Besluit van 30 oktober 2007, houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de uitbreiding van de categorieën slachtoffers van mensenhandel en enige andere aanpassingen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 25 september 2006, nr. 5442789/06/6;

Gelet op artikel 14, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000;

De Raad van State gehoord (advies van 21 november 2006, nr. W03.06.0404/I);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Justitie van 19 oktober 2007, nr. 5497815/07/6;

Hebben goedgevonden en verstaan;

ARTIKEL I

Het Vreemdelingenbesluit 2000 wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 3.24a, tweede lid, wordt «over over» vervangen door: over.

B

Artikel 3.48, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. Onderdeel b wordt geletterd c.

2. Onder vervanging van «, of» aan het slot van onderdeel a door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

b. slachtoffer is van mensenhandel, voorzover er sprake is van een strafrechtelijk opsporingsonderzoek of vervolgingsonderzoek naar of berechting in feitelijke aanleg van de verdachte van het strafbare feit, bedoeld in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht, en het slachtoffer hieraan op andere wijze dan door het doen van aangifte medewerking verleent; of.

C

In artikel 3.75, derde lid, vervalt «voldoende».

D

In artikel 3.77, eerste lid, onderdeel c, wordt na «aanvaard» toegevoegd: of jegens hem een strafbeschikking is uitgevaardigd.

E

In artikel 3.87 wordt «artikel artikel» vervangen door: artikel.

F

In artikel 3.91a wordt «onderzoeker richtlijn 2005/71/EG» vervangen door: onderzoeker in de zin van richtlijn 2005/71/EG.

G

Artikel 3.92 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «op grond van 21» vervangen door: op grond van artikel 21.

2. In het eerste lid wordt «het rechtmatige verblijf» vervangen door: het rechtmatig verblijf.

3. In het vijfde lid wordt «achtste» vervangen door: negende.

H

In artikel 3.93, eerste, tweede en derde lid, wordt «op grond van 21» telkens vervangen door: op grond van artikel 21.

I

Artikel 3.95 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het derde lid, eerste volzin, wordt na het woord «kan» ingevoegd: , op de grond dat de vreemdeling een actuele en ernstige bedreiging voor de openbare orde vormt.

2. In het derde lid, tweede volzin, wordt «achtste» vervangen door: negende.

3. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Onze Minister houdt bij de toepassing van het derde lid mede rekening met de ernst van de inbreuk of het soort inbreuk dat door de vreemdeling op de openbare orde is gepleegd, respectievelijk met het gevaar dat van de vreemdeling uitgaat.

4. In het zesde lid wordt «inzetene» vervangen door: ingezetene.

J

In artikel 3.120, laatste volzin, wordt «aangeven» vervangen door: aangegeven.

K

In artikel 4.9, onderdeel a, wordt «opof» vervangen door: op- of.

L

In artikel 4.15, tweede lid, wordt «bemanningsen passagierslijst» vervangen door: bemannings- en passagierslijst.

M

In artikel 8.25 wordt «het rechtmatige verblijf» vervangen door: het rechtmatig verblijf.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 30 oktober 2007

Beatrix

De Staatssecretaris van Justitie,

N. Albayrak

Uitgegeven de dertiende november 2007

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Onderdeel B

Het Nederlandse beleid is er op gericht de opsporing en vervolging van hen die zich aan mensenhandel schuldig maken, zoveel mogelijk te bevorderen. Op grond van het huidige artikel 3.48 kunnen slachtoffers van mensenhandel die aangifte hebben gedaan in aanmerking komen voor een tijdelijke verblijfsvergunning voor de duur van het opsporings- en vervolgingsonderzoek, waaronder begrepen de beoordeling door de rechter in feitelijke aanleg (strafproces). Dit geldt tevens voor getuigen, niet zijnde slachtoffers, die aangifte hebben gedaan van mensenhandel en hun verblijf in Nederland noodzakelijk wordt geacht in het belang van de opsporing of vervolging.

In de praktijk is gebleken dat de bereidheid van slachtoffers van mensenhandel om aangifte te doen niet groot is. Zij zijn in sommige gevallen echter wel bereid om hun medewerking aan het strafproces op een andere manier te verlenen. Teneinde mogelijk te maken dat zij gedurende het strafproces in aanmerking kunnen komen voor een tijdelijke verblijfsvergunning en de daaraan gekoppelde voorzieningen wordt het toepassingsbereik van artikel 3.48 uitgebreid tot slachtoffers van mensenhandel die geen aangifte hebben gedaan, maar wel bereid zijn om medewerking te verlenen aan het strafproces. In dit verband is niet vereist dat het verblijf in Nederland van deze vreemdelingen noodzakelijk wordt geacht in het belang van de opsporing of vervolging. Aldus wordt voorkomen dat er een verschil in rechtspositie zou ontstaan met de slachtoffers van mensenhandel die wél aangifte hebben gedaan, hetgeen niet wenselijk wordt geacht temeer nu bezien vanuit het belang van de opsporing en vervolging weinig verschil is tussen een aangifte of een verklaring van een slachtoffer. Met de onderhavige wijziging wordt tegemoet gekomen aan aanbeveling zes in de vijfde rapportage van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel van juni 2007.

De wijziging van artikel 3.48 zal tot gevolg hebben dat het aantal vreemdelingen dat aanspraak kan maken op voorzieningen wordt uitgebreid. De verwachting is echter dat de hiermee gepaard gaande kosten gering zullen zijn, nu het hier om een kleine groep vreemdelingen zal gaan en hun verblijf hier te lande in beginsel van tijdelijke duur zal zijn.

De wijziging van artikel 3.48 heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten voor burgers en bedrijfsleven.

Onderdeel C

Met het vervallen van het woord «voldoende» in het derde lid van artikel 3.75 wordt in navolging van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 juli 2007 (JV 2007, 416) ten aanzien van de middelen van bestaan een duidelijker onderscheid gemaakt tussen de zelfstandigheid, duurzaamheid en hoogte van die middelen.

Onderdeel D

De toevoeging in artikel 3.77 houdt verband met de invoering van de strafbeschikking op grond van de Wet OM-afdoening (Stb. 2006, 330). Na inwerkingtreding van deze wet zal bij de beoordeling van aanvragen om een verblijfsvergunning – naast het aanvaarde transactieaanbod – ook rekening worden gehouden met een strafbeschikking.

Onderdeel I

Met de toevoeging in de eerste volzin van het derde lid van artikel 3.95 is beoogd duidelijker tot uitdrukking te brengen dat het bepaalde in dit lid enkel van toepassing is in de situatie dat de vreemdeling een actuele en ernstige bedreiging voor de openbare orde vormt en dus niet ingeval van een bedreiging van de nationale veiligheid. Op zich kon dit reeds logischerwijs worden afgeleid uit de verwijzing naar artikel 3.86, doch van de gelegenheid is gebruik gemaakt om dit duidelijk in de tekst van de bepaling zelf neer te leggen. De wijziging van het vierde lid houdt hiermee verband.

Overige onderdelen

De overige onderdelen bevatten redactionele en technische aanpassingen die geacht worden voor zich te spreken.

De Staatssecretaris van Justitie,

N. Albayrak


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Justitie.Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 11 december 2007, nr. 240.

Naar boven