Besluit van 28 december 2006 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van een aantal bepalingen van de wet van 23 november 2006 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet in verband met nadere regels omtrent een onafhankelijk netbeheer (Stb. 614) en van enkele bepalingen van de Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet in verband met implementatie en aanscherping toezicht netbeheer

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 20 december 2006, nr. WJZ 6109069;

Gelet op artikel XIII, eerste lid, van de wet van 23 november 2006 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet in verband met nadere regels omtrent een onafhankelijk netbeheer (Stb. 614) en artikel X van de Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet in verband met implementatie en aanscherping toezicht netbeheer;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

  • 1. Artikel I, onderdeel C, eerste lid, onderdeel b, onderdeel D, onderdeel E, onderdeel F, onderdeel Ja, onderdeel Ka, onderdeel L, tweede lid, onderdelen b, c en f, onderdeel M, onderdeel Ma, artikel 93, derde lid, onderdeel Na, artikel II, onderdeel C, eerste lid, onderdeel a, onderdeel D, onderdeel E, onderdeel F, onderdeel Ja, onderdeel Jb, onderdeel Jc, onderdeel K, onderdeel L, tweede lid, onderdelen d en e, onderdeel Ma, artikel 85, derde lid, artikel III, onderdeel A, tweede lid, onderdeel B, tweede lid, en onderdeel C, de artikelen IV, V, VI, VIA, VIC, VID, eerste lid, artikel IXA, eerste en vijfde lid, artikel IXC, met uitzondering van het tweede lid, artikel X, artikel XA en artikel XI, eerste en tweede lid, van de wet van 23 november 2006 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet in verband met nadere regels omtrent een onafhankelijk netbeheer (Stb. 614) treden in werking met ingang van 16 januari 2007.

  • 2. Artikel I, onderdeel K, en artikel II, onderdeel M, van de wet van 23 november 2006 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet in verband met nadere regels omtrent een onafhankelijk netbeheer (Stb. 614) treden in werking met ingang van 1 januari 2008.

  • 3. Artikel I, onderdeel G, tweede en derde lid, onderdeel H, onderdeel I, met uitzondering van artikel 17, derde lid, onderdeel a, onderdeel J, onderdeel L, eerste lid, en tweede lid, onderdelen d en e, onderdeel N, artikel II, onderdeel G, eerste lid, onderdeel H, onderdeel I, met uitzondering van artikel 10b, derde lid, onderdeel a, onderdeel J, onderdeel L, eerste lid, en tweede lid, onderdelen b en c, en onderdeel N van de wet van 23 november 2006 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet in verband met nadere regels omtrent een onafhankelijk netbeheer (Stb. 614) treden in werking met ingang van 1 juli 2008.

Artikel 2

Artikel I, onderdeel I, onderdeel N, artikel 13, zesde en zevende lid, artikel II, onderdeel E, artikel 3b, onderdeel G, artikel 5, zesde en zevende lid, artikel VI, tweede lid, en artikel VII, eerste lid, van de Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet in verband met implementatie en aanscherping toezicht netbeheer treden in werking met ingang van 1 januari 2008.

Onze Minister van Economische Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit, dat met de bijbehorende toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 28 december 2006

Beatrix

De Minister van Economische Zaken,

J. G. Wijn

Uitgegeven de elfde januari 2007

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

De wet van 23 november 2006 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet in verband met nadere regels omtrent een onafhankelijk netbeheer (Stb. 614) bevat een drietal categorieën van regels. In de eerste plaats worden regels gesteld omtrent het beheer van het 110 en 150 kV hoogspanningsnet. In de tweede plaats bevat de wet regels omtrent een zogenaamde «vette» netbeheerder, een netbeheerder die beschikt over voldoende financiële middelen en veel taken in eigen beheer uitvoert. Een dergelijke netbeheerder beschikt ook over de economische eigendom van het door hem beheerde net. Deze eis is reeds opgenomen in de Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet in verband met implementatie en aanscherping toezicht netbeheer, maar tot dusverre nog niet in werking getreden. In de derde plaats voorziet de wet van 23 november 2006 in een verbod voor netbeheerders enerzijds en producenten, handelaren en leveranciers van elektriciteit anderzijds om tot eenzelfde groep in de zin van artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek te behoren. Zoals is aangegeven in een brief van de Minister van Economische Zaken van 17 november 2006 (Kamerstukken I 2006/2007, 30 212, I), zullen de bepalingen omtrent dit laatstgenoemde onderwerp ingevolge de door de Eerste Kamer aanvaarde motie van de leden Doek en Sylvester c.s. (Kamerstukken I 2006/2007, 30 212, H) voorshands niet in werking treden. Een en ander betekent het volgende.

Een aantal bepalingen van de wet van 23 november 2006 kan zonder probleem op korte termijn in werking treden. Dit betreft met name bepalingen van vooral technische aard. Hierbij zij erop gewezen dat als gevolg van artikel XIII, tweede lid, van de wet het beheer van de netten van 110 en 150 kV met ingang van 1 januari 2008 overgaat. Ook de bepaling dat de Minister van Economische Zaken zijn instemming onthoudt met wijzigingen in de eigendom van een net indien dat daardoor buiten de kring van de overheid komt, kan in werking treden (artikel I, onderdeel Ma, artikel 93, derde lid, en artikel II, onderdeel Ma, artikel 85, derde lid). Het vierde lid van die artikelen treedt nog niet in werking. Door de formulering van die bepalingen is geen enkele wijziging in de rechten op aandelen in een netbeheerder mogelijk zolang daaromtrent geen algemene maatregel van bestuur is vastgesteld. Hiermee zouden ook herstructureringen binnen de huidige kring van aandeelhouders in verband met het creëren van een vette netbeheerder onmogelijk worden. Het huidige privatiseringsverbod blijft dan ook van kracht totdat een desbetreffende algemene maatregel van bestuur is vastgesteld.

De bepalingen omtrent de «vette» netbeheerder en de eisen omtrent het financieel beheer treden met ingang van 1 juli 2008 in werking (artikel 1, derde lid). Hiermee wordt de energiebedrijven voldoende tijd gegeven om de nodige aanpassingen met het oog op deze eisen door te voeren. De eis van economische eigendom van het net bij de netbeheerder treedt op grond van artikel 2 met ingang van 1 januari 2008 in werking voor nadien aan te wijzen netbeheerders. Als gevolg van de overgangsbepalingen in de Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet in verband met implementatie en aanscherping toezicht netbeheer, die eveneens op dat tijdstip in werking treden, dienen de voor dat tijdstip aangewezen netbeheerders met ingang van 1 juli 2008 over de economische eigendom te beschikken, en wel op hetzelfde tijdstip als waarop aan de eisen omtrent de «vette» netbeheerder en omtrent het financieel beheer moet worden voldaan.

De gewijzigde bepalingen omtrent de metertarieven (artikel I, onderdeel K, en artikel II, onderdeel M) treden met ingang van 1 januari 2008 in werking. Bij de voorbereiding van de tarieven en voorwaarden voor 2008, die in de loop van 2007 plaatsvindt, wordt daarmee uiteraard rekening gehouden.

De overgangsbepalingen van de wet van 23 november 2006 treden deels in werking, in aansluiting op hetgeen hierboven is uiteengezet. Het gaat hierbij onder meer om het overgangsrecht voor cross boarder lease-overeenkomsten voor zover dat geen betrekking heeft op het groepsverbod, en om het verbod om de kosten van de cross boarder lease-overeenkomsten door te berekenen. De fiscale overgangsvoorzieningen van XI, eerste en tweede lid, treden in hun geheel in werking, maar hebben voorlopig alleen effect ingeval van overdracht van de economische eigendom van het net als gevolg van wettelijke verplichtingen.

De Minister van Economische Zaken,

J. G. Wijn

Naar boven