Besluit van 23 april 2007 tot wijziging van het Boetebesluit socialezekerheidswetten met betrekking tot de minimum hoogte van de boete alsmede de afronding van de bedragen van de boete

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 27 maart 2007, Directie Sociale Verzekeringen, nr. SV/R&s/07/11377;

Gelet op de artikelen 20a, zevende lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, 20a, zevende lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, 27a, zevende lid, van de Werkloosheidswet, 38, vierde lid, 38a, zesde lid en 45a, zevende lid van de Ziektewet, 29a, zevende lid van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, 91, zevende lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, 48, zevende lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, 40, zevende lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, 14a, zevende lid, van de Toeslagenwet, 17c, zevende lid, van de Algemene Ouderdomswet, 39, zevende lid, van de Algemene nabestaandenwet en 17a, zevende lid, van de Algemene Kinderbijslagwet;

De Raad van State gehoord (advies van 5 april 2007, nr. W12.07.0077/III);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 18 april 2007, Directie Sociale Verzekeringen, nr. SV/R&S/07/13713;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I. WIJZIGING BOETEBESLUIT SOCIALEZEKERHEIDSWETTEN

Het Boetebesluit socialezekerheidswetten wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel p wordt «7:16, eerste lid, van de Wet arbeid en zorg» vervangen door: 3:16, eerste lid, onderdeel o, en 3:27, eerste lid, onderdeel m, van de Wet arbeid en zorg.

2. In onderdeel r vervalt «65, eerste lid, van de Abw,» en wordt «7:15, eerste en tweede lid, van de Wet arbeid en zorg» vervangen door: 3:16, eerste lid, onderdeel g, en 3:27, eerste lid, onderdeel f, van de Wet arbeid en zorg.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «€ 45» vervangen door: € 52.

2. In het tweede lid wordt «€ 11» vervangen door: € 10.

3. In het derde lid wordt «€ 45» vervangen door: € 52.

C

Artikel 2b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «€ 68» vervangen door: € 70.

2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «€ 227» vervangen door: € 230.

3. In het eerste lid, onderdelen c en d, en het tweede lid wordt «€ 454» vervangen door: € 455.

D

Aan artikel 5 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Het Boetebesluit socialezekerheidswetten, zoals dat luidde voor 1 juli 2007, blijft van toepassing op de niet of niet behoorlijke nakoming van de inlichtingenverplichting die voorafgaat aan die datum, tenzij de beschikking waarbij de boete wordt opgelegd wordt genomen op of na die datum en sindsdien een gunstiger boete geldt.

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2007.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 23 april 2007

Beatrix

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. Aboutaleb

Uitgegeven de tiende mei 2007

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

1. Aanleiding en uitgangspunten

Het onderhavige besluit bevat enkele wijzigingen van het Boetebesluit socialezekerheidswetten. Dat besluit bevat op zijn beurt nadere regels met betrekking tot de hoogte van op te leggen bestuurlijke boeten op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), de Werkloosheidswet (WW), de Ziektewet (ZW), de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ), de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (WAJONG), de Toeslagenwet (TW), de Algemene Ouderdomswet (AOW), de Algemene nabestaandenwet (Anw), de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) en de Wet arbeid en zorg. De onderhavige wijzigingen zien enerzijds op de afronding van de in het Boetebesluit socialezekerheidswetten genoemde boetebedragen en anderzijds op de hoogte van de minimaal op te leggen boete uit oogpunt van indexering.

Afronding boetebedragen

Voor de invoering van de euro werkte de uitvoering met werkgevers- en werknemersboeten, die op «ronde» bedragen waren afgerond. Met de invoering van de euro zijn de bedragen in het Boetebesluit socialezekerheidswetten omgezet in eurobedragen. In het onderhavige besluit wordt de bepaling over de afronding van de bedragen van de werknemersboeten herzien door deze boetebedragen naar boven in plaats van op een veelvoud van € 11, op een veelvoud van € 10 af te ronden. Ook worden de bedragen van de werkgeversboeten gewijzigd door deze naar boven op nul of vijf te stellen. De inflatiecorrectie, die overigens niet is doorberekend, is wel reden voor afronding naar boven. Op deze wijze kunnen de werkgevers- en werknemersboeten weer op «ronde» bedragen worden vastgesteld. Dit is beter werkbaar voor de uitvoering bij het berekenen van werknemersboeten.

Indexering minimumboete

De minimumboete van € 45 geldt onveranderd sinds de inwerkingtreding van het Boetebesluit socialezekerheidswetten per 1 januari 2001. Dit is reden om het bedrag te indexeren. Dit is vanaf 2001 per jaar berekend op basis van het afgeleide consumentenprijsindexcijfer (CPI) voor alle huishoudens tot 2006 en berekend op een bedrag van € 52.

2. Financiële gevolgen

De totale financiële gevolgen zijn marginaal.

3. Toetsing op uitvoerbaarheid en toezichtbaarheid

Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: het UWV) en de Sociale verzekeringsbank (hierna: de SVB) hebben in hun uitvoeringstoetsen aangegeven dat de voorgestelde wijzigingen met betrekking tot indexering van de minimumboete en afronding van boetebedragen goed uitvoerbaar zijn. De IWI heeft geen aanleiding gezien tot het maken van opmerkingen met betrekking tot de toezichtbaarheid.

4. Inwerkingtreding

Het onderhavige besluit treedt per 1 juli 2007 in werking.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

Dit onderdeel betreft technische aanpassingen die nog samenhangen met de intrekking van de Algemene bijstandswet alsmede met het vervallen per 1 juni 2005 van hoofdstuk 7 van de Wet arbeid en zorg.

Onderdeel B

Op grond van dit onderdeel wordt in artikel 2, eerste en derde lid, de minimumboete verhoogd van € 45 naar € 52. In het tweede lid van dat artikel wordt bepaald dat boetebedragen zullen worden afgerond op een veelvoud van € 10 in plaats van € 11.

In verband met deze aanpassing zal ook het bedrag van € 45, genoemd in artikel 4, eerste lid, van de Regeling betaling, terugvordering en tenuitvoerlegging van boeten en onverschuldigde betalingen worden verhoogd tot € 52. Daarmee wordt bewerkstelligd dat de minimumboete direct verrekenbaar blijft met een lopende uitkering.

Onderdeel C

Ook dit onderdeel ziet op afronding van de boetebedragen.

Onderdeel D

Dit onderdeel betreft het overgangsrecht. De wijzigingen van dit besluit hebben eerbiedigende werking. Dat wil zeggen dat zij slechts zien op niet of niet behoorlijke nakoming van de inlichtingenverplichting voor zover die heeft plaatsgevonden op of na de dag van inwerkingtreding van het onderhavige wijzigingsbesluit.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2007. Voor deze datum is gekozen zodat het UWV en de SVB een implementatietermijn van drie maanden hebben nadat de tekst van het voorgestelde besluit door de ministerraad is goedgekeurd.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. Aboutaleb


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven