Wet van 21 juli 2007 tot wijziging van de Leerplichtwet 1969 met betrekking tot criteria voor scholen als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, subonderdeel 3, van die wet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is criteria vast te stellen waaraan een niet door het Rijk bekostigde onderwijsvoorziening moet voldoen teneinde te kunnen worden beschouwd als school waaraan kan worden voldaan aan de verplichtingen voortvloeiend uit de Leerplichtwet 1969; dat daartoe die wet dient te worden gewijzigd;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

In de Leerplichtwet 1969 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

A

Artikel 1, onderdeel b, subonderdeel 3, wordt vervangen door:

3°. een andere dagschool die wat de inrichting van het onderwijs betreft, overeenkomt met de criteria, bedoeld in artikel 1a1, en wat de bevoegdheden van de leraren betreft, overeenkomt met een of meer van de onder 1 bedoelde scholen.

B

Na artikel 1a wordt ingevoegd artikel 1a1, luidend:

Artikel 1a1. Scholen als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, subonderdeel 3

  • 1. Onverminderd titel I van de Wet op het primair onderwijs en titel I van de Wet op het voortgezet onderwijs, moet een school als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, subonderdeel 3,

    a. wat de inrichting van het basisonderwijs betreft, voldoen aan de criteria, bedoeld in de artikelen 8, eerste, tweede, derde, vierde, zevende lid onderdeel a, achtste en negende lid, 9 en 10, eerste volzin, van de Wet op het primair onderwijs, en tevens heeft de school een schoolplan dat ten minste een beschrijving bevat van het beleid inzake het onderwijs, bedoeld in artikel 8, derde lid, van genoemde wet;

    b. wat de inrichting van het voortgezet onderwijs betreft, voldoen aan de criteria, bedoeld in de artikelen 6a en 23a van de Wet op het voortgezet onderwijs, en tevens heeft de school een schoolplan dat ten minste een beschrijving bevat van het beleid inzake het onderwijs, bedoeld in artikel 17 van genoemde wet en besteedt het onderwijs binnen de eerste twee leerjaren van het voortgezet onderwijs aantoonbaar aandacht aan de kerndoelen, bedoeld in artikel 11b van genoemde wet, en aansluitend aan de kerndoelen als onderwijsprogramma voor de eerste twee leerjaren, stelt het onderwijs de leerlingen aantoonbaar in staat om hun onderwijsloopbaan voort te zetten in het vervolgonderwijs op een niveau dat van de leerling verwacht mag worden.

  • 2. De ambtenaar volgt bij zijn oordeel of een onderwijsvoorziening een school is als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, subonderdeel 3, een door de inspectie van het onderwijs ter zake gegeven advies.

  • 3. Indien Onze Minister naar aanleiding van een melding als bedoeld in artikel 14 van de Wet op het onderwijstoezicht, aan de ambtenaar van de gemeente waarin de school is gevestigd adviseert dat de school niet langer voldoet aan de criteria die gelden voor een school als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, subonderdeel 3, dan volgt de ambtenaar dit advies en oordeelt dat de school niet langer een school is als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, subonderdeel 3.

  • 4. Indien het advies, bedoeld in het derde lid daartoe aanleiding geeft, stelt de ambtenaar de ouders van de leerlingen van de onderwijsvoorziening binnen 7 dagen schriftelijk op de hoogte van het feit dat de onderwijsvoorziening niet langer een school is als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, subonderdeel 3, of verzekert hij er zich van dat de onderwijsvoorziening de ouders daarvan schriftelijk op de hoogte heeft gesteld.

C

In artikel 2, eerste en derde lid, artikel 3, eerste lid, artikel 3a, vijfde lid, artikel 3b, tweede lid, artikel 4, eerste lid, artikel 4a, eerste lid, artikel 4c, eerste en tweede lid, artikel 5, artikel 5a, artikel 9, artikel 11, artikel 11a, eerste en tweede lid, artikel 22, eerste lid, en artikel 24, wordt «is ingeschreven» telkens vervangen door: staat ingeschreven.

D

In artikel 19 wordt «als leerling zijn ingeschreven» vervangen door: als leerling staan ingeschreven.

E

In artikel 22 wordt onder vernummering van het vierde lid tot het vijfde lid een nieuw vierde lid ingevoegd, luidend:

  • 4. Indien een onderwijsvoorziening niet langer een school is als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, subonderdeel 3, onderzoekt de ambtenaar binnen vier weken nadat de ouders hiervan op de hoogte zijn gesteld, of de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen de jongere bij een school hebben ingeschreven dan wel of een grond voor vrijstelling aanwezig is. Indien geen sprake is van een inschrijving bij een school dan wel een vrijstelling als bedoeld in artikel 5, 5a of 15, wijst hij onverwijld de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen op de verplichting, bedoeld in dat artikel. Indien de jongere niet binnen vier weken nadat de ambtenaar de in de vorige volzin bedoelde personen op hun verplichting heeft gewezen op een school staat ingeschreven en geen sprake is van een vrijstelling als bedoeld in artikel 5, 5a of 15, zendt de ambtenaar proces-verbaal van zijn bevindingen aan de officier van justitie.

ARTIKEL IA

In de Wet op het primair onderwijs wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5. Niet uit de openbare kas bekostigd bijzonder schoolonderwijs

Het bevoegd gezag van een bijzondere school geeft binnen vier weken na de oprichting van de school onder overlegging van de statuten van de rechtspersoon, die de school in stand houdt, en van de reglementen, van die oprichting kennis aan Onze minister. Indien de statuten of reglementen worden gewijzigd of ingetrokken, wordt eveneens binnen vier weken van de wijziging of van de intrekking van de statuten of reglementen aan Onze minister kennis gegeven.

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te

Tavarnelle, 21 juli 2007

Beatrix

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

S. A. M. Dijksma

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

Uitgegeven de dertigste augustus 2007

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XHistnoot

Kamerstuk 30 652

Naar boven