer van de ingeschrevene deel uit van de gegevens, vermeld in de LRD, in plaats van het sociaal-fiscaalnummer van de ingeschrevene.

HOOFDSTUK 6. SLOTBEPALINGEN

Artikel 20

Het Besluit burgerservicenummer treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, met uitzondering van artikel 19, aanhef en onder 1, dat in werking treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad, waarin het Besluit burgerservicenummer wordt geplaatst. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 1 november 2007, treedt artikel 19, aanhef en onder 1, in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad, waarin het besluit wordt geplaatst en werkt het terug tot en met 2 november 2007.

Artikel 21

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit burgerservicenummer.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 30 oktober 2007

Beatrix

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Th. B. Bijleveld-Schouten

Uitgegeven de vijftiende november 2007

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

BIJLAGE 1

Bijlage behorende bij artikel 6 van het Besluit burgerservicenummer (Bijlage 1)

De administratieve gegevens in het nummerregister

In het nummerregister worden over de daarin opgenomen nummers de volgende administratieve gegevens opgenomen:

a. de datum waarop het nummer is aangemaakt;

b. de status van het nummer;

c. het orgaan waaraan het nummer ter beschikking is gesteld;

d. de datum waarop het nummer ter beschikking is gesteld;

e. het orgaan dat het nummer heeft toegekend;

f. de datum waarop het nummer is toegekend;

g. het orgaan dat het nummer uit het verkeer heeft genomen;

h. de datum waarop het nummer uit het verkeer is genomen;

i. het type registratie waarin gegevens omtrent het nummer zijn opgenomen.

BIJLAGE 2

Bijlage behorende bij artikel 11 van het Besluit burgerservicenummer (Bijlage 2)

A. Gegevens met behulp waarvan kan worden vastgesteld of aan een persoon reeds een burgerservicenummer is toegekend, en zo ja, welk nummer aan de betrokken persoon is toegekend

a. het burgerservicenummer;

b. geslachtsnaam;

c. voornamen;

d. adellijke titel of predikaat;

e. geboortedatum;

f. geboorteplaats;

g. geboorteland;

h. geslacht;

i. nationaliteit of nationaliteiten, dan wel een aanduiding dat de betrokkene geen nationaliteit bezit, een aanduiding dat de nationaliteit van de betrokkene niet kan worden vastgesteld, de aantekening dat op grond van artikel 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap is vastgesteld dat de betrokkene niet de Nederlandse nationaliteit bezit, of de aantekening dat de betrokkene op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers als Nederlander behandeld wordt;

j. datum overlijden;

k. omschrijving reden opschorting;

l. aanduiding omtrent niet-verstrekking aan derden op grond van artikel 102 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens;

m. gemeente van inschrijving;

n. adresgegevens;

o. vorig land van verblijf;

p. datum vertrek uit Nederland;

q. aanduiding gegevens in onderzoek;

r. datum ingang onderzoek;

s. orgaan waarvan de gegevens zijn betrokken;

t. aanduiding van de mate waarin de gegevens overeenkomen met de gevraagde gegevens.

B. Gegevens met behulp waarvan kan worden vastgesteld of aan een persoon reeds een sociaal-fiscaalnummer is toegekend, en zo ja, welk nummer aan de betrokken persoon is toegekend

a. het sociaal-fiscaalnummer;

b. geslachtsnaam;

c. voornamen of voorletters;

d. adellijke titel of predicaat;

e. geboortedatum;

f. geslacht

g. adresgegevens;

h. woonplaats;

i. land;

j. emigratiedatum;

k. orgaan waarvan de gegevens zijn betrokken;

l. aanduiding van de mate waarin de gegevens overeenkomen met de gevraagde gegevens.

BIJLAGE 3

Bijlage behorende bij artikel 14 van het Besluit burgerservicenummer (Bijlage 3)

De gegevens die aan een gebruiker worden verstrekt te beantwoording van:

1. de vraag of aan een bepaalde persoon een burgerservicenummer is toegekend en zo ja, welk burgerservicenummer is toegekend en

2. de vraag aan welke persoon een bepaald burgerservicenummer is toegekend

a. het burgerservicenummer;

b. geslachtsnaam;

c. voornamen;

d. adellijke titel of predikaat;

e. geboortedatum;

f. geboorteplaats;

g. geboorteland;

h. geslacht;

i. datum overlijden;

j. aanduiding gegevens in onderzoek;

k. datum ingang onderzoek;

l. omschrijving reden opschorting;

m. aanduiding omtrend niet-verstrekking aan derden op grond van artikel 102 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, waarbij uitsluitend wordt aangegeven of er sprake is van een dergelijke aanduiding of niet.

Tenzij sprake is van een aanduiding omtrent niet-verstrekking van gegevens aan derden op grond van artikel 102 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, worden voorts de volgende gegevens verstrekt:

n. gemeente van inschrijving;

o. adresgegevens.

NOTA VAN TOELICHTING

1. Algemeen

1.1. Inleiding

Deze algemene maatregel van bestuur bevat regels ter uitvoering van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer. De Wet algemene bepalingen burgerservicenummer (Wabb) bevat de grondslag voor de invoering van een persoonsnummer voor algemeen gebruik binnen de overheid en in contacten met de overheid, dat in de plaats treedt van het bestaande sociaal-fiscaalnummer. De Wabb bevat in verband hiermee regels omtrent:

a. het aanmaken, distribueren, toekennen en beheren van het burgerservicenummer;

b. enige algemene regels omtrent het gebruik van het burgerservicenummer;

c. passende ondersteuning bij het gebruik van het nummer, waaronder voorzieningen om het nummer en gegevens omtrent de persoon aan wie het nummer is toegekend, te verifiëren;

d. voorzieningen die het vertrouwen in het rechtmatig gebruik ondersteunen, waaronder een «Landkaart», waarmee de transparantie van het gebruik van het burgerservicenummer wordt bevorderd.

Krachtens de Wabb worden in het onderhavige besluit enige aspecten hiervan nader geregeld, waarvan de belangrijkste zijn:

a. de inrichting, werking en beveiliging van de beheervoorziening, waarmee burgerservicenummers worden aangemaakt en die faciliteiten bevat om burgerservicenummers en bijbehorende persoons- en documentgegevens te kunnen verifiëren;

b. de (administratieve) gegevens die zijn opgenomen in het nummerregister;

c. de aansluiting van het college van burgemeester en wethouders op de beheervoorziening ten behoeve van de toekenning van burgerservicenummers, alsmede de aansluiting van gebruikers op de beheervoorziening in verband met de verificatie van gegevens in verband met het gebruik van burgerservicenummers;

d. de gegevens die in verband met de toekenning of de verificatie worden verstrekt aan een college van burgemeester en wethouders, onderscheidenlijk een BSN-gebruiker.

Over het ontwerp van dit besluit is advies gevraagd aan het College bescherming persoonsgegevens (Cbp) en aan de Adviescommissie toetsing administratieve lasten (Actal). Omtrent het ontwerp-besluit is voorts de zienswijze van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVVB) gevraagd.

Het Cbp heeft medegedeeld dat het inhoudelijk bezien vanuit het perspectief van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de zorgvuldige omgang met persoonsgegevens geen opmerkingen heeft.

Actal liet weten het onderhavige besluit, gegeven de selectiecriteria, niet te selecteren voor een toets.

Naar aanleiding van de zienswijze van de VNG, die was afgestemd met de NVVB, is de toelichting op de artikelen 3 en 16 aangevuld.

Dit besluit heeft geen gevolgen voor het bedrijfsleven zoals bedoeld in de Bedrijfseffectentoets.

1.2 Hoofdlijnen van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer

Het burgerservicenummer is een (technisch) hulpmiddel bij het verwerken van persoonsgegevens; het nummer is op zichzelf inhoudsloos en heeft slechts betekenis in samenhang met andere gegevens over de persoon aan wie het nummer is toegekend. Of het burgerservicenummer in een concreet geval mag worden gebruikt, is dan ook in hoofdzaak afhankelijk van de vraag of de gegevensverwerking, waarbij het burgerservicenummer als hulpmiddel wordt gehanteerd, is toegestaan. Of die gegevensverwerking is toegestaan, wordt op de eerste plaats beoordeeld aan de hand van de Wet bescherming persoonsgegevens en daarmee vergelijkbare regelingen (zoals de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens). Omdat de gegevensverwerkingen waarbij het burgerservicenummer als hulpmiddel wordt gebruikt reeds elders zijn gereguleerd, bevat de Wabb slechts enkele, algemene regels omtrent het gebruik van het burgerservicenummer. Zo bepaalt artikel 10 van de Wabb dat overheidsorganen bevoegd zijn het burgerservicenummer te gebruiken bij het verwerken van persoonsgegevens in het kader van de uitoefening van hun taak. Ook is in de Wabb vastgelegd dat bij het uitwisselen van gegevens tussen BSN-gebruikers onderling en in contacten van BSN-gebruikers met burgers in beginsel geen ander persoonsnummer wordt gebruikt dan het burgerservicenummer (artikelen 11 en 13). Voor het overige bevat de Wabb vooral regels over het aanmaken, distribueren, toekennen en beheren van burgerservicenummers, over voorzieningen ter ondersteuning van gebruikers van het burgerservicenummer en over voorzieningen om de betrouwbaarheid en de transparantie van het BSN-stelsel te bevorderen.

Aan de hand van enkele kernbegrippen wordt in de volgende paragraaf nader op de werking van het BSN-stelsel ingegaan.

1.3 Enkele kernbegrippen in het Besluit burgerservicenummer

Bij de beschrijving van het stelsel van burgerservicenummers in de Wabb en, in het bijzonder, in dit besluit, is het noodzakelijk enkele begrippen te hanteren met een specifieke betekenis. In deze paragraaf worden deze kernbegrippen nader toegelicht.

Gebruiker

In artikel 1, onderdeel d, van de Wabb is «gebruiker» gedefinieerd als:

1°. een overheidsorgaan; of

2°. ieder ander dan een overheidsorgaan of degene aan wie het burgerservicenummer is toegekend, voor zover deze werkzaamheden verricht waarbij het gebruik door hem of haar van het burgerservicenummer bij of krachtens de wet is voorgeschreven.

In dit besluit heeft «gebruiker» dezelfde betekenis, omdat de definities uit de wet tevens op onderhavig besluit van toepassing zijn.

Het begrip «gebruiker» wordt in het stelsel van de Wabb gehanteerd om de kring van personen en organisaties te aan te duiden die op grond van de Wabb de bevoegdheid hebben gebruik te maken van faciliteiten van de beheervoorziening (zie hierna). Deze gebruikers hebben de verplichting om bij de uitwisseling van gegevens met andere gebruikers of de burger aan wie het nummer is toegekend in beginsel geen ander persoonsnummer te gebruiken dan het burgerservicenummer.

Op grond van de definitiebepaling behoren tot de kring van gebruikers in de eerste plaats overheidsorganen. Met «overheidsorganen» worden hier bedoeld: alle personen en colleges die onder de omschrijving van artikel 1:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht vallen, dus ook de organen die op grond van het tweede lid van artikel 1:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet als bestuursorgaan worden aangemerkt.

Het tweede onderdeel van de definitie van «gebruiker» heeft betrekking op de «gebruikers» die zich buiten de kring van de overheid bevinden. Het gaat hierbij om natuurlijke en rechtspersonen, waaraan op grond van een bij of krachtens wet opgelegde verplichting het gebruik van het burgerservicenummer is voorgeschreven. Voor zover deze «gebruiker» ter uitvoering van zo’n verplichting handelt, is hij gebruiker; bij andere werkzaamheden niet.

Ook de verantwoordelijke voor een sectorale berichtenvoorziening, die op grond van artikel 17 van de Wabb kan worden ingesteld, is gebruiker in de zin van de Wabb (kamerstukken II 2005/06, 30 312, nr. 3, blz. 38).

Beheervoorziening

Op grond van artikel 3 van de Wabb zorgt de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor de inrichting en instandhouding van een aantal faciliteiten die noodzakelijk zijn voor een goede werking van het stelsel van burgerservicenummers. Deze faciliteiten worden gezamenlijk aangeduid met het begrip «beheervoorziening».

De faciliteiten (voorzieningen) die deel uitmaken van de beheervoorziening zijn:

a. voorzieningen voor het aanmaken van nummers;

b. voorzieningen voor het registreren van aangemaakte nummers en administratieve gegevens over die nummers;

c. voorzieningen om het nummerregister te kunnen raadplegen;

d. voorzieningen die het mogelijk maken om na te gaan of een burgerservicenummer, en zo ja welk burgerservicenummer, aan een bepaalde persoon is toegekend;

e. voorzieningen met behulp waarvan kan worden nagegaan aan wie een bepaald burgerservicenummer is toegekend;

f. voorzieningen met behulp waarvan de geldigheid van Nederlandse identiteitsdocumenten kan worden geverifieerd.

Ten behoeve van de toekenning van burgerservicenummers bevat de beheervoorziening voorts een faciliteit om bij de belastingdienst na te gaan of aan de betrokken persoon al een sociaal-fiscaalnummer is toegekend. Sociaal-fiscale nummers worden – als zijnde nummers die «als burgerservicenummer kunnen worden toegekend» – aangemaakt door de beheervoorziening. Als degene aan wie een sociaal-fiscaalnummer is toegekend op zeker moment in aanmerking komt voor de toekenning van een burgerservicenummer, zal zijn sociaal-fiscaalnummer worden «hergewaardeerd» tot burgerservicenummer. Hij krijgt dan derhalve geen «nieuw» nummer.

Op grond van artikel 8 van de Wabb is het college van burgemeester en wethouders verplicht om bij de toekenning van een burgerservicenummer gebruik te maken van de faciliteiten van de beheervoorziening, teneinde te kunnen nagaan of aan de betrokken persoon reeds een burgerservicenummer (of een sociaal-fiscaalnummer) is toegekend. Een BSN-gebruiker is, daarentegen, niet verplicht om voor het stellen van verificatievragen de beheervoorziening te gebruiken. Een BSN-gebruiker kan desgewenst ook rechtstreeks de verantwoordelijke voor de desbetreffende registratie bevragen, bijvoorbeeld door de GBA te benaderen met gebruikmaking van een autorisatie op grond van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, waarover de desbetreffende gebruiker beschikt. Een verificatievraag aan het nummerregister, dat immers onderdeel is van de beheervoorziening, kan uiteraard niet buiten de beheervoorziening om worden gesteld.

Om de bedoelde verificatievragen beantwoord te krijgen door middel van de beheervoorziening, dient een aantal identificerende gegevens van de persoon, respectievelijk bepaalde informatie betreffende het identiteitsdocument (zoals het documentnummer), te worden verwerkt in de verificatievraag aan de beheervoorziening. Welke gegevens het betreft, is vermeld in de systeembeschrijving (zie over het begrip «systeembeschrijving» de toelichting hieronder).

De beheervoorziening is zodanig ingericht, dat zij uitsluitend toegankelijk is voor gebruikers en anderen die daartoe op grond van de BSN-regelgeving bevoegd zijn. Daartoe zijn onder meer de volgende maatregelen genomen. Gebruikers die verificatievragen willen stellen aan de beheervoorziening dienen zich aan te melden voor aansluiting op de beheervoorziening bij de beheerder ervan. In de gestandaardiseerde aansluitprocedure wordt onder meer vastgesteld of de organisatie inderdaad gebruiker is in de zin van de Wet algemene bepalingen BSN. Gebruikerssystemen krijgen uitsluitend toegang tot de beheervoorziening via een beveiligd netwerk. Voorts gebruikt iedere gebruikersorganisatie die mag gaan aansluiten op de beheervoorziening een digitaal certificaat, uitgereikt op basis van het hoogste veiligheidsniveau binnen de PKI Overheid standaard (Public Key Infrastructure certificaten), aan de hand waarvan de digitale identiteit van de gebruiker wordt bepaald. Uitsluitend gebruikers die in het bezit zijn van een bij de beheervoorziening geregistreerd certificaat kunnen gebruik maken van de aangeboden diensten. Alle anderen zullen aan de toegangspoort worden geweerd.

Systeembeschrijving

In het Logisch ontwerp betreffende de beheervoorziening (Logisch ontwerp BSN) is gedetailleerd beschreven, hoe de beheervoorziening behoort te zijn ingericht en op welke wijze zij behoort te functioneren. Het karakter van het Logisch ontwerp BSN maakt het echter onmogelijk om dit document als geheel algemeen verbindend te maken. Het Logisch ontwerp BSN bevat niet uitsluitend normen, maar ook teksten die een toelichtend karakter hebben. In het geval van het Logisch ontwerp dat betrekking heeft op de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (Logisch ontwerp GBA) is een vergelijkbare situatie benaderd door de gedeelten van dat Logisch ontwerp waaraan algemeen verbindende werking toekomt, aan te duiden als «systeembeschrijving». In het onderhavige besluit wordt dezelfde weg bewandeld, door met behulp van het begrip «systeembeschrijving» verbindende werking toe te kennen aan gedeelten van het Logisch ontwerp BSN. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stelt bij ministeriële regeling vast, welke gedeelten van het Logisch ontwerp BSN tot de systeembeschrijving behoren.

2. Artikelsgewijs

Artikelen 2 en 3

In artikel 2 is vastgelegd, dat de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de systeembeschrijving vaststelt. De systeembeschrijving bevat regels betreffende de inrichting, de werking en het beheer van de beheervoorziening. Hierboven, in het algemeen deel, is het begrip «systeembeschrijving» nader toegelicht.

In artikel 3 worden de onderwerpen omschreven, die in de systeembeschrijving worden geregeld.

Die onderwerpen variëren van de werking van de «nummergenerator» (onderdeel a) tot de wijze waarop gebruikers kunnen communiceren met de beheervoorziening.

De systeembeschrijving omvat mede de hoofdlijnen van het beheer. Zo wordt onder meer bepaald, hoe wordt omgegaan met (periodieke) onderhoudswerkzaamheden aan de beheervoorziening en het verhelpen van storingen. In dit verband zal tevens worden vastgelegd, op welke wijze storingen en andere problemen met de beheervoorziening aan de minister kunnen worden gemeld en welke gegevens in verband hiermee worden vastgelegd. Voor een goed beheer kan het voorts noodzakelijk zijn, limieten vast te stellen met betrekking tot het aantal malen dat een gebruiker binnen een bepaalde periode contact kan leggen of kan zoeken met de beheervoorziening, of andere situaties te beschrijven waarin de verbinding met een gebruiker om beheersmatige redenen (tijdelijk) moet worden verbroken. Uitgangspunt hierbij is, dat een optimale taakuitoefening door de betrokken gebruikers zo veel mogelijk wordt gewaarborgd, ook in geval van eventuele storingen.

Artikel 4

Op grond van artikel 4 is de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verplicht de systeembeschrijving na te leven. Het artikel bepaalt dat de minister er zorg voor draagt dat de beheervoorziening functioneert zoals is voorgeschreven in de systeembeschrijving. Deze zorgplicht is een specificatie van de in artikel 3 van de Wabb opgenomen zorgplicht. De verplichting heeft mede betrekking op de wijze waarop de opneming van gegevens in het nummerregister en de verstrekking van gegevens uit het nummerregister in technische zin wordt afgehandeld. Datzelfde geldt voor de afhandeling van de verstrekking, via de daartoe bestemde onderdelen van de beheervoorziening, uit de gemeentelijke basisadministraties persoonsgegevens en de documentregisters (alsmede, ten behoeve van de toekenning van burgerservicenummers, van de verstrekking van gegevens van de belastingdienst om na te gaan of aan de betrokken persoon al een sociaal-fiscaalnummer is toegekend.) Ook heeft dit artikel betrekking op de naleving van de in de systeembeschrijving vastgelegde verplichting tot protocollering of «logging» van het gebruik dat van de beheervoorziening wordt gemaakt. De aldus vastgelegde gebruiksgegevens vormen onder meer een hulpmiddel bij het periodieke onderzoek, bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de Wabb en het toezicht op het rechtmatig gebruik van de beheervoorziening.

Artikel 5

Artikel 5 bevat voorschriften omtrent het treffen van passende maatregelen ter beveiliging van de beheervoorziening in het algemeen (tweede lid) en het nummerregister in het bijzonder (eerste lid). Daartoe zijn onder meer, conform het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdiensten (VIR), de volgende maatregelen in het informatiebeveiligingsplan BSN opgenomen. Ten eerste zijn er processen en procedures ingericht ten behoeve van het aannemen en screenen van personeel dat de beheervoorziening beheert. Het systeem maakt gebruik van het hoogste veiligheidsniveau van de PKI Overheidsstandaard (Public Key Infrastructure certificaten) voor de identificatie en communicatie met gebruikers en aangrenzende systemen. Tevens wordt op basis hiervan het beveiligd netwerk gerealiseerd. Daarenboven wordt aan de hand van de identificatie met de certificaten voor elke afzonderlijke dienst van de beheervoorziening vastgesteld of autorisatie verleend mag worden. Er is een fysieke toegangsbeveiliging voorzien die garandeert dat alleen geautoriseerd personeel toegang heeft tot de voor het beheer bestemde ruimtes en voorzieningen. Een geïntegreerd bewakingssysteem waakt voortdurend over fysieke ruimtes en de goede werking van de hard- en software van de beheervoorziening. Door middel van geautomatiseerde periodieke controles binnen het gehele BSN-stelsel wordt de integriteit van het nummerregister gecontroleerd. Reservekopieën van de software van de beheervoorziening en de gegevens in het nummerregister dragen zorg voor een minimaal verlies aan gegevens in geval van een storing. Doordat het systeem op alle onderdelen ten minste dubbel is uitgevoerd wordt zo veel mogelijk voorkomen dat zich verstoringen in de dienstverlening voordoen of de integriteit van het nummerregister in het geding komt. In geval van een calamiteit kan conform een calamiteitenplan worden uitgeweken naar een alternatieve, beveiligde locatie. De doelmatigheid van de maatregelen is door middel van diverse audits door verschillende onafhankelijke specialisten vastgesteld.

Artikel 6

In het nummerregister worden op grond van artikel 4, eerste lid, onder a, van de Wabb alle nummers geregistreerd, die als burgerservicenummer kunnen worden toegekend. Dit houdt in, dat in het nummerregister zowel burgerservicenummers zijn opgenomen als sociaal-fiscale nummers. Een sociaal-fiscaalnummer wordt immers «hergewaardeerd» tot burgerservicenummer zodra de persoon aan wie het nummer is toegekend, in een gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens wordt ingeschreven. Ook nummers die nog niet zijn toegekend (als sociaal-fiscaalnummer of als burgerservicenummer), worden opgenomen in het nummerregister. Ten slotte worden op grond van artikel 22 van de Wabb tevens de sociaal-fiscale nummers, die voor de inwerkingtreding van de Wabb zijn toegekend en die op grond van dat artikel al of niet zijn aangemerkt als burgerservicenummer, in het nummerregister opgenomen.

Behalve de bovenbedoelde nummers zelf, bevat het nummerregister enige administratieve gegevens betreffende deze nummers. De administratieve gegevens zijn noodzakelijk voor de twee belangrijke functies die het nummerregister in het BSN-stelsel heeft. Het nummerregister is in de eerste plaats van belang voor een goed beheer van het stelsel. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan met behulp van het nummerregister nagaan welke nummers in omloop zijn en wat de status is van die nummers (bijvoorbeeld: burgerservicenummer, sociaal-fiscaalnummer of nog niet als zodanig toegekend). Het nummerregister stelt hem voorts in staat om bepaalde fouten met betrekking tot het nummer te constateren, bijvoorbeeld het in omloop zijn van twee dezelfde nummers. In de tweede plaats is het nummerregister van belang voor gebruikers van het burgerservicenummer. Zij kunnen met behulp van het nummerregister verifiëren of een bepaald nummer inderdaad een burgerservicenummer is.

In de bijlage bij artikel 6 (bijlage 1) zijn alle administratieve gegevens vermeld, die over de in het register opgenomen nummers (kunnen) worden opgenomen. Het overgrote deel van de gegevens staat ten dienste van het beheer van het stelsel; aan een gebruiker die een nummer verifieert wordt uitsluitend medegedeeld of het gevraagde nummer een burgerservicenummer is (zie artikel 13).

Artikel 7

Op grond van artikel 6 van de Wabb kunnen verplichtingen worden geregeld van overheidsorganen om aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de inlichtingen te verschaffen, die voor de bijhouding van het nummerregister van belang zijn. Artikel 7 legt de bedoelde verplichting op aan de rijksbelastingdienst, omdat deze dienst sociaal-fiscale nummers toekent en registreert. Sociaal-fiscale nummers worden, zoals in paragraaf 1.1 van deze nota van toelichting is beschreven, net als burgerservicenummers aangemaakt door de beheervoorziening en worden als zodanig geregistreerd in het nummerregister. Sociaal-fiscale nummers vervullen een aanvullende rol: slechts indien aan een persoon geen burgerservicenummer is toegekend, kan de rijksbelastingdienst aan hem een sociaal-fiscaalnummer toekennen. Vanwege deze beide eigenschappen van het sociaal-fiscaalnummer is de rijksbelastingdienst een belangrijke bron van informatie voor het nummerregister.

Artikelen 8 en 9

Om gebruik te kunnen maken van de beheervoorziening, dient een gebruiker te beschikken over een geautomatiseerd systeem dat in staat is met de beheervoorziening te communiceren. De gebruiker kan aan deze verplichting op vele manieren invulling geven, mits de verbinding en de gegevensuitwisseling met de beheervoorziening voldoen aan hetgeen daarover in de systeembeschrijving is vastgelegd. Daarom bevat de bepaling een zorgplicht terzake. De beheervoorziening is in technische zin zodanig ingericht, dat het verifiëren van gegevens via de beheervoorziening anders feitelijk wordt verhinderd.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties biedt gebruikers (test)faciliteiten aan, waarmee zij kunnen nagaan of hun geautomatiseerde systemen geschikt zijn voor aansluiting op de beheervoorziening.

Artikel 9 bevat een vergelijkbare bepaling met betrekking tot de aansluiting op de beheervoorziening van gemeenten in het kader van de toekenning van burgerservicenummers, de rijksbelastingdienst en de (overige) registraties waaruit de antwoorden op toekennings- en verificatievragen worden betrokken.

Artikelen 10, 11 en 12

In artikel 10, in de bijlage bij artikel 11 (bijlage 2) en in artikel 12 zijn de gegevens vermeld, die door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan het college van burgemeester en wethouders worden verstrekt in verband met de toekenning van burgerservicenummers. Zo krijgt het college via de beheervoorziening antwoord op de vraag of aan een bepaalde persoon reeds een nummer (sociaal-fiscaalnummer of burgerservicenummer) is toegekend. Indien de persoon wordt herkend (in een gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens of bij de rijksbelastingdienst), wordt een aantal persoonsgegevens aan het college verstrekt. Aan de hand daarvan kan het college nagaan of het inderdaad dezelfde persoon betreft, en welk nummer aan deze persoon is toegekend.

Op grond van artikel 8, vierde lid, van de Wabb is het college van burgemeester en wethouders verplicht om bij deze controle gebruik te maken van de beheervoorziening. De wijze waarop het college van burgemeester en wethouders gebruik maakt van de beheervoorziening is vastgelegd in de systeembeschrijving.

Het nummerregister maakt deel uit van de beheervoorziening. Voor de overige in artikel 3 van de Wabb bedoelde registraties fungeert de beheervoorziening als schakelpunt tussen de in dat artikel bedoelde registraties en het college van burgemeester en wethouders. In verband daarmee is in de artikelen 11 en 12 de gegevensverstrekking uit die andere registraties in twee stappen geregeld. In het eerste lid van beide artikelen is de verplichting geregeld van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om desgevraagd bepaalde gegevens aan het college te verstrekken. In het tweede lid is vastgelegd dat de verantwoordelijke voor de registratie waarin de desbetreffende gegevens worden bijgehouden, de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in staat stelt de vragen van het college van burgemeester en wethouders te beantwoorden, door hem de gegevens ter beschikking te stellen, die hij voor een goede vervulling van die taak nodig heeft. In artikel 11 betreft het de verstrekking van de in bijlage 2 vermelde gegevens uit de GBA en de registratie Beheer van Relaties van de rijksbelastingdienst. Artikel 12 heeft betrekking op gegevens waaruit de geldigheid van Nederlandse identiteitsdocumenten kan worden afgeleid, afkomstig uit het basisregister reisdocumenten, het rijbewijzenregister en het vreemdelingenkaartregister.

Artikel 13

Voor een toelichting op dit artikel wordt verwezen naar de toelichting op artikel 6.

Artikel 14

In bijlage 3 zijn de gegevens vermeld, die worden verstrekt in antwoord op de volgende vragen:

1. Is aan een bepaalde persoon een burgerservicenummer toegekend, en zo ja, welk burgerservicenummer?

2. Aan welke persoon is een bepaald burgerservicenummer toegekend?

Op beide vragen wordt, als de persoon wordt herkend in de GBA, als antwoord de in bijlage 3 vermelde standaard-gegevensverzameling aan de gebruiker gemeld (uiteraard voor zover de gegevens op de desbetreffende persoon van toepassing zijn). Uitzondering hierop is de situatie dat met betrekking tot de desbetreffende persoon in de GBA is aangetekend, dat zijn gegevens op grond van artikel 102 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens niet aan derden (als bedoeld in die wet) worden verstrekt. Om privacyredenen wordt in dat geval het adres van de betrokkene niet verstrekt. In plaats daarvan wordt de aantekening omtrent de niet-verstrekking in het antwoord vermeld, zodat de gebruiker weet dat hij extra zorgvuldig met de (overige, wel) verstrekte gegevens dient om te gaan.

Een gebruiker is bij het stellen van verificatievragen niet in alle gevallen verplicht de beheervoorziening te gebruiken. De gebruiker die bevoegd is dit type verificatievragen te stellen (en als antwoord de in bijlage 3 vermelde gegevens te ontvangen), kan er bijvoorbeeld de voorkeur aan geven, de antwoorden op BSN-verificatievragen rechtstreeks uit de GBA te betrekken. Indien een gebruiker voor een andere wijze van verstrekken kiest dan verstrekking via de beheervoorziening, zijn daarop uiteraard mede de regels van toepassing, die voor die wijze van verstrekking gelden (bijvoorbeeld de Wet GBA).

Zie voorts de toelichting op de artikelen 10, 11 en 12.

Artikel 15

Artikel 15 heeft betrekking op de beantwoording van een verificatievraag die betrekking heeft op een overgelegd Nederlands identiteitsdocument. Via de beheervoorziening kan ten aanzien van Nederlandse identiteitsdocumenten worden nagegaan of ze als identiteitsdocument in de zin van artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht kunnen worden beschouwd.

Zie voorts de toelichting op artikel 14.

Artikel 16

Op grond van artikel 16 kan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties regels stellen over de wijze waarop overheidsorganen informatie voor de zogenoemde «Landkaart» (die toegang biedt tot algemene informatie over het gebruik van het burgerservicenummer) aan hem dienen te verschaffen. Het stellen van zulke regels, bijvoorbeeld het voorschrijven van een bepaald «format», kan noodzakelijk of gewenst zijn in verband met een doelmatige verwerking van de aangeleverde informatie. Bij het vaststellen van een dergelijk «format» zal vanzelfsprekend rekening worden gehouden met de gebruikers. In verband daarmee zal met hen, respectievelijk met hun vertegenwoordigers, overleg worden gevoerd alvorens tot vaststelling wordt overgegaan.

Artikel 17

In artikel 17 zijn nadere regels gesteld over het periodieke onderzoek (de audit) naar de inrichting, de werking en de beveiliging van de beheervoorziening. Met «beschrijving van de inrichting, werking en beveiliging van de beheervoorziening» worden documenten bedoeld als het systeemontwerp, het logisch ontwerp, het dossier afspraken en procedures, de dienstverleningsovereenkomst en het informatiebeveiligingsplan.

Artikel 18

Op grond van artikel 8 van de Wabb wordt aan iedereen die in de GBA is ingeschreven, een BSN toegekend. Het BSN wordt opgenomen op de persoonslijst van de ingeschrevene. Reeds in de GBA geregistreerde sociaal-fiscale nummers worden op grond van artikel 22 van de Wabb aangemerkt als BSN. Sociaal-fiscale nummers komen vanaf het moment van inwerkingtreding van dat artikel niet meer in de GBA voor. Artikel 18 bevat de aanpassingen van het Besluit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, die hiermee samenhangen. In hoofdzaak betreft het de vervanging van het begrip «sociaal-fiscaalnummer» door: burgerservicenummer. Voorts heeft het vervallen van artikel 59 van de Wet GBA, waarin de verplichting was geregeld van de minister van Financiën om in verband met de bijhouding van de GBA gegevens te verstrekken omtrent sociaal-fiscale nummers, gevolgen voor het Besluit GBA. Deze gevolgen bestaan onder meer uit het vervallen van de noodzaak om de kosten door te berekenen, die verband hielden met het GBA-berichtenverkeer over sociaal-fiscale nummers tussen de minister van Financiën en de GBA. Ook deze aanpassingen zijn in artikel 18 verwerkt.

Artikel 19

De beheervoorziening maakt voor gegevensverstrekkingen uit de GBA voorshands gebruik van de landelijk raadpleegbare deelverzameling van de GBA (LRD). De LRD zal op termijn worden vervangen door de verstrekkingsvoorziening, Artikel II van het Besluit van 21 oktober 2005 tot wijziging van het Besluit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens in verband met de invoering van de verstrekkingsvoorziening (Stb. 2005, 536) voorzag in een overgangstermijn van ten hoogste twee jaren na de inwerkingtreding van dat besluit, waarin alle afnemers die gebruik maken van de LRD gelegenheid zouden krijgen de noodzakelijke technische voorzieningen te treffen om over te stappen op de verstrekkingsvoorziening. Zodra alle afnemers en bijzondere derden gebruik zouden maken van die voorziening, zou de verstrekking van gegevens uit de LRD worden beëindigd.

Inmiddels is gebleken dat de realisatie van de verstrekkingsvoorziening een zodanige vertraging heeft opgelopen, dat de overgangstermijn van twee jaren niet meer toereikend is1. Dit levert voor enkele afnemers, die voor de uitvoering van hun taken afhankelijk zijn van een online raadpleging van de LRD, onoverkomelijke problemen op. Ook voor de invoering van het BSN stelsel op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit is online raadpleging van de LRD onontbeerlijk. Zonder deze mogelijkheid kan (onder meer) niet worden voldaan aan de verplichting bedoeld in artikel 11, tweede lid, van dit besluit tot het verstrekken van gegevens uit de GBA, die nodig zijn om aan een persoon een burgerservicenummer toe te kennen. Om die reden bevat artikel 19, eerste lid, een wijziging van artikel II, eerste lid, van het besluit van 21 oktober 2005, waarbij de daarin genoemde termijn van twee jaren wordt vervangen door zeven jaren. Hierdoor is de overgangstermijn voor het gebruik van de LRD met vijf jaren verlengd. Gezien de gebleken moeilijkheid om het tijdstip te bepalen, waarop de verstrekkingsvoorziening zal zijn gerealiseerd en alle afnemers en bijzondere derden daarop zullen zijn aangesloten, is gekozen voor een verlenging met vijf jaren. Het blijft echter ingevolge artikel II, vierde lid (derde lid, oud) van het besluit van 21 oktober 2005 mogelijk om bij besluit van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te bepalen dat de verstrekking uit de LRD op een eerder tijdstip wordt beëindigd, indien de verstrekkingsvoorziening aan de gegevensbehoefte kan voldoen.

De verlenging van de overgangstermijn voor de LRD leidt overigens nog tot een technische aanpassing, die samenhangt met het feit dat de lijst van categorieën van GBA-gegevens die in de LRD zijn opgenomen, op grond van artikel II van het Besluit van 21 oktober 2005 tot wijziging van het Besluit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens in verband met de invoering van de verstrekkingsvoorziening (Stb. 2005, 536) is bevroren. Nu in de GBA het ook in de LRD opgenomen gegeven omtrent het sociaal-fiscaalnummer van de ingeschrevene is vervangen door diens burgerservicenummer, kan via de LRD niet langer het sociaal-fiscaalnummer worden verstrekt, maar uitsluitend het (gelijkluidende en op dezelfde plaats geregistreerde) burgerservicenummer. Artikel 19, derde lid (nieuw), maakt dit mogelijk.

Artikel 20

Deze algemene maatregel van bestuur treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Dit tijdstip is de datum waarop het BSN wordt ingevoerd. Omdat de inwerkingtreding van de in artikel 19 opgenomen bepaling omtrent de verlenging van de werkingsduur van de landelijk raadpleegbare deelverzameling (LRD) uiterlijk met ingang van 2 november 2007 dient te geschieden, is ten aanzien van die bepaling de mogelijkheid opgenomen dat de inwerkingtreding met ingang van die datum, of zonodig met terugwerkende kracht tot en met die datum, geschiedt.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Th. B. Bijleveld-Schouten


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 11 december 2007, nr. 240.

XNoot
1

Zie voor de opgetreden vertraging in het programma modernisering GBA de brief van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de Voorzitter van de Tweede Kamer van 5 juli 2007 (Kamerstukken II 2006/07, 27 859, nr. 8).

Naar boven