Besluit van 30 oktober 2007 tot wijziging van het Besluit inburgering en het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid (bekostiging inburgeringsprogramma’s Wet inburgering nieuwkomers in 2007 en enkele andere wijzigingen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Wonen, Wijken en Integratie van 18 september 2007, nr. DJZ2007089658, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving,

Gelet op de artikelen 5, derde lid, 52, derde lid, en 64, vierde lid, van de Wet inburgering en artikel 17, derde lid, van de Financiële-verhoudingswet;

De Raad van State gehoord (advies van 3 oktober 2007, nr. W08.07.0336/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Wonen, Wijken en Integratie van 23 oktober 2007, nr. DJZ2007102692, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit inburgering wordt als volgt gewijzigd:

A

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 1.1 door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

p. Wet inburgering nieuwkomers: Wet inburgering nieuwkomers zoals die luidde op 31 december 2006.

B

Artikel 2.3, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel j, onder 2°, komt te luiden:

  • 2°. voor het onderdeel Maatschappij Oriëntatie:

    – het niveau van artikel 11, eerste lid, onderdeel b, van die wet, of

    – een score van de MO-Profieltoets van ten minste: 85%, indien die toets is afgelegd voor 1 september 2001, respectievelijk 80%, indien die toets is afgelegd na 31 augustus 2001;.

2. De puntkomma aan het slot van onderdeel k wordt vervangen door: , of.

C

Artikel 2.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. die beschikt over het certificaat, bedoeld in artikel 13, tweede lid, van de Wet inburgering nieuwkomers, alsmede de verklaring van het regionaal opleidingencentrum op grond waarvan dat certificaat is afgegeven, indien uit die verklaring blijkt dat voor het onderdeel Maatschappij Oriëntatie is behaald:

1°. het niveau van artikel 11, eerste lid, onderdeel b, van die wet, of

2°. een score van de MO-Profieltoets van ten minste: 85%, indien die toets is afgelegd voor 1 september 2001, respectievelijk 80%, indien die toets is afgelegd na 31 augustus 2001;.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Bij regeling van Onze Minister kan worden voorzien in gedeeltelijke vrijstelling van de inburgeringsplicht op grond van andere diploma’s, certificaten of documenten dan genoemd in het eerste of tweede lid.

D

In artikel 7.5, derde lid, wordt «N en P» vervangen door: N, P, R en T.

E

In artikel 7.8, derde lid, wordt «15 september» vervangen door: 1 september.

F

Artikel 9.5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de in het eerste lid genoemde formule wordt «A – U» vervangen door: A – U – (V x W).

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van het tweede lid door een puntkomma, worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

– met de letter V: het aantal door het college in 2007 op grond van de Wet inburgering nieuwkomers genomen beschikkingen omtrent een inburgeringsprogramma;

– met de letter W: de door Onze Minister vast te stellen vergoeding met betrekking tot een inburgeringsprogramma als bedoeld in de letter V.

G

Artikel 9.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De eenmalige rijksbijdrage wordt berekend met behulp van de formule:

    A = [ B x C ] + [ D x E ] + [ F x G ] + [ H x I ] – [ ( J x { K x L } ) + ( M x { N x O } ) ].

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3 In de formule, genoemd in het tweede lid, wordt voorgesteld:

    – met de letter A: de eenmalige rijksbijdrage;

    – met de letter B: het aantal door het college in 2006 op grond van de Wet inburgering nieuwkomers genomen beschikkingen omtrent een inburgeringsprogramma;

    – met de letter C: de door Onze Minister vast te stellen vergoeding met betrekking tot een inburgeringsprogramma als bedoeld in de letter B;

    – met de letter D: het aantal door het college in 2006 ontvangen afschriften van door het bevoegd gezag van een instelling ingevolge de Wet inburgering nieuwkomers uitgereikte verklaringen als bedoeld in artikel 7.4.15, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, zoals dat artikel luidde op 31 december 2006;

    – met de letter E: de door Onze Minister vast te stellen vergoeding met betrekking tot een verklaring als bedoeld in de letter D;

    – met de letter F: het aantal door het college in 2007 op grond van de Wet inburgering nieuwkomers genomen beschikkingen omtrent een inburgeringsprogramma;

    – met de letter G: de door Onze Minister vast te stellen vergoeding met betrekking tot een inburgeringsprogramma als bedoeld in de letter F;

    – met de letter H: het aantal door het college in 2007 en 2008 ontvangen afschriften van door het bevoegd gezag van een instelling ingevolge de Wet inburgering nieuwkomers uitgereikte verklaringen als bedoeld in artikel 7.4.15, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, zoals dat artikel luidde op 31 december 2006;

    – met de letter I: de door Onze Minister vast te stellen vergoeding met betrekking tot een verklaring als bedoeld in de letter H;

    – met de letter J: de door Onze Minister vast te stellen correctiefactor;

    – met de letter K: het aantal door het college in 2006 ontvangen afschriften van door het bevoegd gezag van een instelling uitgereikte verklaringen als bedoeld in artikel 7.4.15, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, zoals dat artikel luidde op 31 december 2006;

    – met de letter L: de door Onze Minister vast te stellen vergoeding met betrekking tot een verklaring als bedoeld in de letter K;

    – met de letter M: de door Onze Minister vast te stellen correctiefactor;

    – met de letter N: het aantal door het college in 2005 ontvangen afschriften van door het bevoegd gezag van een instelling uitgereikte verklaringen als bedoeld in artikel 7.4.15, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, zoals dat artikel luidde op 31 december 2006;

    – met de letter O: de door Onze Minister vast te stellen vergoeding met betrekking tot een verklaring als bedoeld in de letter N.

3. In het vijfde en zesde lid wordt «F, I en L» vervangen door: F, H, K en N.

H

De bijlage bij artikel 6.1, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

Onder het opschrift «Onderdelen a en h (inburgeringsplichtigen, gewezen inburgeringsplichtigen en personen ten aanzien van wie op redelijke gronden kan worden vermoed dat zij inburgeringsplichtig zijn)» wordt in de derde alinea na «– de vaststelling dat de betrokkene wel of niet inburgeringsplichtig is;» een onderdeel ingevoegd, luidende:

– de vaststelling dat de betrokkene het op grond van artikel 16 van de Vreemdelingenwet 2000 vastgestelde basisexamen inburgering heeft behaald;.

ARTIKEL II

Het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid wordt als volgt gewijzigd:

A

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 1, eerste lid, door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

y. Wet inburgering nieuwkomers: Wet inburgering nieuwkomers zoals die luidde op 31 december 2006.

B

In de artikelen 6, eerste en tweede lid, 10, 14, en 15, eerste, tweede, derde, vierde, zesde en zevende lid, wordt «Onze Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie» vervangen door: Onze Minister.

C

In artikel 9, vierde lid, onderdeel b, wordt «in plaats van de bijdragevergoedingen» vervangen door: voor zover betrekking hebbende op prestaties op grond van de Wet inburgering, in plaats van van de bijdragevergoedingen.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst met dien verstande dat artikel I, onderdelen B, C, F en G, en artikel II, onderdeel C, terugwerken tot en met 1 januari 2007.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 30 oktober 2007

Beatrix

De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie,

C. P. Vogelaar

Uitgegeven de dertiende november 2007

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Op 1 januari 2007 is de Wet inburgering (hierna: WI) in werking getreden. Op grond van artikel 64 van de WI blijft het bepaalde bij en krachtens de Wet inburgering nieuwkomers (hierna: WIN) van toepassing op de inburgeringsplichtige die op 31 december 2006 nieuwkomer was in de zin van de WIN en die uiterlijk op 31 december 2006 heeft voldaan aan de verplichting van artikel 2 van de WIN om zich bij de gemeente te melden voor het houden van een inburgeringsonderzoek. Aan de hand van de resultaten van dit inburgeringsonderzoek stelt het college van burgemeester en wethouders vervolgens een inburgeringsprogramma vast. In de financiering van deze inburgeringsprogramma’s was nog niet voorzien.

De onderhavige wijziging van het Besluit inburgering en het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid strekt er primair toe de start in het jaar 2007 van de inburgeringsprogramma’s op grond van de WIN alsnog te bekostigen.

Voor de volledigheid wordt er op gewezen dat de bekostiging voor de zogenoemde G31 is geregeld in het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid en de Uitvoeringsregeling brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid. De bekostiging voor de overige gemeenten is geregeld in het Besluit inburgering.

Tot slot zijn in het Besluit inburgering enkele verbeteringen aangebracht.

Dit besluit heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

De Wet inburgering nieuwkomers is op 1 januari 2007 ingetrokken. Daarom is in deze definitiebepaling duidelijk gemaakt dat het gaat om de Wet inburgering nieuwkomers zoals die luidde op 31 december 2006.

Onderdelen B en C, onder 1

Gebleken is dat in de uitvoeringspraktijk van de Wet inburgering nieuwkomers het niveau van het onderdeel Maatschappij Oriëntatie op de verklaring van het regionaal opleidingencentrum niet altijd is uitgedrukt als niveau 2 van de Kwalificatiestructuur Educatie (hierna: KSE), terwijl de artikelen 2.3, eerste lid, onderdeel j, en 2.4, tweede lid, onderdeel a, van het Besluit inburgering dat niveau 2 als eis stellen om (gedeeltelijk) vrijgesteld te worden van de inburgeringsplicht. In veel gevallen is in plaats van een vermelding van het niveau KSE-2 op de verklaring een score van de MO-Profieltoets vermeld, uitgedrukt in een percentage.

Tot 1 januari 2007 werd het onderdeel Maatschappij Oriëntatie op grond van de Wet inburgering nieuwkomers getoetst aan de hand van de MO-Profieltoets. Voor de nieuwkomers die vallen onder het overgangsrecht van de Wet inburgering geldt dit ook nog na 1 januari 2007. De score voor de MO-Profieltoets uitgedrukt in een percentage is de drempel voor de beheersing van het KSE-niveau 2. Voor 1 september 2001 was deze drempel voor de beheersing van het KSE-niveau 2 vastgesteld op 85%. Op grond van een evaluatie is vanaf 1 september 2001 die drempel verlaagd en vastgesteld op 80%.

Het behalen van deze drempel betekent dat inburgeraars het KSE-niveau 2 hebben behaald. Echter deze inburgeraars zijn veelal niet in het bezit gesteld van een verklaring met een correcte aanduiding van dat niveau, op grond waarvan vrijstelling wordt verleend, maar van een verklaring met daarop de score van de MO-profieltoets, uitgedrukt in een percentage. Gelet op de formulering van de artikelen 2.3, eerste lid, onderdeel j, en 2.4, tweede lid, onderdeel a, van het Besluit inburgering gaven laatstgenoemde verklaringen geen recht op vrijstelling, terwijl materieel het KSE-niveau 2 wel is behaald. Daarom is besloten om de desbetreffende vrijstellingsgronden in de artikelen 2.3 en 2.4 van het Besluit inburgering zodanig te verruimen dat verklaringen waarop een score van de MO-Profieltoets staat vermeld ook recht geven op vrijstelling van de inburgeringsplicht. De onderdelen B en C, onder 1, bevatten deze aanpassing.

Onderdeel C, onder 2

Artikel 2.4 van het Besluit inburgering voorziet in gedeeltelijke vrijstelling van het inburgeringsexamen voor de inburgeringsplichtige die voldoet aan de in dat artikel genoemde eisen. In de praktijk is gebleken dat niet alle diploma’s, certificaten of verklaringen op grond waarvan er reden is om de inburgeringsplichtige een gedeeltelijke vrijstelling te geven in dit artikel genoemd worden. Daarom is met het voorgestelde derde lid van artikel 2.4 van het Besluit inburgering, naar analogie van artikel 2.3 van dat besluit, voorzien in een delegatiegrondslag ter zake. Op grond daarvan kan de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie bij ministeriële regeling diploma’s, certificaten of andere documenten aanwijzen die recht geven op gedeeltelijke vrijstelling.

Onderdeel D

Artikel 7.5, tweede lid, van het Besluit inburgering bepaalt dat het college van burgemeester en wethouders de aantallen inburgeringsplichtigen ten behoeve van wie het college een inburgeringsvoorziening heeft vastgesteld en de aantallen inburgeringsplichtigen die hebben deelgenomen aan het inburgeringsexamen verstrekt aan de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie. Het derde lid van artikel 7.5 bepaalt dat indien die gegevens en de bijbehorende accountantsverklaring niet worden verstrekt, de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie de corresponderende indicatoren in de formule voor de vaststelling van het prestatie-afhankelijke deel van de rijksbijdrage vaststelt op nul. Abusievelijk zijn in het derde lid van artikel 7.5 twee indicatoren, die wel staan vermeld in het tweede lid, niet genoemd (de letters R en T). Deze indicatoren zijn hiermee alsnog aan artikel 7.5, derde lid, van het Besluit inburgering toegevoegd.

Onderdeel E

Artikel 7.8 van het Besluit inburgering biedt gemeenten de mogelijkheid om hun rijksbijdragen gezamenlijk aan te wenden. In dat geval gaan de rechten en plichten van hoofdstuk 7 van het Besluit inburgering over op één van de gemeenten of een gemeenschappelijke regeling. De uiterste datum waarop gemeenten de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie in kennis kunnen stellen van hun voornemen om samen te werken is vervroegd naar 1 september, zodat deze datum niet meer samenvalt met de datum waarop de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie ingevolge artikel 7.2, derde lid, van het Besluit inburgering de indicatieve voorschotten bekend maakt. Aldus kan bij die bekendmaking van de indicatieve voorschotten rekening gehouden worden met de wens tot samenwerking.

Onderdeel F

Omdat het kabinet besloten heeft ten behoeve van de inburgeringsprogramma’s op grond van de WIN geen extra financiële middelen ter beschikking te stellen, bekostigen gemeenten de programma’s uit het op grond van de WI verleende prestatie-afhankelijke deel van de rijksbijdrage ten behoeve van het jaar 2007. De in dit onderdeel opgenomen wijziging van artikel 9.5 van het Besluit inburgering voorziet hierin.

Dit betekent dat gemeenten in 2007 minder geld kunnen besteden aan inburgeringsvoorzieningen op grond van de WI. Daarentegen wordt in 2007 nog wel een aantal WIN-inburgeringsprogramma’s bekostigd ten behoeve van inburgeringsplichtigen die onder het overgangsrecht van de WI vallen.

Onderdeel G

In de in dit onderdeel opgenomen wijziging van artikel 9.6 van het Besluit inburgering is de bekostiging van de WIN-inburgeringsprogramma’s welke in 2007 van start gaan geregeld.

De in artikel 9.6, tweede lid, van het Besluit inburgering opgenomen formule is uitgebreid met een tweetal indicatoren: ten eerste het aantal in 2007 afgegeven beschikkingen omtrent een inburgeringsprogramma en ten tweede de door de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie vast te stellen vergoeding per inburgeringsprogramma.

Het vijfde en zesde lid, welke betrekking hebben op de verstrekking van prestatiegegevens, zijn dienovereenkomstig aangepast.

Onderdeel H

Gebleken is dat bij gemeenten de behoefte bestaat om in het Informatiesysteem Inburgering een extra gegeven op te nemen, namelijk de vaststelling dat de betrokkene het op grond van artikel 16 van de Vreemdelingenwet 2000 vastgestelde basisexamen inburgering heeft behaald. Dit gegeven is van belang omdat artikel 7, eerste lid, van de WI bepaalt dat de inburgeringsplichtige in dat geval het inburgeringsexamen binnen drieënhalf jaar moet behalen in plaats van binnen vijf jaar. Gemeenten moeten over die informatie kunnen beschikken teneinde de handhaving van de inburgeringsplicht hierop af te kunnen stemmen.

Artikel II

Onderdeel A

De Wet inburgering nieuwkomers is op 1 januari 2007 ingetrokken. Daarom is in deze definitiebepaling duidelijk gemaakt dat het gaat om de Wet inburgering nieuwkomers zoals die luidde op 31 december 2006.

Onderdeel B

Deze wijziging vloeit voort uit de overgang van de verantwoordelijkheid voor het integratiebeleid van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie naar de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie.

Onderdeel C

De wijziging van artikel 9, vierde lid, onderdeel b, van het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid houdt in dat voor het bepalen van de hoogte van het deel van de uitkering dat betrekking heeft op de middelen voor inburgering slechts bij de door de gemeente te leveren prestaties op grond van de WI sprake is van voorschotvergoedingen. De nog door de gemeente in 2007 en 2008 te leveren prestaties op grond van de WIN worden niet separaat bevoorschot maar zullen worden meegenomen in de vaststelling van het programmadeel van de uitkering. Gemeenten zullen dus achteraf worden gecompenseerd voor de geleverde prestaties. Daartoe zal de Uitvoeringsregeling brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid worden gewijzigd.

Artikel III

Aan de wijzigingen opgenomen in artikel I, onderdelen B en C, is terugwerkende kracht verleend tot en met 1 januari 2007. De reden voor deze terugwerkende kracht is dat in de praktijk is gebleken dat veel nieuwkomers het vereiste niveau 2 hebben behaald, maar vervolgens door de betrokken uitvoeringsinstanties niet in het bezit zijn gesteld van een verklaring als bedoeld in artikel I, onderdelen B en C, met een correcte aanduiding van het niveau.

De in de artikelen I, onderdelen F en G, en II, onderdeel C, opgenomen wijzigingen van het Besluit inburgering en het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid hebben betrekking op de bekostiging van inburgeringsprogramma’s op grond van de WIN die in 2007 gestart zijn. Daarom werken deze wijzigingen terug tot en met 1 januari 2007.

De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie,

C. P. Vogelaar


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven