Besluit van 4 juni 2007 tot wijziging van het Besluit bedragen aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 2 april 2007, nr. 5476352/07/6, Directie Wetgeving, mede namens Onze Minister van Financiën;

Gelet op artikel 22 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen;

De Raad van State gehoord (advies van 11 april 2007, nr. W03.07.0088/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 24 mei 2007, nr. 5485818/07/6, Directie Wetgeving, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Financiën;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit bedragen aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2

  • 1. De som waarvoor de verzekering van aansprakelijkheid, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de wet, voor een motorrijtuig ten minste moet zijn gesloten, bedraagt:

    a. voor schade aan personen € 5.000.000 per gebeurtenis;

    b. voor schade aan zaken € 1.000.000 per gebeurtenis.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder a, bedraagt voor een motorrijtuig dat is ingericht tot het vervoer van meer dan acht personen, de bestuurder daaronder niet begrepen, de verzekerde som ten minste € 10.000.000 per gebeurtenis.

B

In artikel 2a wordt «€ 6.806.703» vervangen door: € 10.000.000.

C

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. De zinsnede «schade, toegebracht aan goederen» wordt vervangen door: schade aan zaken.

2. «€ 13.600» wordt vervangen door: €  40.000.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de wet tot wijziging van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen en de Wet op het financieel toezicht ter implementatie van de vijfde richtlijn motorrijtuigenverzekering in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 4 juni 2007

Beatrix

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Uitgegeven de zevende juni 2007

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Dit besluit strekt tot aanpassing van het Besluit bedragen aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen en is voorgedragen mede namens de Minister van Financiën. Het geeft de bedragen weer, waartoe de in de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (Wam) bedoelde verzekering minimaal dekking moet bieden. Aanpassing van dit besluit vloeit voort uit de totstandkoming van richtlijn nr. 2005/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 11 mei 2005 houdende wijziging van de richtlijnen 72/166/EEG, 84/5/EEG, 88/357/EEG en 90/232/EEG van de Raad en richtlijn 2000/26/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verzekering tegen wettelijke aansprakelijkheid waartoe deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven (PbEU L 149), hierna te noemen: de vijfde Wam-richtlijn.

Artikel 2 van de vijfde Wam-richtlijn, waarbij artikel 1 van de uit 1984 daterende tweede Wam-richtlijn opnieuw is vastgesteld, bevat in het tweede lid de bedragen waartoe de verzekering minimaal dekking moet bieden. Voor schade aan personen is het minimumbedrag van de dekking verhoogd van € 350.000 tot € 1.000.000 per slachtoffer. In plaats daarvan kunnen lidstaten ook opteren voor de mogelijkheid een bedrag te hanteren van minimaal € 5.000.000 per gebeurtenis, ongeacht het aantal slachtoffers (oorspronkelijk € 500.000). Voor schade aan zaken is het minimumbedrag van € 100.000 verhoogd tot € 1.000.000 per gebeurtenis, ongeacht het aantal slachtoffers.

De mogelijkheid die de tweede Wam-richtlijn lidstaten bood om één minimum totaalbedrag per ongeval te hanteren voor schade aan personen en schade aan zaken tezamen (oorspronkelijk € 600.000), is vervallen. Nederland maakte tot nu toe van die mogelijkheid gebruik en hanteerde daarbij een minimum totaalbedrag van € 907.560 per gebeurtenis.

Zoals uit het bovenstaande moge blijken, was aanpassing noodzakelijk van de in Nederland geldende bedragen, zoals vervat in bovengenoemd besluit. Hierbij is gebruik gemaakt van de optie die de richtlijn biedt, om een minimumbedrag per gebeurtenis te hanteren. In geval van schade aan personen is in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van het besluit gekozen voor het door de richtlijn voorgeschreven minimumbedrag van € 5.000.000 per gebeurtenis. Voor een motorrijtuig dat is ingericht tot het vervoer van meer dan acht personen is dit bedrag echter vastgesteld op minimaal € 10.000.000 per gebeurtenis. Voor de regering is de bescherming van slachtoffers van verkeersongevallen van wezenlijk belang. Die bescherming is echter slechts reëel als het met de aansprakelijkheidslimiet gemoeide bedrag ook verzekerbaar is. Indien zou zijn gekozen voor de optie die de richtlijn geeft van € 1.000.000 per slachtoffer, dan zou in geval van een ongeval met een motorrijtuig dat is ingericht tot het vervoer van meer dan acht personen (vooral grote bussen) de mogelijke schadelast zeer hoog kunnen zijn. Dat kan tot verzekeringsproblemen leiden. Bij de keuze voor € 10.000.000 per gebeurtenis is getracht tussen deze twee belangen een balans te vinden.

Gelet op het bovenstaande is de afzonderlijke verzekerde som per zitplaats voor motorrijtuigen ingericht tot het vervoer van meer dan acht personen, zoals die was opgenomen in artikel 2, tweede lid, van het besluit, vervallen.

Voor schade aan zaken wordt conform de richtlijn in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van het besluit, het bedrag van € 1.000.000 per gebeurtenis gehanteerd.

In artikel 2a van het besluit is het bedrag neergelegd waartoe een motorrijtuig met een maximaal toelaatbaar gewicht van meer dan 3500 kilogram, minimaal verzekeringsdekking moet hebben voor schade waartoe een gevaarlijke stof aan boord van dat motorrijtuig aanleiding kan geven. Dit bedrag komt bovenop de minimaal te verzekeren bedragen voor gewone verkeersschade. Het sinds 1997 geldende bedrag van minimaal € 6.806.703 is aangepast aan de sindsdien plaatsgevonden hebbende inflatie en naar boven afgerond op minimaal € 10.000.000 per gebeurtenis. Opgemerkt zij dat laatstgenoemd bedrag een totaalbedrag is voor zowel schade aan personen als voor schade aan zaken.

Voor schade aan zaken die toebehoren aan personen vervoerd krachtens een vergunning als bedoeld in artikel 4 van de Wet personenvervoer 2000, gold ingevolge artikel 3 van het besluit een bedrag van € 13.600 per gebeurtenis. Dit uit 1972 daterende bedrag is eveneens aangepast aan de sedertdien plaatsgevonden hebbende geldontwaarding en is vastgesteld op € 40.000 per gebeurtenis.

Het Verbond van Verzekeraars kan zich in de bovengenoemde bedragen vinden.

Wat betreft de financiële consequenties van de aanpassing van de verzekerde bedragen wijst een voorzichtige schatting van het Centrum voor Verzekeringsstatistiek uit dat dit aanleiding kan geven tot een extra schadelast van € 15 tot € 20 miljoen op jaarbasis. Dat is ongeveer 0,7 tot 0,9 procent van de totale Wam-premie-inkomsten. Hierbij dient te worden bedacht dat veel Nederlandse verzekeraars nu al dekkingen van € 2 of € 2,5 miljoen in hun polissen opnamen in plaats van het oude minimumbedrag van € 907.560. De feitelijke stijging van de premies zou derhalve lager kunnen uitvallen.

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven