Besluit van 27 juli 2007 tot aanpassing van het Vreemdelingenbesluit 2000 aan richtlijn nr. 2004/82/EG van de Raad van 29 april 2004 betreffende de verplichting voor vervoerders om passagiersgegevens door te geven (PbEU L 261)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 25 september 2006, nr. 5443738/06/6;

Gelet op richtlijn nr. 2004/82/EG van 29 april 2004 van de Raad betreffende de verplichting voor vervoerders om passagiersgegevens door te geven (PbEU L 261);

Gelet op artikel 4, derde en vierde lid, van de Vreemdelingenwet 2000;

De Raad van State gehoord (advies van 7 december 2006, nr. W03.06.0419/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 16 juli 2007, nr. 5497850/07/6

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Vreemdelingenbesluit 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 2.2 worden de volgende artikelen toegevoegd, luidende:

Artikel 2.2a

  • 1. De vervoerder, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Wet, die passagiers vervoert door de lucht, verzamelt op vordering van een ambtenaar belast met de grensbewaking de in het derde lid van dat artikel bedoelde passagiersgegevens en overhandigt deze voor het eind van de instapcontroles aan een ambtenaar belast met de grensbewaking.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op de vervoerder door wiens tussenkomst de vreemdeling vanuit een lidstaat van de Europese Unie of een land dat betrokken is bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, aan een buitengrens of binnen het grondgebied van Nederland wordt gebracht.

  • 3. De in artikel 4, derde lid, van de Wet, bedoelde passagiersgegevens omvatten:

    a. het nummer en de aard van het gebruikte reisdocument;

    b. de nationaliteit;

    c. de volledige naam;

    d. de geboortedatum;

    e. de grensdoorlaatpost van binnenkomst;

    f. het vervoermiddel;

    g. het tijdstip van vertrek en van aankomst van het vervoermiddel;

    h. het totale aantal met dat vervoermiddel vervoerde passagiers, en

    i. het eerste instappunt.

  • 4. Bij ministeriële regeling kunnen gevallen worden aangewezen waarin vervoerders verplicht zijn de in het derde lid bedoelde passagiersgegevens te verzamelen en te verstrekken zonder vordering daartoe.

  • 5. De vervoerder vernietigt de krachtens het eerste lid verzamelde gegevens binnen 24 uur na aankomst in Nederland.

  • 6. De vervoerder verstrekt de passagier informatie betreffende:

    a. zijn identiteit;

    b. de doeleinden waarvoor de gegevens worden verzameld;

    c. de gegevens die worden verzameld;

    d. de ontvangers van de gegevens, en

    e. het bestaan van het recht om kennis te nemen van zijn gegevens en het recht om om correctie van onjuiste gegevens te verzoeken.

  • 7. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de wijze waarop de gegevens door de vervoerder worden verstrekt.

Artikel 2.2b

De ambtenaar belast met de grensbewaking vernietigt de op grond van artikel 2.2a verkregen passagiersgegevens binnen 24 uur na binnenkomst van de passagiers in Nederland, tenzij deze later nodig zijn voor de uitoefening van diens taken.

Artikel 2.2c

Onze Minister zendt binnen twee jaar na de inwerkingtreding van dit besluit aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de toepassing van de artikelen 2.2a en 2.2b van dit besluit.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet van 9 juli 2007 tot aanpassing van de Vreemdelingenwet 2000 aan richtlijn nr. 2004/82/EG van de Raad van 29 april 2004 betreffende de verplichting voor vervoerders om passagiersgegevens door te geven (PbEU L 261) (Stb. 252) in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 27 juli 2007

Beatrix

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Uitgegeven de zestiende augustus 2007

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Inleiding

Deze wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 heeft ten doel om, samen met de Wet van 9 juli 2007 tot aanpassing van de Vreemdelingenwet 2000 aan richtlijn nr. 2004/82/EG van de Raad van 29 april 2004 betreffende de verplichting voor vervoerders om passagiersgegevens door te geven (PbEU L 261) (Stb. 252), richtlijn nr. 2004/82/EG te implementeren in Nederlands recht. Richtlijn nr. 2004/82/EG is tot stand gekomen op initiatief van het koninkrijk Spanje met het oog op een doeltreffende bestrijding van illegale immigratie en betere grenscontroles. Daartoe, aldus de preambule, is het van belang dat alle lidstaten een regeling invoeren waarbij de verplichtingen worden vastgesteld die gelden voor luchtvervoerders die passagiers naar het grondgebied van de lidstaten vervoeren. Om die doelstelling effectiever te verwezenlijken, moeten tevens de geldboetes die in de lidstaten zijn gesteld op niet-nakoming van de verplichtingen door vervoerders, zoveel mogelijk worden geharmoniseerd. De krachtens deze richtlijn aan vervoerders op te leggen verplichtingen vormen, blijkens de achtste overweging, een aanvulling op die welke zijn vastgesteld op grond van artikel 26 van de in 1990 te Schengen gesloten Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985 (hierna: Schengen Uitvoeringsovereenkomst of SUO) zoals aangevuld bij Richtlijn nr. 2001/51/EG van de Raad van 28 juni 2001 tot aanvulling van het bepaalde in artikel 26 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985. Dat betekent dat zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de bepalingen die in het Nederlandse vreemdelingenrecht zijn vastgesteld ter uitvoering van het bepaalde in de Schengen Uitvoeringsovereenkomst en in richtlijn nr. 2001/51/EG1.

De basis voor de omzetting van de richtlijn wordt gevormd door de Wet van 9 juli 2007 tot aanpassing van de Vreemdelingenwet 2000 aan richtlijn nr. 2004/82/EG van de Raad van 29 april 2004 betreffende de verplichting voor vervoerders om passagiersgegevens door te geven (PbEU L 261) (Stb. 252). Deze wet wijzigt de artikelen 4 en 108 van de Vreemdelingenwet 2000. De in artikel 4 van de Wet bedoelde nadere uitwerking vindt plaats in het onderhavige besluit.

De richtlijn

Definities

Artikel 2 van de richtlijn definieert vijf begrippen, die ook in de Nederlandse wetgeving voorkomen.

Onderdeel a

Vervoerder

Dit betreft de natuurlijke of rechtspersoon die beroepsmatig vervoer van personen door de lucht verricht. De richtlijn heeft het oog op luchtvervoerders, maar laat de mogelijkheid open ook van toepassing te zijn op andere vervoerders (bijvoorbeeld vervoerders over zee). Van deze mogelijkheid is vooralsnog geen gebruik gemaakt.

Onderdeel b

Buitengrenzen

De richtlijn definieert buitengrenzen als de buitengrenzen van de lidstaten met derde landen. Artikel 1, onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 definieert buitengrenzen als de Nederlandse zeegrenzen, alsmede lucht- of zeehavens waar grenscontroles op personen worden uitgeoefend. Uit de Schengen Uitvoeringsovereenkomst blijkt dat de buitengrenzen worden gevormd door de grenzen tussen een land dat partij is bij de Schengen overeenkomst en de landen die geen partij zijn2.

De definities van de SUO enerzijds en de Wet anderzijds zijn niet geheel identiek. Er is voor gekozen het begrip buitengrenzen niet nogmaals (afwijkend) te definiëren, maar aan te sluiten bij de tot nu toe gehanteerde definitie in de Vreemdelingenwet 2000 die zijn oorsprong heeft in de Schengenakkoorden. Daarmee is veilig gesteld dat vervoerders die een vreemdeling vanuit een lidstaat van de Europese Unie, het Koninkrijk Noorwegen en de Republiek IJsland (en, naar verwachting, in de toekomst vanuit de Bondsstaat Zwitserland) naar Nederland vervoeren niet onderworpen kunnen worden aan een verplichting tot het verzamelen en verstrekken van passagiersgegevens. Verwezen wordt naar de toelichting op artikel 2.2a, tweede lid, van het besluit.

Onderdeel c

Grenscontrole

De richtlijn definieert grenscontrole als de controle aan de grenzen welke, onafhankelijk van enige andere aanleiding, uitsluitend op grond van de beoogde grensoverschrijding wordt uitgeoefend. Dit sluit aan bij de grensbewaking die in Nederland krachtens artikel 4.1 van het Vreemdelingenbesluit 2000 geschiedt met het oog op het Nederland in- en uitreizen van personen via een buitengrens.

Onderdeel d

Grensdoorlaatpost

De richtlijn verstaat onder grensdoorlaatpost een door de bevoegde autoriteiten voor grensoverschrijding aangewezen doorlaatpost aan de buitengrenzen. Ook artikel 4.2, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 spreekt over aan de buitengrenzen ingestelde grensdoorlaatposten.

Onderdeel e

Persoonsgegevens

Het begrip persoonsgegevens is identiek aan het begrip dat in de Wet bescherming persoonsgegevens wordt gehanteerd.

Artikelsgewijs

Artikel 2.2a

Eerste lid

Op grond van de richtlijn dient in de nationale wetgeving te worden voorzien in de mogelijkheid vervoerders te verplichten passagiersgegevens te verstrekken. De mogelijkheid om vervoerders te verplichten passagiersgegevens te verzamelen en te overhandigen aan ambtenaren belast met de grensbewaking is in artikel 4, derde lid, van de Wet neergelegd. Op basis van artikel 4, vierde lid, van de Wet worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld. In het onderhavige besluit wordt vervolgens bepaald dat de passagiersgegevens worden verzameld en aan de ambtenaar belast met de grensbewaking worden overhandigd indien deze dat vordert. Met de opname van deze mogelijkheid in het eerste lid is aan de uit de richtlijn voortvloeiende verplichting om passagiersgegevens te kunnen vragen, voldaan.

Opgemerkt wordt dat alleen luchtvervoerders verplicht kunnen worden de passagiersgegevens te verstrekken, hetgeen tot uitdrukking is gebracht in het eerste lid met de woorden «die passagiers vervoert door de lucht». Indien besloten wordt de verplichting tot het verstrekken van passagiersgegevens ook op andere vervoerders van toepassing te laten zijn, zal het onderhavige besluit worden aangepast.

Ingevolge het eerste lid dienen de passagiersgegevens vóór het einde van de instapcontroles te worden overhandigd. In de praktijk van het luchtvervoer zal het eind van de instapcontrole het moment van de zogeheten «flightclosure» zijn, zijnde het moment dat de instapprocedure is beëindigd en er geen passagiers meer aan boord van het vliegtuig worden toegelaten.

Tweede lid

De richtlijn definieert buitengrenzen als de buitengrenzen van de lidstaten van de Unie met derde landen. In de Wet worden buitengrenzen (in artikel 1, onder d) gedefinieerd als de Nederlandse zeegrenzen, alsmede lucht- of zeehavens waar grenscontroles op personen worden uitgeoefend. Dit zijn daarmee de buitengrenzen van het Schengengebied.

Aangezien de richtlijn de buitengrenzen definieert als de buitengrenzen van de lidstaten (van de Unie) met derde landen, terwijl er derde landen zijn die deel uitmaken van het Schengengrondgebied waarbinnen geen personencontroles meer plaats vinden, is in het tweede lid van artikel 2.2a voorzien in een uitzondering. Op grond van deze uitzondering kunnen géén passagiersgegevens worden gevraagd aan vervoerders die passagiers vanuit een lidstaat van de Unie het Schengengrondgebied binnenbrengen. Dat is nodig omdat de richtlijn uitgaat van grenzen van de Unie met derde landen. De op 1 mei 2004 en op 1 januari 2007 toegetreden nieuwe lidstaten nemen namelijk nog niet volledig deel aan het Schengenacquis en hebben mitsdien wél een Unie-buitengrens maar (nog) geen Schengenbuitengrens. Pas wanneer besloten wordt tot afschaffing van het toezicht aan de binnengrenzen zullen deze landen een Schengenbuitengrens hebben.

Aan de andere kant zijn er landen die géén lidstaat van de Europese Unie zijn, maar wel zijn betrokken bij de uitvoering, toepassing en ontwikkeling van het Schengenacquis3. Dit betreft thans het Koninkrijk Noorwegen, de Republiek IJsland en de Bondsstaat Zwitserland. Door middel van een verwijzing naar «landen die betrokken zijn bij de uitvoering, toepassing en ontwikkeling van het Schengenacquis» is uitdrukkelijk veilig gesteld dat vervoerders die vreemdelingen vanuit Noorwegen, IJsland en Zwitserland naar Nederland vervoeren evenmin onderworpen kunnen worden aan de verplichting passagiersgegevens te verzamelen en te verstrekken.

Derde lid

Het derde lid van artikel 2.2a bepaalt welke gegevens een vervoerder moet verzamelen. Dit zijn de gegevens die in artikel 3 van de richtlijn worden genoemd.

Wat onderdeel f betreft wordt opgemerkt dat de engelse vertaling van de term vervoermiddel (namelijk: code of transport) duidelijk maakt dat het hier gaat om een identificatiemiddel, zoals het in de burgerluchtvaart gebruikte vluchtnummer.

Vierde lid

In het eerste lid van artikel 2.2.a is de hoofdregel neergelegd dat de vervoerder de passagiersgegevens verstrekt op vordering van de ambtenaar belast met de grensbewaking. Het is niet uitgesloten dat er in de toekomst behoefte ontstaat aan het aanwijzen van specifieke gevallen waarin de passagiersgegevens altijd zullen moeten worden verzameld en overgelegd, zonder vordering daartoe, bijvoorbeeld op basis van opgedane ervaringen of met het oog op toekomstige ontwikkelingen. Dergelijke gevallen kunnen dan, met gebruikmaking van de in het vierde lid opgenomen delegatiegrondslag in het Voorschrift Vreemdelingen 2000 worden neergelegd. In dit verband zou bijvoorbeeld kunnen worden gedacht aan een vervoer vanaf bepaalde, risicovolle, (lucht)havens naar Nederland. Opgemerkt wordt dat het hierbij dus alleen gaat om de gegevens, bedoeld in het eerste lid van artikel 2.2a van het onderhavige besluit.

Van de in de preambule bij de richtlijn bedoelde mogelijkheid voor lidstaten om bijkomende verplichtingen op te leggen aan luchtvervoerders of verplichtingen voor andere categorieën vervoerders dan luchtvervoerders in te voeren, is geen gebruik gemaakt. Indien daaraan in de toekomst behoefte bestaat, zullen bijkomende verplichtingen aan artikel 2.2a, vierde lid, worden toegevoegd.

Vijfde lid

Het vijfde lid bepaalt dat de vervoerder de gegevens die hij op vordering van de ambtenaar belast met de grensbewaking verzameld heeft binnen 24 uur na aankomst moet vernietigen.

Uit richtlijn nr. 95/46/EG en uit de Wet bescherming persoonsgegevens volgt dat persoonsgegevens zo lang mogen worden bewaard als noodzakelijk is voor het doel waarvoor ze verzameld zijn. Artikel 6, eerste lid, vierde alinea van de richtlijn vult die norm in voorzover het de bewaartermijn betreft die noodzakelijk is met het oog op het doel waarvoor de passagiersgegevens in het kader van deze richtlijn worden verzameld en verwerkt, namelijk de uitoefening van grensbewaking en het tegengaan van illegale immigratie. Dat neemt echter niet weg dat diezelfde gegevens, of een deel daarvan, ook met het oog op andere doeleinden door de vervoerder kunnen zijn verzameld (bijvoorbeeld diens dienstverlening) en met het oog op die andere doeleinden langer dan 24 uur worden bewaard. De termijn gedurende welke de gegevens die voor dat andere doel zijn verzameld kunnen worden bewaard, zal op basis van de Wet bescherming persoonsgegevens worden bepaald. Overigens volgt ook uit de Wbp dat de vervoerder de passagiers informeert over dit gebruik van (een deel van) de passagiersgegevens (artikel 33 van de Wbp).

Zesde lid

Het zesde lid bepaalt welke informatie de vervoerder de passagier moet geven. De richtlijn verwijst naar de voorschriften die richtlijn nr. 95/46/EG stelt aan het informeren van personen wier gegevens worden verwerkt. De onderdelen a en b van de artikelen 10 en 11 van richtlijn nr. 95/46/EG bepalen dat betrokkenen in alle gevallen geïnformeerd dienen te worden over de identiteit van de verantwoordelijke en de doeleinden waarvoor de gegevens verzameld worden. Onderdeel c van beide artikelen bepaalt dat er afhankelijk van de omstandigheden soms ook nog andere informatie verstrekt moet worden. Krachtens artikel 6, tweede lid, van de richtlijn moet deze informatie echter altijd verstrekt worden aan passagiers wier gegevens in het kader van de richtlijn worden verzameld en gebruikt. De informatie genoemd bij het tweede gedachtenstreepje van artikel 10, onder c, van richtlijn nr. 95/46/EG is niet opgenomen in het vierde lid omdat zich het daar beschreven geval niet voordoet in het kader van de richtlijn.

Onderdeel a betreft informatie betreffende de identiteit van de vervoerder (vooralsnog betreft het alleen de luchtvaartmaatschappij), zoals de naam en contactgegevens. Onderdeel b betreft de doeleinden waarvoor de gegevens worden verzameld. De passagier dient te worden medegedeeld dat zijn gegevens worden gebruikt om door middel van betere grenscontroles illegale immigratie tegen te gaan. Dat volgt uit artikel 1 en uit artikel 6, eerste lid, van de richtlijn. Onderdeel c betreft informatie over de krachtens het eerste lid verstrekte gegevens. Onderdeel d betreft informatie over de ontvangers van de informatie, dat wil zeggen de met de grensbewaking belaste autoriteiten. Onderdeel e tenslotte bepaalt dat de passagier geïnformeerd moet worden over zijn recht om kennis te nemen van zijn gegevens en het recht om om correctie van onjuiste gegevens te verzoeken. Inzage en correctie zijn uiteraard uitsluitend mogelijk als de gegevens nog aanwezig zijn.

Zevende lid

Ingevolge het zevende lid worden bij ministeriële regeling regels gesteld over de wijze waarop de vervoerder de gegevens dient te verstrekken.

Artikel 2.2b

Het eerste lid van artikel 6 van de richtlijn bepaalt dat de gegevens als hoofdregel binnen 24 uur na aankomst van de passagiers in Nederland worden vernietigd. Artikel 6 van de richtlijn biedt de mogelijkheid om, overeenkomstig het nationale recht en de in richtlijn nr. 95/46/EG vervatte bepalingen inzake gegevensbescherming, de gegevens langer te bewaren indien die gegevens later nodig zijn voor de uitoefening van de taken van de autoriteiten die zijn belast met de controle van personen aan de buitengrenzen. Bovendien bepaalt artikel 6 dat, overeenkomstig hun nationale recht en de in Richtlijn 95/46/EG vervatte bepalingen inzake gegevensbescherming, de lidstaten de in artikel 3, lid 1, bedoelde persoonsgegevens ook voor wetshandhavingsdoeleinden kunnen gebruiken.

Een en ander is uitgewerkt in artikel 2.2b van het onderhavige besluit, op grond waarvan de ambtenaar belast met de grensbewaking de gegevens binnen 24 uur na aankomst van de passagiers in Nederland dient te vernietigen, tenzij deze later nodig zijn voor de uitoefening van zijn taken. Wat de verwijzing naar de taakuitoefening betreft, moet worden opgemerkt dat de in artikel 46, eerste lid, onder a, b en d, van de Wet aangewezen ambtenaren ook andere taken hebben dan alleen grensbewaking. Wat de bewaartermijn aangaat, wordt gedacht aan de toepassing van artikel 65 van de Wet. Ingevolge artikel 65, eerste lid, onder b, van de Wet kan de vreemdeling die met het oog op zijn uitzetting is aangehouden binnen zes maanden nadat hij is binnengekomen aan boord van een vaartuig of luchtvaartuig in gebruik bij een vervoersonderneming, worden uitgezet door plaatsing aan boord van een vaartuig of luchtvaartuig in gebruik bij dezelfde vervoersonderneming. Dit kan betreffen vreemdelingen aan wie de toegang meteen bij aankomst is ontzegd, dan wel vreemdelingen die wel toegang is verleend, maar wier rechtmatig verblijf was geëindigd toen zij later in Nederland werden aangehouden. Uit het vierde lid volgt overigens een belangrijke beperking in de tijd voor het toepassen van artikel 65, namelijk het vertrek van het luchtvaartuig waarmee de betreffende vreemdeling Nederland is binnen gekomen. Zodra toepassing van artikel 65 van de Wet niet meer aan de orde is, worden de gegevens vernietigd.

Overigens kan het gebruik van de verstrekte passagiersgegevens er ook toe leiden, dat de gegevens van een bepaalde passagier gebruikt worden in het kader van een opsporingsonderzoek. Daarop is de in artikel 43 van de Wbp neergelegde regeling dan van toepassing.

Artikel 2.2c

Het is wenselijk om de toepassing van de bevoegdheid tot het vorderen van passagiersgegevens te evalueren met het oog op eventuele aanpassingen van dit besluit. Deze evaluatie zal in ieder geval betrekking hebben op de gevallen waarin besloten is tot het vorderen van passagiersgegevens, de ervaringen met gevallen waarin het langer bewaren dan 24 uur noodzakelijk werd geacht door de ambtenaar belast met de grensbewaking, de vraag of er behoefte bestaat aan aanwijzing van aanvullende gegevens, de ervaring opgedaan met de toepassing van artikel 65 van de Wet en de ervaringen ten aanzien van het gebruik van de passagiersgegevens voor verwante doeleinden als bedoeld in artikel 9 van de Wbp. Het verslag van de evaluatie zal uiterlijk twee jaar na de inwerkingtreding van dit wijzigingsbesluit aan de Staten-Generaal worden aangeboden.

Advies van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken

De Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ) is op grond van artikel 1:7 van de Algemene wet bestuursrecht en met het oog op de implementatietermijn niet gehoord over dit besluit.

Advies van het College bescherming persoonsgegevens

Het College bescherming persoonsgegevens is gehoord over dit besluit.

Administratieve lasten

Bestuurslasten

Zolang het verstrekken van passagiersgegevens vóór aankomst van de passagiers weinig toegevoegde waarde heeft voor de grensbewaking, zal een specifiek verzoek tot het verstrekken van passagiersgegevens aan een ambtenaar belast met de grensbewaking zeer uitzonderlijk zijn. Op basis van de reeds bestaande grensbewakingsinstrumenten (de afschriftplicht en de passagierslijsten) kan immers reeds een belangrijk deel van de informatie worden verkregen. Vooralsnog is dus geen noemenswaardige wijziging voorzien in de bestuurslasten van de Koninklijke Marechaussee.

Administratieve lasten luchtvaartmaatschappijen

Op basis van de bestaande instrumenten, de afschriftplicht en de passagierslijsten wordt reeds een belangrijk deel van de in artikel 3 van de richtlijn bedoelde informatie verkregen. Daarom zullen de gegevens alleen worden gevorderd waar dat een toegevoegde waarde zou hebben naast de bestaande instrumenten. Ingeval verstrekking vooraf van passagiersgegevens wordt gevorderd zal bovendien zoveel mogelijk worden aangesloten bij de huidige infrastructuur voor de afschriftplicht en de passagierslijsten ingevolge artikel 4 van de Wet, waarbij de gegevens digitaal beschikbaar worden gesteld en zoals deze bij enkele luchtvaartmaatschappijen op bepaalde locaties aanwezig is. De infrastructuur zal evenwel wellicht moeten worden aangepast in de zin dat de gegevens vóór vertrek van het vliegtuig moeten worden doorgegeven en niet pas bij aankomst zoals nu het geval is bij de afschriftplicht en de passagierslijsten.

Ten tijde van de totstandkoming van het onderhavige besluit kon nog geen duidelijkheid worden verkregen over de vraag of, en zo ja, welke investeringen (door vervoerders en grensbewakingsautoriteiten) voor het verstrekken van de gegevens noodzakelijk zouden zijn. Daarmee samenhangend waren er op dat moment nog geen afspraken in EU-verband over een uniforme wijze van verstrekken van de gegevens, teneinde te voorkomen dat elke lidstaat (en Noorwegen, IJsland en Zwitserland) een andere wijze van verstrekking voorschrijft, terwijl dergelijke afspraken de kosten zullen drukken. Gelet op de implementatietermijn, is ervoor gekozen om het wettelijk kader nu reeds op te zetten in afwachting van bedoelde nadere afspraken.

