Besluit van 15 januari 2007 tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Wet tarieven in burgerlijke zaken en enkele andere wetten (indexering griffierechten bestuursrechtelijke en civielrechtelijke wetten 2007)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op voordracht van Onze Minister van Justitie van 12 november 2006, nr. 5451900/06/6;

Gelet op artikel 8:41, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, de artikelen 27b, tweede lid, 27l, vijfde lid en 29a, vijfde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, artikel 22, zesde lid, van de Beroepswet, artikel 24, zesde lid, van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie, artikel 7.67, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, artikel 40, zesde lid, van de Wet op de Raad van State, artikel 46, vierde lid, van de Wet op de rechtsbijstand, en artikel 1, tweede lid, van de Wet tarieven in burgerlijke zaken;

De Raad van State gehoord (advies van 30 november 2006, nr. W03.06.0498/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 21 december 2006, nr. 5457522/06/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

In de in de kolommen C tot en met E van onderstaande tabel aangeduide bepalingen van de in kolom B genoemde wetten wordt de in kolom F opgenomen tekst telkens vervangen door de in kolom G opgenomen tekst.

In kolom F staan de huidige bedragen aan griffierecht en vast recht vermeld. In kolom G staan de bedragen die vanaf 1 februari 2007 zullen gelden.

A

B

C

D

E

F

G

nr

Wet

artikel

lid

onderdeel

huidige tekst

Nieuwe tekst

ministerie van Justitie

1.

Algemene wet bestuursrecht

8:41

3

a

€ 38

€ 39

2.

Algemene wet bestuursrecht

8:41

3

b

€ 141

€ 143

3.

Algemene wet bestuursrecht

8:41

3

c

€ 281

€ 285

4.

Beroepswet

22

2

a

€ 105

€ 106

5.

Beroepswet

22

2

b

€ 211

€ 214

6.

Beroepswet

22

2

c

€ 422

€ 428

7.

Beroepswet

22

3

 

€ 422

€ 428

8.

Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie

24

2

a

€ 211

€ 214

9.

Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie

24

2

b

€ 422

€ 428

10.

Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie

24

3

 

€ 422

€ 428

11.

Wet op de rechtsbijstand

46

2

 

€ 38

€ 39

12.

Wet op de rechtsbijstand

46

3

 

€ 105

€ 106

13.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

2

1° onder b

€ 59

€ 60

14.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

2

1° onder d

€ 149

€ 151

15.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

2

1° onder e

€ 196

€ 199

16.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

2

1° onder f

€ 105

€ 106

17.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

2

1° onder f

€ 281

€ 285

18.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

2

2° onder a

€ 196

€ 199

19.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

2

2° onder b

€ 105

€ 106

20.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

2

2° onder c

€ 296

€ 300

21.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

2

2° onder d

€ 299

€ 303

22.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

2

2° onder d

€ 4 667

€ 4 732

23.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

2

2° onder d

€ 299

€ 303

24.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

2

2° onder d

€ 1 120

€ 1 136

25.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

2

2° onder e

€ 226

€ 229

26.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

2

2° onder e

€ 4 670

€ 4 735

27.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

2

2° onder e

€ 1 119

€ 1 135

28.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

2

2° onder f

€ 226

€ 229

29.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

2

2° onder f

€ 4 670

€ 4 735

30.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

2

2° onder f

€ 1 119

€ 1 135

31.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

2

2° onder f

€ 226

€ 229

32.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

2

2° onder f

€ 4 670

€ 4 735

33.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

2

2° onder f

€ 1 119

€ 1 135

34.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

2

2° onder g

€ 248

€ 251

35.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

3

a

€ 248

€ 251

36.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

3

b

€ 105

€ 106

37.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

3

c

€ 396

€ 402

38.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

3

d

€ 399

€ 405

39.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

3

d

€ 5 834

€ 5 916

40.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

3

d

€ 399

€ 405

41.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

3

d

€ 1 120

€ 1 136

42.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

3

e

€ 248

€ 251

43.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

3

f

€ 296

€ 300

44.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

4

  

€ 248

€ 251

45.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

9

1

 

€ 489

€ 496

46.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

9

3

 

€ 248

€ 251

47.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

9

4

 

€ 248

€ 251

48.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

10

1

 

€ 97

€ 98

49.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

10

1

 

€ 196

€ 199

50.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

13

6

 

€ 146

€ 148

51.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

14

1

 

€ 97

€ 98

52.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

14

3

 

€ 97

€ 98

53.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

17

1

 

€ 444

€ 450

54.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

17

1

 

€ 112

€ 114

55.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

17

1

 

€ 225

€ 228

ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

56.

Wet op de Raad van State

40

2

a

€ 211

€ 214

57.

Wet op de Raad van State

40

2

b

€ 422

€ 428

58.

Wet op de Raad van State

40

3

 

€ 422

€ 428

ministerie van Financiën

59.

Algemene wet inzake rijksbelastingen

27b

1

a

€ 38

€ 39

60.

Algemene wet inzake rijksbelastingen

27b

1

b

€ 141

€ 143

61.

Algemene wet inzake rijksbelastingen

27b

1

c

€ 281

€ 285

62.

Algemene wet inzake rijksbelastingen

27l

2

a

€ 105

€ 106

63.

Algemene wet inzake rijksbelastingen

27l

2

b

€ 211

€ 214

64.

Algemene wet inzake rijksbelastingen

27l

2

c

€ 422

€ 428

65.

Algemene wet inzake rijksbelastingen

27l

3

 

€ 422

€ 428

66.

Algemene wet inzake rijksbelastingen

29a

2

a

€ 105

€ 106

67.

Algemene wet inzake rijksbelastingen

29a

2

b

€ 211

€ 214

68.

Algemene wet inzake rijksbelastingen

29a

2

c

€ 422

€ 428

69.

Algemene wet inzake rijksbelastingen

29a

3

 

€ 422

€ 428

ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

70.

Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek

7:67

  

€ 38

€ 39

ARTIKEL II

  • 1. Ten aanzien van rechten die verschuldigd zijn geworden voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit, blijft het recht zoals dat voor die datum gold van toepassing.

  • 2. Indien op de dag voorafgaand aan die waarop dit besluit in werking treedt tegen een besluit beroep openstaat op een administratieve rechter, blijft het oude recht op het beroep van toepassing.

  • 3. Indien op de dag voorafgaand aan die waarop dit besluit in werking treedt tegen een uitspraak van een administratieve rechter hoger beroep openstaat, blijft het oude recht op het hoger beroep van toepassing.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 februari 2007.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 15 januari 2007

Beatrix

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Uitgegeven de drieëntwintigste januari 2007

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Dit besluit strekt ertoe de griffierechten in de Algemene wet bestuursrecht, de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Beroepswet, de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie, de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, de Wet op de Raad van State en de Wet op de rechtsbijstand alsmede tarieven in de Wet tarieven in burgerlijke zaken te verhogen met het percentage waarmee de consumentenprijsindex (CPI) vanaf 31 augustus 2005 tot en met 31 augustus 2006 is gestegen.

Ingevolge de artikelen zoals genoemd in de aanhef van dit besluit kunnen de griffierechten zoals vermeld in voornoemde wetten bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd, voor zover de consumentenprijsindex van de gezinsconsumptie daartoe aanleiding geeft. Ingevolge artikel 1, tweede lid, van de Wet tarieven in burgerlijke zaken kunnen de bedragen genoemd in de eerste titel van die wet bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd, indien de consumentenprijsindex van de gezinsconsumptie daartoe aanleiding geeft.

De griffierechten zoals vermeld in de hiervoor genoemde wetten zijn naar aanleiding van het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie voor de laatste maal geïndexeerd bij Besluit van 13 januari 2006 tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Wet tarieven in burgerlijke zaken en enkele andere wetten (indexering griffierechten bestuursrechtelijke en civielrechtelijke wetten 2006) (Stb. 2006, 26). Deze indexering had betrekking op de periode 31 augustus 2004 tot en met 31 augustus 2005.

Volgens berekeningen van het Centraal bureau voor de Statistiek bedragen de consumentenprijsindexcijfers totalen (alle huishoudens) 2000 = 100, voor augustus 2005: 113,2 en voor augustus 2006: 114,8. Gedurende de periode van 31 augustus 2005 tot en met 31 augustus 2006 is de consumentenprijsindex derhalve met 1,4% gestegen (114,8: 113,2 * 100 = 101,413 – 100 = 1,413, afgerond 1,4%). Met deze stijging van de consumentenprijsindex wordt in dit besluit rekening gehouden door elk bedrag aan griffierecht en elk bedrag aan vast recht met 1,4% te verhogen. De bedragen die op deze wijze worden verkregen worden rekenkundig afgerond op hele euro’s.

Een aantal griffierechten wordt dit keer niet aangepast als gevolg van de gehanteerde afrondingsmethode. Het betreft de griffierechten in artikel 2, tweede lid, onderdeel 1°, onder a, en artikel 13, vierde, zevende en achtste lid, van de Wet tarieven in burgerlijke zaken.

Het griffierecht zoals dat is opgenomen in artikel 2, tweede lid, onderdeel 1°, onder c, van de Wet tarieven in burgerlijke zaken (WTBZ) wordt sinds de Wet van 4 december 2003 tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Wet tarieven in burgerlijke zaken en enkele andere wetten ter verhoging van de opbrengst van de griffierechten (verhoging van de opbrengst van griffierechten) (Stb. 2003, 500) niet meer geïndexeerd. Indexering blijft achterwege in verband met de betaling van de minimale geldsom waartoe de eis of het verzoekschrift, zoals vermeld in voornoemd artikel, strekt. Indien het tarief thans geïndexeerd zou worden, is het gevolg dat eiser of gedaagde verplicht wordt een tarief te betalen dat hoger is dan de minimale geldsom die geëist danwel verzocht kan worden. Aangezien dit onwenselijk is blijft indexering achterwege.

Overgangsrecht

In artikel II is het overgangsrecht opgenomen. Uitgangspunt is daarbij dat indien op de dag waarop dit besluit in werking is getreden een griffierecht verschuldigd is, het tarief van toepassing is zoals dat geldt ingevolge het Besluit van 13 januari 2006 tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Wet tarieven in burgerlijke zaken en enkele andere wetten (indexering griffierechten bestuursrechtelijke en civielrechtelijke wetten 2006) (Stb. 2006, 26). Dat betekent ook dat ingeval van een kostenveroordeling alleen het griffierecht dat daadwerkelijk is betaald, in rekening zal worden gebracht. Wordt vervolgens hoger beroep ingesteld, dan wordt daarvoor het nieuwe recht gehanteerd.

Bij de bestuursrechtelijke zaken is een regeling opgenomen voor de besluiten die (uiterlijk) op de dag voor de dag waarop dit besluit in werking is getreden bekend zijn gemaakt, ten aanzien waarvan op die dag de beroepstermijn van zes weken nog openstaat en waartegen nog geen beroepschrift is ingediend. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht bedraagt de beroepstermijn zes weken, te rekenen vanaf de dag waarop het besluit bekendgemaakt wordt.

Eenvoudigheidshalve wordt bepaald dat ten aanzien van besluiten die (uiterlijk) op de dag voor de dag van inwerkingtreding van dit besluit bekendgemaakt zijn en waartegen bij een bestuursrechter (zie artikel 1:4 Awb) nog tijdig in beroep kan worden gekomen, het oude recht van toepassing blijft. In het derde lid is een vergelijkbare bepaling opgenomen ten aanzien van het instellen van hoger beroep tegen een uitspraak van een bestuursrechter.

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven