Besluit van 6 december 2006, houdende wijziging van de Regelen betreffende verzoeken tot naamswijziging en tot naamsvaststelling

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 2 oktober 2006, Directie Wetgeving, nr. 5443823/06/6;

Gelet op artikel 7, vijfde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

De Raad van State gehoord (advies van 12 oktober 2006, nr. W03.06.0426/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 28 november 2006, nr. 5454730/06/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Artikel 3 van de Regelen betreffende verzoeken tot naamswijziging en naamsvaststelling wordt als volgt gewijzigd:

Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Het in artikel 7, vijfde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde recht bedraagt € 390, met dien verstande dat het bedrag slechts eenmaal is verschuldigd, indien het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam betrekking heeft op:

    a. een meerderjarige en diens minderjarige kind of kinderen over wie deze het gezag uitoefent of

    b. minderjarigen die tot hetzelfde gezin behoren.

ARTIKEL II

Op verzoeken tot wijziging van de geslachtsnaam die op de dag van inwerkingtreding in behandeling zijn, is het recht verschuldigd volgens het tot dan geldende tarief.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 6 december 2006

Beatrix

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Uitgegeven de tweede januari 2007

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Voor een aantal diensten van de overheid aan de burger geldt als uitgangspunt dat deze diensten kostendekkend dienen te zijn. Dat uitgangspunt geldt ook voor de behandeling van verzoeken tot naamswijziging. Naar aanleiding daarvan is onderzocht in hoeverre het bestaande tarief voor de voormelde verzoeken, zoals bepaald in de Regelen betreffende verzoeken tot naamswijziging en tot naamsvaststelling, reëel is. Uit dat onderzoek is gebleken dat het huidige tarief bij lange na niet kostendekkend is. Het is daarom nodig geweest het tarief aan te passen.

Artikel I

Artikel 3 bevat een nieuw tarief voor het indienen van een verzoek tot naamswijziging. Dat tarief is op grond van een kostprijsberekening die uitkomt op € 487,43 bepaald op € 390,– per verzoek.

De kostprijsberekening ziet er als volgt uit:

De totale kosten voor de behandeling van de verzoeken komen op jaarbasis (2005) uit op een bedrag van € 1.072.353,–. Deze kosten bestaan uit de volgende posten: € 390.960,– aan personeels- en opleidingskosten, € 666.893,– aan stafkosten en een bedrag van € 14.550,– aan materiële kosten. Door het totaalbedrag te delen door het aantal verzoeken op jaarbasis dat behandeld is in 2005 komt het kostprijsbedrag uit op € 487,43 per verzoek.

Hierbij dient bedacht te worden dat de behandeling van een verzoek op zich geld kost, ongeacht het feit of het verzoek wordt toegewezen dan wel wordt afgewezen.

Daar komt bij dat het geldende legesbedrag gedurende een zeer lange periode, namelijk sinds 1987 geen enkele verhoging noch indexering heeft ondergaan.

Desondanks is er aanleiding om thans niet de gehele kostprijs in rekening te brengen aan de verzoeker, maar deze naar redelijkheid te matigen. De uitkomst daarvan is een bedrag ad € 390,– per verzoek in plaats van € 487,43. Op termijn zal het bedrag echter moeten worden opgetrokken tot het kostendekkend bedrag, teneinde te voorkomen dat op de behandeling van dit soort verzoeken structureel geld moet blijven worden toegelegd.

Om de kostprijs zo laag mogelijk te kunnen houden, is in het kader van de procedure tot naamswijziging overgegaan tot inzet van de thans beschikbare elektronische middelen.

Dat betekent dat het indienen van een verzoek tot naamswijziging voor de burger is vergemakkelijkt.

Zo zijn op de website van het ministerie van Justitie (www.justitie.nl) modelformulieren geplaatst die de burger kan downloaden en gebruiken voor het indienen van een verzoek tot naamswijziging. Deze modellen zijn voorzien van een duidelijke toelichting, op grond waarvan de burger van tevoren kan bepalen of zijn verzoek al dan niet voor inwilliging in aanmerking komt. Tevens is nadere uitleg over de voorwaarden en de procedure tot naamswijziging te vinden in een nieuwe brochure, die eveneens op de website is geplaatst. Indien na het lezen van de informatie nog twijfel mocht bestaan of een verzoek in aanmerking komt voor inwilliging, kunnen zonodig nadere inlichtingen worden ingewonnen bij de dienst JUSTIS van het ministerie van Justitie. Op deze wijze wordt zoveel mogelijk voorkomen dat een burger een verzoek indient dat niet voor toewijzing in aanmerking kan komen.

De verwachting is dat deze nieuwe werkwijze qua tijdsbesteding een nadere efficiencyslag oplevert in de behandeling van de verzoeken en dientengevolge ook van invloed zal zijn op de kostprijs, waarbij aangetekend zij dat berekeningen op grond van de thans beschikbare gegevens duidelijk maken dat de kostprijs ook met toepassing van de elektronische middelen niet lager zal kunnen uitvallen dan een bedrag van € 390,–. Mede om die reden is ervoor gekozen om het nieuwe tarief op het voormelde bedrag vast te stellen.

Teneinde een goed inzicht te krijgen in de effecten van de voormelde nieuwe werkwijze op de ontwikkeling van de kostprijs, zal gedurende een periode van anderhalf jaar bijgehouden worden of het vastgestelde legesbedrag de met de behandeling van de verzoeken gemoeide kosten afdoende dekt. Indien dat niet het geval blijkt te zijn, zal het tarief nader worden aangepast.

Overigens is ongewijzigd gebleven dat voor de behandeling van een verzoek dat meerdere personen betreft, slechts eenmaal betaling van het bedrag vereist is. In de formulering van de bepaling is verduidelijkt dat het verzoek meerderjarigen en hun minderjarige kinderen over wie zij het gezag uitoefenen dient te betreffen of minderjarige kinderen uit hetzelfde gezin.

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven