Besluit van 9 juli 2007 tot wijziging van het Besluit Wfsv in verband met de premiedifferentiatie voor de Werkhervattingskas vanaf 2008 en het afschaffen van de premiedifferentiatie voor de Arbeidsongeschiktheidskas met ingang van dat jaar

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 21 mei 2007, nr. SV/WV/2007/15629, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Financiën;

Gelet op artikelen 37, tweede lid, 38, vierde lid, en 118 van de Wet financiering sociale verzekeringen;

De Raad van State gehoord (advies van 6 juni 2007, nr. W12.07.0134/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 4 juli 2007, nr. SV/WV/07/21113, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Financiën;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit Wfsv wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1. wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder verlettering van onderdeel c tot onderdeel d wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

c. Wet WIA: de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;.

B

Artikel 2.1, onderdeel d, komt te luiden:

d. de werkloosheidslasten: hetgeen op grond van artikel 104, eerste lid, van de Wfsv ten laste van een sectorfonds komt, met uitzondering van:

1°. de ziekengeldlasten;

2°. de uitkeringen die worden betaald aan zieke werklozen en die op grond van artikel 104, zevende lid, van de Wfsv, niet ten laste van een sectorfonds komen, waarbij die uitkeringen worden berekend door het aantal ziektedagen van zieke werklozen in de sector te vermenigvuldigen met het gemiddelde per dag uitbetaalde bedrag en de uitkomst te vermenigvuldigen met het bedrag van de uitkeringslasten van het sectorfonds gedeeld door het bedrag van de uitkeringslasten van het Algemeen Werkloosheidsfonds ten behoeve van werklozen met werkloosheidsuitkering uit de sector;

3°. hetgeen meer bedraagt dan het op grond van artikel 105, eerste lid, van de Wfsv vastgestelde maximum.

C

Paragraaf 2 van hoofdstuk 2 komt te luiden:

§ 2. Uniforme premie WAO

Artikel 2.5. Vaststelling percentage uniforme premie WAO
  • 1. Het percentage voor de uniforme premie, bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Wfsv, wordt vastgesteld door het totaalbedrag van hetgeen in het premiebetalingstijdvak naar verwachting op grond van artikel 117 van de Wfsv ten laste komt van de Arbeidsongeschiktheidskas, verminderd met hetgeen naar verwachting op grond van artikel 116, onderdelen b tot en met e, van de Wfsv in het premiebetalingstijdvak ten gunste komt van de Arbeidsongeschiktheidskas, te vermenigvuldigen met honderd en de uitkomst van deze berekening te delen door het totaalbedrag van de over het premiebetalingstijdvak verwachte premieplichtige loonsom en de naar verwachting in dat jaar te betalen uitkeringen, bedoeld in artikel 38a, eerste lid, van de Wfsv. Onder uitkeringen als bedoeld in de eerste zin, worden niet verstaan de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, bedoeld in hoofdstuk IIIA van de WAO, waarvan het risico van de betaling door een werkgever zelf wordt gedragen.

  • 2. Het percentage, bedoeld in het eerste lid, wordt vermeerderd of verminderd met een percentage voor zover dit nodig of mogelijk is, rekening houdend met de verplichting, bedoeld in artikel 113 van de Wfsv, betreffende het vormen en in stand houden van een voldoende reserve.

  • 3. De in het eerste lid en tweede lid bedoelde percentages worden naar beneden afgerond op twee cijfers achter de komma.

D

Paragraaf 3 van hoofdstuk 2 komt te luiden:

§ 3. Gedifferentieerde premie Werkhervattingskas

Artikel 2.6. Algemene begrippen
  • 1. In deze paragraaf wordt verstaan onder:

    a. premieplichtig loon: het loon, bedoeld in paragraaf 1 van afdeling 1 van hoofdstuk 3 van de Wfsv, waarnaar op grond van dat hoofdstuk premies worden geheven;

    b. kleine werkgever: een werkgever te wiens laste, in het tweede kalenderjaar dat aan het premiebetalingstijdvak vooraf is gegaan, een premieplichtig loon is gekomen dat gelijk is aan of minder bedraagt dan 25 maal het gemiddelde premieplichtige loon per werknemer in dat kalenderjaar;

    c. grote werkgever: een werkgever te wiens laste, in het tweede kalenderjaar dat aan het premiebetalingstijdvak vooraf is gegaan, een premieplichtig loon is gekomen dat meer bedraagt dan 25 maal het gemiddelde premieplichtige loon per werknemer in dat kalenderjaar;

    d. minimumpremie: de gedifferentieerde premie die een werkgever ten minste verschuldigd is;

    e. maximumpremie: de gedifferentieerde premie die een werkgever ten hoogste verschuldigd is.

  • 2. De inspecteur kan op aanvraag van een werkgever bij voor bezwaar vatbare beschikking vaststellen, dat die werkgever voor het premiebetalingstijdvak in afwijking van het eerste lid, onderdeel b, of het eerste lid, onderdeel c, wordt ingedeeld, indien uit door die werkgever bij de aanvraag verstrekte gegevens blijkt, dat als vaststaand mag worden aangenomen, dat het in het premiebetalingstijdvak ten laste van die werkgever komende premieplichtige loon ten minste 25% zal afwijken van 25 maal het gemiddelde premieplichtige loon per werknemer in het tweede kalenderjaar dat aan het premiebetalingstijdvak vooraf is gegaan en de omvang van het verwachte premieplichtige loon leidt tot een andere indeling. Een aanvraag als bedoeld in de eerste zin wordt ingediend uiterlijk 6 weken nadat de werkgever schriftelijk in kennis is gesteld van de door hem in het premiebetalingstijdvak verschuldigde gedifferentieerde premie, bedoeld in artikel 38 van de Wfsv.

  • 3. Het gemiddelde premieplichtige loon, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b en c, wordt vastgesteld door het UWV.

  • 4. Bij de vaststelling van het ten laste van een werkgever komende premieplichtige loon, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b en c, worden de via de werkgever betaalde arbeidsongeschiktheidsuitkeringen die op grond van artikel 117 van de Wfsv ten laste van de Arbeidsongeschiktheidskas komen en WGA-uitkeringen die op grond van artikel 117b ten laste van de Werkhervattingskas komen, buiten aanmerking gelaten.

Artikel 2.7. Rekenpercentage
  • 1. Het rekenpercentage, bedoeld in artikel 38, eerste lid, onderdeel a, van de Wfsv, is gelijk aan het gemiddelde percentage, bedoeld in artikel 38, eerste lid, onderdeel b, van de Wfsv vermeerderd of verminderd met:

    a. een percentage ter compensatie van het naar verwachting over het premiebetalingstijdvak optredende verschil tussen enerzijds de premie-inkomsten die worden verkregen indien de gedifferentieerde premie, bedoeld in artikel 38 van de Wfsv, wordt gebaseerd op het gemiddelde percentage bedoeld in artikel 38, eerste lid, onderdeel b, van de Wfsv, verminderd met de premie-inkomsten die het gevolg zijn van de opslag, bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, en anderzijds het totaalbedrag dat naar verwachting in het premiebetalingstijdvak op grond van artikel 117b van de Wfsv ten laste van de Werkhervattingskas komt, verminderd met de gelden die op grond van artikel 117a, onderdelen b en c, van de Wfsv naar verwachting ten gunste van de Werkhervattingskas komen;

    b. een percentage, voor zover dit nodig of mogelijk is, rekening houdend met de verplichting, bedoeld in artikel 113a van de Wfsv, betreffende het vormen en in stand houden van een voldoende reserve, met dien verstande dat bij de bepaling van dit percentage de opbrengst van de opslag, bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, in het premiebetalingstijdvak en in de daaraan voorafgaande kalenderjaren buiten beschouwing wordt gelaten.

  • 2. De percentages, bedoeld in het eerste lid, worden naar beneden afgerond op twee cijfers achter de komma.

Artikel 2.8. Gemiddeld percentage
  • 1. Het gemiddelde percentage, bedoeld in artikel 38, eerste lid, onderdeel b, van de Wfsv, wordt vastgesteld door het totaalbedrag van hetgeen in het premiebetalingstijdvak naar verwachting op grond van artikel 117b van de Wfsv ten laste komt van de Werkhervattingskas, verminderd met hetgeen op grond van artikel 117a, onderdelen b en c, van de Wfsv in het premiebetalingstijdvak naar verwachting ten gunste komt van de Werkhervattingkas, te vermenigvuldigen met honderd en de uitkomst van deze berekening te delen door het totaalbedrag van de over het premiebetalingstijdvak verwachte premieplichtige loonsom en de naar verwachting in dat jaar te betalen uitkeringen, bedoeld in artikel 38a, eerste lid, van de Wfsv. Onder uitkeringen als bedoeld in de eerste zin worden niet verstaan de WGA-uitkeringen waarvan het risico van de betaling wordt gedragen door een werkgever als bedoeld in artikel 40 van de Wfsv.

  • 2. De gemiddelde premie, bedoeld in het eerste lid, kan worden verhoogd met een bij ministeriële regeling vast te stellen percentage.

  • 3. De uitkomst van de deling, bedoeld in het eerste lid, wordt naar beneden afgerond op twee cijfers achter de komma.

Artikel 2.9. Berekening opslag of korting
  • 1. De opslag of korting, bedoeld in artikel 38, tweede lid, van de Wfsv, is voor alle werkgevers gelijk aan het individuele werkgeversrisicopercentage verminderd met het gemiddelde werkgeversrisicopercentage.

  • 2. Het individuele werkgeversrisicopercentage, bedoeld in het eerste lid, wordt verkregen door de som van:

    a. het totaalbedrag van de op grond van artikel 117 van de Wfsv ten laste van de Arbeidsongeschiktheidskas komende aan de werkgever toe te rekenen arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, die in het tweede kalenderjaar vóór het premiebetalingstijdvak zijn betaald aan werknemers die bij het intreden van de arbeidsongeschiktheid op grond waarvan de in het zevende lid bedoelde arbeidsongeschiktheidsuitkeringen worden toegekend, in dienstbetrekking stonden tot een werkgever, en

    b. het totaalbedrag van de op grond van artikel 117b van de Wfsv ten laste van de Werkhervattingskas komende aan de werkgever toe te rekenen WGA-uitkeringen die in het tweede kalenderjaar vóór het premiebetalingstijdvak zijn betaald aan werknemers die bij het intreden van de arbeidsongeschiktheid op grond waarvan de WGA-uitkeringen worden toegekend, in dienstbetrekking stonden tot een werkgever,

    te vermenigvuldigen met honderd en de uitkomst van deze berekening te delen door het ten laste van die werkgever komende gemiddelde premieplichtige loon per jaar, berekend over het tijdvak van vijf kalenderjaren, eindigend één jaar voor aanvang van het premiebetalingstijdvak.

  • 3. Het gemiddelde werkgeversrisicopercentage, bedoeld in het eerste lid, wordt verkregen door de som van:

    a. het totaalbedrag van de op grond van artikel 117 van de Wfsv, ten laste van de Arbeidsongeschiktheidskas komende aan werkgevers toe te rekenen arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, die in het tweede kalenderjaar vóór het premiebetalingstijdvak zijn betaald, en

    b. het totaalbedrag van de op grond van artikel 117b van de Wfsv, ten laste van de Werkhervattingskas komende aan werkgevers toe te rekenen WGA-uitkeringen, die in het tweede kalenderjaar vóór het premiebetalingstijdvak zijn betaald,

    te vermenigvuldigen met honderd en de uitkomst van deze berekening te delen door het totale gemiddelde premieplichtige loon per jaar, berekend over het tijdvak van vijf kalenderjaren eindigend één jaar voor aanvang van het premiebetalingstijdvak.

  • 4. In het tweede en derde lid wordt voor WGA-uitkeringen die zijn betaald in het kalenderjaar 2006 voor «Werkhervattingskas» gelezen «Arbeidsongeschiktheidsfonds».

  • 5. Indien een WGA-uitkering wordt toegekend direct aansluitend op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen wordt de duur van die uitkering in mindering gebracht op de periode dat de WGA-uitkering wordt toegerekend als bedoeld in het tweede en derde lid.

  • 6. Bij de berekening van het gemiddelde premieplichtig loon, bedoeld in het tweede en derde lid, worden de via de werkgever betaalde arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, bedoeld in artikel 117 van de Wfsv, en WGA-uitkeringen, bedoeld in artikel 117b van de Wfsv, buiten aanmerking gelaten.

  • 7. De arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, en derde lid, onderdeel a, betreffen de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen die zijn toegekend:

    a. aan de werknemers die op de eerste dag van de ongeschiktheid tot het verrichten van hun arbeid als bedoeld in artikel 19 van de Ziektewet tot de werkgever in dienstbetrekking stonden en terzake van die ongeschiktheid de wachttijd, bedoeld in artikel 19 van de WAO, hebben doorgemaakt;

    b. met toepassing van artikel 43a, eerste lid, onderdeel a, van de WAO nadat de arbeidsongeschiktheidsuitkering toegekend aan de werknemer, bedoeld in onderdeel a, is ingetrokken op grond van artikel 43, eerste lid, van de WAO;

    c. met toepassing van artikel 43a, eerste lid, onderdeel b, van de WAO aan de werknemer, bedoeld in onderdeel a, die aan het einde van de wachttijd ongeschikt was tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte of gebreken, maar geen recht had op toekenning van een arbeidsongeschiktheidsuitkering omdat hij niet arbeidsongeschikt was.

