Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatsblad 2007, 226 | Wet |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatsblad 2007, 226 | Wet |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is voorzieningen te treffen ter uitvoering van verordening (EG) nr. 1889/2005 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 oktober 2005 betreffende de controle van liquide middelen die de Gemeenschap binnenkomen of verlaten (PbEU L 309);
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
1. Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder:
a. verordening: verordening (EG) nr. 1889/2005 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 oktober 2005 betreffende de controle van liquide middelen die de Gemeenschap binnenkomen of verlaten (PbEU L 309);
b. inspecteur: de als zodanig aangewezen functionaris, bedoeld in artikel 2, derde lid, onder b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
2. Elke administratieve beslissing verband houdend met deze wet en de daarop berustende bepalingen die door de inspecteur over een bepaald geval wordt genomen en die voor een of meer personen wier identiteit bekend is of kan worden vastgesteld, rechtsgevolgen heeft, wordt aangemerkt als een beschikking in de zin van de wettelijke bepalingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a, van de Douanewet.
1. Bevoegde autoriteit in de zin van artikel 2, onderdeel 1, van de verordening is de inspecteur.
2. Bij een door de inspecteur verrichte controle van natuurlijke personen, hun bagage en hun vervoermiddelen op de voet van artikel 4, eerste lid, van de verordening, alsmede bij een door hem verrichte inbewaringneming van liquide middelen op de voet van artikel 4, tweede lid, van de verordening, zijn artikel 14 van het Communautair douanewetboek, alsmede hoofdstuk 2, paragrafen 2 en 3, en de artikelen 23, 27 en 29 van de Douanewet, van overeenkomstige toepassing. De inspecteur past zijn in de vorige volzin bedoelde bevoegdheden in dit verband slechts toe voorzover dat redelijkerwijs voor de controle op de naleving van de in artikel 3 van de verordening bedoelde aangifteplicht nodig is.
1. De aangifte, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de verordening, wordt schriftelijk gedaan.
2. De identiteit van de aangever wordt vastgesteld met behulp van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.
3. Bij regeling van Onze Minister van Financiën:
a. wordt een aangifteformulier vastgesteld;
b. worden regels gesteld omtrent de bij de uitvoering van de verordening:
1°. in aanmerking te nemen wisselkoers ter bepaling van de tegenwaarde in euro’s van liquide middelen als bedoeld in artikel 2, onderdeel 2, van de verordening, waarvan het bedrag is uitgedrukt in een andere valuta;
2°. in aanmerking te nemen waarde van verhandelbare instrumenten aan toonder als bedoeld in artikel 2, onderdeel 2, onder a, van de verordening.
4. Bij regeling van Onze Minister van Financiën kunnen, in afwijking van het eerste lid, regels worden gesteld op grond waarvan de in artikel 3, eerste lid, van de verordening bedoelde aangifte langs elektronische weg kan worden gedaan.
1. Een beslissing tot inbewaringneming van liquide middelen op de voet van artikel 4, tweede lid, van de verordening wordt door de inspecteur schriftelijk genomen. De schriftelijke beslissing wordt aangemerkt als een beschikking in de zin van de wettelijke bepalingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a, van de Douanewet. De bekendmaking van de beschikking geschiedt hetzij aan de natuurlijke persoon die niet aan de aangifteplicht uit hoofde van artikel 3 van de verordening heeft voldaan, hetzij, indien deze persoon onbekend is, in het openbaar volgens bij regeling van Onze Minister van Financiën te stellen regels.
2. De beschikking vermeldt welke gegevens in strijd met de aangifteplicht niet, onvolledig of onjuist zijn verstrekt en verwijst naar de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het zevende lid.
3. De inspecteur is bevoegd de inbewaringneming van de liquide middelen te doen voortduren zolang de nodige gegevens, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de verordening, ontbreken.
4. De inbewaringneming van de liquide middelen wordt beëindigd door strafrechtelijke inbeslagneming of door een schriftelijke beslissing van de inspecteur. Een schriftelijke beslissing van de inspecteur als bedoeld in de eerste volzin wordt aangemerkt als een beschikking in de zin van de wettelijke bepalingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a, van de Douanewet. Het eerste lid, derde volzin, is met betrekking tot deze beschikking van overeenkomstige toepassing.
5. De beschikking, bedoeld in het vierde lid, vermeldt het tijdstip van beëindiging van de inbewaringneming van de liquide middelen en vermeldt voorts dat deze nog tot en met het kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin de in het vierde lid bedoelde beschikking is bekendgemaakt, ter uitkering door de inspecteur aan een rechthebbende beschikbaar blijven voorzover de liquide middelen niet strekken tot voldoening van kosten als bedoeld in het zevende lid.
6. Indien liquide middelen die beschikbaar blijven in de zin van het vijfde lid niet voor afloop van het kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin de in het vierde lid bedoelde beschikking is bekendgemaakt, aan een rechthebbende zijn uitgekeerd, wordt hetzij het bedrag daarvan, hetzij – voorzover de liquide middelen geen Nederlandse wettige betaalmiddelen zijn – de verkoopopbrengst daarvan opgenomen in de consignatiekas. Artikel 9, tweede tot en met zesde lid, van de Wet op de consignatie van gelden blijft buiten toepassing.
7. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen gevallen worden vastgesteld waarin de kosten verbonden aan een inbewaringneming van liquide middelen op de voet van artikel 4, tweede lid, van de verordening, geheel of gedeeltelijk dienen te worden vergoed door de natuurlijke persoon die niet aan de aangifteplicht uit hoofde van artikel 3 van de verordening heeft voldaan. Heffing en invordering van te vergoeden kosten geschieden overeenkomstig de wettelijke regels voor de heffing, onderscheidenlijk invordering, van kosten van ambtelijke werkzaamheden als bedoeld in artikel 35 van de Douanewet.
1. Degene die uit hoofde van artikel 3 van de verordening verplicht is tot het doen van aangifte en deze aangifte niet, onvolledig of onjuist doet, wordt gestraft met geldboete van de derde categorie.
2. Degene die een der in het eerste lid omschreven feiten opzettelijk begaat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.
3. De in het eerste lid bedoelde verplichting wordt aangemerkt als een bij de belastingwet gestelde verplichting en de in het eerste en tweede lid strafbaar gestelde feiten worden aangemerkt als bij de belastingwet strafbaar gestelde feiten, een en ander als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Artikel 76, derde lid, onder e, van die wet is met betrekking tot de in het eerste en tweede lid van dit artikel strafbaar gestelde feiten niet van toepassing.
Indien het bij koninklijke boodschap van 1 juni 2006 ingediende voorstel van wet houdende algehele herziening van de douanewetgeving (Algemene douanewet) (Kamerstukken II 2005/06, 30 580), tot wet is of wordt verheven en in werking is getreden of treedt, wordt deze wet ingetrokken, nadat die wet is gewijzigd als volgt:
A. Aan hoofdstuk 3 wordt na artikel 3:1 toegevoegd:
1. De aangifte, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van verordening (EG) nr. 1889/2005 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 oktober 2005 betreffende de controle van liquide middelen die de Gemeenschap binnenkomen of verlaten (PbEU L 309) (verordening), wordt schriftelijk gedaan.
2. De identiteit van de aangever wordt vastgesteld met behulp van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.
3. Bij regeling van Onze Minister van Financiën:
a. wordt een aangifteformulier vastgesteld;
b. worden regels gesteld omtrent de bij de uitvoering van de verordening:
1°. in aanmerking te nemen wisselkoers ter bepaling van de tegenwaarde in euro’s van liquide middelen als bedoeld in artikel 2, onderdeel 2, van de verordening, waarvan het bedrag is uitgedrukt in een andere valuta;
2°. in aanmerking te nemen waarde van verhandelbare instrumenten aan toonder als bedoeld in artikel 2, onderdeel 2, onder a, van de verordening.
4. Bij regeling van Onze Minister van Financiën kunnen, in afwijking van het eerste lid, regels worden gesteld op grond waarvan de in artikel 3, eerste lid, van de verordening bedoelde aangifte langs elektronische weg kan worden gedaan.
1. Een beslissing tot inbewaringneming van liquide middelen op de voet van artikel 4, tweede lid, van verordening (EG) nr. 1889/2005 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 oktober 2005 betreffende de controle van liquide middelen die de Gemeenschap binnenkomen of verlaten (verordening) wordt door de inspecteur schriftelijk genomen. De schriftelijke beslissing wordt aangemerkt als een beschikking. De bekendmaking daarvan geschiedt hetzij aan de natuurlijke persoon die niet aan de aangifteplicht uit hoofde van artikel 3 van de verordening heeft voldaan, hetzij, indien deze persoon onbekend is, in het openbaar volgens bij regeling van Onze Minister van Financiën te stellen regels.
2. De beschikking vermeldt welke gegevens in strijd met de aangifteplicht niet, onvolledig of onjuist zijn verstrekt en verwijst naar de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het zevende lid.
3. De inspecteur is bevoegd de inbewaringneming van de liquide middelen te doen voortduren zolang de nodige gegevens, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de verordening, ontbreken.
4. De inbewaringneming van de liquide middelen wordt beëindigd door strafrechtelijke inbeslagneming of door een schriftelijke beslissing van de inspecteur. Een schriftelijke beslissing van de inspecteur als bedoeld in de eerste volzin wordt aangemerkt als een beschikking. Het eerste lid, derde volzin, is met betrekking tot deze beschikking van overeenkomstige toepassing.
5. De beschikking, bedoeld in het vierde lid, vermeldt het tijdstip van beëindiging van de inbewaringneming van de liquide middelen en vermeldt voorts dat deze nog tot en met het kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin de in het vierde lid bedoelde beschikking is bekendgemaakt, ter uitkering door de inspecteur aan een rechthebbende beschikbaar blijven voorzover de liquide middelen niet strekken tot voldoening van kosten als bedoeld in het zevende lid.
6. Indien liquide middelen die beschikbaar blijven in de zin van het vijfde lid niet voor afloop van het kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin de in het vierde lid bedoelde beschikking is bekendgemaakt, aan een rechthebbende zijn uitgekeerd, wordt hetzij het bedrag daarvan, hetzij – voorzover de liquide middelen geen Nederlandse wettige betaalmiddelen zijn – de verkoopopbrengst daarvan opgenomen in de consignatiekas. Artikel 9, tweede tot en met zesde lid, van de Wet op de consignatie van gelden blijft buiten toepassing.
7. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen gevallen worden vastgesteld waarin de kosten verbonden aan een inbewaringneming van liquide middelen op de voet van artikel 4, tweede lid, van de verordening, geheel of gedeeltelijk dienen te worden vergoed door de natuurlijke persoon die niet aan de aangifteplicht uit hoofde van artikel 3 van de verordening heeft voldaan. Heffing en invordering van te vergoeden kosten geschieden overeenkomstig de wettelijke regels voor de heffing, onderscheidenlijk invordering, van kosten van ambtelijke werkzaamheden als bedoeld in artikel 1:19.
B. Aan artikel 10:1 wordt na het derde lid toegevoegd:
4. Degene die uit hoofde van artikel 3 van verordening (EG) nr. 1889/2005 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 oktober 2005 betreffende de controle van liquide middelen die de Gemeenschap binnenkomen of verlaten (verordening) verplicht is tot het doen van aangifte en deze aangifte niet, onvolledig of onjuist doet, wordt gestraft met geldboete van de derde categorie.
5. Degene die een der in het vierde lid omschreven feiten opzettelijk begaat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.
6. Met betrekking tot de in het vierde en vijfde lid strafbaar gestelde feiten is artikel 10:15, derde lid, onder e, niet van toepassing.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
histnootDe Staatssecretaris van Financiën,
J. C. de Jager
Uitgegeven de achtentwintigste juni 2007
De Minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2007-226.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.