Besluit van 29 augustus 2007, houdende wijziging van het Besluit WWB 2007 en het Besluit uitkeringen gemeenten IOAW en IOAZ in verband met de berekening van de uitkeringen voor het jaar 2008

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 13 juli 2007, nr. W&B/SFI/2007/23811;

Gelet op de artikelen 40, eerste lid, 69, tweede en derde lid, 70, tweede en derde lid, 73, derde lid, en 74, derde lid, van de Wet werk en bijstand;

De Raad van State gehoord (advies van 1 augustus 2007, nr. W12.07.0225/III);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 augustus 2007, nr. W&B/SFI/2007/25886;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit WWB 2007 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel d wordt «2004» telkens vervangen door «2005» en wordt «2005» vervangen door: 2006.

2. In onderdeel e wordt «2004» telkens vervangen door: 2005.

B

In artikel 2, onderdeel b, wordt na «a» een zinsnede ingevoegd, luidende: , dat is opgenomen in bijlage 1 van dit besluit,.

C

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdelen e en f, wordt «2004» telkens vervangen door: 2005.

2. In het tweede lid, onderdelen a en b, wordt «30.000» telkens vervangen door: 25.000.

3. In het derde lid wordt «2006» vervangen door: 2007.

D

In artikel 5 wordt «30.000» vervangen door «25.000» en wordt «2004» vervangen door: 2005.

E

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef en onderdeel a wordt «30.000» telkens vervangen door: 25.000.

2. In onderdeel a wordt «10.000» vervangen door: 15.000.

3. In onderdeel c wordt «2004» vervangen door: 2005.

F

Artikel 8a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «2004» telkens vervangen door: 2005.

2. Het derde en vierde lid vervallen.

G

De bijlagen, bedoeld in artikel 2 en artikel 8, eerste lid, worden vervangen door de bij deze regeling behorende bijlagen 1 en 2.

ARTIKEL II

Het Besluit uitkeringen gemeenten IOAW en IOAZ wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2 wordt «2004» telkens vervangen door: 2005.

B

In artikel 3 wordt «2004» telkens vervangen door: 2005.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2008.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 29 augustus 2007

Beatrix

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. Aboutaleb

Uitgegeven de elfde september 2007

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

ALGEMEEN

Aanleiding

Jaarlijks ontvangen gemeenten uit hoofde van de Wet werk en bijstand (WWB) een budget voor het verstrekken van bijstandsuitkeringen (Inkomensdeel) en een budget ter bekostiging van re-integratievoorzieningen (Werkdeel). Onderhavige wijziging regelt de wijze waarop de budgetten voor 2008 worden berekend. Deze wijziging van het Besluit WWB en het Besluit uitkeringen gemeenten IOAW en IOAZ vloeit voort uit het jaarlijkse onderhoud dat aan de verdeelmodellen voor de gemeentelijke budgetten voor inkomensverstrekking en re-integratie wordt gepleegd.

Ten behoeve van het onderhoud van de verdeelmodellen is een onderhoudstraject ontwikkeld. Doelstelling van onderhoud is de kwaliteit van de verdeelmodellen WWB te waarborgen en zo mogelijk te verbeteren. Het onderhoudstraject biedt gemeenten en parlement de garantie dat extreme uitkomsten van de verdeelmodellen onderzocht en bekeken worden, en daarmee dat de uitkomsten voor gemeenten beter herkenbaar zijn.

De suggesties van de Tweede Kamer der Staten-Generaal en van gemeenten zijn gebruikt als uitgangspunt voor de analyses die gedaan zijn in het kader van het onderhoudstraject gericht op 2008. SZW heeft vele externen betrokken bij de uitvoering van het onderzoek. De Werkgroep onderhoudstraject verdeelmodellen WWB 2008 heeft het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geadviseerd over de opzet en uitvoering van het onderzoek. In deze werkgroep zaten vertegenwoordigers van individuele gemeenten, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), de landelijke vereniging van leidinggevenden bij Nederlandse overheidsorganisaties op het terrein van werk, inkomen en zorg (Divosa), het Ministerie van Financiën, het Ministerie van Binnenlandse Zaken, het Ministerie van Economische Zaken, de Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv), het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Over zijn voorstellen heeft de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bestuurlijk overleg met de VNG gevoerd, alvorens ze aan de Tweede Kamer aan te bieden. De Rfv is om advies gevraagd.

Overzicht voorstellen

In hoofdzaak levert het onderhoudstraject twee dingen op:

– Werkdeel (W-deel) behoeft geen wijziging.

– Inkomensdeel (I-deel) wordt in beperkte mate aangepast.

De uitkomsten van het onderhoudstraject en de eventuele gevolgen voor de regelgeving worden hieronder nader toegelicht.

Met dit besluit beoogt de regering meer rust te bieden rond de bepaling van de omvang van de gemeentelijke budgetten. De aanpassingen die worden voorgesteld voor 2008 zijn gunstig voor de stabiliteit van de budgetten en daarmee ook voor de gemeentelijke financiële huishouding, omdat de gevolgen van de financieringssystematiek voor gemeenten beter voorspelbaar worden. Bij gemeenten bestaat grote behoefte aan meer stabiliteit.

De afgelopen jaren zijn gemeenten geconfronteerd met forse aanpassingen van hun budgetten, zowel over de jaren heen, als binnen een jaar. De aanpassingen over de jaren heen hielden verband met het overgangsregime dat is gehanteerd bij de invoering van het verdeelmodel I-deel via het afbouwen van de historische verdeling. Daarnaast vloeiden aanpassingen voort uit de aanpassingen van de objectieve verdeelsleutel die de afgelopen jaren met de Tweede Kamer zijn afgesproken. De aanpassingen binnen een jaar hielden verband met de noodzakelijke aanpassingen van het macrobudget, en daarnaast met de actualisatie van de verdeelkenmerken waarover met de Tweede Kamer afspraken zijn gemaakt om aan de problematiek van groeigemeenten tegemoet te komen. Ook vorig jaar waren de aanpassingen in de verdeelsystematiek voor 2007 al gericht op stabiliteit van de budgetten.

Overigens kan vastgesteld worden dat er de afgelopen jaren sprake is geweest van een deugdelijke werking van de financieringssystematiek. Dat kan afgeleid worden uit het beperkte beroep dat gedaan is op een aanvullende uitkering bij de toetsingscommissie.

W-deel

Het re-integratiebudget biedt de gemeente middelen om haar bijstandscliënten aan het werk te helpen. Het verdeelmodel Werkdeel beoogt zoveel mogelijk aan te sluiten bij de gemeentelijke behoefte aan re-integratiemiddelen. Een gemeente met meer bijstandsgerechtigden zal een grotere behoefte hebben aan een re-integratiebudget. Door naar behoefte te verdelen biedt het re-integratiebudget gemeenten die het in het verleden minder goed gedaan hebben – en dus een tekort hebben op het inkomensbudget – de mogelijkheid om de situatie om te buigen. Zij hebben daardoor perspectief op een situatie waarin hun bijstandsuitgaven aansluiten bij het budget.

Er was geen reden om dit jaar tijdens het onderhoudstraject onderzoek te doen naar het model voor het Werkdeel. Er zijn ook geen signalen dat gemeenten bezwaren hebben tegen het huidige model. Er is daarom geen basis om het huidige verdeelmodel of het eerder overeengekomen tijdpad naar een volledige verdeling op basis van het verdeelmodel te wijzigen. Het verdeelmodel voor 2008 zal op dezelfde wijze worden toegepast als in 2007.

Daarbij geldt een overgangsregime. In 6 jaarlijkse stappen wordt het nieuwe verdeelmodel ingevoerd. In 2007 werd het budget voor 2/6e deel verdeeld volgens het nieuwe verdeelmodel en voor 4/6e deel volgens historische aandelen. In 2008 zal het budget voor de helft volgens het nieuwe verdeelmodel worden verdeeld, in 2009 voor 4/6e deel, in 2010 voor 5/6e deel (in de tabel in bijlage 1 zijn deze breuken uitgedrukt in hele procenten). Vanaf 2011 zal dan uiteindelijk het budget volledig via het nieuwe verdeelmodel verdeeld gaan worden. Dit tijdpad was al eerder in het Besluit WWB 2007 vastgelegd.

Het verdeelmodel W-deel behoeft dus geen wijziging. De in dit besluit opgenomen wijzigingen zijn van technische aard: ze betreffen met name de actualisatie van de peildata (zie artikelsgewijze toelichting).

I-deel

Het verdeelmodel Inkomensdeel beoogt zoveel mogelijk aan te sluiten bij de onvermijdelijke uitkeringslasten voor gemeenten. Dit wordt bereikt door te verdelen aan de hand van een set objectieve, niet door de gemeente te beïnvloeden, variabelen.

Verdelen gaat gepaard met herverdeeleffecten. Onder herverdeeleffecten wordt verstaan het verschil tussen budget en feitelijke uitgaven. Herverdeeleffecten zijn ook beoogd: gemeenten die goed presteren worden hiervoor beloond, en gemeenten die het minder goed doen voelen de financiële gevolgen hiervan.

In het kader van het onderhoudstraject zijn onderzoeken gedaan, waarbij diverse analyses zijn uitgevoerd.

De analyses hadden betrekking op:

• verbetering van het objectief verdeelmodel (door aanpassing van bestaande maatstaven of toevoeging van nieuwe maatstaven);

• de mogelijkheid van uitbreiding van de werkingssfeer van het objectief verdeelmodel met (een deel van) de gemeenten met minder dan 30.000 inwoners;

• de mogelijkheid van een verdeelmodel voor kleinere gemeenten (minder dan 30.000 inwoners).

Daarnaast is onderzoek gedaan naar de financiële resultaten van gemeenten in de afgelopen jaren, naar de stabiliteit van het verdeelmodel, naar de effecten van de afschaffing van de compartimentering en naar de dynamiek van het bijstandsvolume en de bijstandsuitgaven. Tot slot is een voorstel ontwikkeld voor twee varianten voor het verdeelmodel 2008.

Uit de analyses (Kamerstukken II 2006/07, 30 545, nr. 17, bijlagen 3–5) blijkt dat op dit moment geen vergaande verbeteringen van het verdeelmodel gevonden kunnen worden. Wel blijken nog kleine/beperkte verbeteringen mogelijk. De volgende systematiek wordt in 2008 toegepast:

– In 2008 zal model APE2008.25 worden toegepast bij de verdeling van het I-deel. Deze variant bevat dezelfde objectieve verdeelmaatstaven als de huidige objectieve verdeelmaatstaven. Alleen het kenmerk «Netto arbeidsparticipatie van vrouwen» is vervallen. Nieuw in het model is het kenmerk «Bevolkingsgroei». Daarnaast wordt het kenmerk «Werkzame beroepsbevolking» op COROP-niveau gemeten in plaats van per gemeente. Doordat dit model nauwelijks afwijkt van het model 2007, heeft het als voordeel dat het voor de budgetten grotendeels tot stabiliteit leidt.

– De gewichten van de verdeelkenmerken zijn herijkt op basis van de gemeentelijke uitgaven in 2005. De gewichten van de maatstaven in bijlage 2 ondergaan hierdoor een wijziging.

– De herverdeeleffecten zullen bij de verdeling voor 2008 op dezelfde wijze ingeperkt worden als in 2007.

– De groep gemeenten die bij het Inkomensdeel (gedeeltelijk) objectief bekostigd wordt, wordt uitgebreid naar gemeenten met meer dan 25.000 inwoners.

Besluit uitkeringen gemeenten IOAW en IOAZ

De aanpassingen die betrekking hebben op het gebudgetteerde deel van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen zijn van technische aard en betreffen een actualisatie van het peiljaar.

ARTIKELSGEWIJS

Artikel I. Wijziging Besluit WWB 2007

Onderdelen A, C, D, E (onder 3), F (onder 1)

Voor de berekening van het I-deel voor het uitvoeringsjaar 2007 wordt gebruik gemaakt van de gemeentelijke bijstandslasten 2004 en het inwonertal op 1 januari 2006. Bij de berekening voor 2008 zal gebruik worden gemaakt van de bijstandslasten 2005 en het inwonertal op 1 januari 2007. In dit verband wordt de jaartallen 2004, 2005 en 2006 telkens vervangen door 2005, 2006 onderscheidenlijk 2007.

Onderdelen D, E (onder 1 en 2)

Voor de berekening van het I-deel wordt de grens tussen kleine en middelgrote gemeenten verlaagd van 30.000 naar 25.000 inwoners. In verband hiermee wordt het aantal van 30.000 telkens vervangen door 25.000. Het aantal van 10.000 wordt vervangen door 15.000. De grens tussen middelgrote en grote gemeenten blijft 40.000 inwoners.

Onderdeel F (onder 2)

In 2007 werden de gemeenten in samenwerkingsverbanden voor het eerst individueel gefinancierd. In 2006 kregen zij nog een gezamenlijk budget. Het overschot op het Werkdeel dat het samenwerkingsverband in 2006 overhield, moest daarom in 2007 worden verdeeld over de individuele gemeenten. In 2008 is dat niet meer nodig. Om deze reden komen in artikel 8a het derde en vierde lid te vervallen.

Onderdeel G

De peildata van de verdeelkenmerken, die bij het model van het Werkdeel gebruikt worden, worden geactualiseerd (bijlage 1; zie ook het algemeen deel van de toelichting). En het objectief verdeelmodel wordt aangepast (bijlage 2; zie ook het algemeen deel van de toelichting). De bijlagen 1 en 2, behorende bij het Besluit WWB 2007, worden opnieuw vastgesteld.

Artikel II. Wijziging Besluit uitkering gemeenten IOAW en IOAZ

Voor de berekening van de uitkeringen voor het uitvoeringsjaar 2007 wordt gebruik gemaakt van de gemeentelijke uitkeringslasten 2004. Bij de berekening voor 2008 zal gebruik worden gemaakt van de uitkeringslasten 2005. In dit verband wordt het jaartal 2004 vervangen door 2005.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. Aboutaleb

Bijlage 1 behorende bij artikel 2 van het Besluit WWB 2007

Verdeling macrobudget W-deel WWB

Verdeelmodel

Het verdeelmodel voor de budgetten die gemeenten krijgen uitgekeerd voor re-integratieactiviteiten op grond van de Wet Werk en bijstand (WWB) (het W-deel) bestaat uit een aantal stappen.

De belangrijkste stap wordt gevormd door het model waarmee voor gemeenten het gewicht Ow (zie artikel 2) wordt bepaald op basis waarvan een steeds groter deel van het beschikbare macrobudget naar rato over de gemeenten wordt verdeeld.

De gewichten worden bepaald op basis van vier verdeelmaatstaven die elk een eigen parameter hebben. Verdeelmaatstaven en parameters zijn zodanig bepaald dat zij in grote mate aansluiten bij de behoefte aan re-integratiemiddelen.

A. Verdeelmaatstaven

Het schema geeft de verdeelmaatstaven weer en de bron waaraan deze ontleend worden.

Verdeelmaatstaf

Peiljaar

Bron

1.

Aantal bijstandsontvangers

2005

CBS

2.

Aantal WW-ontvangers

2005

CBS

3.

Omvang beroepsbevolking

2003–2005

CBS

4.

Kwalitatieve discrepantie laaggeschoolde arbeid

2003–2005

CBS

Definitie verdeelmaatstaven:

Aantal bijstandsontvangers: aantal huishoudens dat in het peiljaar op enig moment een uitkering op grond van de WWB ontvangt en jonger is dan 65 jaar of een uitkering ontvangt op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) of het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004). Eén huishouden telt hooguit één keer mee. Huishoudens die in de loop van het meetjaar een tussentijdse onderbreking van de WWB-uitkering hebben zijn dus één huishouden. Huishoudens die in de loop van het meetjaar verhuizen van gemeente A naar gemeente B en in beide gemeenten een uitkering hebben ontvangen, tellen voor beide gemeenten mee naar rato van het aantal ingeschreven maanden van de aanvrager volgens de gemeentelijke basisadministratie (GBA). Aanvragers die niet ingeschreven zijn in de GBA van een Nederlandse gemeente tellen niet mee.

Aantal WW-ontvangers: het aantal personen dat in het peiljaar op enig moment een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontvangt. Ook nu weer geldt: een persoon telt hooguit één keer mee. Personen die in de loop van het meetjaar zowel een WW-uitkering als een WWB-uitkering hebben ontvangen, worden gerekend tot de groep bijstandsontvangers, en zijn dus uitgesloten van de categorie WW-uitkeringen. Personen die in de loop van het meetjaar verhuizen van gemeente A naar gemeente B en in beide gemeenten een WW-uitkering hebben ontvangen, tellen voor beide gemeenten mee naar rato van het aantal ingeschreven maanden van de persoon volgens de GBA. Personen die niet zijn ingeschreven in de GBA van een Nederlandse gemeente tellen niet mee.

Omvang beroepsbevolking: alle personen tussen 15 en 65 jaar die meer dan 12 uur per week werken of willen werken. Bij deze variabele wordt gerekend met een driejaarsgemiddelde.

Kwalitatieve discrepantie laaggeschoolde arbeid: de omvang van de laaggeschoolde beroepsbevolking minus de omvang van de laaggeschoolde werkzame beroepsbevolking. Bij deze variabele wordt gerekend met een driejaarsgemiddelde.

De maatstaven zijn alle afkomstig van bestanden, die bij het Centraal bureau voor de statistiek (CBS) in beheer zijn. De verdeelkenmerken aantal WW- en bijstandsontvangers worden door het CBS berekend. De verdeelkenmerken omvang beroepsbevolking en kwalitatieve discrepantie laaggeschoolde arbeid zijn afkomstig uit de Enquête beroepsbevolking (EBB), en worden door het CBS voor gemeenten met meer dan 10.000 inwoners op Statline gepubliceerd. Voor gemeenten met minder dan 10.000 inwoners levert het CBS de betreffende gegevens aan SZW.

B. Gewichten

De verdeelmaatstaven hebben de volgende gewichten:

Verdeelmaatstaven

Parameter

Aantal bijstandsontvangers

1,20

Aantal WW-ontvangers

– 0,20

Omvang beroepsbevolking

– 0,01

Kwalitatieve discrepantie laaggeschoolde arbeid

0,45

Door de realisatie van de verdeelmaatstaven voor de gemeenten in te vullen, kan men het gewicht van de eenheid berekenen.

Gewicht eenheid :

= 1,20 * aantal bijstandsontvangers

– 0,20 * aantal WW-ontvangers

– 0,01 * omvang beroepsbevolking

+ 0,45 * kwalitatieve discrepantie laaggeschoolde arbeid.

Berekeningswijze voor gemeenten met minder dan 30.000 inwoners

Omdat er bij kleine gemeenten forse uitschieters kunnen optreden, wordt voor gemeenten met minder dan 30.000 inwoners het gewicht mede bepaald op basis van de gewichten van gemeenten in het COROP-gebied (de indeling in COROP-gebieden is aan het begin van de jaren zeventig opgesteld door de toenmalige Coördinatiecommissie Regionaal Onderzoeks Programma voor de beschikbaarstelling van statistische gegevens ten behoeve van het regionaal economisch beleid).

Voor het bepalen van het aantal gemeenten met minder dan 30.000 inwoners is de situatie op 1 januari 2007 bepalend. Met gemeentelijke herindeling wordt op gelijke wijze omgegaan zoals omschreven in bijlage 2 bij de verdeling van de middelen voor het Inkomensdeel.

De volgende twee stappen worden onderscheiden in het bepalen van het gewicht Ow dat een gemeente met minder dan 30.000 inwoners krijgt:

1. bepaal gemeenten met minder dan 30.000 inwoners;

2. bereken de gewichten conform het model voor deze gemeenten:

a. Voor COROP-gebieden met meer dan 1 gemeente met minder dan 30.000 inwoners wordt het gewicht van alle gemeenten met minder dan 30.000 inwoners gezamenlijk bepaald, en wordt dit gewicht vervolgens verdeeld over de betrokken gemeenten naar rato van het aantal bijstandsontvangers.

b. Voor COROP-gebieden met maar één gemeente met minder dan 30.000 inwoners wordt het gewicht van alle gemeenten uit het COROP-gebied gezamenlijk bepaald, en wordt het gewicht van die ene gemeente met minder dan 30.000 inwoners bepaald naar rato van het aantal bijstandsontvangers van deze gemeente ten opzichte van het COROP-gebied. Het gewicht van de gemeenten met meer dan 30.000 inwoners wordt naar rato van hun gewicht gecorrigeerd voor het verschil tussen het via het model berekende gewicht van de gemeente met minder dan 30.000 inwoners en het gewicht dat op deze wijze is berekend.

Overgang van historische kosten naar verdeelmodel

Voor de verdeling van het macrobudget over de gemeenten wordt een overgangsregeling gehanteerd. Het aandeel van een gemeente in het beschikbare macrobudget wordt bepaald door een combinatie van het historische budgetaandeel in 2003 in de totale subsidie die in dat jaar op grond van artikel 18 van de Wet inschakeling werkzoekenden en artikel 13, eerste tot en met derde lid, van het Besluit in- en doorstroombanen beschikbaar was (KW / TKW) en het verdeelmodel. In formulevorm (zie artikel 2 voor een toelichting):

W = ( a × (OW / OTW) + (1-a) × (KW / TKW) ) × TBW

Het totale gemeentelijke werkbudget 2003 bestond uit 5 verschillende budgetten:

1. WIW-normbudget;

2. WIW-declaratiedeel dienstbetrekkingen;

3. WIW-declaratiedeel werkervaringsplaatsen;

4. WIW Scholings- & Activeringsbudget;

5. ID-budget.

Het aandeel voor een gemeente in 2003 wordt bepaald door de som van deze budgetten voor de gemeente gedeeld door het in 2003 beschikbare macrobudget. Voor de budgetten 1, 4 en 5 komt dit neer op het optellen van de toegekende budgetten (voor de budgetten 1 en 4 wordt gerekend met de toegekende budgetten na de vaststelling van de loon- en prijsbijstelling 2003).

Voor de budgetten 2 en 3 wordt een systematiek gehanteerd welke het macro beschikbare declaratiebudget toedeelt aan gemeenten. Dit gebeurt als volgt.

Toedeling declaratiedeel WIW-dienstbetrekkingen:

Het budgetaandeel per gemeente wordt als volgt berekend. Eerst wordt het quotiënt bepaald van het gemiddeld aantal gerealiseerde WIW-dienstbetrekkingen van de gemeente in het jaar 2002 ten opzichte van het gemiddeld aantal landelijk gerealiseerde WIW-dienstbetrekkingen in het jaar 2002 (gemiddelde stand over dat jaar op basis van de statistische bijlage bij de kwartaaldeclaraties). Het toe te rekenen budget voor het declaratiedeel dienstbetrekkingen is vervolgens gelijk aan dit quotiënt vermenigvuldigd met het voor het jaar 2003 beschikbare macrobudget declaratiedeel WIW-dienstbetrekkingen.

Toedeling declaratiedeel WIW-werkervaringsplaatsen:

Het budgetaandeel per gemeente wordt als volgt berekend. Eerst wordt het quotiënt bepaald van het gemiddeld aantal gerealiseerde WIW-werkervaringsplaatsen van de gemeente in het jaar 2002 ten opzichte van het gemiddeld aantal landelijk gerealiseerde WIW-werkervaringsplaatsen in het jaar 2002 (gemiddelde stand over dat jaar op basis van de statistische bijlage bij de kwartaaldeclaraties). Het toe te rekenen budget voor het declaratiedeel werkervaringsplaatsen is vervolgens gelijk aan dit quotiënt vermenigvuldigd met het voor het jaar 2003 beschikbare macrobudget declaratiedeel WIW-werkervaringsplaatsen.

Beide op bovenstaande wijze berekende budgetaandelen zijn opgeteld bij de overige deelbudgetten om het totale budget van een gemeente in 2003 te berekenen.

Het gewicht van de historische kosten wordt geleidelijk aan minder, conform onderstaande tabel. Vanaf 2011 zal de verdeling voor 100% bepaald worden door het verdeelmodel.

Jaar

Gewicht historische kosten (= 1-a in artikel 2)

Gewicht verdeelmodel (= a in artikel 2)

2005

100%

0%

2006

83%

17%

2007

67%

33%

2008

50%

50%

2009

33%

67%

2010

17%

83%

2011

0%

100%

Bijlage 2 behorende bij artikel 8 van het Besluit WWB 2007

Objectief verdeelmodel

Bij de berekening van de budgetten voor uitkeringen aan personen jonger dan 65 jaar, wordt voor elke gemeente een budgetgrondslag berekend. Voor de gemeenten met 25.000 inwoners of minder is dit het historisch bepaalde budget: de uitgaven, opgeschaald met de groei in huishoudens. Bij de berekening van de budgetten voor uitkeringen aan personen jonger dan 65 jaar voor gemeenten met meer dan 25.000 inwoners (artikelen 6 en 7) wordt gebruik gemaakt van objectief vastgestelde gemeentelijke uitkeringskosten. Deze objectieve gemeentelijke uitkeringskosten worden, op grond van artikel 8, eerste lid, vastgesteld aan de hand van een zogenoemd objectief verdeelmodel. Dit objectief verdeelmodel is opgenomen in deze bijlage.

Voor gemeenten tussen de 25.000 en 40.000 inwoners worden de budgetten niet geheel vastgesteld op basis van de uitkomsten van het objectieve verdeelmodel. Voor deze categorie wordt zowel het historisch als het objectief bepaalde budget berekend. De budgetgrondslag voor deze categorie wordt vervolgens vastgesteld als een gewogen gemiddelde van deze twee budgetten, waarbij het gewicht afhankelijk is van het aantal inwoners boven de 25.000.

De budgetgrondslagen worden voor alle gemeenten opgeteld. Door voor elke gemeente de grondslag te delen door het totaal van de grondslagen, wordt het aandeel dat de gemeente heeft in het macrobudget WWB I-deel voor personen jonger dan 65 jaar bepaald.

De objectieve uitkeringskosten van gemeenten met meer dan 25.000 inwoners worden vastgesteld met behulp van veertien verdeelmaatstaven met bijbehorende bedragen. Onderdeel A van deze bijlage geeft informatie over de verdeelmaatstaven:

– een beschrijving van de verdeelmaatstaven;

– de bron die per gemeente het aantal eenheden per verdeelmaatstaf levert (onder eenheid wordt de meeteenheid verstaan waarin de verdeelmaatstaf wordt uitgedrukt, zoals percentage, aandeel, e.d.);1

– het peiljaar waarop dit aantal betrekking heeft.

Onderdeel B geeft aan hoe het beleidsmatig indammen van herverdeeleffecten plaatsvindt.

In onderdeel C worden de gewichten per verdeelmaatstaf vermeld.

Berekeningswijze objectief vastgestelde gemeentelijke uitkeringskosten

Het bedrag aan objectief vastgestelde uitkeringskosten van een gemeente ten behoeve van personen jonger dan 65 jaar wordt verkregen door eerst de kosten per huishouden van de gemeentelijke bevolking (waarvan de referentiepersoon2 een leeftijd heeft van 15 tot en met 64 jaar) te bepalen en daarna deze kosten te vermenigvuldigen met het aantal huishoudens van de gemeente van 15 tot en met 64 jaar.

De kosten per huishouden worden berekend door het aantal eenheden per verdeelmaatstaf voor die gemeente te vermenigvuldigen met het gewicht per eenheid. Als bijvoorbeeld de bevolking van gemeente X van 15 tot en met 64 jaar voor 28,2 procent bestaat uit huishoudens met een laag inkomen, dan wordt dit getal (28,2 = het aantal van de eenheid) vermenigvuldigd met het in de tabel van onderdeel C bij deze verdeelmaatstaf genoemde gewicht van 27,384 euro’s. Zo wordt voor elke verdeelmaatstaf het voor gemeente X geldend aantal eenheden vermenigvuldigd met het bijbehorende gewicht per eenheid. De optelling van de resulterende bedragen geeft, met de toevoeging van een basisbedrag, de objectief vastgestelde uitkeringskosten per huishouden (van 15 tot en met 64 jaar) van gemeente X. Het basisbedrag is het bedrag dat voor iedere gemeente met meer dan 25.000 inwoners dezelfde waarde heeft.

A. Verdeelmaatstaven

Het schema geeft de verdeelmaatstaven weer en de factoren op basis waarvan de eenheden van die verdeelmaatstaven worden vastgesteld. Zo staat bijvoorbeeld niet alleen de verdeelmaatstaf «lage inkomens» vermeld, maar ook «huishoudens van 15–64 jaar met inkomen» om het aantal in de bij deze verdeelmaatstaf behorende eenheid, «het percentage van huishoudens van 15–64 jaar met inkomen» te kunnen uitdrukken.

Tabel 1. Gegevensdefinities Verdeelmodel voor de 25.000+ gemeenten

Verdeelmaatstaf

Peiljaar

Peildatum

Bron

Sociale en demografische structuur

1.

Lage inkomens 15–64 jaar (in % van de huishoudens van 15–64 jaar met inkomen)¹

2002–2004

CBS

2.

Eénouderhuishoudens van 15–44 jaar (in % van huishoudens van 15–64 jaar)

2004–2006

CBS

3.

Arbeidsongeschiktheidsuitkeringen: WAO, WAJONG en WAZ (in % van inwoners van 15–64 jaar)

2006

31 december

CBS

4.

Totaal allochtonen van 15–64 jaar (in % van alle inwoners van 15–64 jaar)

2005–2007

CBS

5.

Laagopgeleiden 15–64 jaar (in % van inwoners van 15–64 jaar)²

2004–2006

CBS

     

Centrumfunctie en stedelijkheid

6.

Huurwoningen (in % van het totaal aantal woningen)

2005

1 januari

VROM

7.

Relatief regionaal klantenpotentieel (regionaal klantenpotentieel in % van het aantal inwoners)

2006

1 januari

CBS

8.

Inwoners stedelijk gebied (aantal inwoners in gebied met meer dan 1000 omgevingsadressen per vierkante kilometer, in % van het aantal inwoners)

2006

1 januari

CBS

     

Conjunctuur en economische structuur

9.

Werkzame beroepsbevolking (in % van totale beroepsbevolking)² op COROP-niveau

2004–2006

CBS

10.

Banen handel en horeca in COROP-regio (in % totaal aantal banen COROP-regio)

2005

31 december

CBS

11.

Procentuele gemiddelde jaarlijkse banengroei in COROP-regio²

2003–2005

CBS

12.

Aantal banen in COROP-regio (in % van de beroepsbevolking in COROP-regio)

2005

31 december

CBS

13.

Gemiddelde jaarlijkse bevolkingsgroei 15–64 jaar

2002–2006

CBS

     

Overig

14.

Vaste voet per huishouden van 15–64 jaar

APE

     

Overige berekeningsgegevens

Totaal aantal inwoners

2007

1 januari

CBS

Aantal huishoudens 15–64 jaar

2006

1 januari

CBS

¹ Ongewogen driejaarsgemiddelde van het percentage lage inkomens.² Driejaarsgemiddelde.

Vaststelling aantal eenheden per verdeelmaatstaf

1. Bij de vaststelling van de objectieve gemeentelijke uitkeringskosten, bedoeld in artikel 8, worden de verdeelmaatstaven gehanteerd die hierboven zijn omschreven. De budgetberekening geschiedt op grond van de cijfers zoals die beschikbaar zijn voor bekendmaking van de budgetten. Indien deze cijfers na bekendmaking van de budgetten nog wijzigingen om andere redenen dan evidente fouten (bijvoorbeeld door toepassing van een alternatieve meetmethode of nagekomen informatie), dan zullen de reeds berekende en bekend gemaakte budgetten hiervoor niet worden aangepast.

2. Bij de vaststelling van de objectieve gemeentelijke uitkeringskosten wordt het aantal eenheden per verdeelmaatstaf ontleend aan de opgave van het als bron vermelde orgaan of de vermelde instantie.

3. De vaststelling van het aantal eenheden per verdeelmaatstaf voor een gemeente geschiedt naar de toestand op 1 januari 2007, tenzij een andere peildatum bij een verdeelmaatstaf is vermeld. In dat geval geschiedt de vaststelling naar de toestand op deze datum.

4. Indien op grond van punt 3 een peildatum moet worden gehanteerd die ligt vóór de datum van instelling van de gemeente of vóór de datum waarop de grenzen van de gemeente zijn gewijzigd, stelt de Minister het aantal eenheden vast op basis van een redelijke schatting van de toestand zoals die op de peildatum zou zijn geweest als de instelling of de wijziging op die datum reeds was ingegaan. Bij vaststelling van het aantal eenheden per verdeelmaatstaf gaat de Minister uit van de op het moment van vaststelling door het parlement goedgekeurde indeling van gemeenten voor 2008.

5. Bij verandering van de gemeentelijke indeling voor 2008 na het moment van vaststelling stelt de Minister voor de nieuwe gemeenten het aantal eenheden vast op basis van een redelijke schatting van de toestand zoals die op het moment van vaststelling zou zijn geweest als de instelling of de wijziging op die datum reeds was ingegaan.

B. Beleidsmatig indammen herverdeeleffecten

Net als in 2007 is de ex ante inperking van de herverdeeleffecten op maximaal 7,5 % bepaald:

– Voor gemeenten met een herverdeeleffect groter dan 10% is de grenswaarde 7,5%.

– Voor gemeenten met een herverdeeleffect tussen 5% en 10% is de grenswaarde gelijk aan 5% plus de helft van het verschil tussen het herverdeeleffect en 5%.

– Voor gemeenten met een herverdeeleffect kleiner dan 5% is de grenswaarde 5%.

Dit betekent dat het verschil tussen het historische aandeel en het objectieve aandeel van een gemeente in het budget (in absolute zin) niet groter mag zijn dan de grenswaarde maal het objectieve aandeel. Voor gemeenten waar dat verschil groter is, wordt het objectieve budgetaandeel naar boven of naar beneden bijgesteld zodat wel aan deze randvoorwaarde voldaan wordt. Deze aanpassing geschiedt met behulp van een algoritme zodat ook na deze rekenslag nog steeds 100% van het macrobudget verdeeld wordt.

C. Bedragen per eenheid

De bedragen per eenheid voor het model voor de gemeenten met meer dan 25.000 inwoners zijn weergegeven in onderstaande tabel.

Tabel 2. Verdeelmodel voor de bijstand in de 25.000+ gemeenten

Verdeelmaatstaf

Verdeelmodel 2008

 

Gewicht (euro’s)

Lage inkomens 15–64 jaar

27,384

Eenouderhuishoudens 15–44 jaar

90,663

Arbeidsongeschiktheidsuitkeringen 15–64 jaar

–24,167

Totaal allochtonen 15–64 jaar

3,308

Laagopgeleiden 15–64 jaar

5,737

Huurwoningen

4,175

Relatief regionaal klantenpotentieel

1,679

Inwoners in stedelijk gebied

–1,381

Werkzame beroepsbevolking op COROP-niveau

–29,172

Banen handel en horeca op COROP-niveau

–21,198

Banengroei in COROP-regio

–21,191

Banen in procenten van de beroepsbevolking in COROP-regio

–3,085

Gemiddelde jaarlijkse bevolkingsgroei 15–64 jaar

–13,239

Vaste voet per huishouden van 15–64 jaar

2.899,304


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

XNoot
1

In de tabel die in onderdeel A is opgenomen staan de eenheden tussen haakjes vermeld.

XNoot
2

Hiermee wordt aangesloten bij de definitie van het CBS.

Naar boven