  • 8. De WGA-uitkeringen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, en derde lid, onderdeel b betreffen de WGA-uitkeringen die zijn toegekend:

    a. aan de werknemers die op de eerste dag van de ongeschiktheid tot het verrichten van hun arbeid als bedoeld in artikel 19 van de Ziektewet tot de werkgever in dienstbetrekking stonden en terzake van die ongeschiktheid de wachttijd, bedoeld in artikel 23 van Wet WIA, hebben doorgemaakt;

    b. aan de werknemer, bedoeld in onderdeel a, van wie het recht op een WGA-uitkering op grond van artikel 55 van de Wet WIA later dan op de eerste dag na afloop van de wachttijd of indien op die dag de uitsluitingsgrond, bedoeld in artikel 43, onderdeel b, van die wet van toepassing is, op de dag dat zich die uitsluitingsgrond niet meer voordoet, is ontstaan;

    c. aan de werknemer, bedoeld in onderdeel a, van wie het recht op een WGA-uitkering op grond van artikel 57 van de Wet WIA is herleefd.

  • 9. Indien de werknemer bij het intreden van de arbeidsongeschiktheid, bedoeld in het zevende lid, onderdeel a, of gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid, bedoeld in artikel 5 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, bij meer dan één werkgever in dienstbetrekking stond, wordt voor de toepassing van het tweede lid de arbeidsongeschiktheidsuitkering of de WGA-uitkering naar rato van de loonsom toegerekend aan die werkgevers. De arbeidsongeschiktheidsuitkering of de WGA-uitkering wordt niet toegerekend aan de werkgever bij wie de werknemer met behoud van hetzelfde loon arbeid is blijven verrichten.

  • 10. Voor de toepassing van het tweede en derde lid worden de door het UWV toegekende arbeidsongeschiktheidsuitkeringen en de vakantieuitkeringen die in de periode, bedoeld in artikel 117, eerste lid, aanhef, van de Wfsv, geheel of ten dele niet aan de werknemer zijn uitbetaald wegens het genieten van loon als bedoeld in artikel 44, derde lid, van de WAO, geacht aan de werknemer te zijn uitbetaald.

  • 11. De uitkomst van de deling, bedoeld in het tweede en derde lid, wordt naar beneden afgerond op twee cijfers achter de komma.

  • 12. De op grond van dit artikel berekende opslagen of kortingen worden vermenigvuldigd met een breuk, waarvan de teller wordt gevormd door het gemiddeld percentage, bedoeld in artikel 2.8, en de noemer door het gemiddelde werkgeversrisicopercentage, bedoeld in het derde lid.

  • 13. De uitkomst van de berekening, bedoeld in het twaalfde lid, wordt naar beneden afgerond op twee cijfers achter de komma.

Artikel 2.10. Opslag en korting bij overgang van onderneming
  • 1. In geval van overgang van een onderneming in de zin van artikel 662 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede in geval van een dergelijke overgang bij faillissement:

    a. worden bij de toepassing van artikel 2.9 de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, bedoeld in artikel 2.9, tweede lid, onderdeel a, en derde lid, onderdeel a, en de WGA-uitkeringen, bedoeld in artikel 2.9, tweede lid, onderdeel b, en derde lid, onderdeel b, die zijn of worden toegekend aan de werknemer die op de eerste dag van de ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid in dienstbetrekking stond tot de werkgever die de onderneming heeft overgedragen, toegerekend aan de werkgever die de onderneming verkrijgt; en

    b. wordt bij de toepassing van artikel 2.9 het ten laste van de werkgever die de onderneming heeft overgedragen, gekomen premieplichtig loon in enig premiebetalingstijdvak telkens opgeteld bij het premieplichtig loon van de werkgever die de onderneming verkrijgt in dat premiebetalingstijdvak, voordat het gemiddelde premieplichtig loon van laatstgenoemde werkgever wordt berekend.

  • 2. Indien slechts een deel van de onderneming overgaat, vindt het eerste lid toepassing naar rato van het deel van het totaalbedrag van premieplichtig loon in het overgegane deel van de onderneming van het totaalbedrag van premieplichtig loon in de gehele onderneming in het jaar voorafgaande aan dat van overgang.

  • 3. Tenzij de overgang plaatsvindt op 1 januari van het kalenderjaar vindt voor de werkgever die reeds de hoedanigheid van werkgever had voor het moment van overgang van de onderneming de toerekening, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en de optelling, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, eerst plaats met ingang van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin de onderneming of een deel van de onderneming is overgedragen.

Artikel 2.11. Opslag en korting bij regres en premievermindering
  • 1. Indien blijkt dat een arbeidsongeschiktheidsuitkering als bedoeld in artikel 2.9, tweede lid, onderdeel a, of een WGA-uitkering als bedoeld in artikel 2.9, tweede lid, onderdeel b, geheel of ten dele ten onrechte is toegekend, wordt bij de berekening van het individuele werkgeversrisicopercentage in het kalenderjaar waarin het besluit tot toekenning van de arbeidsongeschiktheidsuitkering of de WGA-uitkering wordt ingetrokken of herzien, het totaalbedrag, bedoeld in artikel 2.9, tweede lid, verminderd met een bedrag dat gelijk is aan het bedrag van de te veel betaalde arbeidsongeschiktheidsuitkering of WGA-uitkering.

  • 2. Indien een schadevergoeding als bedoeld in artikel 107a, tweede lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek dan wel een schadevergoeding op grond van een wettelijke regeling die daarmee naar aard en strekking overeenkomt, is ontvangen, wordt, op verzoek van de werkgever, bij de berekening van het individuele werkgeversrisicopercentage met ingang van het kalenderjaar waarin de schadevergoeding is ontvangen, gedurende een tijdvak van vijf jaren voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering en gedurende een tijdvak van tien jaren voor een WGA-uitkering, het totaalbedrag, bedoeld in artikel 2.9, tweede lid, verminderd met een compensatiebedrag.

  • 3. Het compensatiebedrag, bedoeld in het tweede lid, wordt vastgesteld door het bedrag van de arbeidsongeschiktheidsuitkering of de WGA-uitkering aan de betrokken werknemer jaarlijks gedurende vijf jaar onderscheidenlijk tien jaar te vermenigvuldigen met het getal dat is verkregen door het bedrag van de schadevergoeding, bedoeld in het tweede lid, te delen door het loon over een tijdvak van 52 weken onderscheidenlijk 104 weken. Het getal, bedoeld in de eerste zin, bedraagt niet meer dan 1.

  • 4. In afwijking van het derde lid wordt in de gevallen waarin ziekengeld wordt uitgekeerd aan de verzekerde, bedoeld in artikel 29 van de Ziektewet, het compensatiebedrag, bedoeld in het tweede lid, vastgesteld door het bedrag van de arbeidsongeschiktheidsuitkering of de WGA-uitkering aan de betrokken werknemer te vermenigvuldigen met het getal dat is verkregen door het bedrag van het ontvangen verhaal op grond van artikel 52a van de Ziektewet te delen door het aan betrokken werknemer op grond van de Ziektewet uitgekeerde ziekengeld.

  • 5. De uitkomst van de berekening, bedoeld in het derde en vierde lid, wordt naar beneden afgerond op twee cijfers achter de komma.

  • 6. Het tweede, derde en vierde lid zijn uitsluitend van toepassing in die gevallen waarin de arbeidsongeschiktheidsuitkering is ingegaan op of na 1 januari 2002.

  • 7. Bij toepassing van het tweede en derde lid wordt indien sprake is van WGA-uitkeringen waarvan het recht is ontstaan vóór 1 januari 2007 voor «tien jaren» en «tien jaar» onderscheidenlijk gelezen «vier jaren» en «vier jaar».

Artikel 2.12. Niet gedurende gehele berekeningstijdvak werkgever
  • 1. Indien een werkgever, zonder dat er sprake is van een overgang van een onderneming als bedoeld in artikel 2.10 in een of meer van de kalenderjaren van het tijdvak, bedoeld in artikel 2.9, tweede lid, niet de hoedanigheid van werkgever had, wordt bij de berekening van het individuele werkgeversrisicopercentage, bedoeld in artikel 2.9, tweede lid, het ten laste van die werkgever komende gemiddelde premieplichtige loon per jaar berekend over het aantal kalenderjaren in het tijdvak, bedoeld in artikel 2.9, tweede lid, waarin de werkgever de hoedanigheid van werkgever had, waarna het verkregen percentage wordt vermenigvuldigd met een breuk, waarvan de teller wordt gevormd door het gemiddelde werkgeversrisicopercentage, bedoeld in artikel 2.9, derde lid, en de noemer door het gemiddelde werkgeversrisicopercentage, berekend over het aantal kalenderjaren in het tijdvak, bedoeld in artikel 2.9, derde lid, waarin de werkgever de hoedanigheid van werkgever had.

  • 2. De uitkomst van de berekening, bedoeld in het eerste lid, wordt naar beneden afgerond op twee cijfers achter de komma.

Artikel 2.13. Premiepercentage startende werkgever

Voor een werkgever die, zonder dat er sprake is van een overgang van een onderneming als bedoeld in artikel 2.10, eerst in het premiebetalingstijdvak, of in het eerste of tweede kalenderjaar onmiddellijk voorafgaande aan het premiebetalingstijdvak de hoedanigheid van werkgever heeft verkregen, is het percentage van de gedifferentieerde premie, bedoeld in artikel 38 van de Wfsv:

a. indien het een kleine werkgever betreft gelijk aan het overeenkomstig artikel 2.14, tweede lid, vastgestelde percentage;

b. indien het een grote werkgever betreft gelijk aan het rekenpercentage, bedoeld in artikel 2.7.

Artikel 2.14. Minimum- en maximumpremie
  • 1. De gedifferentieerde premie, bedoeld in artikel 38 van de Wfsv, bedraagt:

    a. voor een kleine werkgever: ten minste het overeenkomstig het tweede lid vastgestelde percentage en ten hoogste drie maal het gemiddelde percentage, bedoeld in artikel 2.8;

    b. voor een grote werkgever: ten minste het verschil tussen het rekenpercentage, bedoeld in artikel 2.7, en het gemiddeld percentage, bedoeld in artikel 2.8, maar niet minder dan nihil en ten hoogste vier maal het gemiddelde percentage, bedoeld in artikel 2.8.

  • 2. De voor kleine werkgevers geldende minimale gedifferentieerde premie wordt door het UWV voor elk premiebetalingstijdvak op een zodanig percentage vastgesteld, dat de uit de heffing van deze minimaal verschuldigde premie voortvloeiende extra inkomsten naar verwachting gelijk zullen zijn aan de extra premieinkomsten die zouden worden verworven indien geen maximum zou zijn gesteld aan de door deze werkgevers verschuldigde gedifferentieerde premie, verminderd met de naar verwachting ten laste van de kleine werkgevers komende premieinkomsten ten gevolge van de voor grote werkgevers krachtens het eerste lid, onderdeel b, geldende maximale gedifferentieerde premie.

  • 3. Indien de toepassing van artikel 2.11 daartoe aanleiding geeft, wordt in afwijking van het eerste lid:

    a. voor een grote werkgever een premiepercentage van lager dan de minimumpremie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, vastgesteld;

    b. voor een kleine werkgever een premiepercentage van lager dan de minimumpremie, bedoeld in het tweede lid, vastgesteld.

  • 4. De percentages, bedoeld in het derde lid, worden naar beneden afgerond op twee cijfers achter de komma.

Artikel 2.15. Overheveling gelden Arbeidsongeschiktheidsfonds naar Werkhervattingskas

Een overheveling van gelden uit het Arbeidsongeschiktheidsfonds naar de Werkhervattingskas als bedoeld in artikel 118 van de Wfsv vindt plaats tot ten hoogste het bedrag van de WGA-uitkeringen die in een kalenderjaar ten laste van de Werkhervattingskas komen en die betrekking hebben op het jaar 2006.

E

Paragraaf 3a van hoofdstuk 2 vervalt.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2008.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 9 juli 2007

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner

De Staatssecretaris van Financiën,

J. C. de Jager

Uitgegeven de zestiende augustus 2007

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

1. Algemeen

Bij besluit van 21 augustus 2006 tot wijziging van het Besluit Wfsv met betrekking tot het stellen van regels voor het jaar 2007 voor de vaststelling van de gedifferentieerde premie ten behoeve van de Werkhervattingskas en enige andere wijzigingen (Stb. 2006, 378) is bepaald op welke manier de premiedifferentiatie voor de Werkhervattingsregeling Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (premiedifferentiatie WGA) in het jaar 2007 wordt toegepast. In het onderhavige besluit wordt de premiedifferentiatie WGA voor de jaren daarna geregeld. Ook wordt het Besluit Wfsv aangepast omdat er vanaf 2008 geen premiedifferentiatie voor de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) meer is. In dit besluit worden regels gesteld over de overheveling van gelden tussen het Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof) en de Werkhervattingskas (WHK) die nodig is in verband met de uitbetaling van WGA-uitkeringen na 2006 die betrekking hebben op 2006. In dit besluit wordt tot slot de definitie aangepast van de gelden die ten laste van het sectorfonds komen in verband met de werkloosheidsuitkering voor zieke werklozen.

Premiedifferentiatie WAO

Per januari 2008 zal er geen gedifferentieerde premie voor de WAO meer zijn. Grote en kleine werkgevers die publiek verzekerd zijn voor de WAO, betalen dan naast de basispremie Aof een uniforme premie voor de Arbeidsongeschiktheidskas (Aok). Het beëindigen van de premiedifferentiatie WAO is aan de Kamer gemeld bij brief van 20 oktober 2006 (Kamerstukken II, 2006/07, 30 800 XV, nr. 30) en vervolgens geregeld bij Koninklijk Besluit van 13 december 2006 (Stb. 2006, 699). Met betrekking tot de hiermee corresponderende wijziging van de Wfsv is op 21 mei 2007 een wetsvoorstel ingediend (Kamerstukken II 2006/07, 31 050). In dit wetsvoorstel zijn ook bepalingen opgenomen over het eigenrisicodragen WAO en Inkomensverzekering volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA).

Het beëindigen van de premiedifferentiatie WAO betekent voor het Besluit Wfsv dat in paragraaf 2 van Hoofdstuk 2 de bepalingen over de premiedifferentiatie WAO worden vervangen door een bepaling over de uniforme premie. Ook paragraaf 3 (eigenrisicodragen WAO) kan vervallen. De premiedifferentiatie WGA wordt nu geregeld in de nieuwe paragraaf 3.

Premiedifferentiatie WGA

De systematiek van de premiedifferentiatie WGA is in hoge mate gebaseerd op die van de WAO. Ook de systematiek voor de jaren na 2007 verschilt in essentie niet van die voor 2007.

Verschil is er op het punt van de lasten die in aanmerking worden genomen voor de opslag en de korting.

Voor de grote lijnen van de premiedifferentiatie WGA wordt verwezen naar de Memorie van Toelichting op de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (IWIA, Kamerstukken II 2004/05, 30 118, nr. 3) en de nota van toelichting op het Besluit Wfsv van 21 augustus 2006 (Stb. 2006, 378).

In de WGA-premie worden verdisconteerd de uitkeringslasten die ten laste komen van de WHK, de uitvoeringskosten WGA en de re-integratiekosten van de gedeeltelijk arbeidsgeschikte werknemers van publiek verzekerde werkgevers. Uitkeringslasten die ten laste komen van de WHK zijn de WGA-uitkeringen in de eerste tien uitkeringsjaren (over 2006 gedurende vier uitkeringsjaren), met uitzondering van het deel van de loonaanvulling dat meer bedraagt dan de vervolguitkering. Ook de WGA-uitkeringen voor vangnetters (personen die in de periode voorafgaand aan de WGA-uitkering ziekengeld hebben ontvangen) komen niet ten laste van de WHK. In artikel 117b, derde lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) worden ook andere WGA-uitkeringen genoemd die niet ten laste van de WHK komen.

Gemiddeld premiepercentage en rekenpercentage

Aan de hand van de voor een bepaald premiejaar te verwachten uitkeringslasten die onder de premiedifferentiatie vallen, wordt eerst een gemiddeld premiepercentage vastgesteld. De te verwachten uitkeringslasten in dat premiejaar worden afgezet tegen de verwachte premieplichtige loonsom. Op het gemiddelde premiepercentage wordt in de jaren 2007–2012 een opslag gevoegd. Het doel hiervan is de rentehobbel (het verschil tussen het rentedekkingspercentage van private verzekeringen en de omslagpremie van de publieke WGA-verzekering) te mitigeren in het kader van het gelijke speelveld tussen particuliere verzekeraars en het UWV. De hoogte van de opslag wordt jaarlijks bekend gemaakt bij ministeriële regeling.

Vervolgens wordt het gemiddelde percentage gecorrigeerd tot een rekenpercentage. Het rekenpercentage is de basis voor de premiedifferentiatie voor de individuele werkgevers. Door op het rekenpercentage een individuele opslag of korting toe te passen, komt de individuele gedifferentieerde premie voor een bepaald bedrijf voor het jaar t tot stand. In het jaar t-1 worden de opslagen en kortingen berekend op het rekenpercentage, wat leidt tot de gedifferentieerde premie voor het jaar t. De opslagen en kortingen worden berekend aan de hand van aan de werkgever toegerekende gerealiseerde lasten in het jaar t-2.

Opslag en korting

Op het rekenpercentage wordt per werkgever een individuele opslag of korting toegepast. De opslag en de korting worden bepaald op grond van het arbeidsongeschiktheidsrisico van de werkgever. Dit risico wordt bepaald door de uitkeringslasten die aan hem toegerekend worden gedurende de duur van de premiedifferentiatie. In de structurele situatie gaat het dan om de uitkeringen die gedurende tien jaar ten laste komen van de WHK. In de jaren 2008–2012 is er sprake van een overgangssituatie. Deze verschilt op twee punten van de structurele situatie.

Het eerste punt betreft het gegeven dat er aanvankelijk nog geen tien jaar WGA-lasten bekend zijn, omdat de WGA nog geen tien jaar van kracht is. Om toch tot de bepaling van het risico te kunnen komen, wordt gedurende de eerste jaren (2008–2012) ook uitgegaan van de WAO-uitkeringen die ten laste komen van de Aok. De WAO-uitkeringen die zijn ingegaan in 2005 (Ook in 2005 is nog enige instroom in de WAO geweest van circa 2000 personen waarin de ziekteperiode was aangevangen voor 1 januari 2004, maar waarin de wachttijd eindigde na 31 december 2004) komen tot en met 2010 ten laste van de Aok en worden meegeteld voor het arbeidsongeschiktheidsrisico voor de WGA in de jaren tot en met het premiejaar 2012.

Het tweede punt betreft het gegeven dat de WGA-uitkeringen in 2006 ten laste kwamen van het Aof, omdat er in 2006 nog geen gedifferentieerde WGA-premie bestond en er nog geen WHK was. Bovendien was de duur van het eigenrisicodragen en premiedifferentiatie in 2006 geen tien jaar maar vier jaar. Dit betekent dat de WGA-uitkeringen die zijn ingegaan in 2006 gedurende vier jaar meetellen voor het risicopercentage van de individuele werkgever. Omdat het in dit geval gaat om uitkeringsjaren die op iedere willekeurige datum in een jaar kunnen ingaan, heeft dit gevolgen voor vijf kalenderjaren (de jaren 2008 tot en met 2012).

De WGA-uitkeringen die zijn ingegaan in 2007 en latere jaren tellen mee voor tien jaar en zijn dus relevant voor elf kalenderjaren. In 2019 is de structurele situatie bereikt voor het risicopercentage.

Na deze overgangssituatie 2008–2012 is er een verder ingroeimodel waarbij de premiedifferentiatie voor de WGA alleen op WGA-lasten is gebaseerd. Het aantal jaren dat meetelt in de premiedifferentiatie groeit jaarlijks tot er tien jaren van instroom in de WGA worden meegenomen in de premiedifferentiatie.

In onderstaande tabel wordt dit toegelicht. In deze tabel wordt ook aangegeven welke uitkeringsjaren relevant zijn voor het berekenen van de gemiddelde premie. Hiervoor zijn namelijk relevant de uitkeringen die in het jaar t naar verwachting ten laste van de WHK komen. Ook voor de gemiddelde premie is er sprake van een ingroeimodel; de structurele situatie is bereikt in 2019.

Voor 2008 wordt de gemiddelde premie gebaseerd op de verwachte WHK-lasten als gevolg van WGA-uitkeringen die zijn ingegaan in de jaren 2006 t/m 2008. Het risicopercentage wordt gebaseerd op de in 2006 betaalde WAO uitkeringen (ingegaan in de jaren 2001 t/m 2005) ten laste van het Aok en de in 2006 betaalde WGA-uitkeringen ten laste van het Aof.

Tabel

Gemiddelde Premie %

Risico %

Jaar

aanvangsjaren van de WGA-uitkeringen

aantal kalenderjaren

Aok-lasten jaar van betaling

Whk-lasten*) jaar van betaling

aantal kalenderjaren waarvan de instroom meetelt

2008

2006–2008

3

2006

2006

6 (nl. 5 WAO, 1 WGA)

2009

2006–2009

4

2007

2007

6 (nl. 4 WAO, 2 WGA)

2010

2006–2010

5

2008

2008

6 (nl. 3 WAO, 3 WGA)

2011

2007–2011

5

2009

2009

6 (nl. 2 WAO, 4 WGA)

2012

2007–2012

6

2010

2010

6 (nl. 1 WAO, 5 WGA)

2013

2007–2013

7

2011

5 (nl. 0 WAO, 5 WGA)

2014

2007–2014

8

2012

6 (nl. 0 WAO, 6 WGA)

2015

2007–2015

9

2013

7 (nl. 0 WAO, 7 WGA)

2016

2007–2016

10

2014

8 (nl. 0 WAO, 8 WGA)

2017

2007–2017

11

2015

9 (nl. 0 WAO, 9 WGA)

2018

2008–2018

11

2016

10 (nl. 0 WAO, 10 WGA)

2019

2009–2019

11

2017

11 (nl. 0 WAO, 11 WGA)

*) Voor 2006 geldt dat de WGA-uitkeringen ten laste kwamen van het Aof.

Effecten voor de uitvoering

De effecten voor de uitvoering van dit besluit zijn marginaal. Met dit besluit op basis van de Wfsv wordt een basis gecreëerd voor het berekenen van de uniforme premie voor de Aok en is het niet meer mogelijk om eigenrisicodrager voor de WAO te worden. Bij de invoering van de Wet WIA is aan UWV budget ter beschikking gesteld voor de implementatie van het hele WIA-complex. Daaronder valt ook hetgeen met dit besluit wordt geregeld. Het effect op de uitvoeringskosten is dan ook nihil.

Gevolgen voor bedrijven: nalevingkosten, administratieve lasten en overige kosten

Met ingang van 1 januari 2008 zullen er geen gedifferentieerde premies voor de WAO meer zijn, maar zullen deze vervangen worden door een uniforme premie. De gevolgen van het afschaffen van de gedifferentieerde premies kunnen als volgt geschetst worden. De uniforme Aok-premie geldt voor zowel grote als kleine werkgevers. Voor een individueel bedrijf zal de uniforme premie niet meer afhankelijk zijn van de hoogte van het risico. In vergelijking met de situatie dat de gedifferentieerde premie blijft gehandhaafd, zal de uniforme premie voor een individueel bedrijf hoger uitvallen als het individuele werkgeversrisico lager is dan het gemiddelde risico. Daarnaast zal de uniforme premie voor een individueel bedrijf lager uitvallen als het individuele werkgeversrisico hoger is dan het gemiddelde risico. Het verschil tussen de minimale gedifferentieerde premie en de uniforme premie kan voor een grote werkgever met een nul-risico maximaal 0,4%-punt zijn (uitgaande van een uniforme premie van 0,4%) en het verschil tussen de maximale gedifferentieerde premie en de uniforme premie voor een werkgever met een hoog risico 1,2%-punt. Het totale bedrag, dat via de premies opgebracht zal worden, blijft gelijk. Verder geldt dat bij de overgang van een gedifferentieerde premie naar een uniforme premie er geen veranderingen zullen optreden in de administratieve lasten en nalevingkosten voor werkgevers.

2. Artikelsgewijs

Artikel 2.1

Bij ziekte van werklozen met een werkloosheidsuitkering wordt gedurende de eerste dertien weken de werkloosheidsuitkering doorbetaald. De werkloosheidsuitkeringen worden betaald uit de sectorfondsen gedurende deze periode maar komen op grond van artikel 104, zevende lid, van de Wfsv ten laste van het Algemeen Werkloosheidsfonds. De sectorfondsen worden hiervoor periodiek gecompenseerd. De wijziging van artikel 2.1, onderdeel d, verduidelijkt de wijze waarop de compensatie plaatsvindt. De compensatie wordt berekend op basis van het aantal ziektedagen en het gemiddelde uitkeringsbedrag, alsmede de verhouding tussen de uitkeringslasten van de sectorfondsen en van het Algemeen Werkloosheidsfonds.

Artikel 2.5

Met ingang van 2008 wordt een uniforme premie in rekening gebracht aan de werkgevers ter dekking van de arbeidsongeschiktheidslasten van de Aok. Op grond van artikel 37, eerste lid van de Wfsv stelt het UWV de uniforme premie voor de Aok vast. Volgens artikel 37, tweede lid, worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels gesteld over de wijze waarop dat percentage wordt vastgesteld.

In deze bepaling worden deze regels gesteld. Bij de vaststelling wordt in de eerste plaats uitgegaan van de te verwachten arbeidsongeschiktheidslasten die ten laste van de Aok komen, en van de bedragen die ten gunste van de Aok komen. Dit wordt afgezet tegen de te verwachten loonsom en uitkeringen waarover de premie wordt geheven. Daarnaast wordt rekening gehouden met de omvang van het vermogen van de Aok dat nodig is voor de financiering van de lasten in 2008, 2009 en in 2010. Rekening moet gehouden worden met opheffing van de Aok na 2010. Hierbij wordt aangenomen dat er in 2010 voor het laatst een Aok is, waaruit de uitkeringen worden betaald, die ingegaan zijn in 2005. Met ingang van 2011 wordt voor de WAO namelijk nog maar één premie geheven, de basispremie. Een afzonderlijke uniforme premie naast de basispremie vervalt.

Artikel 2.6

Artikel 2.6 bevat een opsomming van voor de premiedifferentiatie WGA relevante begrippen. Deze bepaling komt overeen met het op grond van dit besluit vervallen artikel 2.5, dat algemene begrippen bevatte voor de premiedifferentiatie WAO en de premiedifferentiatie WGA in het jaar 2007.

Artikel 2.7

In artikel 2.7 zijn voorschriften opgenomen voor de bepaling van het rekenpercentage voor de premiedifferentiatie WGA. Uitgangspunt voor het rekenpercentage is de gemiddelde premie. Op de gemiddelde premie wordt een correctie aangebracht, aangezien het verschil van de voor werkgevers geldende individuele premieopslagen en individuele premiekortingen niet gelijk aan nul zal zijn. De factoren die hier een rol spelen zijn onder meer de vertraging van twee jaar die optreedt bij de doorberekening van de opslag of korting, het feit dat de opslag of korting met betrekking tot een aantal werkgevers niet meer in rekening kan worden gebracht omdat deze, bijvoorbeeld ten gevolge van bedrijfsbeëindiging, inmiddels de hoedanigheid van werkgever hebben verloren, en de beperking van de opbrengst van de individuele premieopslagen die voortvloeit uit de vaststelling van een maximale gedifferentieerde premie. Daarnaast wordt de vermogenspositie betrokken in het rekenpercentage. Tot slot wordt geregeld dat de opslag wegens de rentehobbel buiten beschouwing wordt gelaten.

Deze bepaling komt grotendeels overeen met wat voorheen was geregeld in artikel 2.16a van het Besluit Wfsv. Wel is verduidelijkt dat bij de bepaling van het percentage ten behoeve van het vormen en het in stand houden van een reserve voor de WHK de opbrengst van de opslag op de gemiddelde premie in het kader van de mitigering van de rentehobbel (het verschil tussen de rentedekkingspremie van private verzekeringen en de omslagpremie van de publieke WGA-verzekering) zowel in het premiebetalingstijdvak als in de daaraan voorafgaande jaren buiten beschouwing wordt gelaten.

Artikel 2.8

In artikel 2.8 zijn voorschriften opgenomen voor de bepaling van het gemiddelde percentage voor de premiedifferentiatie WGA. Als basis daarbij geldt de uitgavenraming voor het komende premiejaar, jaar t derhalve, en de verwachte premieplichtige som. De gemiddelde premie kan worden verhoogd met een percentage ter mitigering van de rentehobbel in het kader van een gelijk speelveld tussen het UWV en particuliere verzekeraars. Het gemiddelde percentage dient als grondslag voor de berekening van het rekenpercentage. Deze bepaling komt overeen met wat voorheen was geregeld in artikel 2.16b.

Artikel 2.9

Artikel 2.9 bevat regels voor het berekenen van de opslag of de korting. De voor een werkgever geldende premie-opslag of premiekorting wordt bepaald door het gemiddelde werkgeversrisico in mindering te brengen op het individuele werkgeversrisico. Het individuele werkgeversrisico wordt bepaald door de aan een werkgever toe te rekenen uitkeringen in het tweede kalenderjaar vóór het premiejaar, afgezet tegen het ten laste van de werkgever komende gemiddelde premieplichtige loon over vijf jaren. Het gemiddelde werkgeversrisico wordt bepaald door het totaal van de ten laste van de Aok en WHK komende aan werkgevers toe te rekenen uitkeringen in het tweede kalenderjaar vóór het premiejaar, afgezet tegen het totale gemiddelde premieplichtige loon. De opslag of korting wordt vermenigvuldigd met een correctiefactor. Door de correctiefactor wordt de differentiatie tussen bedrijven gemitigeerd. Artikel 2.16c, dat met dit besluit is komen te vervallen, bevatte voor het jaar 2007 voorschriften hoe de opslag of de korting ten behoeve van de gedifferentieerde premie ten behoeve van de WHK te bepalen. Voor de bepaling van de opslag of de korting in 2007 werden alleen de ten laste van de Aok komende arbeidsongeschiktheidsuitkeringen in aanmerking genomen. Toegelicht wordt welke aanpassingen zijn aangebracht voor de situatie vanaf 2008.

Omdat er vanaf 2006 instroom in de WGA is en er dus vanaf dat tijdstip lasten bekend zijn, is in artikel 2.8 voorgeschreven dat – naast de ten laste van de Aok komende arbeidsongeschiktheidsuitkeringen – bij de bepaling van het individuele werkgeversrisicopercentage in het tweede lid en bij de bepaling van het gemiddelde werkgeversrisicopercentage in het derde lid de ten laste van de WHK komende WGA-uitkeringen in aanmerking moeten worden genomen. In het vierde lid is bepaald dat voor WGA-uitkeringen die zijn betaald in het kalenderjaar 2006 voor «Werkhervattingskas» wordt gelezen «Arbeidsongeschiktheidsfonds». Op grond van (het inmiddels vervallen) artikel 122b, achtste lid, van de Wfsv kwamen WGA-uitkeringen die zijn betaald in 2006 namelijk niet uit de WHK maar uit het Aof. Het vijfde lid schrijft voor dat, indien een WGA-uitkering wordt toegekend direct aansluitend op een IVA-uitkering, de duur van die uitkering in mindering wordt gebracht op de periode dat de WGA-uitkering, die in het tweede kalenderjaar voor het premiebetalingstijdvak is betaald, wordt toegerekend (vier jaar als het gaat om een uitkering ontstaan vóór 1 januari 2007 en tien jaar indien de uitkering is ontstaan op of na 1 januari 2007) in het kader van de berekening van het individuele werkgeversrisicopercentage en het gemiddelde werkgeversrisicopercentage. Indien het recht op een IVA-uitkering korter dan de periode van toerekening is uitgekeerd, dan wordt de WGA-uitkering nog gedurende het restant van die periode aan de werkgever toegerekend. Er start derhalve bij de toerekening van de WGA-uitkering geen nieuwe periode van toerekening. In het zevende en achtste lid is bepaald welke arbeidsongeschiktheidsuitkeringen onderscheidenlijk WGA-uitkeringen moeten worden toegerekend aan een werkgever. Voor de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen komt deze bepaling overeen met wat voorheen was geregeld in artikel 2.16c, vijfde lid. Voor de WGA-uitkeringen wordt door middel van dit besluit in het achtste lid bepaald welke uitkeringen worden toegerekend aan een werkgever. Op grond van onderdeel a worden uitkeringen toegerekend die op basis van artikel 54 van de WIA worden toegekend direct na het doorlopen van de wachttijd. Op grond van onderdeel b worden de WGA-uitkeringen waarvan het recht later is ontstaan dan op de eerste dag na afloop van de wachttijd of indien op die dag de uitsluitingsgrond, bedoeld in artikel 43, onderdeel b, van die wet van toepassing is, op de dag dat zich die uitsluitingsgrond niet meer voordoet, toegerekend aan de werkgever. In onderdeel c is bepaald dat ook de WGA-uitkeringen die op grond van artikel 57 van de WIA zijn herleefd worden toegerekend.

Zie voor de systematiek van de berekening van de opslag of de korting ook het algemeen deel van deze nota van toelichting.

Artikel 2.10

In artikel 2.10 zijn voorschriften opgenomen over de bepaling van de opslag of de korting bij overgang van een onderneming. Deze bepaling komt overeen met wat voorheen was geregeld in artikel 2.16d voor de premiedifferentiatie WGA in 2007. De arbeidsongeschiktheidsuitkeringen en WGA-uitkeringen die vóór de overdracht werden toegerekend aan de overdragende werkgever, worden voor de berekening van het individuele werkgeversrisico vanaf het moment van overdracht toegerekend aan de verkrijgende werkgever. Hetzelfde geldt ten aanzien van het ten laste van de overdragende werkgever komende gemiddelde premieplichtige loon.

Als de overgang niet heeft plaatsgevonden per 1 januari van het kalenderjaar, dan worden de uitkeringen toegerekend aan de verkrijgende werkgever en het ten laste van de overdragende werkgever gemiddelde premieplichtige loon opgeteld bij dat van de verkrijger met ingang van het jaar na de overgang. Het premiepercentage van de verkrijger in het jaar van de (gedeeltelijke) overgang verandert dus niet door de overgang. De premie wordt wel betaald over de totale loonsom van de verkrijger vanaf het moment van de (gedeeltelijke) overgang. Het premiepercentage voor de overdrager bij gedeeltelijke overdracht verandert ook niet in het jaar van de overgang; de premie wordt betaald over de resterende loonsom na de gedeeltelijke overgang. Indien slechts een deel van een onderneming overgaat, geldt het voorgaande naar rato van het deel – berekend aan de hand van het premieplichtige loon in het kalenderjaar, voorafgaande aan dat van overgang – dat het overgegane deel van de onderneming uitmaakte van de totale onderneming.

Artikel 2.11

In artikel 2.11 zijn voorschriften opgenomen over de bepaling van de opslag of de korting bij regres en premievermindering. Op grond van het eerste lid wordt bij intrekking of vermindering van de uitkering het totaalbedrag van de uitkeringen in het jaar van de intrekking of vermindering verminderd met het bedrag van de te veel betaalde uitkering voor de bepaling van het individuele werkgeversrisicopercentage. In het tweede lid is bepaald dat, op verzoek van de werkgever, het individuele werkgeversrisicopercentage door middel van een compensatiebedrag wordt verlaagd naar de mate waarin de werkgever met succes regres heeft genomen voor zijn loondoorbetalingsverplichting bij ziekte. Op grond van het derde lid wordt voor de bepaling van het compensatiebedrag het bedrag van de schadevergoeding gedeeld door het loon over een tijdvak van 52 weken voor arbeidsongeschiktheidsuitkeringen (op grond van het overgangsrecht van artikel 91b van de WAO) en 104 weken voor WGA-uitkeringen. Het loon betreft het loon dat wordt doorbetaald tijdens ziekte op grond van artikel 629a, lid 1, van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek dan wel op grond van artikel 76a, eerste lid, van de Ziektewet, alsmede de bovenwettelijke aanvullingen op dat loon op grond van bijvoorbeeld een collectieve arbeidsovereenkomst. Daarnaast bevat het zevende lid een afwijkende bepaling voor WGA-uitkeringen waarvan het recht is ontstaan vóór 1 januari 2007. Door middel van de Regeling vaststelling periode eigenrisicodragen WGA-uitkeringen is de periode van eigenrisicodragen voor WGA-uitkeringen waarvan het recht is ontstaan op of na 1 januari 2007 van vier jaar verlengd naar tien jaar. Dit betekent dat ook het tijdvak waarin voor de berekening van het individuele werkgeversrisicopercentage rekening moet worden gehouden met ontvangen schadevergoeding (in het tweede lid) is bepaald op tien jaren. Voor uitkeringen waarvan het recht is ontstaan vóór 1 januari 2007 geldt echter nog steeds een periode van vier jaar. Derhalve is bepaald dat voor deze uitkeringen in plaats van «tien jaar» «vier jaar» moet worden gelezen.

Artikel 2.12

In artikel 2.12 is geregeld op welke wijze voor een werkgever die niet gedurende het gehele premiebetalingstijdvak werkgever is het individuele werkgeversrisicopercentage wordt bepaald. Werkgevers die niet gedurende het gehele tijdvak werkgever zijn geweest of werkgevers waarvan de WAO-lasten niet gedurende het gehele tijdvak ten laste van de Aok kwamen, kunnen toch een risico hebben dat vergelijkbaar is met werkgevers waarbij dat wel het geval was. Daarom wordt een correctie toegepast. Deze bepaling komt overeen met wat voorheen was geregeld in artikel 2.16f. Het individuele werkgeversrisico wordt in dat geval vermenigvuldigd met een factor naar gelang het aantal jaren waarin de werkgever bestond.

Artikel 2.13

Artikel 2.13 bevat regels voor de bepaling van het percentage van de gedifferentieerde premie voor een startende werkgever zonder dat sprake is van een overgang van onderneming als bedoeld in artikel 2.10. Artikel 2.13 is van toepassing op zowel grote als kleine werkgevers. Voor kleine startende werkgevers is de gedifferentieerde premie op grond van onderdeel a gedurende het jaar waarin zij als werkgever optreden en gedurende de eerste twee kalenderjaren daarna, gelijk aan de voor deze categorie van werkgevers geldende minimumpremie. Voor grote startende werkgevers is het percentage van de gedifferentieerde premie op grond van onderdeel b gelijk aan het rekenpercentage. Deze bepaling komt overeen met wat voorheen was geregeld in artikel 2.16g.

Artikel 2.14

Artikel 2.14 bevat een regeling voor de bepaling van de minimum- en maximumpremie, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen grote en kleine werkgevers. De maximaal verschuldigde premie is gerelateerd aan het gemiddelde percentage, bedoeld in artikel 2.8. Voor kleine werkgevers is de maximaal verschuldigde premie drie maal de gemiddelde premie en voor grote werkgevers is de maximaal verschuldigde premie vier maal de gemiddelde premie.

Gegeven een maximumpremie is een minimumpremie nodig om het tekort dat door het maximeren ontstaat, te compenseren. Voor grote bedrijven is de minimale premie gelijk aan het verschil tussen het rekenpercentage en het gemiddelde percentage maar niet minder dan nihil, tenzij toepassing van artikel 2.11 aanleiding geeft het premiepercentage negatief vast te stellen. Op grond van het tweede lid stelt het UWV voor kleine werkgevers de minimale premie voor elk premiebetalingstijdvak zodanig vast dat de verlaagde premieopbrengst, welke voortvloeit uit het feit dat voor deze werkgevers een relatief lage maximumpremie geldt, naar verwachting wordt gecompenseerd. Voor grote werkgevers is in het derde lid, onderdeel a, bepaald dat, indien de toepassing van regres of premievermindering, bedoeld in artikel 2.11, daar aanleiding toe geeft een premie lager dan de minimumpremie van toepassing is. Voor kleine werkgevers was dit reeds bepaald in artikel 2.16h. Dit is overgenomen in het derde lid, onderdeel b.

Artikel 2.15

Op grond van (het met het wetsvoorstel vervallen) artikel 122b, achtste lid, van de Wfsv, werden WGA-uitkeringen in het jaar 2006 in plaats van uit de WHK, betaald uit het Aof. Echter, uitkeringen die weliswaar betrekking hebben op 2006, maar op een later tijdstip worden uitbetaald, worden op grond van deze regel wel uit de WHK betaald. Omdat de administratie van UWV vrijwel geheel op transactiebasis is ingericht, dat wil zeggen dat de uitkeringslasten aan een bepaald jaar worden toegerekend, is op basis van artikel 118 van de Wfsv in artikel 2.15 geregeld dat een overheveling van gelden uit het Aof naar de WHK plaatsvindt tot ten hoogste het bedrag van de WGA-uitkeringen die in een kalenderjaar ten laste van de WHK komen en die betrekking hebben op het jaar 2006.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven