Besluit van 8 januari 2007 tot wijziging van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden in verband met de regeling van de tijdelijke vervanging van leden van de provinciale staten en de gemeenteraden wegens zwangerschap en bevalling of ziekte

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 16 november 2006, 2006-0000374422, CZW/ WVOB;

Gelet op artikel 93 van de Provinciewet en artikel 95 van de Gemeentewet;

De Raad van State gehoord (advies van 7 december 2006, nr. W04.060500/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 20 december 2006, nr. 2006-0000411556;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 1 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1a

  • 1. De artikelen 2 tot en met 4 en 6a tot en met 12 van dit besluit zijn van overeenkomstige toepassing op het lid van provinciale staten aan wie ingevolge artikel X 10 van de Kieswet tijdelijk ontslag is verleend wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, met dien verstande dat:

    a. de onkostenvergoeding die dit lid op grond van artikel 2, derde of vierde lid, ontvangt, de helft bedraagt van het bedrag dat op grond van die bepalingen van toepassing is;

    b. indien door provinciale staten toepassing is gegeven aan artikel 4, dit lid een uitkering ontvangt voor alle vergaderingen die gedurende het tijdelijk ontslag plaatsvinden of hebben plaatsgevonden.

  • 2. Een tijdelijk ontslag als bedoeld in artikel X 10 van de Kieswet wordt niet aangemerkt als beëindiging van het lidmaatschap van provinciale staten als bedoeld in artikel 7, tweede en derde lid, en als aftreden als bedoeld in artikel 8.

B

Aan artikel 8 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Dit artikel is niet van toepassing op een lid van provinciale staten dat is benoemd in de plaats die is opengevallen als gevolg van het tijdelijk ontslag van een lid van provinciale staten wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, ingevolge artikel X 12 van de Kieswet.

C

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Dit artikel is niet van toepassing op een lid van provinciale staten dat is benoemd in een plaats die is opengevallen als gevolg van het tijdelijk ontslag van een lid van provinciale staten wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, ingevolge artikel X 12 van de Kieswet.

ARTIKEL II

Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 1 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1a

  • 1. De artikelen 2 tot en met 13 van dit besluit zijn van overeenkomstige toepassing op het lid van de raad aan wie ingevolge artikel X 10 van de Kieswet tijdelijk ontslag is verleend wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, met dien verstande dat:

    a. de onkostenvergoeding die dit lid op grond van artikel 2, derde of vierde lid, ontvangt, de helft bedraagt van het bedrag dat op grond van die bepalingen van toepassing is;

    b. indien door de raad toepassing is gegeven aan artikel 4, dit lid een uitkering ontvangt voor alle vergaderingen die gedurende het tijdelijk ontslag plaatsvinden of hebben plaatsgevonden.

  • 2. Een tijdelijk ontslag als bedoeld in artikel X 10 van de Kieswet wordt niet aangemerkt als aftreden als bedoeld in de artikelen 7 en 9 en als beëindiging van het raadslidmaatschap als bedoeld in artikel 8, tweede lid.

B

Aan artikel 9 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Dit artikel is niet van toepassing op een lid van de raad dat is benoemd in de plaats die is opengevallen als gevolg van het tijdelijk ontslag van een lid van de raad wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, ingevolge artikel X 12 van de Kieswet.

C

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Dit artikel is niet van toepassing op een lid van de raad dat is benoemd in een plaats die is opengevallen als gevolg van het tijdelijk ontslag van een lid van de raad wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, ingevolge artikel X 12 van de Kieswet.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 11 oktober 2006.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 8 januari 2007

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes

Uitgegeven de achttiende januari 2007

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

De wet van 7 september 2006 houdende regeling van de tijdelijke vervanging van leden van de Tweede Kamer en Eerste Kamer der Staten-Generaal, de provinciale staten en de gemeenteraden wegens zwangerschap en bevalling of ziekte (Stb. 418) (hierna: de wet) regelt de tijdelijke vervanging van genoemde volksvertegenwoordigers. De wet regelt daarbij tevens de rechtspositionele voorzieningen in verband met de tijdelijke vervanging van leden van de Tweede Kamer en Eerste Kamer der Staten-Generaal. Dat betreft zowel de aanspraken van het vervangen lid als van diegene die als tijdelijke vervanger wordt aangesteld.

De rechtspositionele aanspraken van leden van provinciale staten en van de gemeenteraad zijn geregeld in het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden en in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. Deze rechtspositiebesluiten worden met dit besluit in lijn met de wet aangepast om te voorzien in de rechtspositionele aanspraken in verband met de vervangingsregeling voor raads- en statenleden.

Er is een schatting gemaakt van de meerkosten als gevolg van het gebruik van de vervangingsregeling. Voor diegene die vervangen wordt, geldt dat de materiële financiële positie nagenoeg gelijk is aan de rechtspositie die hij had als lid van het vertegenwoordigend orgaan. Men kan dus stellen dat de meerkosten bestaan uit de rechtspositionele aanspraken van het lid dat tijdelijk als vervanger fungeert. Voor het lid dat tijdelijk als vervanger is benoemd, is de aan het lidmaatschap verbonden rechtspositie van toepassing.

Naar aanleiding van een steekproef bij een aantal gemeenten wordt geschat dat in een gemeente vervanging zich gemiddeld één keer zal voordoen per mandaatperiode. Op basis daarvan is becijferd dat de totale jaarlijkse kosten voor gemeente € 300.000 bedragen. Voor provincies wordt naar analogie uitgekomen op een jaarbedrag van € 12.000. Voor deze bedragen zullen het gemeentefonds en het provinciefonds worden gecompenseerd. Twee jaar na inwerkingtreding van dit besluit zal het gebruik van de vervangingsregeling worden geëvalueerd zodat de kosten meer accuraat kunnen worden vastgesteld.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A en artikel II, onderdeel A

Voor het vervangen lid is het uitgangspunt van de wet dat de materiële of financiële rechtspositie van de tijdelijk ontslagen volksvertegenwoordiger zoveel mogelijk gelijk moet zijn aan de rechtspositie die hij had als lid van het vertegenwoordigend orgaan. Dit uitgangspunt wordt nu ook verwoord in genoemde rechtspositiebesluiten voor de raads- en statenleden. Dit betekent dat de vergoeding voor de werkzaamheden volledig wordt doorbetaald. Op overeenkomstige wijze als bij leden van de Tweede Kamer en de Eerste Kamer worden voor de periode van de vervanging de vaste onkostenvergoeding toegekend voor de helft van het geldende bedrag. Overweging daarbij is dat deze vergoedingen voor een deel zien op uitgaven met een doorlopend karakter. Dat betreft bijvoorbeeld uitgaven voor abonnementen, contributies en dergelijke. Ook de regeling voor het gebruik van computerapparatuur wordt gedurende de vervangingsperiode onverkort gecontinueerd. De desbetreffende verordeningen zijn dan ook van overeenkomstige toepassing op de tijdelijk ontslagen volksvertegenwoordiger en hoeven niet te worden aangepast.

Reis- en verblijfkosten zijn direct verbonden aan de daadwerkelijke uitoefening van het lidmaatschap en deze kosten zullen gedurende de periode van tijdelijk ontslag niet worden gemaakt. Daartoe strekkende vergoedingen (voor statenleden) blijven derhalve achterwege.

Artikel II, onderdelen B en C en artikel II, onderdelen B en C

Voor degene die tijdelijk de volksvertegenwoordiger vervangt, geldt dat deze persoon ook wat betreft de materiële rechtspositie voor de duur van de vervanging een volwaardig lid van het vertegenwoordigende orgaan zal zijn. Dit betekent dat het tijdelijk lid van de raad of de staten op gelijke voet als de overige leden recht heeft op aanspraken als de vergoeding voor de werkzaamheden en de onkostenvergoedingen. In zoverre zijn de regels omtrent de rechtspositie onverkort van toepassing. Dit uitgangspunt geldt echter niet voor de voor volksvertegenwoordigers geldende wachtgeldaanspraken. Gezien de voorzienbaar beperkte periode waarin de vervanger het lidmaatschap van het vertegenwoordigende orgaan bekleedt, is het niet wenselijk om de vervanger in aanmerking te doen komen voor een uitkering bij aftreden. De mogelijkheid voor gemeenten en provincies om een uitkering te regelen voor raads- en statenleden en om een collectieve verzekering af te sluiten waarbij wordt voorzien in de opbouw van een ouderdomspensioen en in geldelijke voorzieningen bij invaliditeit en overlijden geldt daarom niet voor leden die als vervanger zijn aangesteld.

Artikel III

Raads- en statenleden kunnen sinds de inwerkingtreding van de wet gebruikmaken van de mogelijkheid van tijdelijke vervanging wegens zwangerschap en bevalling of ziekte. Met het oog hierop werkt dit besluit terug tot en met de datum van inwerkingtreding van de wet.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven