Besluit van 26 juni 2007 tot wijziging van het koninklijk besluit van
9 oktober 1996, houdende aanwijzing van instellingen als bedoeld
in de artikelen 22, vierde lid, en 33, vierde lid, van de
Kernenergiewet (Stb. 528)
Wij
Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de
voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening
en Milieubeheer, gedaan mede namens Onze Ministers van Economische
Zaken en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 21 juni 2007,
nr. DJZ2007056769;
Gelet op
artikel 22, vierde lid, van de
Kernenergiewet;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
Artikel 1 van het
koninklijk besluit van 9 oktober
1996, houdende aanwijzing van instellingen als bedoeld in de artikelen
22, vierde lid, en 33, vierde lid, van de Kernenergiewet (Stb.
528), wordt als volgt
gewijzigd:
1. Onderdeel b wordt geletterd
c.
2. Er wordt een onderdeel
ingevoegd, luidende:
b. het Rijksinstituut voor
Volksgezondheid en Milieuhygiëne te
Bilthoven;.
ARTIKEL II
Dit besluit treedt in
werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het
Staatsblad waarin het wordt
geplaatst.
Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de
daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden
geplaatst.
’s-Gravenhage, 26
juni 2007
Beatrix
De Minister van
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer,
J.
M. Cramer
De
Minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid,
J. P.
H. Donner
De
Minister van Economische
Zaken,
M. J. A. van
der Hoeven
Uitgegeven de twaalfde juli 2007
De Minister van
Justitie,
E.
M. H. Hirsch
Ballin
NOTA VAN TOELICHTING
Op grond van de artikelen 22, vierde lid, en 33,
vierde lid, van de Kernenergiewet worden in bezit genomen
splijtstoffen, ertsen en radioactieve stoffen die ongeoorloofd aanwezig
werden bevonden overgedragen aan een daartoe aangewezen instelling. De
aanwijzing geschiedt bij koninklijk besluit, op voordracht van de
Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
van Economische Zaken en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Bij het koninklijk besluit van 9 oktober 1996, houdende
aanwijzing van instellingen als bedoeld in de artikelen 22, vierde lid,
en 33, vierde lid, van de Kernenergiewet (Stb.
528)1, is onder meer het Rijksinstituut voor
Volksgezondheid en Milieuhygiëne (RIVM) als zodanig aangewezen
voor het geval het radioactieve stoffen betreft (artikel 33). In dit
besluit wordt deze aanwijzing uitgebreid voor splijtstoffen en ertsen
(artikel 22). Met deze aanwijzing ontstaat een betere spreiding over
het land van instellingen waaraan in bezit genomen splijtstoffen en
ertsen kunnen worden overgedragen.
Het RIVM is ter zake
deskundig en goed geëquipeerd. De uit te voeren werkzaamheden
met betrekking tot de in bezit genomen splijtstoffen en ertsen kunnen
bij het RIVM direct in opdracht worden gegeven en tevens biedt het RIVM
de mogelijkheid tot onderzoek.
Tegen dit
besluit kan een belanghebbende binnen zes weken na de datum van
uitgifte van het Staatsblad waarin het is gepubliceerd, bezwaar maken.
Het bezwaarschrift wordt ingediend bij de Minister van
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, postbus 30945,
2500 GX Den Haag. Het bezwaarschrift wordt voorzien van de naam en het
adres van de indiener, de dagtekening, een omschrijving van het besluit
waartegen het bezwaar is gericht, en de gronden van het
bezwaar.
De Minister
van Volkshuisvesting, Ruimtelijke
Ordening en Milieubeheer,
J.
M. Cramer
XNoot
1Zoals later
gewijzigd door het koninklijk besluit van 13 november 2001 (Stb.
587).