Wet van 13 september 2007, houdende regeling tot wijziging van het overgangsrecht inzake toelating, het op de markt brengen en het gebruik van gewasbeschermingmiddelen en biociden (Aanpassing overgangsrecht Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de regels van het overgangsrecht van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden inzake toelating, het op de markt brengen en het gebruik van gewasbeschermingmiddelen en biociden die gelden in verband met de uitvoering van het werkprogramma van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van richtlijn nr. 91/414/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (Pb EG L 230) en artikel 16, tweede lid, van richtlijn nr. 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (Pb EG L 123) aan te passen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 89, eerste lid, wordt na de zinsnede «73, eerste lid,» een zinsnede ingevoegd luidende: 74, tweede lid, 75,.

B

In artikel 95, eerste lid, onderdeel b, wordt na de zinsnede «67, tweede lid,» een zinsnede ingevoegd luidende: 74, tweede lid, 75,.

C

In artikel 97, eerste lid, wordt na de zinsnede «67, tweede lid,» een zinsnede ingevoegd luidende: 74, tweede lid, 75,.

D

Artikel 121 komt te luiden:

Artikel 121. Aanvragen voor besluiten inzake middelen met bestaande werkzame stoffen

  • 1. Aanvragen voor besluiten inzake gewasbeschermingsmiddelen en biociden die

    a. werkzame stoffen bevatten die vóór 26 juli 1993 onderscheidenlijk 15 mei 2000 in een lidstaat van de Europese Unie op de markt zijn gebracht of ingevolge een communautaire maatregel daarmee zijn gelijkgesteld, en

    b. waarvan de werkzame stoffen ingevolge een communautaire maatregel zijn of worden onderzocht voor opneming in bijlage I bij richtlijn 91/414/EEG onderscheidenlijk in bijlage I, IA, of IB bij richtlijn 98/8/EG,

    worden met uitzondering van de artikelen 25, eerste lid, 28, eerste lid, onderdeel a, en onderdeel b, aanhef, met betrekking tot de uniforme beginselen, 45, tweede lid, 49, eerste lid, onderdeel a, en onderdeel b, aanhef, eerste zinsdeel met betrekking tot de gemeenschappelijke beginselen, overeenkomstig hoofdstuk 4 onderscheidenlijk hoofdstuk 5 van deze wet in behandeling genomen voor zover in dit hoofdstuk geen andersluidende bepalingen zijn opgenomen.

  • 2. Een aanvraag voor een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt op grond van dit hoofdstuk in behandeling genomen tot:

    a. de termijn bedoeld in artikel 127, tweede lid, is verstreken, onder de voorwaarden, opgenomen bij de communautaire maatregel, bedoeld in artikel 127, tweede lid of

    b. de uiterste termijn van herbeoordeling van een gewasbeschermingsmiddel of biocide als bedoeld in artikel 128, derde lid.

  • 3. Aanvragen voor besluiten inzake gewasbeschermingsmiddelen of biociden als bedoeld in het eerste lid die een combinatie van werkzame stoffen bevatten, worden beoordeeld aan de hand van hoofdstuk 4 of 5 voor zover in dit hoofdstuk geen andersluidende bepalingen zijn opgenomen voor een in de combinatie opgenomen werkzame stof als bedoeld in het eerste lid.

E

Na artikel 121 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 121a. Beoordeling van de aanvraag

  • 1. Het college houdt bij de beoordeling van een aanvraag als bedoeld in artikel 121, eerste lid, naar behoren rekening met de effecten die een gewasbeschermingsmiddel, onderscheidenlijk een biocide, kan hebben op de gezondheid van mens en dier, alsmede op het milieu en beoordeelt of deze effecten niet onaanvaardbaar zijn.

