Wet van 27 september 2007 tot wijziging van de Opiumwet in verband met het creëren van de mogelijkheid voor de burgemeester om bestuursdwang toe te passen ter handhaving van de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet in woningen en lokalen of bij woningen of lokalen behorende erven

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het uit het oogpunt van een betere bestrijding van de handel in drugs wenselijk is de mogelijkheden voor de handhaving van de Opiumwet te versterken door het bestuursrechtelijke handhavingsinstrumentarium uit te breiden;

dat het daartoe noodzakelijk is de Opiumwet te wijzigen om het de burgemeester mogelijk te maken ook bestuursdwang toe te passen ter handhaving van de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet in woningen, lokalen of bij woningen of die lokalen behorende erven;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Artikel 13b van de Opiumwet komt te luiden:

Artikel 13b

  • 1. De burgemeester is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien woningen, lokalen of erven als bedoeld in het eerste lid, gebruikt worden ter uitoefening van de artsenijbereidkunst, de geneeskunst, de tandheelkunst of de diergeneeskunde door onderscheidenlijk apothekers, artsen, tandartsen of dierenartsen.

  • 3. Indien de burgemeester op grond van het eerste lid een besluit heeft genomen tot sluiting van een woning, lokaal of erf als bedoeld in dat lid, doet hij het besluit zo spoedig mogelijk inschrijven in de openbare registers, bedoeld in artikel 16 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek. Artikel 24 van dat Boek is niet van toepassing.

ARTIKEL IA

Indien de Invoeringswet Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken in werking treedt of is getreden op het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, wordt deze wet als volgt gewijzigd:

In artikel I vervalt in artikel 13b het derde lid.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te

's-Gravenhage, 27 september 2007

Beatrix

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst

Uitgegeven de elfde oktober 2007

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XHistnoot

Kamerstuk 30 515

Naar boven