Besluit van 23 augustus 2007 tot vaststelling van het tijdstip ter vervanging van enige bepalingen uit de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen alsmede de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 17 augustus 2007 nr. SV/R&S/07/26337;

Gelet op de artikelen 44, onderdeel B, 47, onderdeel B, 49, onderdeel B, 51, onderdeel B, 53, onderdeel B, 62, onderdeel B, 66, onderdeel B, 68, onderdeel B en 70, onderdeel B, van de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en artikel 131, eerste en tweede lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig Artikel

1. Het in artikel 44, onderdeel B, van de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen bedoelde tijdstip, betreffende de vervanging van artikel 27, tiende lid, van de Werkloosheidswet, wordt vastgesteld op 1 mei 2008.

2. Het in artikel 62, onderdeel B, van de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen bedoelde tijdstip, betreffende de vervanging van artikel 45, zesde lid, van de Ziektewet, wordt vastgesteld op 1 mei 2008.

3. Het in artikel 49, onderdeel B, van de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen bedoelde tijdstip, betreffende de vervanging van artikel 29, vijfde lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, wordt vastgesteld op 1 mei 2008.

4. Het in artikel 131, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen bedoelde tijdstip, betreffende de vervanging van artikel 90, derde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen wordt vastgesteld op 1 mei 2008.

5. Het in artikel 131, tweede lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen bedoelde tijdstip, betreffende het vervallen van het tijdelijk toegevoegde vierde lid aan artikel 90 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, wordt vastgesteld op 1 mei 2008.

6. Het in artikel 51, onderdeel B, van de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen bedoelde tijdstip, betreffende de vervanging van artikel 47, vijfde lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening zelfstandigen, wordt vastgesteld op 1 mei 2008.

7. Het in artikel 53, onderdeel B, van de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen bedoelde tijdstip, betreffende de vervanging van artikel 39, vijfde lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, wordt vastgesteld op 1 mei 2008.

8. Het in artikel 47, onderdeel B, van de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen bedoelde tijdstip, betreffende de vervanging van artikel 14, zesde lid, van de Toeslagenwet, wordt vastgesteld op 1 mei 2008.

9. Het in artikel 70, onderdeel B, van de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen bedoelde tijdstip, betreffende de vervanging van artikel 17b, zesde lid, van de Algemene Ouderdomswet, wordt vastgesteld op 1 mei 2008.

10. Het in artikel 68, onderdeel B, van de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen bedoelde tijdstip, betreffende de vervanging van artikel 38, zesde lid, van de Algemene nabestaandenwet, wordt vastgesteld op 1 mei 2008.

11. Het in artikel 66, onderdeel B, van de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen bedoelde tijdstip, betreffende de vervanging van artikel 17, zesde lid, van de Algemene kinderbijslagwet, wordt vastgesteld op 1 mei 2008.

Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit dat in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 23 augustus 2007

Beatrix

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. Aboutaleb

Uitgegeven de dertigste augustus 2007

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

De in het onderhavige besluit genoemde artikelen uit de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (ingevoegd bij artikel 1.2, onderdeel G, van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen) zijn in werking getreden op grond van artikel 2 van het besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 13 december 2001, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en van de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, van het tijdstip waarop enige artikelen van de Arbeidsvoorzieningswet 1996 vervallen en van het tijdstip waarop het Tijdelijk besluit samenwerking CWI vervalt (Stb. 2001, 682), respectievelijk op grond van het besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 2 december 2005, tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en de artikelen 122c en 122ca van de Wet financiering sociale verzekeringen (Stb. 2005, 619).

In de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen is voor alle in de leden 1 tot en met 11 van het onderhavige besluit genoemde wetten een delegatiebepaling opgenomen die erin voorziet dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels werden gesteld met betrekking tot de hoogte en duur van de in het kader van de socialezekerheidswetten op te leggen maatregelen.

Op grond van het in de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen opgenomen overgangsrecht gold echter voorlopig nog een andere regeling. Tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip gold niet voornoemde delegatiebepaling maar was aan de uitvoeringsinstellingen (het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank) de verplichting gegeven nadere regels te stellen met betrekking tot de hoogte en duur van de op te leggen maatregelen.

In het onderhavige besluit wordt het hiervoor bedoelde tijdstip bepaald, en wel op 1 mei 2008. Met ingang van deze datum dienen derhalve bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld te worden met betrekking tot de door de uitvoeringsinstellingen op te leggen maatregelen. Deze regels worden opgenomen in het Maatregelenbesluit socialezekerheidswetten, dat in werking treedt op dezelfde dag als het onderhavige besluit.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. Aboutaleb

Naar boven