  • 2. Het college beoordeelt een aanvraag als bedoeld in artikel 121, eerste lid, aan de hand van een dossier dat de nodige informatie bevat om de effecten, bedoeld in het eerste lid, daadwerkelijk te kunnen onderzoeken en aan de hand van gegevens die bij het college over het middel bekend zijn, onverminderd de artikelen 27 en 47.

  • 3. Het college neemt een aanvraag voor een besluit inzake een gewasbeschermingsmiddel als bedoeld in artikel 121, eerste lid, slechts in behandeling onder de voorwaarde dat het dossier, bedoeld in het tweede lid, naar het oordeel van het college ten minste voldoet aan de voorschriften inzake de te verstrekken gegevens die ter uitvoering van artikel 3 van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 op 19 augustus 1991 bestonden en met in achtneming van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels.

  • 4. Het college neemt een aanvraag voor een besluit inzake een biocide als bedoeld in artikel 121, eerste lid, slechts in behandeling onder de voorwaarde dat het dossier, bedoeld in het tweede lid, naar het oordeel van het college ten minste voldoet aan de voorschriften inzake de te verstrekken gegevens die ter uitvoering van de artikelen 3 en 3a van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 op 15 mei 1998 bestonden en met in achtneming van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels.

  • 5. Voor de uitvoering van het eerste tot en met vierde lid worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels gesteld in verband met de gevolgen van het gebruik bedoeld in artikel 28, eerste lid, onderdeel b, onder 1° tot en met 5°, onderscheidenlijk artikel 49, eerste lid, onderdeel b, onder 1° tot en met 4°.

F

Artikel 122 komt te luiden:

Artikel 122. Verlenging van besluiten tot toelating

  • 1. Het college stelt volgens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels lijsten van gewasbeschermingsmiddelen, onderscheidenlijk biociden vast, waarvoor onder de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 een aanvraag tot verlenging van de toelating of registratie als bedoeld in artikel 25d, zesde lid, onderdeel e, van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 is ingediend en verlengt de voor deze gewasbeschermingsmiddelen en biociden op grond van artikel 129, tweede lid, eerste volzin, op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet geldende besluiten tot toelating met een in de lijsten opgenomen termijn. Het college kan de geldende besluiten tot toelating opnieuw verlengen door deze lijsten te wijzigen of opnieuw vast te stellen.

  • 2. Een gewasbeschermingsmiddel of biocide wordt slechts op een lijst als bedoeld in het eerste lid opgenomen indien het college van oordeel is dat het gewasbeschermingsmiddel, onderscheidenlijk de biocide, als bedoeld in artikel 122, eerste lid, aan artikel 121a voldoet.

  • 3. De verlenging, bedoeld in het eerste lid, eindigt in ieder geval op de uiterste datum dat aan een communautaire maatregel inzake de opneming of niet opneming van een werkzame stof in bijlage I bij richtlijn 91/414/EEG onderscheidenlijk in bijlage I, IA of IB bij richtlijn 98/8/EG gevolg moet zijn gegeven, tenzij het college een besluit als bedoeld in artikel 127, eerste of derde lid, of een besluit als bedoeld in artikel 128, eerste of derde lid, neemt.

  • 4. Het college besluit ambtshalve tot een nieuw onderzoek inzake de toelating van een gewasbeschermingsmiddel als bedoeld in het tweede lid, indien het college op basis van de haar bekende gegevens tot het oordeel komt dat er aanwijzingen bestaan dat niet wordt voldaan aan de in artikel 28, eerste lid, onderdeel b, onder 1° tot en met 5°, alsmede onderdelen d en e, genoemde voorwaarden. Het college kan na voornoemd onderzoek besluiten tot een tijdelijke beperking, een wijziging dan wel intrekking van de toelating of tot een verbod van het gewasbeschermingsmiddel.

G

Artikel 123 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid vervalt.

2. Het derde en vierde lid worden vernummerd tot tweede en derde lid.

3. In het tweede lid (nieuw) wordt de zinsnede «Artikel 122, derde en vierde lid,» vervangen door: Artikel 122, vierde lid,.

H

Artikel 124 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid vervalt.

2. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid.

3. In het tweede lid (nieuw) wordt de zinsnede «Artikel 122, derde en vierde lid,» vervangen door: Artikel 122, vierde lid,.

I

Artikel 125 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid vervalt.

2. Het vierde lid wordt vernummerd tot derde lid.

3. In het derde lid (nieuw) wordt de zinsnede «Artikel 122, derde en vierde lid,» vervangen door: Artikel 122, vierde lid,.

J

Artikel 126 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde lid vervalt.

2. Het vijfde tot en met negende lid worden vernummerd tot vierde tot en met achtste lid.

3. In het achtste lid (nieuw) wordt de zinsnede «in het zesde en achtste lid» vervangen door: in het vijfde en zevende lid.

K

Artikel 127 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede «ambtshalve tot wijziging of intrekking» vervangen door: ambtshalve volgens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels tot wijziging of intrekking.

2. In het derde lid wordt de zinsnede «kan het college op aanvraag of ambtshalve besluiten» vervangen door: kan het college volgens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels ambtshalve besluiten.

3. Het vierde lid vervalt.

L

Artikel 128 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede «ambtshalve tot wijziging van besluiten,» vervangen door: ambtshalve volgens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels tot wijziging, verlenging of intrekking van besluiten,.

2. In het derde lid wordt de zinsnede «opnieuw wijzigen» vervangen door: opnieuw wijzigen of verlengen.

3. In het vierde lid wordt de zinsnede «wijziging of verlenging» vervangen door: wijziging, verlenging of intrekking.

M

Artikel 129 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Gewasbeschermingsmiddelen en biociden die op 3 mei 2007 van rechtswege zijn toegelaten op grond van artikel 25d van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 worden vanaf die datum geacht te zijn toegelaten op grond van artikel 122, eerste lid, van deze wet onder de voorschriften die bij de toelating zijn gegeven. Alle toelatingen van rechtswege op grond van dit lid vervallen op de datum van inwerkingtreding van het eerste besluit tot vaststelling van een lijst voor gewasbeschermingsmiddelen, onderscheidenlijk biociden, als bedoeld in artikel 122, eerste lid.

2. Onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot vijfde en zesde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. Gewasbeschermingsmiddelen of biociden, die op of na 3 mei 2007 zijn vrijgesteld van toelating of waarvoor een ontheffing is verstrekt op grond van artikel 16aa van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962, worden vanaf die datum geacht te zijn toegelaten op grond van artikel 123, eerste lid, van deze wet, onder de voorschriften die bij de vrijstelling of ontheffing zijn gegeven.

3. Het vijfde lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. De zinsnede «of 16aa» vervalt;

  • 2. De zinsnede «artikel 123 van deze wet» wordt vervangen door: artikel 38 van deze wet voor gewasbeschermingsmiddelen, onderscheidenlijk artikel 65 van deze wet voor biociden.

N

In artikel 130, zevende lid, wordt de zinsnede «de Bestrijdingsmiddelenwet 1962» vervangen door: deze wet.

O

Artikel 134 komt te luiden:

Artikel 134. Wijziging Diergeneesmiddelenwet

In artikel 63 van de Diergeneesmiddelenwet wordt «Bestrijdingsmiddelenwet 1962 (Stb. 288)» vervangen door: Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden.

P

Artikel 137 komt te luiden:

Artikel 137. Wijziging Wet milieugevaarlijke stoffen

In artikel 71, eerste lid, van de Wet milieugevaarlijke stoffen wordt «Bestrijdingsmiddelenwet 1962 (Stb. 288)» vervangen door: Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden.

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

Deze wet treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden in werking treedt.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te

's-Gravenhage, 13 september 2007

Beatrix

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer

Uitgegeven de zevenentwintigste september 2007

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XHistnoot

Kamerstuk 31 067

Naar boven