Wet van 16 mei 2007 tot vaststelling van tijdelijke regels voor mediaconcentraties en enige daarmee verband houdende wijzigingen in de Mediawet en de Mededingingswet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat voorkomen moet worden dat concentraties in de mediasector tot aantasting van de pluriformiteit leiden; dat mediaondernemingen niettemin voldoende mogelijkheden moeten kunnen benutten om zich multimediaal te ontwikkelen; dat het daarom wenselijk is tijdelijk regels te stellen voor mediaconcentraties;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Paragraaf 1. Begripsbepalingen en reikwijdte

Artikel 1

Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

b. mediaconcentratie: een concentratie als bedoeld in de artikelen 27 en 28 van de Mededingingswet, waarbij in ieder geval twee of meer natuurlijke personen of rechtspersonen betrokken zijn, die ieder voor zich zeggenschap over een of meer ondernemingen hebben die een of meer dagbladen uitgeven of televisieprogramma’s of radioprogramma’s uitzenden, bestemd voor het publiek in Nederland;

c. zeggenschap: zeggenschap als bedoeld in artikel 26 van de Mededingingswet;

d. dagblad: een op papier gedrukte uitgave van een persorgaan, die ten minste vijf keer per week verschijnt;

e. televisieprogramma: een televisieprogramma als bedoeld in artikel 1, onder h, van de Mediawet;

f. radioprogramma: een radioprogramma als bedoeld in artikel 1, onder j, van de Mediawet;

g. uitzenden van een programma: het uitzenden van een programma als bedoeld in artikel 1, onderdeel n, van de Mediawet;

h. mededingingsautoriteit: de Nederlandse Mededingingsautoriteit, genoemd in artikel 2 van de Mededingingswet;

i. raad: de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit;

j. Commissariaat: het Commissariaat voor de Media, genoemd in artikel 9 van de Mediawet.

Paragraaf 2. Niet toegestane mediaconcentraties

Artikel 2

  • 1. In zoverre in afwijking van de paragrafen 2 tot en met 4 van Hoofdstuk 5 van de Mededingingswet is het verboden een mediaconcentratie tot stand te brengen:

    a. als het gebruikersmarktaandeel na de mediaconcentratie meer dan vijfendertig procent op de gebruikersmarkt voor dagbladen bedraagt; of

    b. die, in het geval dat de mediaconcentratie betrekking heeft op een combinatie van twee of drie van de gebruikersmarkten voor dagbladen, televisieprogramma’s of radioprogramma’s, tot resultaat heeft dat de opgetelde gebruikersmarktaandelen op de betrokken gebruikersmarkten meer dan negentig procent bedragen.

  • 2. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de wijze waarop de gebruikersmarkten voor dagbladen, televisieprogramma’s en radioprogramma’s, alsmede de gebruikersmarktaandelen worden vastgesteld.

Artikel 3

  • 1. Als een melding als bedoeld in artikel 34 van de Mededingingswet betrekking heeft op een mediaconcentratie, beslist de raad in afwijking van artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet, binnen vier weken na ontvangst van de melding of door de concentratie een situatie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a of b, ontstaat.

  • 2. Bij een beslissing dat door de mediaconcentratie geen situatie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a of b ontstaat, doet de raad tevens de in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet bedoelde mededeling.

  • 3. Van een beschikking als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

Artikel 4

  • 1. Bij algemene maatregel van bestuur worden de gegevens aangewezen die voor de toepassing van deze wet bij een melding als bedoeld in artikel 34 van de Mededingingswet dienen te worden verstrekt.

  • 2. De artikelen 35, tweede tot en met vierde lid, en 38 van de Mededingingswet zijn van overeenkomstige toepassing op de verstrekking van gegevens als bedoeld in het eerste lid en de termijn, bedoeld in artikel 3, eerste lid.

Paragraaf 3. Toezicht en bestuursrechtelijke handhaving

Artikel 5

Voor het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn hoofdstuk 6 en paragraaf 1 van hoofdstuk 8 van de Mededingingswet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6

Bij overtreding van artikel 2 zijn de artikelen 74 en 76 en paragraaf 3 van hoofdstuk 8 van de Mededingingswet van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf 4. Rechtsbescherming

Artikel 7

Op besluiten ter uitvoering van deze wet is artikel 93 van de Mededingingswet van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf 5. Mediamonitor

Artikel 8

  • 1. Het Commissariaat onderzoekt ontwikkelingen ten aanzien van concentraties en financieel-economische omstandigheden op de nationale en internationale mediamarkten en de gevolgen daarvan voor de pluriformiteit en onafhankelijkheid van de informatievoorziening.

  • 2. Het Commissariaat rapporteert jaarlijks over zijn bevindingen aan Onze Minister.

  • 3. Het Commissariaat maakt zijn bevindingen openbaar, met uitzondering van gegevens die naar hun aard vertrouwelijk zijn.

Paragraaf 6. Overige bepalingen

Artikel 9

  • 1. Alvorens beslissingen te nemen over de toepassing van artikel 2 vraagt de raad advies aan het Commissariaat.

  • 2. Met het oog op een doelmatige en doeltreffende uitvoering van deze wet, over de wijze van behandeling van aangelegenheden van wederzijds belang en over het verzamelen van informatie ten behoeve daarvan maken de raad en het Commissariaat afspraken.

  • 3. De artikelen 90 en 91 van de Mededingingswet zijn van overeenkomstige toepassing op gegevens of inlichtingen die in verband met enige werkzaamheid ten behoeve van de uitvoering van deze wet door de raad of het Commissariaat zijn verkregen.

Artikel 10

  • 1. Onze Minister van Economische Zaken oefent de in de artikelen 5c, eerste, derde en vierde lid, 5d, eerste lid, en 5e, tweede lid, van de Mededingingswet aan hem toegekende taken en bevoegdheden ten aanzien van de raad uit na overleg met Onze Minister, voor zover die taken en bevoegdheden betrekking hebben op werkzaamheden van de raad ter uitvoering van deze wet.

  • 2. Artikel 5e, eerste lid, van de Mededingingswet is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van Onze Minister voor zover het betreft de uitvoering van deze wet.

Paragraaf 7. Wijziging van andere wetten

Artikel 11

De Mediawet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 71b wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eind van onderdeel a wordt na de puntkomma ingevoegd: of.

2. De puntkomma aan het eind van onderdeel b wordt vervangen door een punt.

3. De onderdelen c tot en met e vervallen.

B

Artikel 71c, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eind van onderdeel a wordt na de puntkomma ingevoegd: of.

2. De puntkomma aan het eind van onderdeel b wordt vervangen door een punt.

3. De onderdelen c en d vervallen.

C

Artikel 71d vervalt.

Artikel 12

In artikel 90 van de Mededingingswet wordt «en de Gaswet» vervangen door:, de Gaswet en de Tijdelijke wet mediaconcentraties.

Paragraaf 8. Slotbepalingen

Artikel 13

Onze Minister zendt in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken vóór 1 mei 2009 aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Artikel 14

Indien het bij koninklijke boodschap van 8 april 2005 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Mededingingswet als gevolg van de evaluatie van die wet (Kamerstukken II, 2004/05, 30 071, nrs. 1–2) tot wet wordt verheven en in werking treedt, wordt deze wet als volgt gewijzigd:

A

In artikel 5 wordt «en paragraaf 1 van Hoofdstuk 8» vervangen door: en de paragrafen 1 en 1b van Hoofdstuk 8.

B

In artikel 6 wordt «de artikelen 74 en 76» vervangen door: de artikelen 74, 75a en 76.

Artikel 15

  • 1. Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2010, tenzij bij koninklijk besluit een later tijdstip wordt vastgesteld waarop deze wet vervalt.

  • 2. Op het tijdstip waarop deze wet vervalt, wordt in artikel 90 van de Mededingingswet «, de Gaswet en de Tijdelijke wet mediaconcentraties» vervangen door: en de Gaswet.

Artikel 16

Deze wet wordt aangehaald als: Tijdelijke wet mediaconcentraties.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te

’s-Gravenhage, 16 mei 2007

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R. H. A. Plasterk

Uitgegeven de twaalfde juni 2007

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XHistnoot

Kamerstuk 30 921

Naar boven