Wet van 10 april 2007, houdende wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 ter implementatie van richtlijn nr. 2003/59/EG (vakbekwaamheid bestuurders)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat richtlijn nr. 2003/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 juli 2003 (PbEU L 226) betreffende de vakbekwaamheid en de opleiding en nascholing van bestuurders van bepaalde voor goederen- en personenvervoer over de weg bestemde voertuigen, tot wijziging van verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad en richtlijn nr. 91/439/EEG van de Raad en tot intrekking van richtlijn nr. 76/914/EEG van de Raad noodzaakt tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wegenverkeerswet 1994 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 121, eerste lid, wordt de zinsnede «alsmede ter zake van de kosten die verband houden met de afgifte van rijbewijzen door de Dienst Wegverkeer, waarvoor de aanvraag bij de burgemeester is ingediend.» vervangen door: , de kosten die verband houden met de afgifte van rijbewijzen door de Dienst Wegverkeer, waarvoor de aanvraag bij de burgemeester is ingediend alsmede terzake van de kosten die verband houden met het registreren van getuigschriften als bedoeld in artikel 151c, eerste lid, en met de registratie van certificaten als bedoeld in artikel 151g, vierde lid.

B

Na artikel 124 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 124a

  • 1. Een overeenkomstig artikel 151g, derde lid, op het rijbewijs vermeld getuigschrift van vakbekwaamheid of getuigschrift van nascholing en een in artikel 151g, vierde lid, bedoeld certificaat, kan door de instantie die het getuigschrift onderscheidenlijk het certificaat heeft afgegeven ongeldig worden verklaard indien na afgifte blijkt dat:

    a. het getuigschrift onderscheidenlijk het certificaat is afgegeven op grond van door de houder verschafte onjuiste gegevens en het niet zou zijn afgegeven indien de onjuistheid van die gegevens ten tijde van de afgifte bekend zou zijn geweest;

    b. het getuigschrift onderscheidenlijk het certificaat kennelijk abusievelijk aan de houder is afgegeven.

  • 2. De ongeldigverklaring van het getuigschrift of certificaat is van kracht met ingang van de zevende dag na die waarop het besluit tot ongeldigverklaring aan de houder van het getuigschrift onderscheidenlijk het certificaat is bekend gemaakt.

  • 3. Zodra de ongeldigverklaring van een getuigschrift of van een certificaat van kracht is geworden, levert de houder van een getuigschrift het rijbewijs in bij de instantie die belast is met de afgifte van rijbewijzen en levert de houder van een certificaat dat document in bij de instantie die het ongeldig heeft verklaard.

  • 4. Onverminderd het eerste lid en artikel 151g, vierde lid, verliest het certificaat zijn geldigheid:

    a. door het onbevoegd daarin aanbrengen van wijzigingen, of

    b. door het overlijden van de houder.

  • 5. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de wijze van bekendmaking van de ongeldigverklaring van een getuigschrift of certificaat, de vernieuwing van rijbewijzen na ongeldigverklaring van het daarop vermelde getuigschrift en omtrent de wijze van inlevering van een ongeldig verklaard certificaat.

C

In artikel 126, tweede lid, wordt na «gegevens omtrent» ingevoegd: de rijvaardigheid en geschiktheid van de aanvrager, omtrent de aanvraag van rijbewijzen, omtrent afgegeven rijbewijzen, omtrent de op het rijbewijs te vermelden getuigschriften van vakbekwaamheid en getuigschriften van nascholing, omtrent afgegeven certificaten als bedoeld in artikel 151g, vierde lid,.

D

Na artikel 151a wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK VIIA. VAKBEKWAAMHEID BESTUURDERS GOEDEREN- EN PERSONENVERVOER OVER DE WEG

§ 1. Algemene bepalingen
Artikel 151b

Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. richtlijn vakbekwaamheid bestuurders: de bij ministeriële regeling aangewezen richtlijn;

b. bestuurder: degene die vervoer over de weg verricht met een voertuig dat behoort tot een categorie waarop de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders van toepassing is en die:

1°. ingezetene is van een lidstaat van de Europese Unie, dan wel

2°. ingezetene is van een land buiten de Europese Unie en werkzaam is voor een binnen de Europese Unie gevestigde onderneming;

c. basiskwalificatie: het opleidings- en kennisniveau dat de in de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders aangewezen onderwerpen en praktische vaardigheden omvat;

d. getuigschrift van vakbekwaamheid: document dat dient als bewijs dat de houder de basiskwalificatie heeft behaald;

e. nascholing: periodiek opleidingstraject dat in de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders aangewezen onderwerpen en praktische vaardigheden omvat;

f. getuigschrift van nascholing: een document dat dient als bewijs dat de houder de nascholing met goed gevolg heeft voltooid;

g. aangewezen exameninstantie: persoon of instelling als bedoeld in artikel 151f, eerste lid;

h. erkend opleidingscentrum: opleidingscentrum als bedoeld in artikel 151f, tweede lid;

i. gewone verblijfplaats: de verblijfplaats zoals omschreven in artikel 14, derde lid, van verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 december 1985 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer (PbEG L 370).

§ 2. Getuigschrift van vakbekwaamheid en getuigschrift van nascholing
Artikel 151c
  • 1. Het is verboden als bestuurder op te treden zonder te beschikken over een ingevolge de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders vereist geldig getuigschrift.

  • 2. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor bestuurders die in de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders zijn vrijgesteld van de verplichting tot het behalen van de basiskwalificatie.

  • 3. Een door de bevoegde autoriteit van een lidstaat van de Europese Unie overeenkomstig de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders aan een bestuurder afgegeven rijbewijs of kwalificatiekaart bestuurder, voorzien van de in die richtlijn bedoelde communautaire code, geldt als een ingevolge die richtlijn vereist getuigschrift indien de code zijn geldigheid nog niet heeft verloren.

  • 4. Een in artikel 151b, onderdeel b, onder 2°, bedoelde bestuurder die beschikt over de volgende documenten, voldoet aan de ingevolge de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders gestelde vereisten:

    a. indien hij goederenvervoer over de weg verricht: een bestuurdersattest als bedoeld in verordening (EEG) nr. 881/92 van de Raad van Europese Gemeenschappen van 26 maart 1992 betreffende de toegang tot de markt van het goederenvervoer over de weg in de Gemeenschap van of naar het grondgebied van een lidstaat of over het grondgebied van meer lidstaten (PbEG L 95);

    b. indien hij personenvervoer over de weg verricht: een nationaal certificaat waarvan de lidstaten van de Europese Unie de geldigheid op hun grondgebied onderling erkennen.

Artikel 151d
  • 1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ter uitvoering van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders regels worden gesteld omtrent:

    a. een stelsel van basiskwalificatie;

    b. een stelsel van nascholing.

  • 2. Bij de in het eerste lid bedoelde regels kan in elk geval worden bepaald dat:

    a. een bestuurder die het getuigschrift van vakbekwaamheid heeft behaald, bedoeld in richtlijn nr. 96/26/EG van de Raad van de Europese Unie van 29 april 1996 inzake de toegang tot het beroep van ondernemer van goederen-, respectievelijk personenvervoer over de weg, nationaal en internationaal, en inzake wederzijdse erkenning van diploma’s, certificaten en andere titels ter vergemakkelijking van de uitoefening van het recht van vrije vestiging van bedoelde vervoersondernemers (PbEG L 124), is vrijgesteld van bij die regels bepaalde examens tot het verkrijgen van het getuigschrift van vakbekwaamheid;

    b. een bestuurder die kan aantonen in Nederland een opleiding van ten minste zes maanden tot het verkrijgen van een getuigschrift van vakbekwaamheid te volgen, op Nederlands grondgebied voor ten hoogste drie jaar is vrijgesteld van de verplichting over een getuigschrift van vakbekwaamheid te beschikken.

Artikel 151e
  • 1. Toegang tot een examen gericht op het behalen van een getuigschrift van vakbekwaamheid of tot de opleiding gericht op het behalen van het getuigschrift van nascholing heeft degene die aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gestelde eisen voldoet.

  • 2. Voor toegang tot een examen gericht op het behalen van een getuigschrift van vakbekwaamheid is het bezit van het overeenkomstige rijbewijs niet vereist.

Artikel 151f
  • 1. Een examen gericht op het behalen van de basiskwalificatie wordt afgelegd bij een bij ministeriële regeling aangewezen persoon of instelling, die onder zijn verantwoordelijkheid voor onderdelen van dat examen anderen kan inschakelen.

  • 2. Nascholing wordt georganiseerd door een door de aangewezen exameninstantie voor het verrichten van nascholing erkend opleidingscentrum.

  • 3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over:

    a. de taken, bevoegdheden en werkwijze van de aangewezen exameninstantie;

    b. de wijze waarop erkenning als opleidingscentrum geschiedt;

    c. de eisen waaraan voldaan moet worden om de erkenning als opleidingscentrum te verkrijgen en te behouden.

  • 4. Nascholing georganiseerd door een erkend opleidingscentrum behoeft de certificering van de aangewezen exameninstantie.

  • 5. De in het vierde lid bedoelde certificering vindt plaats indien de nascholing voldoet aan de bij ministeriële regeling te stellen regels.

Artikel 151g
  • 1. Een bestuurder behaalt de basiskwalificatie in Nederland indien:

    a. hij ingezetene is van een lidstaat van de Europese Unie en in Nederland zijn gewone verblijfplaats heeft, of

    b. hij ingezetene is van een land buiten de Europese Unie en werkzaam is voor een in Nederland gevestigde onderneming of beschikt over een tewerkstellingsvergunning als bedoeld in de Wet arbeid vreemdelingen.

  • 2. Een bestuurder kan de nascholing in Nederland volgen indien hij in Nederland zijn gewone verblijfplaats heeft of in Nederland werkzaam is, dan wel in een andere lidstaat van de Europese Unie indien hij aldaar werkzaam is.

  • 3. Een bestuurder die in Nederland de basiskwalificatie behaalt of de nascholing met goed gevolg voltooit en houder is van een Nederlands rijbewijs ontvangt het daarbij behorende getuigschrift van vakbekwaamheid dan wel het getuigschrift van nascholing in de vorm van vermelding van de in de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders bedoelde communautaire code naast de overeenkomstige rijbewijscategorieën op het rijbewijs.

  • 4. Een bestuurder die in Nederland de basiskwalificatie behaalt of de nascholing met goed gevolg voltooit en op dat moment geen houder is van een in Nederland afgegeven geldig rijbewijs ontvangt als bewijs daarvan een certificaat, met een geldigheidsduur gelijk aan die van een getuigschrift van vakbekwaamheid onderscheidenlijk een getuigschrift van nascholing, dat hij kan gebruiken om bij een bevoegde autoriteit van een lidstaat van de Europese Unie een verzoek in te dienen om op een door die lidstaat aan de desbetreffende bestuurder afgegeven of nog af te geven rijbewijs of kwalificatiekaart bestuurder de in de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders bedoelde de communautaire code te vermelden.

  • 5. Op een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen wijze wordt door de aangewezen exameninstantie in het in artikel 126 bedoelde register geregistreerd dat een bestuurder die houder is van een Nederlands rijbewijs de basiskwalificatie heeft behaald onderscheidenlijk met goed gevolg de nascholing heeft voltooid.

  • 6. Een erkend opleidingscentrum meldt op een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen wijze aan de aangewezen exameninstantie welke onderdelen van de nascholing een bestuurder met goed gevolg heeft voltooid.

  • 7. Een in het derde lid bedoeld getuigschrift wordt afgegeven door de aangewezen exameninstantie en uitgereikt door degene die belast is met de afgifte van rijbewijzen.

  • 8. Het in het vierde lid bedoelde certificaat wordt afgegeven en uitgereikt door de aangewezen exameninstantie en door deze instantie geregistreerd in het in artikel 126 bedoelde register.

Artikel 151h

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent:

a. de vermelding op het rijbewijs van de communautaire code, bedoeld in de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders;

b. het in overeenstemming met de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders vastgestelde tijdschema dat een bestuurder moet volgen bij de nascholing;

c. de certificering bedoeld in artikel 151f, vijfde lid;

d. het model voor een certificaat als bedoeld in artikel 151g, vierde lid;

e. de wijze waarop een bestuurder die in een van de andere lidstaten van de Europese Unie de basiskwalificatie heeft behaald of de nascholing met goed gevolg heeft voltooid door middel van de daarbij behorende bewijsstukken, afgegeven door bevoegde autoriteiten van die lidstaten, via de aangewezen exameninstantie een aanvraag kan indienen om in Nederland een getuigschrift als bedoeld in artikel 151g, derde lid, te verkrijgen;

f. de wijze waarop de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten van de Europese Unie via de aangewezen exameninstantie geautoriseerde informatie kunnen verkrijgen over de door een bestuurder in Nederland behaalde basiskwalificatie en over een door hem in Nederland geheel of gedeeltelijk met goed gevolg voltooide nascholing;

g. het model voor een nationaal certificaat als bedoeld in artikel 151c, vierde lid, onderdeel b, de afgifte en de kosten van een dergelijk certificaat en de wijze waarop de erkenning van nationale certificaten die zijn afgegeven door andere lidstaten van de Europese Unie tot stand komt;

h. de mate waarin en de wijze waarop de aangewezen exameninstantie in verband met de haar in dit hoofdstuk opgedragen taken toegang heeft tot het in artikel 126 bedoelde register.

Artikel 151i
  • 1. De houder van een getuigschrift van vakbekwaamheid of een getuigschrift van nascholing dat zijn geldigheid heeft verloren doordat het niet binnen de in de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders bedoelde termijn na afgifte is aangevuld met een met goed gevolg voltooide nascholing kan een nieuw getuigschrift van nascholing verwerven door de nascholing met goed gevolg te voltooien.

  • 2. De houder van een certificaat als bedoeld in artikel 151g, vierde lid, dat zijn geldigheid heeft verloren doordat het niet binnen de op het certificaat vermelde periode van geldigheid is gebruikt om de in de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders bedoelde communautaire code op een rijbewijs of een kwalificatiekaart bestuurder te laten vermelden, kan een nieuw certificaat verwerven door de nascholing met goed gevolg te voltooien.

Artikel 151j

Het is verboden voor het verkrijgen van een overeenkomstig artikel 151g, derde lid, op het rijbewijs vermeld getuigschrift of een in artikel 151g, vierde lid, bedoeld certificaat opzettelijk onjuiste opgaven te doen, onjuiste inlichtingen te verschaffen en onjuiste bewijsstukken en andere bescheiden over te leggen.

Artikel 151k

Een wijziging van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders gaat voor de toepassing van hoofdstuk VIIA gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven.

E

In artikel 176, derde lid, wordt na «138,» ingevoegd: 151j,.

F

Artikel 177, eerste lid, onderdeel a, wordt als volgt gewijzigd:

1. Na «124, vierde lid,» wordt ingevoegd: 124a, derde lid,.

2. Na «150, tweede lid,» wordt ingevoegd: 151c, eerste lid,.

G

In artikel 186, eerste lid, wordt na «hoofdstuk VI» ingevoegd «van deze wet en van hoofdstuk VI van de Wet geluidhinder» en wordt «krachtens die paragrafen of dat hoofdstuk» vervangen door: krachtens die paragrafen of die hoofdstukken.

H

Er wordt na artikel 186 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 186a

  • 1. De verplichting, bedoeld in artikel 151c, eerste lid, geldt voor een bestuurder van:

    a. een voertuig waarvoor een rijbewijs van een van de categorieën D1, E bij D1, D of E bij D, bedoeld in artikel 3 van richtlijn nr. 91/439/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 juli 1991 betreffende het rijbewijs (PbEG L 237), of een als gelijkwaardig erkend rijbewijs vereist is: met ingang van 10 september 2008;

    b. een voertuig waarvoor een rijbewijs van een van de categorieën C1, E bij C1, C of E bij C, bedoeld in artikel 3 van de in onderdeel a genoemde richtlijn, of een als gelijkwaardig erkend rijbewijs vereist is: met ingang van 10 september 2009.

  • 2. Een wijziging van de in het eerste lid, onderdeel a, genoemde richtlijn en van de in artikel 151b, onderdeel a, bedoelde richtlijn vakbekwaamheid bestuurders gaat voor de toepassing van dit artikel gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven.

ARTIKEL II

Artikel 1, onderdeel b, van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 komt te luiden:

b. rijonderricht:

1°. onderricht in het besturen van motorrijtuigen, gericht op het bijbrengen van de rijvaardigheid en geschiktheid om aan het verkeer deel te nemen als bestuurder van een motorrijtuig, waarvoor een rijbewijs wordt gevorderd, met uitzondering van bijscholing;

2°. onderricht ter bevordering van de vakbekwaamheid van bestuurders, bedoeld in hoofdstuk VIIA van de Wegenverkeerswet 1994, uitgevoerd door middel van een motorrijtuig;

ARTIKEL IIA

In de wet van 18 april 2002 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 met betrekking tot de rijvaardigheid en rijbevoegdheid (Stb. 250), wordt artikel I, onderdeel X, als volgt gewijzigd:

1. In artikel 117, eerste lid, vervalt de zinsnede: overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regels.

2. Artikel 117, vijfde lid, komt te luiden:

  • 5. Een internationaal rijbewijs is, gerekend vanaf de dag van afgifte, geldig gedurende een tijdvak waarvan de duur bepaald wordt door de eisen die daaromtrent zijn opgenomen in de in het derde lid genoemde verdragen, met dien verstande dat indien de aanvrager in het bezit is van een op zijn naam gesteld rijbewijs of een hem door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland afgegeven rijbewijs waarvan de resterende geldigheidsduur korter is dan het hiervoor bedoelde tijdvak, het internationale rijbewijs vanaf de dag van afgifte geldig is tot de dag waarop dat eerder aan hem afgegeven rijbewijs zijn geldigheid verliest.

3. In artikel 117, zesde lid, wordt de zinsnede «worden nadere regels vastgesteld» vervangen door: kunnen nadere regels worden vastgesteld.

ARTIKEL IIB

De wet van 2 november 2006 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en enkele verwante wetten op een aantal punten van uiteenlopende aard (Stb. 616), wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I, onderdeel O, onder 1, komt te luiden:

1. In het eerste lid wordt na «artikel 22» ingevoegd: , 25a.

B

Artikel I, onderdeel T, vervalt.

C

Artikel I, onderdeel Y, komt te luiden:

Y

In artikel 71 wordt de zinsnede «Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur» vervangen door: Bij regeling van Onze Minister.

D

Artikel I, onderdeel Ak, onder 1, komt te luiden:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet, met uitzondering van de hoofdstukken IA, IB en IC, zijn belast de in artikel 159 bedoelde personen en de bij besluit van Onze Minister aangewezen personen, voor zover bij dat besluit is bepaald. Zij beschikken daartoe over de in artikel 160, vierde lid, genoemde bevoegdheid met betrekking tot het vervoeren van personen en over de bevoegdheid, genoemd in artikel 160, vijfde lid.

E

Artikel I, onderdeel Akb, vervalt.

ARTIKEL IIC

In artikel II, onderdeel C, van de wet van 26 november 1998, houdende goedkeuring en uitvoering van het op 9 september 1996 te Straatsburg tot stand gekomen Verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart (Trb. 1996, 293) wordt de zinsnede «artikel 24» vervangen door: artikel 29.

ARTIKEL III

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te

’s-Gravenhage, 10 april 2007

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C. M. P. S. Eurlings

Uitgegeven de tiende mei 2007

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XHistnoot

Kamerstuk 30 827

Naar boven