Administratieve lasten burger

De gegevens die nodig zijn voor het verstrekken van de passagiersgegevens zoals genoemd in de richtlijn, zijn reeds nu al bij de luchtvaartmaatschappijen bekend. De burger behoeft dan ook geen extra gegevens te verstrekken, hooguit dat de wijze van verstrekking wijzigt. Daarom wordt er vanuit gegaan dat de administratieve lasten van de burger niet noemenswaardig zullen wijzigen.

Advies Actal

Nu, zoals hiervoor reeds is aangegeven, ten tijde van de totstandkoming van het onderhavige besluit nog geen duidelijkheid bestond over de administratieve lasten van de luchtvaartmaatschappijen is het niet zinvol geacht om het besluit thans aan Actal voor te leggen voor advisering. Zodra voldoende concreet inzicht in de uitvoeringslasten is verkregen, zal Actal alsnog op gepaste wijze bij de procedure worden betrokken.

Artikel II

Gelet op de samenhang met voornoemde Wet van 9 juli 2007 tot aanpassing van de Vreemdelingenwet 2000 aan richtlijn nr. 2004/82/EG van de Raad van 29 april 2004 betreffende de verplichting voor vervoerders om passagiersgegevens door te geven (Stb. 252), is de inwerkingtreding van dit besluit afhankelijk gesteld van de inwerkingtreding van die wet.

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Transponeringstabel

Richtlijn

Nederlands recht

Artikel 1

Artikel 2

Artikel 3

 

eerste lid

artikel 4, derde lid, Vreemdelingenwet 2000

 

artikel 2.2a, tweede lid, Vreemdelingenbesluit 2000

 

Voorschrift vreemdelingen

tweede lid

artikel 2.2a, eerste lid, Vreemdelingenbesluit 2000

derde lid

artikelen 4, 5 en 65, Vreemdelingenwet 2000

Artikel 4

 

eerste lid

artikel 108, tweede lid, Vreemdelingenwet 2000

tweede lid

artikel 108, tweede lid, Vreemdelingenwet 2000,

 

Wetboek van Strafrecht, Wetboek van Strafvordering

Artikel 5

Wetboek van Strafvordering

Artikel 6

 

eerste lid

 

– eerste alinea

artikel 4, derde lid, Vreemdelingenwet 2000

 

artikel 2.2a, tweede lid, Vreemdelingenbesluit 2000

– tweede alinea

artikel 4, derde lid, Vreemdelingenwet 2000

 

artikel 2.2a, eerste en tweede lid, Vreemdelingenbesluit 2000

– derde alinea

Wet bescherming persoonsgegevens

 

artikel 2.2b Vreemdelingenbesluit 2000

– vierde alinea

artikel 2.2a, vijfde lid

– vijfde alinea

Wet bescherming persoonsgegevens

 

artikel 2.2b Vreemdelingenbesluit 2000

tweede lid

artikel 2.2a, zesde lid, Vreemdelingenbesluit 2000

Artikel 7

overgangsrecht

Artikel 8

Artikel 9


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Justitie.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 11 september 2007, nr. 175.

XNoot
1

De artikelen 2 tot en met 8 van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst zijn per 13 oktober 2006 ingetrokken bij Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (PbEU L 105).

XNoot
2

Overigens worden in artikel 2 van de Schengengrenscode met de SUO vrijwel identieke definities van buitengrenzen en binnengrenzen gegeven.

XNoot
3

Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis – Slotakte, PbEU L 176 van 10.7.1999, blz. 36–62. Overeenkomst gesloten door de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de vaststelling van de rechten en verplichtingen tussen enerzijds Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en anderzijds de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen, op de gebieden van het Schengenacquis die op deze staten van toepassing zijn, PbEU L 015 van 20/01/2000 blz. 0002–0007. Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (nog niet gepubliceerd in het PbEU, document te vinden op http://register.consilium.europa.eu, nummer raadsdocument 14054/04).

Naar boven