Besluit van 2 oktober 2007, houdende regels aangaande het ontvangen, bewaren en verstrekken van gegevens met betrekking tot de scheepvaart door organisaties en personen die niet aan het scheepvaartverkeer deelnemen en met betrekking tot de toepassing van River Information Services op de binnenwateren (Besluit gegevens scheepvaart 2007)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 6 juli 2007, nr. HDJZ/SCH/2007-895, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Gelet op richtlijn nr. 2005/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende geharmoniseerde River Information Services (RIS) op de binnenwateren in de Gemeenschap (PbEU L 255), op richtlijn nr. 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart (PbEG L 208), op richtlijn nr. 2001/106/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 19 december 2001 houdende wijziging van richtlijn 95/21/EG van de Raad betreffende de naleving, met betrekking tot de schepen die gebruikmaken van havens in de Gemeenschap en varen in de onder de jurisdictie van de lidstaten vallende wateren, van internationale normen op het gebied van de veiligheid van schepen, voorkoming van verontreiniging en leef- en werkomstandigheden aan boord (havenstaatcontrole) (PbEG 2002, L19) en op artikel 4, eerste lid, onderdeel e, derde, vierde, zesde en zevende lid, van de Scheepvaartverkeerswet;

De Raad van State gehoord (advies van 30 juli 2007, nr.W09.07.0201/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 26 september 2007, nr.HDJZ/SCH/2007-1234, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. richtlijn monitoring- en informatiesysteem zeescheepvaart: richtlijn nr. 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart (PbEG L 208);

b. richtlijn River Information Services: richtlijn nr. 2005/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende geharmoniseerde River Information Services (RIS) op de binnenwateren in de Gemeenschap (PbEU L 255);

c. bevoegde autoriteit:

1°. voor de wateren in beheer bij het Rijk: de personen die als zodanig zijn aangewezen door Onze Minister;

2°. voor de wateren in beheer bij een ander openbaar lichaam: het bestuur van dat openbaar lichaam, dan wel de personen die als zodanig door het bestuur zijn aangewezen;

d. RIS: River Information Services als bedoeld in artikel 1 van de Scheepvaartverkeerswet;

e. RIS-toepassing: het verlenen van RIS via specifieke systemen;

f. RIS-centrum: de plaats waar RIS wordt beheerd;

g. RIS-gebruikers: alle gebruikers van RIS, waaronder in elk geval worden begrepen degene die het schip of een ander vaartuig voert dan wel verkeersdeelnemer is, RIS-operatoren, bevoegde autoriteiten, haven- en terminalexploitanten, operatoren van calamiteitencentra, vlootbeheerders, scheepsagenten, verladers en tussenpersonen op het gebied van vervoer;

h. verkeersgegevens: gegevens die worden verwerkt voor het uitwisselen of overbrengen van informatie tussen RIS-gebruikers;

i. locatiegegevens: gegevens die worden verwerkt in RIS en waarmee de geografische positie van de randapparatuur van een RIS-gebruiker wordt aangegeven;

j. toestemming van een RIS-gebruiker: toestemming van een betrokkene als bedoeld in artikel 1, onder i, van de Wet bescherming persoonsgegevens, met dien verstande dat de toestemming mede betrekking kan hebben op gegevens van RIS-gebruikers die geen natuurlijke personen zijn.

HOOFDSTUK 2. GEGEVENSVERSTREKKING IN VERBAND MET DE ZEESCHEEPVAART

Artikel 2

  • 1. Indien aan een bevoegde autoriteit gegevens meegedeeld worden als bedoeld in de artikelen 4 en 13 van de richtlijn monitoring- en informatiesysteem zeescheepvaart, meldt zij dit onverwijld aan de zich bij de European Maritime Safety Agency bevindende indexserver. Bij de melding worden de bij ministeriële regeling aangeduide gegevens verstrekt, op een bij die regeling aangegeven wijze.

  • 2. De bevoegde autoriteit verstrekt de gegevens die door middel van een in het eerste lid bedoelde melding zijn verkregen, op een bij ministeriële regeling aangegeven wijze aan een bevoegde instantie als bedoeld in artikel 3, onderdeel k, van de richtlijn monitoring- en informatiesysteem zeescheepvaart, van een andere lidstaat van de Europese Unie, indien deze daarom verzoekt.

  • 3. De bevoegde autoriteit bewaart de door middel van een in het eerste lid bedoelde melding verkregen gegevens gedurende een termijn van ten minste dertig dagen gerekend vanaf het moment van ontvangst.

Artikel 3

  • 1. Het Nederlands Kustwachtcentrum deelt bij hem bekende relevante informatie met betrekking tot in artikel 16, eerste lid, van de richtlijn monitoring- en informatiesysteem zeescheepvaart, bedoelde schepen onverwijld, op een bij ministeriële regeling aangegeven wijze, mede aan de betrokken kuststations, bedoeld in artikel 3, onderdeel n, van de richtlijn monitoring- en informatiesysteem zeescheepvaart, van de overige lidstaten van de Europese Unie langs de door het zeeschip te volgen route.

  • 2. Het Nederlands Kustwachtcentrum verstrekt de in artikel 17 van de richtlijn monitoring- en informatiesysteem zeescheepvaart, bedoelde informatie, op een bij ministeriële regeling aangegeven wijze aan een bevoegde instantie als bedoeld in artikel 3, onderdeel k, van de richtlijn monitoring- en informatiesysteem zeescheepvaart, van een andere lidstaat van de Europese Unie, die daar uit veiligheidsoverwegingen om verzoekt.

Artikel 4

Het Nederlands Kustwachtcentrum maakt door middel van een radiobericht in het betrokken zeegebied openbaar:

a. een aan hem gemeld incident of ongeval op zee als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de richtlijn monitoring- en informatiesysteem zeescheepvaart, met een zeeschip;

b. een aan hem bekende aanwezigheid van zeeschepen die een bedreiging vormen voor de veiligheid op zee, de veiligheid van personen of het mariene milieu.

Artikel 5

  • 1. De exploitant van een zeeschip die door de kapitein van dat schip op de hoogte is gesteld van een incident of ongeval met dat schip op zee als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de richtlijn monitoring- en informatiesysteem zeescheepvaart, neemt onmiddellijk contact op met het Nederlands Kustwachtcentrum en houdt zich voor zover nodig ter beschikking van dit centrum.

  • 2. Overtreding van het eerste lid is een strafbaar feit.

Artikel 6

Dit hoofdstuk is niet van toepassing met betrekking tot gegevens verkregen van:

a. een oorlogsschip, een ander marineschip, of een ander schip in eigendom of in dienst van de overheid, dat voor niet-commerciële doeleinden wordt gebruikt;

b. een historisch schip of een replica daarvan, met inbegrip van een schip dat ontworpen is om traditionele vaardigheden en zeemanschap aan te moedigen en te bevorderen, dat als levend cultuurmonument volgens de traditionele beginselen van zeemanschap en techniek wordt bestuurd;

c. een vissersschip;

d. een pleziervaartuig met een lengte van minder dan 45 meter.

HOOFDSTUK 3. INFORMATIE- EN GEGEVENSBEHEER VOOR DE BINNENVAART

§ 1. Verplichtingen voor Onze Minister en voor de bevoegde autoriteit

Artikel 7

Onze Minister draagt, met inachtneming van artikelen 3, onderdelen d en h, 4, eerste lid, tweede lid, derde lid, onderdelen a, b, c, eerste volzin, en d, vierde en vijfde lid, en de daarbij behorende bijlagen en artikel 9, tweede lid, van de richtlijn River Information Services, zorg voor RIS-toepassing op de in de bijlage bij dit besluit genoemde scheepvaartwegen.

Artikel 8

De bij of krachtens verdrag of bij of krachtens artikel 4 van de Scheepvaartverkeerswet vastgestelde algemene maatregel van bestuur gemelde gegevens van een schip dat een grens met een naburige lidstaat zal overschrijden, worden, voordat dat schip de grens met die naburige lidstaat bereikt, door de bevoegde autoriteit van het laatste RIS-centrum in Nederland op de route van dat schip, doorgezonden aan de bevoegde autoriteit van het eerste RIS-centrum in die naburige lidstaat op de route van dat schip.

§ 2. Privacy-aspecten bij RIS-toepassing

Artikel 9

Onverminderd de Wet bescherming persoonsgegevens en de artikelen van deze paragraaf, draagt de bevoegde autoriteit zorg voor de bescherming van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van RIS-gebruikers.

Artikel 10

  • 1. De bevoegde autoriteit treft in het belang van de bescherming van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van RIS-gebruikers passende technische en organisatorische maatregelen ten behoeve van de veiligheid en beveiliging van de aangeboden diensten. De maatregelen garanderen, rekening houdend met de stand van de techniek en de kosten van de tenuitvoerlegging, een passend beveiligingsniveau dat in verhouding staat tot het desbetreffende risico.

  • 2. De bevoegde autoriteit draagt er zorg voor dat RIS-gebruikers worden geïnformeerd over:

    a. de bijzondere risico’s voor de doorbreking van de veiligheid of de beveiliging van RIS de daarbij aangeboden diensten;

    b. de eventuele middelen waarmee de onder a bedoelde risico’s kunnen worden tegengegaan, voor zover het andere maatregelen betreft dan die welke de bevoegde autoriteit op grond van het eerste lid gehouden is te treffen, alsmede een indicatie van de te verwachten kosten.

Artikel 11

  • 1. De verwerking van locatiegegevens ten behoeve van de levering van een RIS-dienst, niet zijnde verkeersgegevens, betreffende RIS-gebruikers, is slechts geoorloofd, indien:

    a. deze gegevens zijn geanonimiseerd, of

    b. de desbetreffende RIS-gebruiker voor de verwerking van deze gegevens toestemming heeft gegeven.

  • 2. Voorafgaand aan het verkrijgen van toestemming als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, verstrekt de bevoegde autoriteit de volgende informatie:

    a. de soort locatiegegevens die zullen worden verwerkt;

    b. de doeleinden waarvoor de locatiegegevens worden verwerkt;

    c. de duur van de verwerking, en

    d. of de gegevens aan een derde zullen worden verstrekt ten behoeve van de levering van de betreffende RIS-dienst.

  • 3. De verwerking van de gegevens ten behoeve van de levering van een RIS-dienst als bedoeld in het eerste lid is slechts toegestaan voor zover en voor zolang dat noodzakelijk is voor de levering van de betreffende RIS-dienst.

  • 4. Een RIS-gebruiker kan de verleende toestemming voor de verwerking van de hem betreffende gegevens, op elk moment intrekken.

  • 5. De bevoegde autoriteit biedt de RIS-gebruiker wiens gegevens worden

    verwerkt, de mogelijkheid om kosteloos en op eenvoudige wijze de verwerking van diens gegevens tijdelijk te beletten.

  • 6. De verwerking van de gegevens mag slechts plaatsvinden door personen die werkzaam zijn onder het gezag van de bevoegde autoriteit of de derde, bedoeld in het tweede lid, onder d, en is beperkt tot die gegevens die noodzakelijk zijn om de RIS-dienst te kunnen aanbieden.

Artikel 12

  • 1. De bevoegde autoriteit geeft slechts inzage in RIS-gegevens of verstrekt deze aan:

    a. ambtenaren die als toezichthouder belast zijn met het toezicht op de naleving van de Wet bescherming persoonsgegevens en de Scheepvaartverkeerswet voor zover gericht naar gegevens wordt gevraagd;

    b. ambtenaren die belast zijn met de opsporing van strafbare feiten bij of krachtens in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering;

    c. ambtenaren aangesteld voor de uitvoering van de politietaak;

    d. een verzekeraar als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht indien deze verzekeraar aannemelijk maakt gegevens nodig te hebben voor het behartigen van de belangen van een RIS-gebruiker die bij hem verzekerd is en nadat deze verzekerde daarvoor toestemming heeft verleend;

    e. een advocaat of procureur indien deze aannemelijk maakt de gegevens nodig te hebben voor het behartigen van de belangen van een RIS-gebruiker die zijn cliënt is, en

    f. het Centraal Bureau voor de Statistiek, voor zover hiervoor bij of krachtens een wettelijke voorschrift een verplichting bestaat.

  • 2. Een verzoek om inzage of verstrekking van gegevens wordt schriftelijk ingediend.

  • 3. Aan de inzage of verstrekking kan de bevoegde autoriteit voorwaarden verbinden.

  • 4. Bij het ter inzage geven of verstrekken van persoonsgegevens worden gegevens van andere personen voor zover mogelijk anoniem gemaakt.

  • 5. Na inzage of verstrekking van gegevens wordt schriftelijk vastgelegd:

    a. de naam van de RIS-gebruiker waarop de gegevens betrekking hebben;

    b. de wijze van inzage of verstrekking;

    c. het tijdstip;

    d. welke gegevens het betrof, en

    e. naam en adres van de verzoeker.

HOOFDSTUK 4. SLOTBEPALINGEN

Artikel 13

Een wijziging van de richtlijn monitoring- en informatiesysteem zeescheepvaart of van de richtlijn River Information Services of de daarbij behorende bijlagen gaat voor de toepassing van dit besluit of voor de hierop berustende bepalingen gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn dan wel de gewijzigde bijlagen uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekend gemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld. Wijzigingen van artikel 9, eerste lid, van de richtlijn River Information Services zijn hiervan uitgezonderd.

Artikel 14

  • Aan artikel 5 van het Scheepvaartreglement territoriale zee wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 10. De kapitein of exploitant van een schip dat behoort tot een bij ministeriële regeling vast te stellen categorie schepen meldt aan de bevoegde instantie de bij die regeling vast te stellen gegevens op een bij die regeling vast te stellen tijdstip voordat met het schip een in Nederland gelegen haven, een in de Nederlandse territoriale zee gelegen offshore-installatie of een ankerplaats ter hoogte van die haven of offshore-installatie wordt aangedaan.

Artikel 15

Het Besluit gegevens scheepvaart wordt ingetrokken.

Artikel 16

Dit besluit treedt in werking met ingang van 20 oktober 2007.

Artikel 17

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit gegevens scheepvaart 2007.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 2 oktober 2007

Beatrix

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J. C. Huizinga-Heringa

Uitgegeven de zestiende oktober 2007

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Bijlage als bedoeld in artikel 7 van het Besluit gegevens scheepvaart 2007:

Op de hieronder genoemde scheepvaartwegen en de aan deze vaarwegen gelegen havens, wordt RIS aangeboden:

1. de Maasmond;

2. de Nieuwe Waterweg;

3. de Nieuwe Maas;

4. de Koningshaven;

5. de Hollandsche IJssel;

6. het Zuiddiepje;

7. de Oude Maas;

8. het Hartelkanaal;

9. het Calandkanaal;

10. het Beerkanaal;

11. de Noord;

12. de Beneden-Merwede;

13. de Boven-Merwede;

14. de Nieuwe Merwede;

15. de Dordtsche Kil en daarop aansluitend de vaarweg naar het Industrie- en Havenschap Moerdijk;

16. het Zuid-Hollandsch Diep;

17. het Hollandsch Diep;

18. de Schelde-Rijnverbinding;

19. het Volkerak, het Zuid-Vlije en de Krammer beoosten de Krammersluizen;

20. het vaarwater van de Krammer, Zijpe, Keeten en Oosterschelde tussen de Krammersluizen en de ingang van het Kanaal door Zuid-Beveland;

21. het Kanaal door Zuid-Beveland;

22. het Noordzeekanaal en de zijkanalen daarvan met inbegrip van de Voorzaan noordwaarts tot aan de Zaansluizen en het IJ;

23. de vaarweg ten westen van de Noordzeesluizen te IJmuiden;

24. het Afgesloten-IJ;

25. het betonde vaarwater van het Buiten-IJ;

26. het Amsterdam-Rijnkanaal;

27. het Lekkanaal;

28. de Geldersche IJssel;

29. de Twenthekanalen;

30. het Keteldiep;

31. de vaarweg tussen de zee en de haven van Den Helder;

32. de vaarwegen tussen de zee en de havens aan de Waddenzee, voor zover niet zijnde voorhavens van sluizen;

33. de havens van Termunten, Delfzijl, Hefshuizen (Eemshaven) en Scheveningen;

34. de Westerschelde;

35. de Maas;

36. de Bergse Maas;

37. de Gelderse IJssel;

38. de Boven-Rijn,

39. de Waal,

40. het Pannerdensch Kanaal,

41. de Neder-Rijn;

42. de Lek;

43. het Meppelerdiep;

44. het Zwarte Water;

45. het Zwolle-IJsselkanaal;

46. het van Starkenborghkanaal; en

47. het Prinses Margrietkanaal.

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen deel

1.1 Aanleiding

Het onderhavige besluit dient in eerste instantie ter implementatie van een deel van de richtlijn nr. 2005/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende geharmoniseerde River Information Services (RIS) op de binnenwateren in de Gemeenschap (PbEU L 255) (hierna te noemen: de RIS-richtlijn). Een ander deel van de RIS-richtlijn is geïmplementeerd in een wijziging van de Scheepvaartverkeerswet1. Door wijziging van artikel 4 van de Scheepvaartverkeerswet zijn de voor dit besluit (en voor een nog op te stellen ministeriële regeling) benodigde delegatiebepalingen vastgesteld. Waar de diverse onderdelen van de RIS-richtlijn precies zijn geïmplementeerd, blijkt uit de in de bijlage 1 bij deze nota van toelichting gevoegde transponeringstabel.

Omdat de implementatie van de RIS-richtlijn noopte tot een behoorlijke technische aanpassing van het Besluit gegevens scheepvaart wordt dat besluit in het onderhavige besluit ingetrokken. Dit wil echter niet zeggen dat de inhoud van het Besluit gegevens scheepvaart niet langer relevant is. Het Besluit gegevens scheepvaart, dat eerst met ingang van 12 januari 2005 in werking is getreden, diende immers ter implementatie van de richtlijn nr. 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart (PbEG L 208)(hierna te noemen: de richtlijn monitoring- en informatiesysteem zeescheepvaart). Deze laatste richtlijn noopt ertoe bepalingen in het leven te roepen met betrekking tot het ontvangen, bewaren en verstrekken van gegevens door organisaties en personen die (zelf) niet aan het scheepvaartverkeer deelnemen. Het onderhavige besluit dient dan ook tevens gezien te worden als een vernieuwde implementatie van de richtlijn monitoring- en informatiesysteem zeescheepvaart wat betreft de bepalingen die in het Besluit gegevens scheepvaart waren opgenomen. De artikelen 1 tot en met 6 van het Besluit gegevens scheepvaart zijn inhoudelijk identiek aan de artikelen 1, onderdeel a, en 2 tot en met 6 van dit besluit. Artikel 7 van het Besluit gegevens scheepvaart komt overeen met artikel 13 van dit besluit. Voor de volledigheid is in bijlage 2 bij deze nota van toelichting een aangepaste transponeringstabel gevoegd.

Ten slotte dient het besluit ertoe om, in artikel 14, een omissie bij de implementatie van richtlijn 2001/106/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 19 december 2001 houdende wijziging van richtlijn 95/21/EG van de Raad betreffende de naleving, met betrekking tot de schepen die gebruikmaken van havens in de Gemeenschap en varen in de onder de jurisdictie van de lidstaten vallende wateren, van internationale normen op het gebied van de veiligheid van schepen, voorkoming van verontreiniging en leef- en werkomstandigheden aan boord (havenstaatcontrole) (PbEG 2002, L19) (hierna te noemen: havenstaatrichtlijn) te herstellen.

1.2. RIS in de Nederlandse praktijk

In de RIS-richtlijn wordt een kader vastgesteld voor de invoering en het gebruik van geharmoniseerde informatiediensten ter ondersteuning van het verkeers- en vervoersmanagement voor de binnenvaart in de Europese Gemeenschap. In tegenstelling tot andere lidstaten van de Europese Unie is een dergelijke dienst voor Nederland niet nieuw. Vanuit de Nederlandse overheid wordt, ter bevordering van het snel en efficiënt functioneren van het vervoer over het water, al informatie verstrekt over bijvoorbeeld waterstanden of over de openingstijden van bruggen en sluizen. Daarnaast bestaan er voor schepen op de Nederlandse binnenwateren al verschillende meldingsverplichtingen aan de bevoegde autoriteit op de verkeerscentrales op grond van de diverse scheepvaartreglementen en bijvoorbeeld op grond van artikel 9.07 van het Binnenvaartpolitiereglement en artikel 12.01 van het Rijnvaartpolitieregelement.

Op grond van deze artikelen dient de schipper bijvoorbeeld zijn vertrek uit een haven te melden of te melden als er gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Daarnaast heeft een schipper ook nog de mogelijkheid andere, niet-verplichte, gegevens door te geven die zijn reis kunnen bespoedigen. Hierbij kan door de schipper zelf worden aangegeven aan welke derden deze gegevens mogen worden verstrekt.

Al deze gegevens zijn vastgelegd in diverse verkeersregistratiesystemen en in het Informatie en Volgsysteem voor de Scheepvaart (IVS90) en daaraan gekoppelde systemen. Deze bestaande systemen zullen, naast nieuw te ontwikkelen toepassingen, deel gaan uitmaken van RIS. In onder andere het Privacyreglement verkeersregistratiesystemen Rijkswaterstaat (Stcrt. 2003, 129) zijn, in verband met de toepassing van de Wet bescherming persoonsgegevens beleidsregels opgesteld in verband met de op dit moment al noodzakelijke privacybescherming.

Wat wel nieuw is, is dat er als gevolg van de implementatie van de RIS-richtlijn, in de gehele Europese Unie een zelfde, door de overheid aangeboden, systeem van informatiediensten ontstaat, waarbij steeds gebruik wordt gemaakt van dezelfde formats. Voor Nederland betekent dit dat een aantal van deze formats zal worden aangepast. Ook nieuw is dat in de scheepvaartwetgeving expliciet wordt vastgelegd dat de bevoegde autoriteit verantwoordelijk wordt voor de bescherming van de persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

1.3 Wetgevingsaspecten

Nieuw Besluit gegevens scheepvaart

Zowel bij de uitvoering van de richtlijn monitoring- en informatiesysteem zeescheepvaart als bij de uitvoering van de RIS-richtlijn is aan bepaalde autoriteiten een belangrijke taak toebedeeld. In het kader van de richtlijn monitoring- en informatiesysteem zeescheepvaart is een autoriteit aangewezen met betrekking tot het ontvangen, bewaren en verstrekken van gegevens met betrekking tot de zeescheepvaart door organisaties en personen die (zelf) niet aan het scheepvaartverkeer deelnemen. In het kader van de RIS-richtlijn moet een autoriteit worden aangewezen die verantwoordelijk is voor het oprichten en instandhouden van een informatiesysteem voor de binnenvaart en alles wat daar verder bij komt kijken. Omdat deze taken in elkaars verlengde liggen, is er voor gekozen degene die krachtens de Scheepvaartverkeerswet al als bevoegde autoriteit is aangewezen ook als bevoegde autoriteit voor het oprichten en instandhouden van een informatiesysteem voor de binnenvaart aan te wijzen. Om deze reden is het mogelijk de implementatie van beide richtlijnen (onder intrekking van het Besluit gegevens scheepvaart) in één besluit te doen laten plaatsvinden.

Wijze van implementeren

Uit het oogpunt van wetgevingsefficiëntie is ervoor gekozen om, waar mogelijk, zo dicht mogelijk bij de tekst van de richtlijnen te blijven, door middel van het maken van zogenaamde dynamische verwijzingen. Hiermee wordt bereikt dat zoveel mogelijk recht wordt gedaan aan de richtlijn en wordt, uit het oogpunt van beheersing van de regeldruk, voorkomen dat richtlijn bepalingen (vrijwel) letterlijk worden overgeschreven zonder dat dit toegevoegde waarde heeft. Hiermee wordt ook uitvoering gegeven aan de kabinetsdoelstelling minder en anders regelen zoals neergelegd in de programma’s Andere Overheid en Bruikbare rechtsorde en in het in 2004 bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat gestarte «Programma Beter Geregeld».

Door dynamische verwijzingen worden de richtlijnbepalingen waarnaar wordt verwezen in de Nederlandse wetgeving opgenomen. Voor de volledigheid wordt hier nog opgemerkt dat, als gevolg van deze wijze van wetgeven, een aantal artikelen van de RIS-richtlijn, op een andere wijze is geïmplementeerd dan in de memorie van toelichting bij de eerder aangehaalde wijziging van de Scheepvaartverkeerswet was voorzien. In de in bijlage 1 gevoegde transponeringstabel is aangegeven welke artikelen dit precies betreft.

Verordeningen op grond van artikel 5, tweede lid, van de RIS-richtlijn

Voor de volledigheid wordt hier nog opgemerkt dat door de Europese Commissie, op grond van artikel 5, tweede lid, van de RIS-richtlijn een drietal verordeningen zijn vastgesteld. Deze verordeningen behoeven geen implementatie in de Nederlandse wetgeving. Het betreft:

– Verordening (EG) nr. 414/2007 van de Commissie van 13 maart 2007 betreffende technische richtsnoeren voor de planning, de toepassing en het operationele gebruik van River Information Services (RIS), zoals vermeld in artikel 5 van de Richtlijn 2005/44/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende geharmoniseerde River Information Services (RIS) op de binnenwateren in de Gemeenschap (PbEU L105, 1);

– Verordening (EG) nr. 415/2007 van de Commissie van 13 maart 2007 inzake de technische specificaties voor tracking- en tracingsystemen voor schepen overeenkomstig artikel 5 van de Richtlijn 2005/44/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende geharmoniseerde River Information Services (RIS) op de binnenwateren in de Gemeenschap (PbEU L105, 35); en

– Verordening (EG) nr. 416/2007 van de Commissie van 22 maart 2007 betreffende de technische specificaties voor berichten aan de scheepvaart als bedoeld in artikel 5 van de Richtlijn 2005/44/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende geharmoniseerde River Information Services (RIS) op de binnenwateren in de Gemeenschap (PbEU L105, 88).

1.4 Privacy

Doel van RIS is het stroomlijnen van de informatie-uitwisseling tussen publieke en private partijen op het gebied van transport over de binnenwateren. Hiervoor zullen standaarden komen voor de manier waarop de informatievoorziening en de communicatie plaatsvinden. Omdat het voor een deel van de aangeboden diensten onvermijdelijk is dat positiegegevens of vaarplannen van een schip beschikbaar moeten worden gesteld en die gegevens onder omstandigheden herleidbaar zijn tot individuele personen, is het noodzakelijk ook aan de privacyaspecten van RIS speciale aandacht te geven. Ook artikel 9 van de RIS-richtlijn wijst hierop door een aantal in acht te nemen richtlijnen van toepassing te verklaren.

In het algemene gedeelte van de memorie van toelichting bij de al eerder aangehaalde wijziging van de Scheepvaartverkeerswet, is op dit punt uitgebreid ingegaan. Voor dit besluit is met name de richtlijn nr. 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (PbEG L 201) (hierna: richtlijn 2002/58/EG) van belang. Deze richtlijn is met name in hoofdstuk 11 van de Telecommunicatiewet geïmplementeerd. In de genoemde wijziging van de Scheepvaartverkeerswet is in verband hiermee al aangekondigd dat inhoudelijk zoveel mogelijk bij de voor de RIS-richtlijn relevante artikelen uit hoofdstuk 11 van de Telecommunicatiewet zou worden aangesloten. In paragraaf 2 van hoofdstuk 3 van dit besluit, wordt hieraan, op één uitzondering na, uitvoering gegeven. Deze uitzondering betreft de regeling van de verstrekking van gegevens aan derden. In de op dit moment in artikel 6 van het Privacyreglement verkeersregistratiesystemen Rijkswaterstaat opgenomen regeling is wat betreft de inzage en verstrekking van persoonsgegevens aan derden, meer geconcretiseerd vastgelegd in welke gevallen inzage mag worden gegeven of gegevens mogen worden verstrekt. Het opnemen van een hiermee vergelijkbare regeling in dit besluit voldoet beter dan het treffen van een meer algemeen geformuleerde regeling vergelijkbaar met artikel 11.13 van de Telecommunicatiewet.

2. Uitvoering- en handhavingsaspecten

Richtlijn monitoring- en informatiesysteem zeescheepvaart

Voor zover dit besluit betrekking heeft op de implementatie van de Richtlijn monitoring- en informatiesysteem zeescheepvaart, zijn in dit besluit geen inhoudelijke wijzigingen aangebracht ten opzichte van het Besluit gegevens scheepvaart. Dit besluit leidt derhalve niet tot wijziging in de bestaande uitvoerings- en handhavingspraktijk.

RIS-richtlijn

Voor zover dit besluit betrekking heeft op de implementatie van de RIS-richtlijn wordt wat betreft de uitvoerings- en handhavingsaspecten verwezen naar het algemeen gedeelte van de nota van toelichting bij de eerder aangehaalde wet tot wijziging van de Scheepvaartverkeerswet.

Havenstaatrichtlijn

De wijziging van het Scheepvaartreglement territoriale zee brengt geen wijziging in de uitvoeringspraktijk. De wijziging houdt verband met de in artikel 19 bis van de Havenstaatrichtlijn opgenomen verplichting de in die richtlijn voor de kapitein of de exploitant opgenomen verplichtingen te handhaven. Abusievelijk was deze verplichting niet geïmplementeerd. Door de onderhavige wijziging van artikel 5 van het Scheepvaartreglement territoriale zee vindt handhaving plaats langs de voor overtreding van de regels van dit reglement gebruikelijke weg.

3. Administratieve lasten voor burger en bedrijfsleven

Er worden als gevolg van dit besluit geen nieuwe administratieve lasten of uitvoeringskosten voorzien voor burger en bedrijfsleven. De RIS-richtlijn bevat louter verplichtingen voor de overheid om al het nodige te doen om de toepassing van RIS op de binnenwateren mogelijk te maken. Voor een individuele schipper kan RIS over een aantal jaren en afhankelijk van de mate waarin gebruik zal worden gemaakt van de diensten die worden aangeboden, tot vermindering van administratieve lasten leiden. Het Adviescollege toetsing administratieve lasten heeft aangegeven zich hierin te kunnen vinden.

4. Advies en consultatie

Ter voorbereiding van dit besluit is het Overlegorgaan goederenvervoer (Ogv) behorend tot de Overlegorganen Verkeer en Waterstaat om advies gevraagd. Het Ogv heeft aangegeven dat het zich in het voorstel kon vinden.

Daarnaast is, op grond van artikel 51, tweede lid, van de Wbp, het College bescherming persoonsgegevens (Cbp) om advies gevraagd. Het Conceptbesluit, in het bijzonder de artikelen 10, 11 en 12, geeft het CBP geen aanleiding tot het maken van op- of aanmerkingen met betrekking tot de zorgvuldige omgang met persoonsgegevens.

Artikelsgewijs deel

Artikel 1

Dit artikel geeft een aantal voor dit besluit noodzakelijke definities.

De onderdelen a en b geven definities van de richtlijnen waarop dit besluit betrekking heeft.

Onderdeel c geeft een definitie van bevoegde autoriteit. De bevoegde autoriteit is een in de Scheepvaartverkeerswet veelvuldig voorkomende figuur. Doorgaans wordt de ambtenaar die op de desbetreffende scheepvaartweg het nautisch beheer uitoefent aangewezen als bevoegde autoriteit.

Onderdeel d definieert de afkorting van River Information services (RIS). Wat daaronder inhoudelijk moet worden verstaan is gedefinieerd in artikel 1 van de Scheepvaartverkeerswet.

De definities in de onderdelen e, f en g, zijn afkomstig uit de RIS-richtlijn. Op een aantal punten is niet de exacte tekst van de richtlijn overgenomen, maar is aansluiting gezocht bij in de Scheepvaartverkeerswet meer gebruikelijke termen.

De definities in de onderdelen h, i en j, zijn afgeleid van vergelijkbare definities in artikel 11.1 van de Telecommunicatiewet. Deze definities zijn noodzakelijk in verband met hoofdstuk 3, paragraaf 2. De definitie in onderdeel h, van verkeersgegevens is afgeleid van de definitie van verkeersgegevens in artikel 11.1, onderdeel b, van de Telecommunicatiewet. De definitie van locatiegegevens in onderdeel i, is afgeleid van de definitie van locatiegegevens en communicatie in de onderdelen d en e van artikel 11.1 van de Telecommunicatiewet. De definitie van toestemming van een RIS-gebruiker in onderdeel j, tenslotte, is afgeleid van de definitie van toestemming van een gebruiker of abonnee in onderdeel g, van artikel 11.1 van de Telecommunicatiewet.

Artikel 2

In artikel 2 van het dit besluit (dat inhoudelijk overeenkomst met artikel 2 van het Besluit gegevens scheepvaart) wordt geregeld dat een bevoegde autoriteit (in casu de havenautoriteit ook wel aangeduid als plaatselijk bevoegde autoriteit (PBA)) naar wiens haven een zeeschip op weg is, of daaruit vertrekt, de aan die autoriteit gemelde gegevens met betrekking tot het zeeschip, de daarmee vervoerde lading of de uit te voeren reis, onverwijld meldt op een bij ministeriële regeling aangegeven wijze en met een in die regeling aangegeven inhoud. Dit houdt in dat wanneer er een melding omtrent een zeeschip binnenkomt, de vorengenoemde gegevens, 24 uur per dag, onmiddellijk elektronisch worden doorgegeven aan de zich bij de European Maritime Safety Agency (EMSA) bevindende indexserver, door middel waarvan tevens kan worden vernomen bij welke havenautoriteit deze gegevens zich in detail bevinden. De daartoe benodigde infrastructuur is door de Europese Commissie beschikbaar gesteld (SafeSeaNet).

De PBA dient tevens zonder onderbreking in staat te zijn om de vorengenoemde gegevens met betrekking tot zeeschepen te ontvangen en door te geven aan de bevoegde instantie van een andere lidstaat van de Europese Unie, die daarom verzoekt. De gegevens dienen, omdat het meestal om zeer grote hoeveelheden gaat, en vanwege de tijdwinst die daarmee wordt bereikt, elektronisch te worden doorgegeven.

De gegevens die door de PBA van een zeeschip zijn ontvangen dienen minstens 30 dagen te worden bewaard. Dit is voldoende. Het schip zal in deze periode zeker alweer een andere Europese haven hebben aangedaan, of uit de Europese wateren zijn verdwenen.

Artikel 3 en 4

Deze artikelen komen overeen met artikel 3 en 4 van het Besluit gegevens scheepvaart en hebben betrekking op de taak van het Nederlands Kustwachtcentrum.

Artikel 5

Op grond van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen dient de kapitein van een schip dat betrokken is bij een incident of ongeval van dat schip, waardoor een dreiging ontstaat voor de veiligheid op zee, de veiligheid van personen of voor het mariene milieu, de exploitant van dat schip daarvan op de hoogte te stellen. Deze dient, na op de hoogte te zijn gesteld, op grond van artikel 5 van dit besluit, onmiddellijk contact op te nemen met het Nederlands Kustwachtcentrum te Den Helder en zich zover nodig ter beschikking van het centrum te houden. Zo kunnen door het Kustwachtcentrum snel beslissingen worden genomen over noodzakelijke maatregelen. Dit artikel komt overeen met artikel 5 van het Besluit gegevens scheepvaart.

Artikel 6

In artikel 6 wordt (in navolging van artikel 2, tweede lid, van de Richtlijn monitoring- en informatiesysteem zeescheepvaart) vastgelegd dat de artikelen 2 tot en met 5 niet van toepassing zijn op een aantal met name genoemde categorieën van schepen. Dit artikel komt overeen met artikel 6 van het Besluit gegevens scheepvaart.

Artikel 7

Artikel 7 van dit besluit beoogt door middel van een zogenaamde dynamische verwijzing de artikelen 4, en 9, tweede lid, van de RIS-richtlijn (met uitzondering van artikel 4, derde lid, onderdeel c, tweede volzin) te implementeren. Deze artikelen bevatten de opdracht aan de Minister van Verkeer en Waterstaat om RIS, met inachtneming van in die artikelen genoemde specificaties, op te zetten. Door de wijze waarop dit in artikel 7, eerste lid, is geformuleerd wordt beoogd dat de Minister van Verkeer en Waterstaat niet alleen de verplichtingen die zijn opgenomen in de artikelen 4, en 9, tweede lid, van de RIS-richtlijn naleeft, maar tevens de bijlagen I en II en de wijzigingen daarvan. Hierbij moet ook rekening worden gehouden met de richtsnoeren en technische specificaties bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de RIS-richtlijn, die op grond van artikel 5, tweede lid, van die richtlijn, met inachtneming van de uitgangspunten genoemd in bijlage II van de richtlijn, door de Europese Commissie zijn vastgesteld en de eventuele wijzigingen daarvan. Door de Europese Commissie zijn inmiddels in een drietal verordeningen deze richtsnoeren en technische specificaties vastgelegd (Zie hiervoor punt 1.3 algemeen deel van deze toelichting). Deze verordeningen behoeven geen implementatie in de Nederlandse wetgeving.

Artikel 13 van dit besluit regelt dat zowel wijziging van de RIS-richtlijn, als wijziging van de bijlagen direct van toepassing worden op het moment dat daaraan uitvoering moet worden gegeven.

Door de directe toepassing van de artikelen 4 en 5, eerste lid, van de richtlijn bleek, anders dan in de implementatietabel bij de eerder aangehaalde wijziging van de Scheepvaartverkeerswet is aangeven, het ook niet meer noodzakelijk, om in dit besluit definities op te nemen van de termen strategische verkeersinformatie en interoperabiliteit (respectievelijk artikel 3, onderdeel d en h, van de RIS-richtlijn). Deze termen komen dan ook niet als afzonderlijke definities in dit besluit voor. Omdat deze definities wel van belang zijn in relatie met artikel 4 van de richtlijn, wordt er ook naar die definities verwezen in artikel 7 van dit besluit. Hiermee zijn deze definities direct van toepassing in de Nederlandse wetgeving.

In de bijlage bij dit besluit is geregeld op welke binnenwateren RIS aangeboden zal worden. Hierbij is aansluiting gezocht bij de waterwegen genoemd in bijlage 9 van het Binnenvaartpolitiereglement. Het betreft hier binnenwateren van klasse IV en hoger, waartoe artikel 2 van de RIS-richtlijn verplicht, en een enkele waterweg van klasse III.

Artikel 8

Artikel 4, derde lid, onderdeel c, tweede volzin, van de RIS-richtlijn is niet door middel van een dynamische verwijzing in artikel 7 van dit besluit geïmplementeerd. Dit onderdeel van de richtlijn betreft het doorgeven van RIS-gegevens in het geval een schip voornemens de Nederlandse grens te passeren. In dat geval zullen gegevens door het laatste RIS-centrum in Nederland moeten worden doorgezonden naar het dichtstbijzijnde buitenlandse RIS-centrum op de vaarroute van het schip. Omdat het niet in alle gevallen de minister is, die de betreffende gegevens onder zich heeft, wordt dit onderdeel apart geïmplementeerd. Hiermee wordt degene die de gegevens onder zich heeft verplicht deze door te zenden.

Gedacht moet hier worden aan meldingen krachtens artikel 9.07 van het Binnenvaartpolitiereglement of artikel 12.01 van het Rijnvaartpolitieregelement.

Artikel 9

In artikel 9 wordt, in navolging van artikel 11.2 van de Telecommunicatiewet, een algemene zorgplichtbepaling met betrekking tot privacybescherming in het leven geroepen ten behoeve van RIS-gebruikers. Hiermee wordt verzekerd dat RIS-gebruikers over ten minste een algemene waarborg beschikken met behulp waarvan de rechten op bescherming van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer die uit de nationale en de internationale privacyregelgeving voortvloeien, kunnen worden gegarandeerd. Artikel 9 van de RIS-richtlijn verplicht de lidstaten hierop toe te zien. Deze zorgplicht werkt uiteraard subsidiair ten opzichte van de andere bepalingen van paragraaf 2, van hoofdstuk 3, van dit besluit en de Wet bescherming persoonsgegevens.

De zorgplicht is alleen opgelegd aan de bevoegde autoriteiten. Omdat RIS-gebruikers niet alleen natuurlijke personen kunnen zijn, ziet de bescherming (als gevolg van de definitie van toestemming van een RIS-gebruiker in artikel 1, onderdeel j, van dit besluit) ook op niet-natuurlijke personen.

Artikel 10

In navolging van artikel 11.3 van de Telecommunicatiewet is er in artikel 10 van dit besluit voor gekozen, de zorg voor de veiligheid en de beveiliging van RIS op de bevoegde autoriteit te leggen. Deze dient passende en organisatorische maatregelen te nemen ter bescherming van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van RIS-gebruikers. Dit neemt niet weg dat RIS-gebruikers ook door deze bevoegde autoriteit geïnformeerde dienen te worden over de bijzondere risico’s die het gebruik van RIS met zich meebrengt, indien de aangebrachte beveiligingen worden doorbroken. Van de gebruiker wordt verwacht dat hij ook zelf middelen treft waarmee dergelijke risico’s kunnen worden uitgesloten of verkleind. Het kan daarbij gaan om middelen om de inhoud van berichten te vercijferen of om bijvoorbeeld middelen om aanvallen van derden op de eigen computer tijdens het afnemen van de RIS-dienst af te slaan. De bevoegde autoriteit kan volstaan met het aangeven van enkele van die middelen en een indicatie van de verwachte kosten daarvan.

Artikel 11

Artikel 11 geeft, in navolging van artikel 11.5a van de Telecommunicatiewet een regeling voor een specifieke categorie gegevens, te weten locatiegegevens, niet zijnde verkeersgegevens. Voor de verwerking van dergelijke gegevens zullen specifieke technische voorzieningen getroffen moeten worden, waarmee het mogelijk is om nauwkeurige locatiegegevens te genereren. De verwerking van dergelijke gegevens zal (veelal) uitsluitend plaatsvinden met het oog op de levering van specifieke RIS-diensten. Hoe nauwkeuriger de locatiegegevens zijn, hoe specifieker en hoe meer op de situatie van de desbetreffende RIS-gebruiker toegesneden de desbetreffende dienst zal kunnen zijn. Het is evident dat locatiegegevens als hier bedoeld, wanneer deze zijn gerelateerd aan een persoon, een bijzondere bescherming verdienen. Aangezien de binnenvaartsector in belangrijke mate uit eenmansbedrijven bestaat, verdient de bescherming van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer bijzondere aandacht. De gegevens kunnen immers inzicht geven in de (nauwkeurige) locatie waar iemand zich bevindt en waardoor het mogelijk zal zijn om iemand in «real time» te volgen. Om deze reden is het noodzakelijk aan de verwerking van deze gegevens eisen te stellen, die erop gericht zijn de persoonlijke levenssfeer van de desbetreffende RIS-gebruiker zo goed mogelijk te beschermen.

De verwerking van deze gegevens mag slechts plaatsvinden indien de gegevens zijn geanonimiseerd of indien de RIS-gebruiker voor de verwerking van deze gegevens toestemming heeft. Voorafgaand aan het verkrijgen van de toestemming van de RIS-gebruiker, dient de bevoegde autoriteit de aan de betreffende RIS-gebruiker, de in het tweede lid van artikel 11 genoemde informatie te hebben verstrekt.

Heeft de RIS-gebruiker toestemming gegeven voor de verwerking van gegevens, dan is deze verwerking slechts toegestaan voor zover en voor zolang dat voor de levering van de desbetreffende dienst noodzakelijk is. Na de levering van de dienst dient de verwerking te worden gestaakt. In de meeste gevallen zullen de gegevens binnen 30 dagen vernietigd kunnen worden. Aan de RIS-gebruiker die toestemming heeft gegeven voor de verwerking van hem betreffende locatiegegevens, komt ingevolge het vierde lid het recht toe om de verleende toestemming elk moment in te trekken. Het vijfde lid voegt daaraan toe dat de gebruiker wiens gegevens worden verwerkt, de mogelijkheid wordt geboden om kosteloos en op eenvoudige wijze de verwerking van diens gegevens tijdelijk te beletten. In beide gevallen mogen de gegevens dan niet meer worden verwerkt.

Het zesde lid tenslotte bepaalt dat de verwerking van locatiegegevens als bedoeld in dit artikel slechts mag plaatsvinden door personen die werkzaam zijn onder het gezag van de bevoegde autoriteit of de derde, bedoeld in het tweede lid, onder d, en beperkt is tot die gegevens die noodzakelijk zijn om de betreffende RIS-dienst te kunnen verlenen.

Artikel 12

Uitgangspunt in artikel 12 van dit besluit is dat er aan derden in beginsel geen inzage in of verstrekking plaatsvindt van persoonsgegevens die zich in RIS bevinden. Deze gegevens kunnen zich op allerlei gegevensdragers bevinden. Niet alleen in computerbestanden maar ook op bijvoorbeeld op videobeelden, radarbeelden of geluidsbanden.

Dit uitgangspunt komt overeen met het tot op heden gevoerde beleid op grond van artikel 6 van het Privacyreglement verkeersregistratiesystemen Rijkswaterstaat.

Slechts in een limitatief aantal gevallen zal wel aan een verzoek om inzage of verstrekking van persoonsgegevens van RIS-gebruikers kunnen worden voldaan. Deze gevallen zijn limitatief opgesomd in het eerste lid. De bevoegde autoriteit kan voorwaarden stellen aan de inzage in of het verstrekken van de gevraagde gegevens. Gedacht moet worden aan de voorwaarde dat de gegevens slechts gebruikt mogen worden voor het doel waarvoor ze worden verstrekt en aan de voorwaarde dat de gegevens na een bepaalde datum dienen te zijn vernietigd.

Artikel 13

Dit artikel beoogt wijzigingen in de richtlijn monitoring- en informatiesysteem zeescheepvaart en de RIS-richtlijn door middel van een zogenaamde dynamische verwijzing in de Nederlandse wetgeving te laten doorwerken. Een uitzondering hierop wordt gemaakt voor artikel 9, eerste lid, van de RIS-richtlijn. Dit artikel verwijst naar de eerder genoemde privacyrichtlijnen van de EU. In het geval dat de verwijzing naar een van deze richtlijnen wijzigt zal dit naar verwachting direct gevolg hebben voor de inhoud van de artikelen 9, 10, 11 of 12 van dit besluit. Deze artikelen kunnen door middel van een dergelijke dynamische verwijzing niet worden gewijzigd. Beoordeeld zal immers moeten worden op welke wijze die artikelen van dit besluit dan zullen moeten worden aangepast. Om deze reden zal een eventuele toekomstige wijziging van artikel 9, eerste lid, van de RIS-richtlijn niet door middel van een dynamische verwijzing direct van toepassing worden. Voor een verdere toelichting wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 7, eerste lid, van dit besluit.

Artikel 14

Bij de Havenstaatrichtlijn is een verplichting in het leven geroepen voor de kapitein of de exploitant van bepaalde categorieën oudere schepen om bij het aandoen van een haven, een offshore-installatie of een ankerplaats de betrokken bevoegde instantie te melden dat het schip in aanmerking komt voor een zogenaamde uitgebreide inspectie. Bij de implementatie van deze richtlijn is abusievelijk verzuimd de overtreding van deze meldingsplicht strafbaar te stellen. Met de onderhavige wijziging, de wijziging van de Regeling communicatie en loodsaanvragen zeevaart en de wijziging van de Regeling Havenstaatcontrole is deze omissie hersteld. Omdat het slechts het herstel van een kleine omissie betreft, is afgezien van het voor dit onderdeel opnemen van een transponeringstabel voor de Havenstaatrichtlijn.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J. C. Huizinga-Heringa

Bijlage 1

Transponeringstabel

Richtlijn nr. 2005/44/EG2

Implementatie in3

Artikel 1 (Onderwerp)

 

eerste lid en tweede lid

Behoeven voor implementatie geen wetgeving.

Artikel 2 (Toepassingsgebied)

 

eerste lid

In de bijlage bij artikel 7 van het Besluit gegevens scheepvaart 2007 is een opsomming opgenomen van de scheepvaartwegen waar RIS wordt aangeboden.

tweede lid

In de bijlage bij artikel 7 van het Besluit gegevens scheepvaart 2007 zijn ook scheepvaartwegen opgenomen die niet in artikel 2, eerste lid, van de richtlijn worden genoemd.

Artikel 3 (Definities)

 

onderdeel a: definitie River Information Services (RIS)

Artikel 1, onderdeel p, Scheepvaartverkeerswet.

onderdeel b: definitie vaarweginformatie

Artikel 1, onderdeel q, Scheepvaartverkeerswet.

onderdeel c: definitie tactische verkeersinformatie

Artikel 1, onderdeel r, Scheepvaartverkeerswet.

onderdeel d: definitie strategische verkeersinformatie

Artikel 7, eerste lid Besluit gegevens scheepvaart 2007.4(*)

onderdeel e: definitie RIS-toepassing

Artikel 1, onderdeel e, Besluit gegevens scheepvaart 2007.

onderdeel f: definitie RIS-centrum

Artikel 1, onderdeel f, Besluit gegevens scheepvaart 2007.

onderdeel g: definitie RIS-gebruikers

Artikel 1, onderdeel g, Besluit gegevens scheepvaart 2007.

onderdeel h: definitie interoperabiliteit

Artikel 7, eerste lid, Besluit gegevens scheepvaart 2007.(*)

Artikel 4 (Toepassing van RIS)

 

eerste lid

Artikel 7, eerste lid, Besluit gegevens scheepvaart 2007.(*)

tweede lid

Artikel 7, eerste lid Besluit gegevens scheepvaart 2007. (*).

derde lid

 

onderdeel a

Artikel 7, eerste lid, Besluit gegevens scheepvaart 2007. (*)

onderdeel b

Artikel 7, eerste lid, Besluit gegevens scheepvaart 2007.(*)

onderdeel c

Eerste volzin: Artikel 7, eerste lid, Besluit gegevens scheepvaart 2007(*).

Tweede volzin:

Het ontvangen van elektronische scheepsrapporten is reeds geregeld door middel van artikel 9.07 van het Binnenvaartpolitiereglement en de Regeling communicatie rijksbinnenwateren en artikel 12.01 van het Rijnvaartpolitiereglement. De doorzendplicht wordt opgenomen in artikel 8 van het Besluit gegevens scheepvaart 2007.

onderdeel d

Artikel 7, eerste lid, Besluit gegevens scheepvaart 2007.(*)

vierde lid

Artikel 7, eerste lid, Besluit gegevens scheepvaart 2007. (*)

vijfde lid

Artikel 7, eerste lid, Besluit gegevens scheepvaart 2007.(*)

zesde lid

Behoeft voor implementatie geen wetgeving.

zevende lid

Behoeft voor implementatie geen wetgeving.

Artikel 5 (Technische richtsnoeren en specificaties)

 

Eerste, tweede en derde lid

Behoeven geen implementatie. De technische richtsnoeren en specificaties zijn inmiddels in verordeningen vastgelegd (zie ook punt 1.3 van het algemeen gedeelte van deze toelichting).

Artikel 6 (Plaatsbepaling per satelliet)

Behoeft voor implementatie geen wetgeving.

Artikel 7 (Type goedkeuring van RIS-apparatuur)

 

eerste lid

– Indien nodig wordt in een regeling voorzien op basis van artikel 3.1.2 van de ontwerp-Binnenvaartwet. Artikel 4.06 van het Binnenvaartpolitiereglement bevat reeds een basis voor typegoedkeuring voor radarapparatuur aan boord van schepen op de binnenwateren.

– In artikel 4, achtste lid, van de Scheepvaartverkeerswet wordt een grondslag opgenomen voor het zo nodig kunnen stellen van regels met betrekking tot apparatuur en softwaretoepassingen die in het kader van RIS worden gebruikt door personen die niet deelnemen aan het scheepvaartverkeer.

tweede lid

Behoeft voor implementatie geen wetgeving.

derde lid

In een op grond van artikel 3.1.2 van de Binnenvaartwet vast te stellen regeling wordt een wederzijdse erkenningsbepaling opgenomen voor typegoedkeuringen uit andere lidstaten.

Hetzelfde zal geschieden in een op grond van artikel 4, achtste lid, van de Scheepvaartverkeerswet vast te stellen regeling.

Artikel 8 (Bevoegde instanties)

In artikel 1, onderdeel c, Besluit gegevens scheepvaart 2007 (*) is een wettelijke basis gemaakt om bij ministeriële regeling bevoegde autoriteiten aan te wijzen.

Artikel 9 (Regels inzake privacy, veiligheid en het hergebruik van informatie)

 

eerste lid

In artikel 4, vierde lid, van de Scheepvaartverkeerswet is de doelbinding voor het verwerken van persoonsgegevens opgenomen. Dit is nader uitgewerkt in de artikelen 9 tot en met 12 van het Besluit gegevens scheepvaart 2007 opgenomen.

tweede lid

Artikel 7, eerste lid, van het Besluit gegevens scheepvaart 2007. (*)

derde lid

Regels terzake zijn opgenomen in Hoofdstuk V-A van de Wet openbaarheid van bestuur.

Artikel 10 (Wijzigingsprocedure)

Behoeft voor implementatie geen wetgeving.

Artikel 11 (Comitéprocedure)

Behoeft voor implementatie geen wetgeving.

Artikel 12 (Omzetting)

 

eerste, tweede, vierde, vijfde en zesde lid

Behoeft voor implementatie geen wetgeving.

derde lid

Er zal geen gebruik worden gemaakt van deze mogelijkheid

Artikel 13 (Inwerkingtreding)

Behoeft voor implementatie geen wetgeving.

Artikel 14 (Adressaten)

Behoeft voor implementatie geen wetgeving.

Bijlage I (Minimumvereisten voor de gegevens)

Artikel 7, eerste lid, Besluit gegevens scheepvaart 2007. (*)

Bijlage II (Beginselen voor de RIS-richtsnoeren en technische specificaties)

Artikel 7, eerste lid, Besluit gegevens scheepvaart 2007. (*)

2 Richtlijn nr. 2005/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 september 2005 betreffende geharmoniseerde River Information Services (RIS) op de binnenwateren in de Gemeenschap (PbEU L 255).3 In de gevallen dat in deze tabel wordt verwezen naar de Scheepvaartverkeerswet wordt bedoeld te verwijzen naar de Scheepvaartverkeerswet zoals deze komt te luiden na Wijziging van de Scheepvaartverkeerswet in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2005/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 september 2005 betreffende geharmoniseerde River Information Services (RIS) op de binnenwateren in de Gemeenschap (PbEU L 255) (Kamerstukken II, nr. 30 974, nr. 2).4 In de met (*) aangegeven gevallen is in dit besluit (anders dan is aangegeven in de memorie van toelichting bij het in voetnoot 2 genoemde wetsvoorstel) gebruik gemaakt van dynamsiche verwijzingen. Hierdoor zijn de bedoelde richtlijnbepalingen direct van toepassing in de Nederlandse wetgeving, waardoor met minder (delegatie)bepalingen dan oorspronkelijk was voorzien, kan worden volstaan. Zie voor een meer uitgebreide toelichting punt 1.2 van het algemeen deel van de toelichting.

Bijlage 2

Aangepaste transponeringstabel:

richtlijn nr. 2002/59/EG5

Implementatie in

Artikel 1

behoeft geen implementatie i.v.m. aard bepaling

Artikelen 2, 4, 13

het Scheepvaartreglement territoriale zee, het Scheepvaartreglement voor het Kanaal van Gent naar Terneuzen, het Scheepvaartreglement Westerschelde 1990, het Binnenvaartpolitiereglement, de Regeling communicatie en loodsaanvragen zeevaart en het Besluit gegevens scheepvaart 2007.

Artikel 3, onderdelen b, c, d, e, f, i, j, m, en r

deze definities zijn niet nodig in de Nederlandse regelgeving die strekt tot implementatie van deze richtlijn

Artikel 3, onderdelen a, g, h en q

het Scheepvaartreglement territoriale zee, het Scheepvaartreglement voor het Kanaal van Gent naar Terneuzen, het Scheepvaartreglement Westerschelde 1990, het Binnenvaartpolitie-reglement, en het Besluit gegevens scheepvaart 2007.

Artikel 3, onderdeel o

artikel 1 Besluit verkeersinformatie en verkeersaanwijzingen scheepvaartverkeer

Artikelen 5 en 7, eerste lid

het Scheepvaartreglement territoriale zee, het Besluit routerings- en meldingssystemen en de Regeling routeringssysteem Noord Hinder-Duitse Bocht

Artikel 6, eerste lid

uitvoeringsregelgeving op grond van het Schepenbesluit 2004 en de Wet buitenlandse schepen

Artikel 6, tweede lid

het operationeel houden van het AIS maakt onderdeel uit van de voorgeschreven meldingen

Artikel 7

behoeft geen implementatie aangezien Nederland een dergelijk systeem niet heeft vastgesteld

Artikel 8

behoeft geen implementatie aangezien Nederland dergelijke systemen niet heeft vastgesteld

Artikel 9

behoeft geen implementatie (betreft zorgplicht van Nederland als lidstaat); de infrastructuur voor de walkant wordt momenteel gebouwd

Artikel 10, eerste lid

uitvoeringsregelgeving onder het

Schepenbesluit 2004 en de Wet buitenlandse schepen

Artikelen 10, tweede lid, en 11

artikelen 27 t/m 33 Schepenwet, Hoofdstuk 5, § 1, van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid, en artikel 10 van het Besluit onderzoeksraad voor veiligheid

Artikel 12

artikel 13a Wet voorkoming verontreiniging door schepen

Artikel 13, eerste en tweede lid

het Scheepvaartreglement territoriale zee, het Scheepvaartreglement voor het Kanaal van Gent naar Terneuzen, het Scheepvaartreglement Westerschelde 1990, het Binnenvaartpolitiereglement en de Regeling communicatie en loodsaanvragen zeevaart; het Besluit tot wijziging van uitvoeringsbesluiten Scheldereglement i.v.m. implementatie richtlijn nr. 2002/59/EG (Stcrt 2004, nr. 61)

Artikel 13, derde lid, 1e alinea en vierde lid, 1e alinea

de Regeling communicatie en loodsaanvragen zeevaart

Artikel 13, derde lid, 2e alinea en vierde lid, 2e alinea

artikel 2 van het Besluit gegevens scheepvaart 2007, en de daarop gebaseerde ministeriële regeling

Artikel 14

artikel 3, eerste lid, onderdeel e, en 4, eerste lid, onderdeel e, van de Scheepvaartverkeerwet en artikel 2 van het Besluit gegevens scheepvaart 2007 en de daarop gebaseerde ministeriële regeling

Artikel 15, eerste, tweede en derde lid

het Scheepvaartreglement territoriale zee, het Scheepvaartreglement voor het Kanaal van Gent naar Terneuzen, het Scheepvaartreglement Westerschelde 1990, en het Binnenvaartpolitiereglement

Artikel 15, vierde lid

Behoeft geen implementatie i.v.m. aard van de bepaling

Artikel 16, eerste, tweede lid en derde lid, 1e volzin

artikel 4, eerste lid, onderdeel e, Scheepvaartverkeerswet en artikel 3 van het Besluit gegevens scheepvaart 2007, en de daarop gebaseerde ministeriële regeling

Artikel 16, derde lid, 2e en 3e volzin

inspecties zullen door de IVW in het kader van havenstaatcontrole worden gedaan

Artikel 17

artikel 12 Wet voorkoming verontreiniging door schepen, de Regeling melding ongevallen en voorvallen op zee, en de Regeling communicatie en loodsaanvragen zeevaart

Artikel 18, eerste lid, onder a

de Beschikking wind- en stormwaarschuwingsdienst

Artikel 18, eerste lid, onder b, en tweede lid

het niet uitvaren in dergelijke situaties wordt gereguleerd door het goed zeemanschap;

de mogelijkheid om een schip te beletten een haven in te varen kan reeds op grond van artikel 4, eerste lid, Scheepvaartverkeerswet

Artikel 18, eerste lid, onder c

artikel 13 Scheepvaartreglement territoriale zee

Artikel 18, derde lid

de Beschikking wind- en stormwaarschuwingsdienst (KNMI)

Artikel 19, eerste lid, en bijlage IV, artikel 20

artikelen 5 en 6 Wet bestrijding ongevallen Noordzee en het Besluit organisatie en coördinatie bestrijding schadelijke gevolgen ongevallen

Artikel 19, tweede lid

artikel 12, vierde lid, Wet voorkoming verontreiniging door schepen

Artikel 19, derde lid, 1e volzin

het Schepenbesluit 2004

Artikelen 19, derde lid, 2e volzin, 21, eerste en tweede lid

Respectievelijk artikel 5, eerste lid, artikel 4, en artikel 3, tweede lid, van het Besluit gegevens scheepvaart 2007

Artikel 21, derde lid

Voorzover het om incidentschepen als bedoeld in artikel 16 richtlijn gaat: in artikel 3 van het Besluit gegevens scheepvaart 2007; betreft tevens de zorgplicht van Nederland als lidstaat

Artikel 22, eerste lid

De desbetreffende ministeriële regelingen tot aanwijzing van bevoegde autoriteiten.

Artikel 22, tweede lid

dit gebeurt d.m.v publicatie in de Staatscourant

Artikel 22, derde lid

behoeft geen implementatie i.v.m. aard bepaling

Artikel 23

behoeft geen implementatie i.v.m. aard bepaling

Artikel 24

met betrekking tot gegevens die tot een persoon te herleiden zijn, zijn door de havenautoriteiten reeds privacyreglementen opgesteld;

de Wet openbaarheid van bestuur voorzover het gaat om het (niet) verstrekken van ‘bedrijfsvertrouwelijke’ informatie

Artikel 25, eerste lid

Het betreft hier de zorgplicht van de Nederlandse staat.

Artikel 25, tweede lid

artikel 31 Scheepvaartverkeerswet, artikel 5, tweede lid, van het Besluit gegevens scheepvaart 2007, en de eerdergenoemde scheepvaartreglementen krachtens de Scheepvaartverkeerswet.

Artikel 25, derde lid

behoeft geen implementatie i.v.m. aard bepaling

Artikel 25, vierde lid, 1e alinea

het Schepenbesluit 2004

Artikel 25, vierde lid, 2e alinea

artikel 7 Schepenwet en het Schepenbesluit 2004

Artikelen 26 t/m 32

behoeven geen implementatie i.v.m. aard bepalingen

5 Richtlijn nr. 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart (PbEG L 208).


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 13 november 2007, nr. 220.

XNoot
1

Wijziging van de Scheepvaartverkeerswet in verband met de implementatie van richtlijnnr. 2005/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 september2005 betreffende geharmoniseerde River Information Services (RIS) op de binnenwaterenin de Gemeenschap (PbEU L 255) (Kamerstukken II, nr. 30 974, nr. 2)

Naar boven