Wet van 21 juli 2007, houdende vaststelling van een wet inzake ondersteuning van alleenstaande ouders bij arbeid en zorg

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is zoveel mogelijk alleenstaande ouders de kans te bieden arbeid en zorg te combineren;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

In deze wet wordt verstaan onder:

a. alleenstaande ouder: degene die geen partner heeft, een huishouding voert met een kind dat bij de aanvang van het berekeningsjaar de leeftijd van 16 jaar niet heeft bereikt, en deze huishouding voert met geen ander dan kinderen die bij de aanvang van het berekeningsjaar de leeftijd van 27 jaar niet hebben bereikt;

b. Vazalo-toeslag: een van de draagkracht afhankelijke toeslag voor voorzieningen arbeid en zorg alleenstaande ouders.

Artikel 2

  • 1. De alleenstaande ouder die tegenwoordige arbeid verricht en daaruit in het berekeningsjaar meer dan € 4 366 inkomen uit werk en woning in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001 geniet of die in het berekeningsjaar in aanmerking komt voor de zelfstandigenaftrek, bedoeld in artikel 3.76 van de Wet inkomstenbelasting 2001, heeft aanspraak op de Vazalo-toeslag tot het bedrag volgens de volgende tabel:

    bij een toetsingsinkomen gelijk aan of meer dan

    maar minder dan

    bedraagt de Vazalo-toeslag per kalendermaand ingeval het jongste kind bij het begin van het kalenderjaar nog niet de leeftijd heeft bereikt van

      

    12 jaar

    16 jaar

    € 0

    € 8 772

    € 0

    € 0

    € 8 772

    € 9 569

    € 430

    € 0

    € 9 569

    € 10 367

    € 369

    € 369

    € 10 367

    € 11 165

    € 369

    € 307

    € 11 165

    € 11 962

    € 307

    € 307

    € 11 962

    € 12 759

    € 307

    € 246

    € 12 759

    € 13 559

    € 246

    € 246

    € 13 559

    € 14 362

    € 185

    € 185

    € 14 362

    € 15 163

    € 185

    € 123

    € 15 163

    € 15 964

    € 123

    € 123

    € 15 964

    € 16 765

    € 123

    € 62

    € 16 765

    € 17 566

    € 62

    € 62

    € 17 566

    € 18 368

    € 62

    € 62

    € 18 368

     

    € 0

    € 0

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op de alleenstaande ouder die in het berekeningsjaar algemene bijstand op grond van de Wet werk en bijstand ontvangt.

Artikel 3

In afwijking van artikel 16, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt het voorschot op de Vazalo-toeslag verleend tot het bedrag volgens de volgende tabel:

bij een toetsingsinkomen gelijk aan of meer dan

maar minder dan

bedraagt de Vazalo-toeslag per kalendermaand ingeval het jongste kind bij het begin van het kalenderjaar nog niet de leeftijd heeft bereikt van

  

12 jaar

16 jaar

€ 0

€ 8 772

€ 0

€ 0

€ 8 772

€ 9 569

€ 430

€ 0

€ 9 569

€ 10 367

€ 369

€ 369

€ 10 367

€ 11 165

€ 307

€ 307

€ 11 165

€ 11 962

€ 246

€ 246

€ 11 962

€ 12 759

€ 185

€ 185

€ 12 759

€ 13 559

€ 123

€ 123

€ 13 559

€ 14 362

€ 62

€ 62

€ 14 362

 

€ 0

€ 0

Artikel 4

De in de artikelen 2 en 3 genoemde bedragen worden met ingang van 1 januari van elk kalenderjaar door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in overeenstemming met Onze Minister van Financiën bij ministeriële regeling vastgesteld.

Artikel 5

De Belastingdienst/Toeslagen is belast met de uitvoering van deze wet.

Artikel 6

  • 1. In afwijking van de artikelen 24, derde lid, 26 en 30 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen vindt terugvordering en verrekening van de Vazalo-toeslag of van een voorschot daarop slechts plaats voorzover het toetsingsinkomen verhoogd met het voorschot op de Vazalo-toeslag meer bedraagt dan de voor de alleenstaande ouder in het berekeningsjaar geldende bijstandsnorm bedoeld in artikel 21, onderdeel b, van de Wet werk en bijstand, verhoogd met de toeslag bedoeld in artikel 25, tweede lid, van die wet en de voor hem in het berekeningsjaar geldende kinderkorting bedoeld in artikel 8.12 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op de belanghebbende die opzettelijk onjuiste gegevens heeft verstrekt op grond waarvan de Vazalo-toeslag is toegekend of het voorschot is verleend dan wel op de belanghebbende die opzettelijk heeft nagelaten gegevens te verstrekken die zouden hebben geleid tot herziening van de Vazalo-toeslag of het voorschot. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het bepaalde in de vorige volzin.

Artikel 7

De Wet werk en bijstand wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 5 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

g. arbeidstoeslag alleenstaande ouder: de arbeidstoeslag alleenstaande ouder, bedoeld in artikel 36a.

B

Na artikel 36 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 36a Arbeidstoeslag alleenstaande ouder

  • 1. Het college verleent op aanvraag aan de alleenstaande ouder, bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de Wet voorzieningen arbeid en zorg alleenstaande ouders, die op grond van artikel 2, van die wet in een kalenderjaar niet in aanmerking komt voor de Vazalo-toeslag, met betrekking tot elke kalendermaand in dat kalenderjaar waarin die alleenstaande ouder inkomsten uit arbeid in het bedrijfs- en beroepsleven als bedoeld in artikel 8 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers heeft waarvan het maandbedrag ten minste gelijk is aan 1/12 van het in artikel 2, eerste lid, van de Wet voorzieningen arbeid en zorg alleenstaande ouders genoemde bedrag, een arbeidstoeslag alleenstaande ouder tot het bedrag volgens de volgende tabel:

    Bij een inkomen als bedoeld in artikel 32:

    per kalendermaand gelijk aan of meer dan

    maar minder dan

    bedraagt de arbeidstoeslag alleenstaande ouder per kalendermaand ingeval het jongste kind bij het begin van het kalenderjaar nog niet de leeftijd heeft bereikt van

      

    12 jaar

    16 jaar

    € 0

    € 608

    € 0

    € 0

    € 608

    € 669

    € 62

    € 0

    € 669

    € 1 039

    € 62

    € 62

    € 1 039

    € 1 221

    € 129

    € 129

    € 1 221

    € 1 344

    € 62

    € 62

    € 1 344

     

    € 0

    € 0

  • 2. De arbeidstoeslag alleenstaande ouder, bedoeld in het eerste lid, wordt verminderd met het bedrag van de middelen dat op grond van artikel 31, tweede lid, onderdelen c en o, over de betreffende kalendermaand niet tot de middelen van belanghebbende is gerekend, alsmede met het bedrag dat op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel j, in het betreffende kalenderjaar niet tot de middelen is gerekend en na afloop van het kalenderjaar vastgesteld en betaald.

  • 3. De artikelen 40, 46, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, en 54, paragraaf 6.4 en 6.5, alsmede artikel 63 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4. De in het eerste lid in de tabel genoemde bedragen worden met ingang van 1 januari van elk kalenderjaar door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Financiën bij ministeriële regeling vastgesteld.

C

In artikel 69, eerste lid, onderdeel b, wordt «en van de langdurigheidstoeslag» vervangen door: van de langdurigheidstoeslag en van de arbeidstoeslag alleenstaande ouder.

Artikel 8

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3 104 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel f wordt «artikel 36» vervangen door: de artikelen 36 en 36a.

2. Onder verlettering van de onderdelen h tot en met m in i tot en met n, wordt een onderdeel ingevoegd luidende:

h. de Vazalo-toeslag, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet voorzieningen arbeid en zorg alleenstaande ouders;.

3. In het tot onderdeel l verletterde onderdeel k en in het tot onderdeel m verletterde onderdeel l wordt «de onderdelen a tot en met i» telkens vervangen door: de onderdelen a tot en met j.

B

In artikel 6.28, tweede lid, wordt «artikel 3.104, onderdelen d, e en h, onder 3°» vervangen door: artikel 3.104, onderdelen d, e en i, onder 3°.

Artikel 9

Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zendt in overeenstemming met Onze Minister van Financiën binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet, en vervolgens telkens na tien jaar, aan de Staten-Generaal een verslag over de mate waarin deze wet alleenstaande ouders in staat stelt zorg te combineren met arbeid en daarmee, zonder beroep op de Wet werk en bijstand, te voorzien in de middelen voor de noodzakelijke kosten van het bestaan.

Artikel 10

  • 1. Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

  • 2. Bij de inwerkingtreding van deze wet worden, in afwijking van de artikelen 4 en 7, onderdeel B, de in artikel 2, 3 en 7 genoemde bedragen door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in overeenstemming met Onze Minister van Financiën bij ministeriële regeling vastgesteld.

Artikel 11

Deze wet wordt aangehaald als: Wet voorzieningen arbeid en zorg alleenstaande ouders.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te

Tavarnelle, 21 juli 2007

Beatrix

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. Aboutaleb

De Staatssecretaris van Financiën,

J. C. de Jager

Uitgegeven de achtentwintigste augustus 2007

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XHistnoot

Kamerstuk 29 948

Naar boven