Besluit van 17 oktober 2007 tot wijziging van het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen en het Warenwetbesluit drukapparatuur (nucleaire drukapparatuur)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 3 mei 2005, nr. MJZ 2005048412, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelet op de artikelen 21, eerste lid, van de Kernenergiewet en 1, vijfde lid, van de Warenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 10 juni 2005, nr. W08.05.0170/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 11 oktober 2007, nr. DJZ 2007084503, uitgebracht mede namens Onze Ministers van Economische Zaken en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd:

nucleaire drukapparatuur: speciaal voor nucleair gebruik in inrichtingen als bedoeld in artikel 15, onder b, van de wet ontworpen drukapparatuur die bij defecten de verspreiding van radioactiviteit kan veroorzaken, met uitzondering van splijtstofstaven en opslag- en transportverpakkingen;

Onze Minister: Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

wet: Kernenergiewet.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt onder drukvaten, installatieleidingen, veiligheidsappendages en onder druk staande appendages verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in het Warenwetbesluit drukapparatuur.

B

Na artikel 20 wordt aan Hoofdstuk IIIA een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 21

  • 1. Het is verboden in een inrichting als bedoeld in artikel 15, onder b, van de wet, nucleaire drukapparatuur te gebruiken, die niet is goedgekeurd aan de hand van door Onze Minister daartoe in het belang van de veilige werking van zodanige apparatuur vastgestelde voorschriften.

  • 2. Onze Minister kan bij ministeriële regeling bepalen dat het in het eerste lid gestelde verbod mede geldt voor gebruik in een inrichting als bedoeld in artikel 15, onder b, van de wet, van bij of krachtens die regeling aangewezen andere drukapparatuur die bij defecten de verspreiding van radioactiviteit kan veroorzaken.

  • 3. Goedkeuring van nucleaire drukapparatuur, die voor het in werking treden van dit artikel is verleend aan de hand van een keuring overeenkomstig het Stoombesluit, wordt gelijkgesteld met goedkeuring, verleend na een keuring aan de hand van de krachtens het eerste lid vastgestelde voorschriften.

  • 4. Met de keuring zijn belast de door Onze Minister aangewezen instellingen. Onze Minister stelt bij ministeriële regeling regels met betrekking tot het aanwijzen van instellingen, bedoeld in de eerste volzin. Hij kan regels stellen met betrekking tot de wijze waarop de keuringen worden verricht.

ARTIKEL II

Artikel 3, derde lid, van het Warenwetbesluit drukapparatuur komt te luiden:

  • 3. De artikelen 12b, 12c, 12d en 14a zijn niet van toepassing ten aanzien van:

    a. draagbare brandblussers als bedoeld in artikel 1 van het Besluit draagbare blustoestellen 1997;

    b. snelkookpannen als bedoeld in bijlage II, tabel 5, bij de richtlijn;

    c. de krachtens artikel 21, tweede lid, van het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen aangewezen drukapparatuur, samenstellen en druksystemen.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 17 oktober 2007

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer

De Minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de zesde november 2007

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

I. ALGEMEEN

1. Inleiding

Drukapparatuur, zowel conventionele als nucleaire, was geregeld in de Stoomwet en het Stoombesluit, waarvoor de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) verantwoordelijk was. De Minister van SZW had de uitvoering van het toezicht op de (nucleaire) drukapparatuur opgedragen aan de Dienst voor het Stoomwezen. Deze dienst is inmiddels geprivatiseerd en vormt nu een onderdeel van Lloyd’s Register Nederland B.V. (Lloyd’s). Door Lloyd’s werden keuringen van (nucleaire) drukapparatuur verricht en vergunningen afgegeven voor het gebruik van (nucleaire) drukapparatuur. Voor zover het nucleaire drukapparatuur betreft, coördineerde de Kernfysische Dienst, voorheen ook onderdeel van SZW, dit toezicht.

Nucleaire drukapparatuur zijn constructiedelen als het reactorvat, installatieleidingen en dergelijke, die onder (hoge) druk kunnen staan en van belang zijn voor de nucleaire veiligheid van een kerninstallatie. Ook een reactorhal die mede met het oog op de nucleaire veiligheid van een kerncentrale is ontworpen, staat onder enige druk en behoort daarmee tot de nucleaire drukapparatuur.

Aanleiding voor dit besluit is in de eerste plaats de overgang van de Kernfysische Dienst (KFD) van het Ministerie van SZW naar het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM). De KFD is sinds jaren verantwoordelijk voor het toezicht op kerninstallaties. Bij besluit van 24 mei 2000, Stb. 244, is de verantwoordelijkheid voor het overheidstoezicht op kernenergie bij het Ministerie van VROM ondergebracht. Omdat de expertise ten aanzien van nucleaire installaties bij de KFD berust, had dit tot gevolg dat de KFD overging van het Ministerie van SZW naar VROM. De Minister van SZW was echter formeel nog verantwoordelijk voor de nucleaire drukapparatuur. Met dit besluit op basis van de Kernenergiewet is de verantwoordelijkheid voor nucleaire drukapparatuur overgegaan van de Minister van SZW op de Minister van VROM.

De tweede aanleiding voor dit besluit is de implementatie van richtlijn nr. 97/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 mei 1997 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende drukapparatuur (PbEG L181) in het Warenwetbesluit drukapparatuur (Stb. 1999, 311). Deze richtlijn en het Warenwetbesluit drukapparatuur gelden, in tegenstelling tot de Stoomwet en het Stoombesluit, alleen voor conventionele drukapparatuur en niet voor nucleaire drukapparatuur. Met de totstandkoming van het Warenwetbesluit drukapparatuur en de Regeling nucleaire drukapparatuur kunnen de Stoomwet en het Stoombesluit dan ook worden ingetrokken.

Om de veiligheid van kerninstallaties zoveel mogelijk te waarborgen is het wel nodig dat een regeling over de daarin met het oog op die veiligheid gebruikte drukapparatuur blijft bestaan. Daartoe biedt het onderhavige besluit de basis. De technische regels over de noodzakelijke keuringen zijn opgenomen in de Regeling nucleaire drukapparatuur, die tegelijk met dit besluit in werking zal treden.

Op grond van dit besluit kunnen door de Minister van VROM instellingen worden aangewezen die zijn belast met de uitvoering van het toezicht op nucleaire drukapparatuur en de keuring van nucleaire drukapparatuur. Als keuringsinstelling kunnen worden aangewezen onafhankelijke instellingen die voldoen aan de eisen die zijn opgenomen in de Regeling nucleaire drukapparatuur. De aangewezen instellingen werken in opdracht van de vergunninghouder(s). Anders dan voorheen, kunnen nu meerdere instellingen worden aangewezen die zijn belast met de keuring van nucleaire drukapparatuur.

Door de keuringsinstellingen worden niet langer vergunningen voor het gebruik van nucleaire drukapparatuur verleend, maar worden verklaringen afgegeven, dat de apparatuur voldoet aan de eisen, vermeld in de Regeling nucleaire drukapparatuur.

In dit besluit en de Regeling nucleaire drukapparatuur wordt gebruik gemaakt van de bestaande structuur voor het toezicht op conventionele drukapparatuur, in die zin dat keuringsinstellingen om in aanmerking te komen voor aanwijzing als keuringsinstelling van nucleaire drukapparatuur in elk geval moeten voldoen aan dezelfde eisen die worden gesteld om in aanmerking te komen voor aanwijzing door de Minister van SZW als keuringsinstelling voor conventionele drukapparatuur. Bovendien moet aan een aantal specifieke eisen worden voldaan op het gebied van nucleaire drukapparatuur, die zijn gesteld bij de Regeling nucleaire drukapparatuur. Keuringsinstellingen uit andere landen zijn daarbij niet uitgesloten.

Ingevolge artikel 1, tweede lid, van de Beschikking toezicht naleving Kernenergiewet is de KFD belast met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens de artikelen 15 en 21 van de Kernenergiewet bepaalde en bevolene. De KFD coördineert de werkzaamheden van de keuringsinstellingen in de kerninstallaties, evenals dat voor de inwerkingtreding van dit besluit het geval was.

2. Administratieve lasten voor het bedrijfsleven

Het besluit brengt geen nieuwe administratieve lasten voor het bedrijfsleven met zich. Het in het besluit neergelegde regime sluit naadloos aan bij het tot nu toe bestaande regime van de stoomwetgeving. Zowel op grond van de stoomwetgeving als op grond van dit besluit moeten keuringen worden aangevraagd bij een keuringsinstelling. Het verschil is dat onder het regime van de stoomwetgeving een vergunning werd verleend, terwijl op grond van de Regeling nucleaire drukapparatuur een verklaring wordt afgegeven door de keuringsinstelling. Voor de administratieve lasten als gevolg van het invullen van de aanvraag om een keuring maakt dit echter geen verschil.

In verband met de mogelijke risico’s die aan het gebruik van nucleaire drukapparatuur zijn verbonden, is het niet mogelijk de administratieve lasten voor het bedrijfsleven te verlagen. Vanwege de mogelijke risico’s is keuring van de nucleaire drukapparatuur noodzakelijk. Er is geen alternatief voor de administratieve lasten die verbonden zijn aan de aanvraag om een keuring.

3. Voorpublicatie

Het ontwerp van dit besluit is op grond van artikel 76, eerste lid, van de Kernenergiewet gezonden aan de Voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer. Dit heeft niet geleid tot inhoudelijke reacties.

Het ontwerpbesluit is eveneens gepubliceerd in de Staatscourant van 5 november 2004, nr. 214. Binnen de daarvoor gestelde termijn van vijf weken is commentaar binnengekomen van de N.V. Elektriciteits-Produktiemaatschappij Zuid-Nederland (EPZ). Hieronder wordt het commentaar besproken.

Naar aanleiding van het commentaar is de definitie van het begrip «nucleaire drukapparatuur» zoals in artikel 1 van het ontwerpbesluit opgenomen, gewijzigd om de afgrenzing tussen de werkingssfeer van dit besluit en die van het Warenwetbesluit drukapparatuur te verduidelijken. Daartoe is ook de toelichting op onderdeel A van artikel I verduidelijkt.

In het commentaar werd gesteld dat in de tekst van artikel 21, tweede lid, van het besluit zou moeten worden verwezen naar artikel 21, eerste lid, van de Kernenergiewet, omdat anders de werkingssfeer van de bepaling te ruim zou zijn.

Zo’n verwijzing is overbodig, enerzijds omdat in de aanhef van het wijzigingsbesluit dat artikel als delegatiegrondslag wordt genoemd, anderzijds gezien de formulering van de bepaling waarin naar het eerste lid van het artikel zelf wordt verwezen. Een en ander beperkt de werkingssfeer van de bepaling voldoende.

Volgens het commentaar zou in het besluit een bepaling moeten worden opgenomen waarin is vastgelegd dat de toekomstige Regeling nucleaire drukapparatuur tegelijk met het besluit in werking treedt. Een dergelijke bepaling is enerzijds niet mogelijk, anderzijds overbodig. Niet mogelijk omdat in een hogere regeling niet naar een lagere kan worden verwezen: de lagere regeling zou daardoor immers op het niveau van de hogere worden getild. Overbodig omdat de wijziging van het Bkse niet kan werken zonder nadere regeling. In de regeling zal wel worden bepaald dat zij tegelijk met het besluit in werking treedt. De in artikel III opgenomen bepaling die de inwerkingtreding bij koninklijk besluit voorziet en de inwerkingtredingsbepaling van de regeling maken het gelijktijdig gaan werken van het besluit en de regeling, onafhankelijk van het tijdstip waarop zij tot stand komen, juist mogelijk.

4. Notificatie

Het ontwerp van dit besluit is op 29 juni 2005 ter voldoening aan artikel 33 van het Euratom-verdrag voorgelegd aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen. Het ontwerp heeft de Commissie geen aanleiding gegeven tot het maken van opmerkingen.

II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel I

Onderdeel A

In artikel 1 van het Bkse is een definitie opgenomen van nucleaire drukapparatuur. Het gaat daarbij om vastopgestelde drukapparatuur in kerninstallaties die speciaal met het oog op nucleaire veiligheidsfuncties is ontworpen. Deze drukapparatuur hoeft overigens zelf geen radioactiviteit te bevatten om onder het regime voor nucleaire drukapparatuur te vallen. Zo valt apparatuur die in ongevalssituaties de koeling van de reactorkern moet verzorgen door water in de reactor te pompen, onder bedoeld regime. De kans op verspeiding van radioactiviteit zou worden vergroot als die apparatuur defect was, dat wil zeggen niet zou functioneren op het noodzakelijke moment. De bedoelde veiligheidsfuncties zijn voor vermogensreactoren beschreven in de Nucleaire VeiligheidsRegel NVR 2.2.1 en voor onderzoeksreactoren in de IAEA Safety series no. 35-S1 en 35-S2. De hiervoor bedoelde categorie drukapparatuur is in het Warenwetbesluit drukapparatuur uitgezonderd met de formulering: speciaal voor nucleair gebruik ontworpen apparatuur die bij defecten de verspreiding van radioactiviteit kan veroorzaken. Het onderhavige besluit beoogt een afbakening aan te brengen tussen de twee hiervoor bedoelde juridische regimes (het Bkse en het Warenwetbesluit drukapparatuur) en een werkbare structuur te bieden voor toezicht op nucleaire drukapparatuur.

In de definitie van nucleaire drukapparatuur zijn splijtstofstaven en opslag- en transportverpakkingen uitgezonderd. De uitzondering voor splijtstofstaven houdt verband met het feit dat de splijtstofomhulling is ontworpen om warmte uit de splijtstof over te dragen. Die omhulling is dunwandig en als gevolg daarvan tamelijk kwetsbaar. Splijtstof moet daarom, wanneer die eenmaal in gebruik is genomen, altijd binnen een andere omhulling worden gehouden om de verspreiding van radioactiviteit te voorkomen. Dat zijn het reactorsysteem, het reactorcontainment en splijtstoftransportcontainers. De kwaliteit en de veiligheid van splijtstofstaven worden gewaarborgd door onder meer de Nucleaire VeiligheidsRegels, die bij de vergunningverlening op basis van de Kernenergiewet kunnen worden voorgeschreven, en door het toezicht van de KFD.

Met opslag- en transportverpakkingen, die eveneens buiten de definitie van en het regime voor nucleaire drukapparatuur zijn gehouden, worden UF6-containers ten behoeve van uraniumverrijking bedoeld. Het gaat hier om verpakkingen en colli die vallen onder de reikwijdte van de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen (VLG). Deze opslag- en transportverpakkingen moeten voldoen aan ADR klasse 7 (paragraaf 2.2.7.2) en de daarop gebaseerde nadere eisen (paragrafen 2.2.7.7.1.8 en 6.4.6.1 tot en met 6.4.6.4). Via artikel 11 juncto artikel 8 van het Besluit vervoer splijtstoffen, ertsen en radioactieve stoffen is de VLG op het vervoer van dit soort opslag- en transportverpakkingen van toepassing verklaard.

In nucleaire installaties komt ook andere dan de hiervoor beschreven nucleaire drukapparatuur voor. Afhankelijk van de toepassing gelden voor dergelijke conventionele – niet speciaal voor nucleair gebruik ontworpen – drukapparatuur de eisen van het Warenwetbesluit drukapparatuur of de eisen uit de Regeling vervoerbare drukapparatuur (Stcrt. 2000, 232), laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 8 februari 2006 (Stcrt. 2006, 31).

In afwijking van het Warenwetbesluit drukapparatuur gelden voor conventionele drukapparatuur die is aangewezen krachtens de Regeling nucleaire drukapparatuur echter de eisen van het Bkse en de Regeling nucleaire drukapparatuur waar het gaat om de fase van ingebruikneming en gebruik. Hierbij gaat het in het bijzonder om ingebruiknamekeuringen en periodieke keuringen. Waar het gaat om de nieuwbouweisen voor deze drukapparatuur blijft het Warenwetbesluit drukapparatuur onverkort van toepassing.

De Regeling vervoerbare drukapparatuur blijft onverkort van toepassing op drukapparatuur wanneer deze zich op het terrein van een kerninstallatie bevindt. In deze regeling zijn regels gegeven over zowel de fase van het ontwerp en de fabricage als het gebruik van transportabele drukapparatuur. Het betreft de implementatie van richtlijn nr. 1999/36/EG van de Raad van de Europese Unie van 29 april 1999 betreffende vervoerbare drukapparatuur (PbEG L 138).

Dit besluit en de Regeling nucleaire drukapparatuur zijn van toepassing op nucleaire drukapparatuur tot de definitieve afgeschakelde buitengebruikstelling van de installatie, omdat daarna de nucleaire veiligheidsfuncties van de betreffende drukapparatuur niet langer noodzakelijk zijn. Na de definitieve afgeschakelde buitengebruikstelling is die drukapparatuur blijvend drukloos. Op de binnen die installatie aanwezige conventionele drukapparatuur is daardoor ook het Warenwetbesluit drukapparatuur niet langer van toepassing. Voor nucleaire drukapparatuur in de fases van buitengebruikstelling, veilige insluiting en ontmanteling van kernreactoren nadat de drukapparatuur definitief buiten gebruik is gesteld, zullen te zijner tijd voorschriften worden vastgesteld om toezicht, passend bij de situatie, mogelijk te maken.

De definitie van «wet» is bij een eerdere wijziging van het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen abusievelijk komen te vervallen. Deze omissie is hierbij hersteld.

Onderdeel B

Het nieuwe artikel 21, eerste lid, bevat een verbod op het gebruik van nucleaire drukapparatuur die niet is goedgekeurd aan de hand van door de Minister van VROM vastgestelde voorschriften. Het verbod berust op artikel 21, eerste lid, van de Kernenergiewet, dat de bevoegdheid geeft om algemene regels te stellen die naast de vergunning en de daaraan verbonden voorschriften gelden.

In het tweede lid wordt de Minister van VROM de bevoegdheid gegeven het gebruiksverbod uit te breiden tot drukapparatuur die niet speciaal voor gebruik in kerninstallaties is ontworpen, maar die wel van belang is voor de nucleaire veiligheid van de installatie. Gedacht kan daarbij onder meer worden aan hallen waarin een kleine reactor staat opgesteld, die niet speciaal voor nucleair gebruik zijn ontworpen, maar die wel daarvoor worden gebruikt. Die hallen staan onder - weliswaar geringe - druk en vervullen een functie voor de nucleaire veiligheid. Op dergelijke conventionele drukapparatuur is in beginsel het Warenwetbesluit drukapparatuur van toepassing. In artikel II van dit wijzigingsbesluit wordt geregeld dat het Warenwetbesluit drukapparatuur terugtreedt in geval van drukapparatuur die met toepassing van artikel 21, tweede lid, van het Bkse onder het regime voor nucleaire drukapparatuur is gebracht. Met nadruk wordt erop gewezen dat het Warenwetbesluit drukapparatuur alleen terugtreedt waar het gaat om te stellen eisen in de gebruiksfase, maar niet om eisen in de nieuwbouwfase.

Het derde lid bepaalt dat goedkeuringen die zijn verleend na keuringen aan de hand van het Stoombesluit zijn gelijkgesteld met goedkeuringen die zijn verleend na keuring aan de hand van de krachtens het eerste lid vastgestelde voorschriften.

Op grond van het vierde lid worden de keuringen van nucleaire drukapparatuur verricht door instellingen die bij beschikking door de Minister van VROM zijn aangewezen. De minister stelt regels met betrekking tot het aanwijzen van dergelijke instellingen. Die regels kunnen onder meer de voorwaarden betreffen waaraan instellingen moeten voldoen om in aanmerking te komen voor aanwijzing als keuringsinstelling. De minister stelt verder regels met betrekking tot de wijze waarop de keuringen worden verricht.

De regels die de Minister van VROM op grond van artikel 21 kan stellen, zijn neergelegd in de Regeling nucleaire drukapparatuur, die tegelijk met dit besluit in werking zal treden.

Tijdens de werking van een installatie kan twijfel ontstaan aan de veiligheid ervan. Het kan dan nodig zijn de erin opgestelde drukapparatuur te laten keuren om er zeker van te zijn dat zij nog aan haar doel beantwoordt. Op grond van de vergunning als bedoeld in artikel 15, onder b, van de Kernenergiewet, die is verleend voor de inrichting waarin de nucleaire drukapparatuur wordt gebruikt, kan de directeur van de KFD nadere eisen stellen met betrekking tot de aan de vergunning verbonden voorschriften. Zo’n nadere eis kan inhouden dat een extra keuring van de nucleaire drukapparatuur, die immers de veilige werking van de installatie moet waarborgen, wordt voorgeschreven. In voorkomend geval kan het niet goedkeuren van de apparatuur dan tot gevolg hebben dat de installatie buiten gebruik moet worden gesteld.

Artikel II

Duidelijk moet zijn welk regime op drukapparatuur van toepassing is. Reguliere drukapparatuur die met toepassing van artikel 21, tweede lid, van het Bkse onder het regime voor nucleaire drukapparatuur is gebracht, dient buiten de reikwijdte van het Warenwetbesluit drukapparatuur te worden gebracht waar het gaat om te stellen eisen in de gebruiksfase van deze drukapparatuur. Laatstgenoemd besluit treedt in dat geval terug voor het strengere regime op basis van het Bkse. Hiermee wordt voorkomen dat op bedoelde drukapparatuur tegelijkertijd twee, mogelijke uiteenlopende, gebruiksregimes van toepassing zijn. Waar het gaat om eisen in de nieuwbouwfase blijft het Warenwetbesluit drukapparatuur van toepassing op dergelijke reguliere drukapparatuur die wordt gebruikt in kerninstallaties. Dit houdt verband met het gegeven dat de voorschriften voor de nieuwbouwfase van drukapparatuur zijn geharmoniseerd bij richtlijn nr. 97/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 mei 1997 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende drukapparatuur (PbEG L 181), welke richtlijn is geïmplementeerd in het Warenwetbesluit drukapparatuur.

Speciaal voor nucleair gebruik ontworpen apparatuur die bij defecten de verspreiding van radioactiviteit kan veroorzaken, is reeds van het toepassingsbereik van het Warenwetbesluit drukapparatuur uitgezonderd in artikel 2, aanhef en onder h, van dat besluit.

Artikel III

De inwerkingtreding van dit besluit wordt bij een afzonderlijk koninklijk besluit geregeld. Dat is nodig om een goede afstemming te bereiken met de intrekking van de Stoomwet.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 11 december 2007, nr. 240.

Naar boven