Besluit van 29 augustus 2007, houdende wijziging van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten in verband met de verlaging van de leeftijdsgrens voor de toepasselijkheid van het aangepaste Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Stb. 2004, 434)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 17 juli 2007, nr. SV/WV/23863;

Gelet op de artikelen 18, achtste en tiende lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, 2, zevende en negende lid van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, 2, achtste en tiende lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en 6, vierde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;

De Raad van State gehoord (advies van 25 juli 2006, nr. W12/07.0241/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van 24 augustus 2007, nr. SV/WV/07/27531;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I. WIJZIGING VAN HET SCHATTINGSBESLUIT ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSWETTEN

Het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 9, onderdeel b, vervalt «. Indien de urenomvang van de door de in artikel 6 bedoelde gezonde persoon uitgeoefende arbeid per week gemiddeld groter is dan de voor een voltijdse aanstelling gebruikelijke 38 uur, wordt voor de vaststelling van de urenomvang van de in aanmerking te nemen arbeid evenwel de omvang van 38 uur per week in aanmerking genomen».

B

In artikel 10, eerste lid, onderdeel a, vervalt «doch niet meer dan gemiddeld 38 uur».

C

In artikel 12a, eerste en tweede lid, wordt «1 juli 1954» vervangen door: 1 juli 1959.

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, met dien verstande dat:

a. artikel I, onderdelen A en B, terugwerkt tot en met 2 maart 2007; en

b. artikel I, onderdeel C, terugwerkt tot en met 22 februari 2007.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 29 augustus 2007

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de achttiende september 2007

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

1. Inleiding

In deze wijziging van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (hierna: Schattingsbesluit) worden twee onderwerpen geregeld:

• Het Schattingsbesluit zoals dat luidde voor de wijziging op 18 augustus 2004, wordt per 22 februari 2007 weer van toepassing op een recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering van degene die voor of op 1 juli 1959 is geboren.

• De bepalingen die de maximering van de urenomvang van de maatmanfunctie regelen vervallen.

De eerste wijziging houdt verband met de afspraak in het Coalitieakkoord om de leeftijdsgrens van degenen die – in het kader van de eenmalige herbeoordelingsoperatie – worden herbeoordeeld op basis van het op 18 augustus 2004 aangepaste Schattingsbesluit (Stb. 2004, 434), te verlagen van 50 naar 45 jaar. In het onderhavige ontwerpbesluit wordt geregeld dat het regime uit het «oude» Schattingsbesluit, zoals dat luidde vóór 18 augustus 2004, weer van toepassing wordt op de uitkering van degenen die voor 1 juli 1959 zijn geboren. Deze leeftijd hangt samen met het algemene gegeven dat oudere arbeidsongeschikten die langer met een uitkering uit het arbeidsproces zijn een slechtere arbeidsmarktpositie hebben. Omdat de wijziging terugwerkende kracht heeft tot en met 22 februari 2007, de datum waarop het huidige kabinet aantrad, geldt het beoordelingsregime uit het «oude» Schattingsbesluit vanaf die datum voor de hiervoor bedoelde groep personen. Degenen van deze groep die na 22 februari 2007 worden herbeoordeeld in het kader van de eenmalige herbeoordelingsoperatie, worden dus op basis van het «oude» Schattingsbesluit herbeoordeeld. Degenen die inmiddels zijn herbeoordeeld op basis van het in 2004 aangepaste Schattingsbesluit, en die niet volledig arbeidsongeschikt zijn verklaard, zullen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: UWV) ambtshalve worden herbeoordeeld op basis van een dossieronderzoek, tenzij de betrokkene aangeeft daar geen prijs op te stellen. Dit wil zeggen dat een herbeoordeling wordt uitgevoerd op basis van de meest recente (medische) gegevens uit het dossier van de betrokkene bij het UWV. De betrokkene mag desgewenst echter ook om een nieuw medisch onderzoek verzoeken. In de memorie van toelichting bij het voorstel van Wet verhoging uitkeringshoogte arbeidsongeschiktheidswetten (Kamerstukken II 2006–07, 31 106, nr. 3) wordt uitgebreider ingegaan op de procedure die het UWV zal volgen. In dat wetsvoorstel wordt geregeld dat als de ambtshalve herbeoordeling leidt tot indeling in een hogere arbeidsongeschiktheidsklasse of tot heropening van de uitkering, de uitkering direct – dat wil zeggen zonder wachttijd – per 22 februari 2007 zal worden verhoogd of heropend.

De tweede wijziging houdt verband met de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (hierna: CRvB) van 2 maart 2007 (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, LJN: AZ9652). Daarin heeft de CRvB zich uitgesproken over één van de wijzigingen in het aangepaste Schattingsbesluit van 18 augustus 2004, te weten de maximering van de urenomvang van de maatmanfunctie. Deze maximering hield in dat bij de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid ervan werd uitgegaan dat in de maatmanfunctie niet meer dan 38 uur per week in een voltijdfunctie wordt gewerkt. Naar het oordeel van de CRvB is het opnemen van de bedoelde maximering in het Schattingsbesluit in strijd met het uitgangspunt van de wet in formele zin (in casu de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, hierna: de WAO) dat de mate van arbeidsongeschiktheid zo veel als mogelijk wordt vastgesteld aan de hand van het feitelijke verlies van de mogelijkheden inkomsten te verwerven. Artikel 18, achtste lid, van de WAO, geeft naar het oordeel van de CRvB niet de bevoegdheid om bij algemene maatregel van bestuur nadere of afwijkende regels te treffen die strijdig zijn met de grondslagen en de uitgangspunten van de WAO. Daarom heeft de CRvB de bepalingen in het Schattingsbesluit die de maximering van de urenomvang van de maatmanfunctie regelen, onverbindend verklaard. Met de onderhavige wijziging van het Schattingsbesluit komen de betreffende bepalingen te vervallen.

2. Financiële en economische gevolgen

2.1 Verlaging leeftijdsgrens

De financiële gevolgen van de verlaging van de leeftijdsgrens zijn divers, omdat een deel van de populatie 45–50 jarigen al is herbeoordeeld. Van de 115.000 45–50 jarigen die onder de herbeoordelingsoperatie vallen zijn er 53.000 al herbeoordeeld. Zij zullen ambtshalve worden herbeoordeeld op basis van de criteria van het oude Schattingsbesluit. De gevolgen van de herbeoordelingsoperatie worden daardoor gedeeltelijk ongedaan gemaakt.

Een herbeoordeling kan onder meer tot beëindiging van de uitkering of tot indeling in een lagere arbeidsongeschiktheidsklasse leiden. Ongeveer 25% van de 115.000 herbeoordeelden van 45 tot 50 jaar (ongeveer 29.000 personen) zou zijn uitkering naar verwachting geheel of gedeeltelijk hebben verloren. De helft daarvan zou zijn uitkering geheel verliezen; de andere helft gedeeltelijk. Door de verlaging van de leeftijdsgrens naar 45 jaar zal het aantal uitkeringen daardoor toenemen met ongeveer 15.000.

De aantallen personen die extra een beroep zullen doen op WAO, WAZ en Wajong en de aantallen personen die verdwijnen uit WW en WWB staan in tabel 1:

Tabel 1: Volumegevolgen aanpassing herbeoordelingsoperatie 45–50 jarigen

Aantal uitkeringen (x 1.000)

2007

2008

2009

2010

2011

2012

WAO/WAZ/Wajong

14

14

15

14

12

9

WW

–8

–8

–7

–3

0

0

WWB

–1

–1

–1

–1

–1

–1

De uitkeringslasten van WAO, WAZ en Wajong stijgen omdat meer mensen hun uitkering zullen behouden en omdat meer mensen in een hogere arbeidsongeschiktheidsklasse zullen worden ingedeeld. De stijging van de uitkeringslasten Wajong is overigens vrijwel nihil omdat er nog slechts weinig oudere Wajong’ers zijn en omdat de effecten van de herbeoordelingen voor Wajong’ers klein zijn. De uitkeringslasten van WW en WWB dalen omdat minder herbeoordeelde arbeidsongeschikten daar een beroep op behoeven te doen. Per saldo stijgen de uitgaven. Deze uitgavenstijging loopt op in de tijd omdat de daling van de uitkeringslasten WW sneller plaatsvindt dan de (toekomstige) daling van de uitkeringslasten WAO/WAZ/Wajong. In tabel 2 staat het overzicht van de mutaties in de uitkeringslasten per regeling, inclusief de uitvoeringskosten.

Tabel 2: Kosten aanpassing herbeoordelingsoperatie 45–50 jarigen, inclusief uitvoeringskosten

Extra uitkeringslasten

Inclusief uitvoeringskosten (* € 1 mln)

2007

2008

2009

2010

2011

2012

WAO/WAZ/Wajong

113

115

123

111

100

88

WW

–68

–62

–46

–13

0

0

WWB

–6

–5

–7

–12

–12

–10

Totaal netto effect

40

48

70

86

88

78

2.2 Vervallen maximering urenomvang maatmanfunctie

Bij de financiële gevolgen als gevolg van het vervallen van de bepalingen die de maximering van de urenomvang van de maatmanfunctie regelen, is rekening gehouden met de verlaging van de leeftijdsgrens voor de herbeoordelingsoperatie en de uitkeringsverhoging naar 75% voor volledig arbeidsongeschikten. De financiële gevolgen zijn in Tabel 3 weergegeven, waarin onderscheid wordt gemaakt tussen de gevolgen voor de WAO en de Wet WIA. Als gevolg van de afbouw van het WAO-bestand en de opbouw van het WIA-bestand vertonen deze reeksen een daling respectievelijk een stijging. De uitvoeringskosten zijn geraamd op een éénmalig bedrag van € 15 miljoen in 2007.

Tabel 3: Kosten vervallen maximering urenomvang inclusief uitvoeringskosten

Extra uitkeringslasten

Inclusief uitvoeringskosten (* € 1 mln)

2007

2008

2009

2010

2011

2012

WAO

44

30

29

28

26

25

WIA

4

5

7

8

10

11

Totaal

48

35

36

36

36

36

3. Ontvangen commentaren

Het UWV en de Inspectie Werk en Inkomen (IWI) hebben een concept van het onderhavige ontwerpbesluit beoordeeld vanuit een oogpunt van respectievelijk uitvoerbaarheid en toezichtbaarheid. Naar het oordeel van het UWV zijn de voorgestelde wijzigingen uitvoerbaar vanaf juni 2007. De IWI voorziet geen problemen bij de toezichtbaarheid van de voorgenomen wijzigingen. Het commentaar van het UWV en de IWI heeft dan ook niet tot inhoudelijke aanpassingen van het ontwerpbesluit geleid.

Artikelsgewijze toelichting

Onderdelen A en B

De CRvB heeft in zijn uitspraak van 2 maart 2007 enkele zinsneden van bepalingen van het Schattingsbesluit onverbindend verklaard. Met betrekking tot personen die bezwaar of beroep hebben aangetekend tegen de maximering wordt de uitkering herzien tot en met 1 oktober 2004 (de inwerkingtredingsdatum van het desbetreffende wijzigingsbesluit) overeenkomstig het beginsel van formele rechtskracht. De desbetreffende zinsneden van de artikelen 9 en 10 vervallen op grond van artikel I, onderdelen A en B, van dit wijzigingsbesluit. Dit zal gebeuren met terugwerkende kracht tot en met de datum van de uitspraak van de CRvB. Dit betekent dat bij de mensen die geraakt zijn door de maximering en die niet in bezwaar en beroep zijn gegaan, de uitkering per 2 maart 2007 wordt herzien.

Onderdeel C

Op 1 oktober 2004 is het Schattingsbesluit aangepast met het oogmerk om meer de nadruk te leggen op arbeidsgeschiktheid dan op arbeidsongeschiktheid. Bij wijze van overgangsrecht is in artikel 12a van het Schattingsbesluit geregeld dat op een recht op uitkering met een ingangsdatum voor of op 1 oktober 2004 van degenen die vóór of op 1 juli 1954 zijn geboren, de artikelen 2, 6, 9, met uitzondering van onderdeel a, laatste zin, 10 en 11 van het Schattingsbesluit, zoals dat luidde op 30 september 2004, van toepassing blijven. De onderhavige wijziging ziet erop dat voornoemde bepalingen vanaf 22 februari 2007 ook weer van toepassing worden op een recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering met een ingangsdatum voor of op 1 oktober 2004 van degenen die voor of op 1 juli 1959 zijn geboren. Aan deze wijziging wordt terugwerkende kracht verleend tot en met 22 februari 2007.

Dit betekent niet dat degenen die zijn geboren tussen 1 juli 1954 en 1 juli 1959 niet meer vallen onder de eenmalige herbeoordelingsoperatie. Zoals in het algemene deel van deze nota van toelichting is uitgelegd, worden zij herbeoordeeld op basis van het Schattingsbesluit, zoals dat luidde op 30 september 2004.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven