Besluit van 31 maart 2006, houdende regels inzake de verstrekking van subsidies ten behoeve van de productie van elektriciteit door middel van warmtekrachtkoppeling

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 26 januari 2007, nr. WJZ 7009538;

Gelet op artikel 72m, tweede en derde lid, van de Elektriciteitswet 1998;

De Raad van State gehoord (advies van 22 februari 2007, nr. W10.07.0023/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van 28 maart 2007, nr. WJZ 7037417;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Algemeen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. wet: de Elektriciteitswet 1998;

b. bedrag per kWh: het ingevolge artikel 4, tweede lid, vastgestelde bedrag.

Artikel 2

Ter stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie verstrekt de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet op aanvraag een subsidie voor de productie van elektriciteit die is opgewekt door middel van installaties voor warmtekrachtkoppeling, genoemd in de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 4, tweede lid, om de extra kosten die gepaard gaan met het vermijden van negatieve externe effecten door het verminderen van emissies van kooldioxide geheel of gedeeltelijk te compenseren.

Artikel 3

  • 1. De subsidie, bedoeld in artikel 2, wordt niet verstrekt indien de productie-installatie op 1 januari van het kalenderjaar waarop de subsidie betrekking heeft, langer dan 10 jaar geleden in gebruik is genomen, tenzij die installatie na die datum gerenoveerd is.

  • 2. Van renovatie is sprake indien een krachtbron van een installatie, een eenheid of een gasmotor is gerenoveerd voor een bedrag dat tenminste de helft bedraagt van de nieuwbouwkosten van die krachtbron op het moment van renoveren.

§ 2. Subsidiebedrag en subsidiabele periode

Artikel 4

  • 1. De subsidie bedraagt het bedrag per kWh vermenigvuldigd met het aantal kWh dat correspondeert met het aantal aan de producent uitgegeven certificaten voor elektriciteit opgewekt door warmtekrachtkoppeling, die aantonen dat de producent met zijn productie-installatie een hoeveelheid elektriciteit heeft opgewekt en op een Nederlands net of een Nederlandse installatie heeft ingevoed en die zijn uitgegeven in de voor subsidie in aanmerking komende periode.

  • 2. Onze Minister stelt, na overleg met Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij ministeriële regeling de hoogte vast van het bedrag per kWh ter stimulering van de milieukwaliteit ten behoeve van de productie van elektriciteit door middel van warmtekrachtkoppeling, welke hoogte kan verschillen afhankelijk van de verschillende categorieën producenten en de verschillende categorieën productie-installaties.

  • 3. De certificaten, bedoeld in het eerste lid, zijn op een bij ministeriële regeling te bepalen wijze gerelateerd aan de mate van vermindering van de uitstoot van kooldioxide door de producent.

  • 4. Het bedrag per kWh blijft gedurende de voor subsidie in aanmerking komende periode ongewijzigd.

Artikel 5

  • 1. De subsidie wordt ten hoogste verstrekt voor het aantal kWh dat correspondeert met het aantal aan de producent uitgegeven certificaten voor elektriciteit opgewekt door warmtekrachtkoppeling die de producent bij zijn aanvraag heeft geraamd, maar ten hoogste voor 1000 GWh per jaar.

  • 2. Onze Minister stelt, na overleg met Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij ministeriële regeling nadere regels ten aanzien van de raming, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 6

De hoogte van het jaarlijks vast te stellen subsidieplafond, bedoeld in artikel 72n, eerste lid, van de wet wordt bepaald door middel van een berekening waarbij het bedrag per kWh wordt vermenigvuldigd met 110 procent van het te verwachten aantal uit te geven certificaten als bedoeld in artikel 4, eerste lid, in dat jaar.

Artikel 7

  • 1. De voor subsidie in aanmerking komende periode is de termijn die aanvangt op het in de beschikking tot subsidieverlening aangegeven tijdstip en eindigt op de laatste dag van het desbetreffende kalenderjaar, met dien verstande dat een aanvang voorafgaand aan het tijdstip van ontvangst van de aanvraag niet mogelijk is.

  • 2. In afwijking van het eerste lid is aanvang van de voor subsidie in aanmerking komende periode voorafgaand aan het tijdstip van ontvangst van de aanvraag mogelijk indien aanvragen om subsidie binnen één maand na de inwerkingtreding van dit besluit worden ingediend.

§ 3. Aanvraag en beslissing op de aanvraag

Artikel 8

  • 1. Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van een formulier, overeenkomstig het model dat bij ministeriële regeling wordt vastgesteld.

  • 2. Een aanvraag gaat, overeenkomstig hetgeen op het formulier is vermeld, vergezeld van:

    a. een onderbouwde opgave van de hoeveelheid op te wekken en in te voeden kWh waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    b. overige op het formulier aangegeven bescheiden.

Artikel 9

De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet geeft een beschikking tot subsidieverlening binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag.

Artikel 10

De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet beslist in ieder geval afwijzend op een aanvraag om subsidie indien de aanvraag niet voldoet aan het bij of krachtens dit besluit bepaalde.

Artikel 11

In geval van tussentijdse overdracht van de eigendom of exploitatie van een productie-installatie, kan een beschikking tot subsidieverlening op verzoek van de subsidie-ontvanger aan een andere producent worden overgedragen met toestemming van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet.

§ 4. Verplichtingen van de subsidie-ontvanger

Artikel 12

De productie-installatie van de subsidie-ontvanger is aangesloten op een Nederlands net.

Artikel 13

De subsidie-ontvanger doet onverwijld mededeling aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet van de indiening bij de rechtbank van een verzoek tot het op hem van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, tot verlening van surséance van betaling aan hem of tot faillietverklaring van hem.

Artikel 14

De subsidie-ontvanger verstrekt desgevraagd aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet alle bescheiden, gegevens of inlichtingen die nodig zijn voor een beslissing omtrent de subsidie.

§ 5. Voorschotten

Artikel 15

  • 1. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet verstrekt ambtshalve maandelijks voorschotten.

  • 2. Een voorschot wordt berekend naar rato van het aantal kWh dat correspondeert met het aantal in de voorgaande maand of maanden door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet aan de producent uitgegeven certificaten voor elektriciteit opgewekt door middel van warmtekrachtkoppeling.

  • 3. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet verstrekt slechts voorschotten tot ten hoogste het in artikel 5, eerste lid, bedoelde maximum.

Artikel 16

  • 1. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet geeft een beschikking tot voorschotverlening en betaalt het voorschot steeds binnen dertig dagen na afloop van een maand.

  • 2. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet verstrekt geen voorschot, indien de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan ingevolge de subsidieverlening voor hem geldende verplichtingen, indien hij failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

§ 6. Subsidievaststelling

Artikel 17

  • 1. De subsidie-ontvanger dient zijn aanvraag om subsidievaststelling in binnen dertien weken na het tijdstip waarop de voor subsidie in aanmerking komende periode is verstreken.

  • 2. De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het origineel van een formulier, dat wordt vastgesteld bij ministeriële regeling.

  • 3. De aanvraag gaat, overeenkomstig in het formulier is vermeld, vergezeld van de in het formulier aangegeven bescheiden.

Artikel 18

De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet geeft de beschikking tot subsidievaststelling binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag daartoe dan wel nadat de voor het indienen ervan geldende termijn is verstreken.

§ 7. Slotbepalingen

Artikel 19

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip en vervalt met ingang van 1 januari 2008.

Artikel 20

Dit besluit wordt aangehaald als: Tijdelijk besluit subsidies milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie door middel van warmtekrachtkoppeling.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 31 maart 2007

Beatrix

De Minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven

Uitgegeven de vierentwintigste april 2007

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

I. ALGEMEEN

1. Aanleiding en doel

Dit besluit strekt tot continuering van de subsidieverstrekking aan producenten van elektriciteit opgewekt door middel van warmtekrachtkoppeling, welke voorheen was opgenomen in de Elektriciteitswet 1998. Middels de wijzigingswet op de Elektriciteitswet 1998 die op 1 januari 2007 in werking is getreden (Kamerstukken II 2005/06, 30 305, nr. 2), is de subsidieregeling die eerder in de wet was opgenomen komen te vervallen en vervangen door een delegatiegrondslag tot subsidieverstrekking bij algemene maatregel van bestuur. Dit besluit werkt deze delegatiegrondslag uit, waarbij het uitgangspunt is dat de strekking van de oude subsidieregeling wordt behouden, te weten de stimulering van de productie van elektriciteit, opgewekt door middel van warmtekrachtkoppelingstechniek. Door de toepassing van deze techniek, waarin warmte en elektriciteit gecombineerd geproduceerd worden, wordt een hogere energie-efficiency bereikt dan bij gescheiden opwekking van warmte en elektriciteit. Deze energiebesparing gaat gepaard met een vermindering van de CO2-uitstoot en daarmee van de negatieve externe effecten van elektriciteitsproductie. Bovendien wordt de afhankelijkheid van buitenlandse energiebronnen hierdoor verminderd.

De subsidieregeling is primair gericht op het instandhouden van de bestaande installaties voor warmtekrachtkoppeling, door een gedeelte van de onrendabele top te compenseren. De onrendabele top kan worden gedefinieerd als de extra kosten die gepaard gaan met deze wijze van produceren, vergeleken met de gescheiden opwekking van warmte en elektriciteit, dat de genoemde voordelen niet kent.

De installaties voor warmtekrachtkoppeling zijn inmiddels gezamenlijk goed voor circa 8000 MW, wat overeenkomt met 40 tot 50 procent van de Nederlandse elektriciteitsproductievermogen. Zij leveren een belangrijke bijdrage aan de energiebesparingsdoelstellingen. Ondanks het feit dat de economische rentabiliteit van exploitatie van installaties voor warmtekrachtkoppeling in de afgelopen jaren sterk is verbeterd, is de exploitatie van diverse installaties nog niet rendabel. De ondersteuning geldt voor installaties die, inclusief het jaar 2007, jonger zijn dan 10 jaar, dat wil zeggen na 1 januari 1998 voor het eerst elektriciteit zijn gaan leveren, alsmede voor installaties welke na die datum grondig zijn gerenoveerd.

Ingevolge artikel 72n van de Elektriciteitswet 1998 zal bij ministeriële regeling een maximum budget voor de verlening van nieuwe subsidies worden bepaald. In deze regeling zullen op grond van het tweede lid voor de verschillende categorieën – bestaande en nieuwe installaties voor warmtekrachtkoppeling – deelplafonds worden vastgesteld. Het derde lid bepaalt dat bij ministeriële regeling de wijze van verdeling van het subsidieplafond wordt geregeld.

De subsidie bedraagt een bedrag per kWh dat wordt vastgesteld bij ministeriële regeling ingevolge artikel 4, tweede lid, van dit besluit, vermenigvuldigd met het aantal kWh dat correspondeert met het aantal aan de producent uitgegeven certificaten voor elektriciteit opgewekt door warmtekrachtkoppeling in de voor subsidie in aanmerking komende periode. De certificaten tonen aan dat een producent met zijn installatie een hoeveelheid elektriciteit heeft opgewekt en aan het Nederlandse net of een Nederlandse installatie heeft geleverd (invoeden).

2. Uitvoering

Deze subsidieregeling wordt namens de Minister van Economische Zaken uitgevoerd door TenneT TSO B.V.(Tennet), de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet. Tennet heeft hiervoor dochter EnerQ opgericht (EnerQ BV, Postbus 369, 6800 AJ Arnhem. Bezoekadres: Utrechtseweg 310, Arnhem). Daar zijn ook de formulieren, bedoeld in de artikelen 8, eerste lid, en 17, tweede lid, verkrijgbaar.

3. Staatssteun

De onderhavige steunmaatregel is, gelet op artikel 88, derde lid, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, op 10 november 2005, gemeld bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen. De Commissie heeft bij brief van 15 juni 2006 (steunmaatregel nr. 543/2005) kenbaar gemaakt dat zij geen bezwaren heeft tegen het ten uitvoer brengen van het besluit voor de jaren 2006 en 2007.

4. Toets inzake administratieve lasten, bedrijfseffecten en milieueffecten

Dit besluit strekt tot continuering van de oude subsidieregeling die was opgenomen in de Elektriciteitswet 1998. In het kader van de administratieve lasten en de bedrijfs- en milieueffecten zijn in deze regeling ten opzichte van deze oude regeling geen relevante wijzigingen doorgevoerd.

Uitgangspunt van deze regeling is dat de strekking van de tot nu toe onder de Elektriciteitswet 1998 bestaande regelgeving wordt behouden. De subsidieregeling is nog steeds gericht op het instandhouden van bestaande installaties door het compenseren van een gedeelte van de onrendabele top. De ondersteuning geldt voor installaties die niet langer dan 10 jaar geleden in gebruik zijn genomen en voor installaties van voor 1998 die na 1 januari 1998 grondig zijn gerenoveerd.

Ten opzichte van de regelgeving zoals tot 1 januari 2007 opgenomen in de Elektriciteitswet 1998 zijn er twee verschillen die echter geen verandering teweeg brengen in de administratieve lasten. Ten eerste wordt aan de subsidieregeling WKK vanaf 1 januari 2007 een subsidieplafond gekoppeld. Dit houdt in dat er een maximumbudget voor de verlening van nieuwe subsidies wordt bepaald. Ten tweede kan de producent niet meer subsidie ontvangen dan dat hij in zijn raming die hij bij de aanvraag heeft ingediend heeft aangegeven te zullen produceren. De te verkrijgen subsidie per installatie wordt hiermee aan een maximum gebonden.

4.1 Administratieve lasten

De kosten die samenhangen met het door de doelgroep kennisnemen van de regeling betreffen ca. € 15.750,–. Er wordt vanuit gegaan dat de doelgroep in totaal uit ongeveer 1050 installaties bestaat. Bij een gemiddeld uurloon van € 60,– en een gemiddelde tijd die benodigd is om de regeling te bestuderen van 15 minuten komen de totale administratieve lasten in verband met kennisneming van de regeling uit op eenmalig circa € 15.750,–.

Er zijn geen overige wijzigingen te verwachten. Evenals in de oude regeling dienen de producenten bij hun aanvraag een reële raming te maken van het aantal te produceren kilowatturen. Ook kan, evenals nu het geval is, gebruik worden gemaakt van zogenaamde herhalingsaanvragen.

4.2 Bedrijfseffecten en milieueffecten

Dit besluit brengt geen wijzigingen in de bedrijfs- en milieueffecten met zich mee. Het subsidieplafond voor WKK wordt in 2007 zodanig vastgesteld dat de verwachting is dat iedere aanvraag gehonoreerd kan worden. Dit houdt in dat er vermoedelijk geen bedrijven zijn die zich, op grond van het overschrijden van het subsidieplafond, geconfronteerd zien met een afwijzing van hun subsidie-aanvraag. Daarnaast zal er geen sprake zijn van een verhoogde CO2-uitstoot doordat WKK-installaties de bedrijfsvoering stoppen of aanpassen in verband met het niet beschikbaar zijn van subsidie.

II. ARTIKELEN

Artikel 2

Dit artikel werkt de in artikel 72m van de Elektriciteitswet 1998 opgedragen taak voor de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet om de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie te bevorderen, verder uit. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet subsidieert de productie van elektriciteit opgewekt door middel van warmtekrachtkoppeling, maar slechts voor zover dat nodig is om de onrendabele top die gepaard gaat met het vermijden van negatieve externe effecten voor het milieu gedeeltelijk te compenseren.

De bevoegdheid voor de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet tot het verlenen van subsidie op grond van dit besluit bestaat slechts indien de ministeriële regeling, genoemd in artikel 4, tweede lid, voor het betreffende kalenderjaar inwerking is getreden.

Artikel 3

Dit artikel bepaalt dat geen subsidie zal worden verstrekt, indien de installatie voor warmtekrachtkoppeling ouder is dan 10 jaar, het jaar 2007 meegerekend. Dat betekent, voor het kalenderjaar 2007, dat hij niet voor 1 januari 1998 in gebruik is genomen, tenzij de installatie na die datum ingrijpend is gerenoveerd.

Artikel 4

Dit artikel regelt de hoogte van het te verstrekken subsidiebedrag. Het eerste lid bepaalt dat het specifieke – bij ministeriële regeling vastgestelde – bedrag per kWh maal het aantal kWh’s dat correspondeert met de hoeveelheid uitgegeven certificaten voor klimaatneutrale elektriciteit die uitgegeven zijn in de voor de subsidie in aanmerking komende periode, bepalen de hoogte van het subsidiebedrag.

Het tweede lid vormt de grondslag voor de vaststelling van het bedrag per kWh bij ministeriële regeling. Het bedrag kan verschillen naargelang de verschillende categorieën producenten en de verschillende categorieën productie-installaties.

Ingevolge het vierde lid blijft het bedrag per geproduceerde kWh gedurende de subsidiabele periode ongewijzigd.

Artikel 5

Dit artikel stelt een grens aan de hoogte van de subsidie. Deze grens betreft de raming die de producent bij zijn aanvraag tot subsidie moet indienen. Deze raming moet een reële raming zijn van de hoeveelheid elektriciteit die de producent verwacht op te wekken. Daarnaast stelt dit artikel dat – ongeacht de raming – de subsidie wordt verstrekt voor maximaal 1000 GWh per jaar. Alleen voor de certificaten die voor deze hoeveelheid opgewekte elektriciteit worden afgegeven wordt subsidie verstrekt. Indien een producent meer elektriciteit opwekt dan hij heeft geraamd, ontvangt hij voor deze extra hoeveelheid geen subsidie.

Bij ministeriële regeling stelt Onze Minister nadere regels ten aanzien van de raming. Zo zal de raming niet meer kunnen bedragen dan een percentage van het gemiddelde in de voorafgaande jaren.

Artikel 6

Op grond van artikel 72m, tweede lid, onder a, van de Electriciteitswet 1998 moet worden bepaald op welke wijze het subsidieplafond wordt vastgesteld. Bij het berekenen van dit plafond wordt rekening gehouden met de raming van de productie van het bestaande park en de in dat jaar nieuw in productie gaande installaties voor warmtekrachtkoppeling en de hoogte van het vastgestelde tarief.

Artikel 7

Dit artikel bevat regels met betrekking tot de subsidiabele periode, zoals het moment van aanvang van de subsidieperiode en de duur daarvan. Het artikel bevat onder meer de bepalingen van het voormalige artikel 72n, tweede en derde lid van de Elektriciteitswet 1998. Dat de verplichting geldt voor een kalenderjaar betekent dat ten aanzien van een producent die vanaf, bijvoorbeeld, 1 mei meedoet met de regeling, de verplichting geldt tot en met 31 december van dat jaar en niet tot 1 mei van het volgende jaar. Voor het kalenderjaar 2007 kan deze periode aanvangen op 1 januari 2007.

Hoofdregel is, mede om uitvoeringstechnische redenen, dat de subsidiabele periode aanvangt ná het tijdstip van ontvangst van de aanvraag om subsidie. Echter, omdat dit besluit ziet op subsidie voor het jaar 2007 en niet voor 2007 is gepubliceerd, is aanvang van de subsidiabele periode vóór de aanvraag mogelijk indien binnen één maand na inwerkingtreding van dit besluit een aanvraag wordt ingediend. Voor de uitvoerder is dan snel duidelijk voor welke aanvragen teruggekeken moet worden naar de eerste maanden van 2007.

Artikel 8

Overeenkomstig het eerste lid, wordt een aanvraag voor subsidie ingediend met gebruikmaking van een bij ministeriële regeling vooraf vastgesteld formulier.

Ingevolge het tweede lid wordt in het aanvraagformulier vermeld welke bescheiden met het formulier moeten worden meegezonden. Dit betreft in ieder geval de in onderdeel a genoemde onderbouwde opgave van de hoeveelheid op te wekken en in te voeden kWh waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Een onvoldoende onderbouwing kan leiden tot afwijzing van de aanvraag op grond van artikel 10.

Artikel 9

Dit artikel bepaalt de termijn waarbinnen de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet moet hebben besloten op de aanvraag. Als het besluit niet binnen die termijn kan worden genomen, stelt de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet de aanvrager daarvan in kennis en hij noemt daarbij een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien (artikel 4:14, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht).

Artikel 12

Dit artikel en de daarop volgende artikelen bevatten bepalingen omtrent de verplichtingen voor de subsidie-ontvanger. Het vereiste dat de productie-installatie van de producent op het Nederlandse net aangesloten moet zijn, brengt tot uitdrukking dat het gaat om de stimulering van de productie van WKK-elektriciteit in Nederland. Deze bepaling komt overeen met het voormalige artikel 72u, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998.

Artikel 15 en 16

De artikelen 15 en 16 zijn grotendeels gebaseerd op de voormalige artikelen 72w en 72x van de Elektriciteitswet 1998. Deze artikelen voorzien in de behoefte aan voorschotten op de subsidie. Op grond van het artikel 15, eerste lid, wordt ambtshalve door de beheerder van het landelijk hoogspanningsnet maandelijks een voorschot verstrekt. Het voorschot heeft in principe betrekking op certificaten die in de voorgaande maand zijn verstrekt. Echter, omdat dit besluit pas later in 2007 in werking treedt, zal het eerste voorschot zien op meerdere maanden. Dit is op basis van artikel 15, tweede lid, ook mogelijk. Uiteraard wordt voor elk certificaat slechts één voorschot verstrekt.

Artikel 17

De in dit artikel opgenomen verplichtingen zijn noodzakelijk om tot een tijdige en deugdelijke vaststelling van het bedrag van de subsidie te kunnen komen.

Het formulier waarmee de aanvraag tot subsidievaststelling moet worden ingediend, is zodanig opgesteld, dat de subsidie-ontvanger met het invullen van het formulier kan voldoen aan de ingevolge artikel 4:45 van de Algemene wet bestuursrecht op hem rustende verplichtingen om aan te tonen dat de gesubsidieerde activiteiten hebben plaatsgevonden en om rekening en verantwoording af te leggen omtrent de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van het subsidiebedrag van belang zijn.

Artikel 18

De vaststelling van het subsidiebedrag is geregeld in de artikelen 4:42 tot en met 4:47 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit artikel regelt slechts de termijn waarbinnen het besluit ter zake genomen zal worden. Als het besluit niet binnen die termijn kan worden genomen, stelt de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet de aanvrager daarvan in kennis en noemt daarbij een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien (artikel 4:14, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht). Ingevolge artikel 4:44, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan, indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet is ingediend binnen de in artikel 17, eerste lid, bedoelde termijn, de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet de subsidie-ontvanger een termijn stellen waarbinnen de aanvraag alsnog moet worden ingediend. De hoofdregel van artikel 4:46 van de Algemene wet bestuursrecht is, dat vaststelling plaats vindt overeenkomstig de verlening. Daarbij moet, nu bij de verlening niet het bedrag van de subsidie wordt vermeld, de wel in de beschikking tot subsidieverlening vastgestelde productie uitgedrukt in kWh in relatie met de daadwerkelijk gerealiseerde productie uitgedrukt in kWh gedurende de subsidiabele periode in aanmerking worden genomen.

Artikel 19

Op grond van dit subsidiebesluit wordt slechts voor het kalenderjaar 2007 subsidie verstrekt. Met het oog op toekomstige beleidsmatige wijzigingen is er gekozen voor een tijdelijke regeling. Op deze wijze worden er geen onjuiste verwachtingen gewekt bij de bedrijven. Aan dit besluit wordt geen terugwerkende kracht toegekend. Op grond van artikel 7 kunnen alle verkregen certificaten in het kalenderjaar 2007 subsidiabel zijn, dus ook de certificaten die in de maanden vóór inwerkingtreding van dit besluit verkregen zijn.

De Minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Economische Zaken. Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 8 mei 2007, nr. 88.

Naar boven