Besluit van 22 december 2005 tot wijziging van het Rechtspositiebesluit commissarissen van de Koning, het Rechtspositiebesluit gedeputeerden, het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, het Rechtspositiebesluit burgemeesters, het Rechtspositiebesluit wethouders en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 22 december 2005, nr. 2005-0000294569, directie CZW;

Gelet op de artikelen 35a, 43, 65, 72, 75, 77, 93 en 94 van de Provinciewet en de artikelen 43, 44, 66, 73, 77, 79, 95 en 96 van de Gemeentewet;

De Raad van State gehoord (advies van 15 december 2005, nr. W04.05.0524/1);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van 20 december 2005, nr. 2005-0000327770, directie CZW;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Rechtspositiebesluit commissarissen van de Koning wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 6 komt te luiden:

Artikel 6

  • 1. Bij het volbrengen van een diensttijd als bedoeld in een vut-overeenkomst als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Wet kaderregeling vut overheidspersoneel, van 12,5, 25, 40 of 50 jaren in overheidsdienst, ontvangt de commissaris een gratificatie of desgewenst een geschenk, dan wel een combinatie van beide, één en ander met dien verstande dat de daaraan verbonden uitgaven bedragen: bij een 12,5 jarig dienstjubileum een kwart, 25-jarig dienstjubileum de helft, en bij een 40- en 50-jarig dienstjubileum eenmaal het bedrag van de bezoldiging, vermeerderd met een evenredig gedeelte van de vakantie-uitkering per maand, berekend naar de datum van het dienstjubileum. Dit bedrag wordt zonodig op een veelvoud van vijf euro naar boven afgerond.

  • 2. Aan de commissaris die op grond van een vut-overeenkomst als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Wet kaderregeling vut overheidspersoneel eervol ontslag is of zal worden verleend en binnen een termijn van vijf jaren na de datum van ingang van ontslag, doch voor het 65e levensjaar recht zou hebben op een gratificatie, bedoeld in het eerste lid, kan een dienstjubileumgratificatie worden toegekend ter grootte van een in verhouding tot de doorgebrachte diensttijd evenredig gedeelte van de gratificatie, bedoeld in het eerste lid.

B

Artikel 7 komt te luiden:

Artikel 7

  • 1. Op aanvraag wordt ten laste van de provincie aan de commissaris voor de uitoefening van het ambt een computer, bijbehorende apparatuur en software in bruikleen ter beschikking gesteld. Gedeputeerde staten verstrekken op aanvraag een tegemoetkoming voor de belastingheffing als gevolg hiervan.

  • 2. Indien geen computer, bijbehorende apparatuur en software ter beschikking is gesteld, wordt door gedeputeerde staten aan de commissaris op aanvraag, voor de uitoefening van het ambt, een tegemoetkoming verleend voor:

    a. aanschaf van een computer, bijbehorende apparatuur en software, of,

    b. gebruik van een eigen computer, bijbehorende apparatuur en software.

  • 3. Op aanvraag wordt ten laste van de provincie aan de commissaris voor de uitoefening van het ambt communicatieapparatuur in bruikleen ter beschikking gesteld. Gedeputeerde staten verstrekken op aanvraag een tegemoetkoming voor de belastingheffing als gevolg hiervan.

  • 4. Voorzover de commissaris voor de uitoefening van het ambt gebruik maakt van de privé-telefoon, wordt ten laste van de provincie op aanvraag een tegemoetkoming in de kosten verleend.

  • 5. Op aanvraag wordt door gedeputeerde staten een vergoeding aan de commissaris verleend voor de aanleg- en de abonnementskosten voor de internetverbinding voor de in het eerste of het tweede lid genoemde computerapparatuur.

  • 6. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over het ter beschikking stellen van computer- en communicatieapparatuur, de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid en de vergoeding, bedoeld in het vijfde lid.

C

Artikel 8b vervalt.

D

In artikel 10b, derde lid, wordt «de burgemeester» vervangen door: de commissaris.

E

Artikel 22, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder weduwe of weduwnaar mede verstaan de achtergebleven geregistreerde partner alsmede degene met wie de overleden commissaris ongehuwd samenleefde en een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd als bedoeld in artikel 3, derde en vierde lid, van de Algemene nabestaandenwet.

ARTIKEL II

Het Rechtspositiebesluit gedeputeerden wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onderdeel c, vervalt «de dag van ingang van het verlies van het lidmaatschap van provinciale staten, bedoeld in artikel 48 van de Provinciewet,».

B

Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2

Dit besluit is van overeenkomstige toepassing op de gedeputeerde die ingevolge artikel 35a, derde en vierde lid, van de Provinciewet de betrekking in deeltijd uitoefent, tenzij anders is bepaald.

C

Artikel 6, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder weduwe of weduwnaar mede verstaan de achtergebleven geregistreerde partner alsmede degene met wie de overleden gedeputeerde ongehuwd samenleefde en een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd als bedoeld in artikel 3, derde en vierde lid, van de Algemene nabestaandenwet.

D

Artikel 17 vervalt.

E

Artikel 19a vervalt.

F

Artikel 21 komt te luiden:

Artikel 21

  • 1. Provinciale staten kunnen bij verordening bepalen dat aan een gedeputeerde een onkostenvergoeding voor overige aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten wordt toegekend die ten hoogste € 607,82 per maand bedraagt.

  • 2. Het bedrag, bedoeld in het eerste lid, wordt per 1 januari van elk jaar door Onze Minister herzien aan de hand van de consumentenprijsindex, geldend voor de maand september van het voorafgaande kalenderjaar en bekend gemaakt in de Staatscourant.

G

In artikel 22, tweede lid, wordt «artikel 35, tweede lid» vervangen door «artikel 35a, derde lid» en «artikel 35, vierde lid» vervangen door «artikel 35a, vierde lid».

H

Artikel 22a komt te luiden:

Artikel 22a

  • 1. Op aanvraag wordt ten laste van de provincie aan de gedeputeerde voor de uitoefening van het ambt een computer, bijbehorende apparatuur en software in bruikleen ter beschikking gesteld. Gedeputeerde staten verstrekken op aanvraag een tegemoetkoming voor de belastingheffing als gevolg hiervan.

  • 2. Indien geen computer, bijbehorende apparatuur en software ter beschikking is gesteld, wordt door gedeputeerde staten aan de gedeputeerde op aanvraag voor de uitoefening van het ambt, een tegemoetkoming verleend voor:

    a. aanschaf van een computer, bijbehorende apparatuur en software of,

    b. gebruik van een eigen computer, bijbehorende apparatuur en software.

  • 3. Op aanvraag wordt ten laste van de provincie aan de gedeputeerde voor de uitoefening van het ambt communicatieapparatuur in bruikleen ter beschikking gesteld. Gedeputeerde staten verstrekken op aanvraag een tegemoetkoming voor de belastingheffing als gevolg hiervan.

  • 4. Op aanvraag wordt door gedeputeerde staten een vergoeding aan de gedeputeerde verleend voor de aanleg- en de abonnementskosten voor de internetverbinding voor de in het eerste of het tweede lid genoemde computerapparatuur.

  • 5. Provinciale staten kunnen bij verordening nadere regels stellen over het ter beschikking stellen van computer- en communicatieapparatuur, de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, en de vergoeding, bedoeld in het vierde lid.

I

Artikel 23, derde lid, vervalt.

J

Na het vervallen artikel 24 wordt een nieuw artikel 24a ingevoegd, luidende:

Artikel 24a

Artikel 17 zoals dat luidde op de dag voor de datum van inwerkingtreding van het Besluit van 22 december 2005 tot wijziging van het Rechtspositiebesluit commissarissen van de Koning, het Rechtspositiebesluit gedeputeerden, het Rechtspositiebesluit burgemeesters, het Rechtspositiebesluit wethouders, het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, blijft van toepassing op de voormalig gedeputeerde, indien de in dat artikel bedoelde invaliditeit op die dag reeds bestond of, indien de invaliditeit op een later tijdstip is ontstaan, kan worden vastgesteld dat de oorzaak van deze invaliditeit voor de datum van inwerkingtreding van bovengenoemd besluit 22 december 2005 is gelegen.

ARTIKEL III

Het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onderdeel d, wordt «als bedoeld in de artikelen 80, 89 en 90 van de Provinciewet» vervangen door: als bedoeld in de artikelen 80, 81 en 82 van de Provinciewet.

B

In artikel 2, tweede lid, wordt «indexcijfer CAO lonen overheid voor volwassenen» vervangen door: indexcijfer CAO lonen overheid.

C

Artikel 6a komt te luiden:

Artikel 6a

  • 1. Op aanvraag wordt ten laste van de provincie aan een lid van provinciale staten voor de uitoefening van het statenlidmaatschap een computer, bijbehorende apparatuur en software in bruikleen ter beschikking gesteld. Gedeputeerde staten verstrekken op aanvraag een tegemoetkoming voor de belastingheffing als gevolg hiervan.

  • 2. Indien geen computer, bijbehorende apparatuur en software ter beschikking is gesteld, wordt door gedeputeerde staten aan een lid van provinciale staten op aanvraag voor de uitoefening van het statenlidmaatschap een tegemoetkoming verleend voor:

    a. aanschaf van een computer, bijbehorende apparatuur en software, of,

    b. gebruik van een eigen computer, bijbehorende apparatuur en software.

  • 3. Op aanvraag wordt door gedeputeerde staten een vergoeding aan het lid van provinciale staten verleend voor de aanleg- en de abonnementskosten voor de internetverbinding voor de in het eerste of het tweede lid genoemde computerapparatuur.

  • 4. Provinciale staten kunnen bij verordening nadere regels stellen over het ter beschikking stellen van computerapparatuur en de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste en tweede lid en de vergoeding, bedoeld in het derde lid.

D

Na artikel 7 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 7a

  • 1. Een lid van provinciale staten dat op grond van artikel 75 van de Provinciewet meer dan dertig dagen onafgebroken het voorzitterschap van de staten waarneemt, ontvangt voor die tijd voor die waarneming een toeslag van 8% van zijn vergoeding als lid van provinciale staten.

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de onkostenvergoeding, bedoeld in artikel 2, derde en vierde lid.

E

In artikel 10, derde lid, wordt «Interprovinciale Ziektekosten Regeling (IZR)» vervangen door: voor provinciale ambtenaren (IZA/IZR)

F

Aan artikel 11 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Provinciale staten kunnen bij verordening bepalen dat, in het geval een lid van provinciale staten een uitkering in verband met geheel of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid ontvangt, de vergoeding voor de werkzaamheden op verzoek van het desbetreffende lid wordt verlaagd.

G

Aan artikel 13 wordt een volzin toegevoegd, luidende:

Provinciale Staten kunnen bij verordening bepalen dat artikel 6a geheel of gedeeltelijk van overeenkomstige toepassing is.

ARTIKEL IV

Het Rechtspositiebesluit burgemeesters wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onderdeel b, wordt «met inachtneming van de artikelen 5 tot en met 14» vervangen door: met inachtneming van de artikelen 5 tot en met 14b en 17.

B

In artikel 8, derde lid, wordt «regeling regeling» vervangen door: regeling.

C

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede tot en met het zeven de lid tot derde tot en met achtste lid komen het eerste en tweede lid als volgt te luiden:

  • 1. De wethouder die op grond van artikel 77, eerste lid, van de Gemeentewet het ambt van burgemeester waarneemt en die zijn wethouderschap in deeltijd uitoefent, ontvangt een bezoldiging verbonden aan een voltijds-wethouderschap. Op deze bezoldiging wordt de bezoldiging verbonden aan zijn wethouderschap in deeltijd in mindering gebracht.

  • 2. Het raadslid dat op grond van artikel 77, tweede lid, van de Gemeentewet gedurende meer dan dertig dagen onafgebroken het ambt van burgemeester waarneemt, ontvangt voor die tijd de voor dat ambt vastgestelde minimumbezoldiging. Op deze bezoldiging wordt de vergoeding als raadslid in mindering gebracht. Tijdens de waarneming zijn de artikelen 15 en 32 van overeenkomstige toepassing.

2. De eerste volzin van het derde lid komt als volgt te luiden:

Degene die op grond van artikel 78 van de Gemeentewet als waarnemend burgemeester is aangewezen voor een periode van naar verwachting korter dan een jaar, ontvangt een bezoldiging als bedoeld in de artikelen 5 tot en met 15a.

3. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Degene die op grond van artikel 78 van de Gemeentewet als waarnemend burgemeester is aangewezen voor een periode van naar verwachting een jaar of langer, is dit besluit van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de artikelen 36, 39 tot en met 41, de artikelen 43 tot en met 46c en de artikelen 48 tot en met 65.

4. In het vijfde lid wordt «tweede lid» vervangen door «derde lid», en wordt «derde lid» vervangen door «vierde lid».

5. In het zesde lid wordt na «waarnemend burgemeester» ingevoegd: , aangewezen op grond van artikel 78 van de Gemeentewet,.

6. In het zevende lid wordt na «waarnemend burgemeester» ingevoegd: , aangewezen op grond van artikel 78 van de Gemeentewet,.

7. In het achtste lid, wordt in onderdeel a «de vergoeding, bedoeld in het eerste lid» vervangen door: de vergoeding, bedoeld in het eerste en tweede lid.

8. In het achtste lid, komt onderdeel b te luiden.

b. een vergoeding als bedoeld in de artikelen 31 en 32 toekennen.

D

In artikel 23, tweede lid, wordt «artikel 43» vervangen door: artikel 40a, eerste lid, de onderdelen a tot en met h en de onderdelen j tot en met p, en het tweede tot en met vijfde lid,.

E

In artikel 24, tweede lid wordt «artikel 44» vervangen door: artikel 40a, eerste lid, de onderdelen i, j, s en t, het tweede tot en met vierde lid,.

F

Artikel 30 komt te luiden:

Artikel 30

  • 1. Op aanvraag wordt ten laste van de gemeente aan de burgemeester voor de uitoefening van het ambt een computer, bijbehorende apparatuur en software in bruikleen ter beschikking gesteld. Het college van burgemeester en wethouders verstrekt op aanvraag een tegemoetkoming voor de belastingheffing als gevolg hiervan.

  • 2. Indien geen computer en bijbehorende apparatuur en software ter beschikking is gesteld wordt door het college van burgemeester en wethouders aan de burgemeester op aanvraag voor de uitoefening van het ambt, een tegemoetkoming verleend voor de

    a. aanschaf van een computer, bijbehorende apparatuur en software of,

    b. gebruik van een eigen computer, bijbehorende apparatuur en software.

  • 3. Op aanvraag wordt ten laste van de gemeente aan de burgemeester voor de uitoefening van het ambt communicatieapparatuur in bruikleen ter beschikking gesteld. Het college van burgemeester en wethouders verstrekt op aanvraag een tegemoetkoming voor de belastingheffing als gevolg hiervan.

  • 4. Voorzover de burgemeester voor de uitoefening van het ambt gebruik maakt van de privé-telefoon wordt ten laste van de gemeente op aanvraag een tegemoetkoming in de kosten verleend.

  • 5. Op aanvraag wordt door het college van burgemeester en wethouders een vergoeding aan de burgemeester verleend voor de aanleg- en de abonnementskosten voor de internetverbinding voor de in het eerste of het tweede lid genoemde computerapparatuur.

  • 6. Onze Minister kan bij ministeriële regeling nadere regels stellen over het ter beschikking stellen van computer- en communicatieapparatuur en de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste, tweede, derde en vierde lid en de vergoeding, bedoeld in het vijfde lid.

G

Artikel 34a vervalt.

H

Artikel 46e, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. Indien de FPU-uitkering en de extra uitkering tezamen minder bedragen dan het bedrag dat de burgemeester zou ontvangen bij een aanspraak op de uitkeringen, bedoeld in artikel 46a, vijfde lid, kan de minister op verzoek van de burgemeester ten laste van de gemeente een aanvulling toekennen. Deze aanvulling is gelijk aan het verschil tussen de uitkeringen, bedoeld in artikel 46a, vijfde lid en het geheel van FPU-uitkeringen op het moment van de ambtsbeëindiging. Het bedrag van de aanvulling wordt steeds aangepast aan de procentuele ontwikkeling van de extra uitkering bij FPU.

I

Artikel 47, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder weduwe of weduwnaar mede verstaan de achtergebleven geregistreerde partner alsmede degene met wie de overleden burgemeester ongehuwd samenleefde en een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd als bedoeld in artikel 3, derde en vierde lid, van de Algemene nabestaandenwet.

ARTIKEL V

Het Rechtspositiebesluit wethouders wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder weduwe of weduwnaar mede verstaan de achtergebleven geregistreerde partner alsmede degene met wie de overleden wethouder ongehuwd samenleefde en een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd als bedoeld in artikel 3, derde en vierde lid, van de Algemene nabestaandenwet.

B

In artikel 20, tweede lid, wordt «het gemeentebestuur» vervangen door: het college van burgemeester en wethouders.

C

Artikel 21 vervalt.

D

Artikel 22a vervalt.

E

Artikel 25 komt te luiden:

Artikel 25

  • 1. De raad kan bij verordening bepalen dat aan een wethouder een onkostenvergoeding voor overige aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten wordt toegekend tot de maximumbedragen genoemd in volgende tabel:

    Aantal inwoners gemeente

    maximale onkostenvergoeding per maand

    8.000

    € 245,45

    8.001–14.000

    € 403,35

    14.001–18.000

    € 521,79

    18.001–

    € 569,35

  • 2. De bedragen, genoemd in het eerste lid, worden per 1 januari van elk jaar door Onze Minister herzien aan de hand van de consumentenprijsindex, geldend voor de maand september van het voorafgaande kalenderjaar en bekend gemaakt in de Staatscourant.

F

Artikel 27a komt te luiden:

Artikel 27a

  • 1. Op aanvraag wordt ten laste van de gemeente aan de wethouder voor de uitoefening van het ambt, een computer, bijbehorende apparatuur en software in bruikleen ter beschikking gesteld. De gemeenteraad verstrekt op aanvraag een tegemoetkoming voor de belastingheffing als gevolg hiervan.

  • 2. Indien geen computer en bijbehorende apparatuur en software ter beschikking is gesteld wordt door de raad aan de wethouder op aanvraag,voor de uitoefening van het ambt, een tegemoetkoming verleend voor:

    a. aanschaf van een computer, bijbehorende apparatuur en software, of,

    b. gebruik van een eigen computer, bijbehorende apparatuur en software.

  • 3. Op aanvraag wordt ten laste van de gemeente aan de wethouder voor de uitoefening van het ambt communicatieapparatuur in bruikleen ter beschikking gesteld. De gemeenteraad verstrekt op aanvraag een tegemoetkoming voor de belastingheffing als gevolg hiervan.

  • 4. Op aanvraag wordt door de raad een vergoeding aan de wethouder verleend voor de aanleg- en de abonnementskosten voor de internetverbinding voor de in het eerste of het tweede lid genoemde computerapparatuur.

  • 5. De raad kan bij verordening nadere regels stellen over het ter beschikking stellen van computer- en communicatieapparatuur en de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid en de vergoeding, bedoeld in het vierde lid.

G

Onder vernummering van artikel 29 in artikel 30 wordt een nieuw artikel 29 ingevoegd, luidende:

Artikel 29

Artikel 21 zoals dat luidde op de dag voor de datum van inwerkingtreding van het Besluit van 22 december 2005 tot wijziging van het Rechtspositiebesluit commissarissen van de Koning, het Rechtspositiebesluit gedeputeerden, het Rechtspositiebesluit burgemeesters, het Rechtspositiebesluit wethouders, het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, blijft van toepassing op de voormalig wethouder, indien de in dat artikel bedoelde invaliditeit op die dag reeds bestond of, indien de invaliditeit op een later tijdstip is ontstaan, kan worden vastgesteld dat de oorzaak van deze invaliditeit voor de datum van bovengenoemd besluit 22 december 2005 is gelegen.

ARTIKEL VI

Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden wordt als volgt gewijzigd:

A

Onder het schrappen van het cijfer «1» voor artikel 1, eerste lid, vervalt het tweede lid.

B

In artikel 2, tweede lid, wordt «indexcijfer CAO lonen overheid voor volwassenen» vervangen door: indexcijfer CAO lonen overheid.

C

Artikel 7a komt te luiden:

Artikel 7a

  • 1. Op aanvraag wordt ten laste van de gemeente aan een lid van de raad voor de uitoefening van het raadslidmaatschap een computer, bijbehorende apparatuur en software in bruikleen ter beschikking gesteld. Het college van burgemeester en wethouders verstrekt op aanvraag een tegemoetkoming voor de belastingheffing als gevolg hiervan.

  • 2. Indien geen computer en bijbehorende apparatuur en software ter beschikking is gesteld wordt doorhet college van burgemeester en wethouders aan raadsleden op aanvraag voor de uitoefening van het raadslidmaatschap, een tegemoetkoming verleend voor:

    a. aanschaf van een computer, bijbehorende apparatuur en software, of,

    b. gebruik van een eigen computer, bijbehorende apparatuur en software.

  • 3. Op aanvraag wordt door het college van burgemeester en wethouders een vergoeding aan het lid van de raad verleend voor de aanleg- en de abonnementskosten voor de internetverbinding voor de in het eerste of het tweede lid genoemde computerapparatuur.

  • 4. De raad kan nadere regels stellen over het ter beschikking stellen van computerapparatuur en de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste en tweede lid en de vergoeding, bedoeld in het derde lid.

D

Artikel 8, derde lid, vervalt.

E

Na artikel 8 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 8a

  • 1. Een lid van de raad dat op grond van artikel 77 van de Gemeentewet meer dan dertig dagen onafgebroken het voorzitterschap van de raad waarneemt, ontvangt voor die tijd voor die waarneming een toeslag van 8% van zijn vergoeding als lid van de raad.

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de onkostenvergoeding, bedoeld in tabel II en III.

F

In artikel 10 wordt «dat het gemeentebestuur ten behoeve van de leden van de raad één of meer collectieve verzekeringen kan afsluiten» vervangen door: dat het college van burgemeester en wethouders ten behoeve van de leden van de raad één of meer collectieve verzekeringen afsluit.

G

Aan artikel 12 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. De gemeenteraad kan bij verordening bepalen dat in het geval een lid van de gemeenteraad een uitkering in verband met geheel of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid ontvangt, de vergoeding voor de werkzaamheden op verzoek van het desbetreffende raadslid wordt verlaagd.

H

In artikel 14, tweede lid, wordt «De artikelen 2, tweede lid, 6 en 7 zijn van overeenkomstige toepassing.» vervangen door: De artikelen 2, tweede lid, 6, 7, eerste lid zijn van overeenkomstige toepassing. De raad kan bij verordening bepalen dat artikel 7a geheel of gedeeltelijk van overeenkomstige toepassing is.

I

In tabel IV, wordt het opschrift «Maximum vergoeding werkzaamheden per maand» vervangen door: Maximum vergoeding werkzaamheden per vergadering.

ARTIKEL VII

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, met dien verstande dat:

a. artikel I, onder B, artikel II, onder H, artikel III, onder C, artikel IV onder F, artikel V onder F, en artikel VI onder C, terugwerken tot en met 1 januari 2005;

b. artikel II, onder F, en artikel V, onder E, in werking treden met ingang van 1 januari 2006. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 30 november 2005, treden artikel II, onder F, en artikel V, onder E, in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad en werkt zij terug tot en met 1 januari 2006;

c. artikel III, onder D, terugwerkt tot en met 12 maart 2003;

d. artikel VI, onder E, terugwerkt tot en met 7 maart 2002.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 22 december 2005

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes

Uitgegeven de twaalfde januari 2006

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

1. Algemeen

Dit besluit bevat enkele aanpassingen van de rechtspositiebesluiten voor de commissarissen van de Koning, de gedeputeerden, de staten- en commissieleden, de burgemeesters, de wethouders, en de raads- en commissieleden. De aanpassingen betreffen onder meer de mogelijkheid om een tegemoetkoming te verstrekken voor de belastingheffing over ter beschikking gestelde computerapparatuur. Met ingang van 1 januari 2005 kan de verstrekking en vergoeding van computerapparatuur voor de uitoefening van het ambt leiden tot een belastingheffing. Deze wijziging in de fiscale regelgeving is aangegrepen om een vergoedingsregeling met meer flexibiliteit te introduceren (zie verder paragraaf 2).

Daarnaast worden de rechtspositiebesluiten voor raads- en statenleden aangepast naar aanleiding van de motie Slob (Kamerstukken II, 2004–2005, 29 800 VII, nr. 21). Daarin wordt de regering verzocht de regelgeving zodanig aan te passen dat raads- of statenleden die WAO-uitkeringsgerechtigd zijn geen nadeel ondervinden van hun inkomsten als raads- of statenlid (zie verder paragraaf 3).

Bij de dualisering van het gemeente- en provinciebestuur zijn wethouders en gedeputeerden onder de werking van artikel 1 van de Ambtenarenwet gebracht. Dat betekent dat zij in publieke dienst werkzaam zijn en vallen onder de Wet op de loonbelasting. Dat heeft gevolgen voor de regeling van de onkostenvergoeding. De rechtspositiebesluiten voor wethouders en gedeputeerden zijn op dit punt aangepast (zie verder paragraaf 4).

Voorts zijn in de genoemde besluiten een aantal technische aanpassingen doorgevoerd.

Het Georganiseerd overleg burgemeesters is op 8 september 2005 akkoord gegaan met deze aanpassingen. De Commissarissen van de Koningin hebben in een schriftelijke reactie van 18 oktober 2005 ingestemd met de aanpassingen. Met VNG en IPO heeft hierover ambtelijk-technisch overleg en afstemming plaatsgevonden.

2. Computer- communicatieapparatuur

De zogenoemde PC-privéregeling is per 27 augustus 2004 komen te vervallen. De bepalingen in de rechtspositiebesluiten waarin werd verwezen naar deze fiscale regeling zijn geschrapt.

Daarnaast zijn met ingang van 1 januari 2005 de fiscale regels ten aanzien van door de werkgever aan de werknemer ter beschikking gestelde PC-apparatuur ingrijpend gewijzigd. Slechts indien een computer geheel of nagenoeg geheel zakelijk wordt gebruikt kan deze nog onbelast worden vergoed, worden verstrekt of ter beschikking worden gesteld.

Als gevolg van deze wijziging in de belastingregelgeving zal in de regel ook PC-apparatuur die door de gemeente of provincie aan ambtsdragers ter beschikking wordt gesteld, bij de belastingheffing worden betrokken. Voor ambtsdragers wordt ervan uitgegaan dat zij de computers niet geheel of nagenoeg geheel zakelijk gebruiken. Dat betekent dat zowel de vergoeding, de verstrekking, als de terbeschikkingstelling van computerapparatuur en de daaraan gekoppelde tegemoetkoming zal worden belast. De desbetreffende bepalingen zijn aan de nieuwe fiscale regelgeving aangepast.

De noodzakelijke wijziging van de regelgeving is aangegrepen om meer flexibiliteit te introduceren. Het is mogelijk gemaakt op aanvraag een tegemoetkoming te verstrekken voor de belastingheffing voor de door gemeente of provincie verstrekte vergoeding of beschikbaar gestelde computerapparatuur.

Het is tevens mogelijk, een tegemoetkoming te verstrekken voor de aanschaf van benodigde computerapparatuur, of voor het gebruik van eigen computerapparatuur. Voorts is de vergoedingregeling voor de aanleg- en abonnementskosten voor de internetverbinding voor computerapparatuur aangepast aan de gewijzigde belastingregels. Ook voor de verstrekking of vergoeding van een internetaansluiting geldt dat bij niet geheel of nagenoeg geheel zakelijk gebruik de vergoeding of verstrekking wordt belast. Voor commissarissen van de Koning, gedeputeerden, burgemeesters en wethouders is tevens een regeling voor communicatieapparatuur opgenomen. Tot slot kan de hoogte van vergoedingen en tegemoetkomingen bij ministeriële regeling, bij provinciale of gemeentelijke verordening worden vastgesteld.

3. WAO-gerechtigde staten- en raadsleden (motie Slob)

In de motie Slob (Kamerstukken II, 2004–2005, 29 800 VII, nr. 21) is aangegeven dat provinciale staten en gemeenteraden een brede afspiegeling van de bevolking dienen te vormen. Om deze reden is het gewenst dat drempels om lid te worden of te blijven van de provinciale staten en gemeenteraad worden weggenomen. In de Wet arbeidsongeschiktheid (WAO) geldt het algemene principe dat indien een persoon inkomen uit arbeid geniet, dit in de regel zal leiden tot verlaging of intrekking van de WAO-uitkering. Dit omdat een WAO-uitkering is bedoeld om het als gevolg van arbeidsongeschiktheid ontstane verlies aan verdienvermogen te vergoeden.

De vergoeding voor de werkzaamheden als staten- en raadsleden wordt in fiscale zin en voor sociale zekerheidsvoorzieningen aangemerkt als inkomen uit arbeid. Echter, een relatief geringe verhoging van het inkomen door een staten- of raadsvergoeding kan door de getrapte klasse-indeling van de WAO, een grote teruggang betekenen voor de hoogte van een WAO-uitkering. Dit feit kan zich bijvoorbeeld voordoen bij aanvaarding van een raads- of statenzetel, in het geval een gemeente in een hogere inwonersklasse wordt geplaatst of wanneer de vergoeding voor de werkzaamheden wordt verhoogd. Dit beperkt in zekere zin de mogelijkheid van WAO-ers om lid te zijn of te blijven van een vertegenwoordigend orgaan. Inkomsten verkregen uit de vervulling van een politiek ambt, voorzover het niet gaat om full-time bestuurders, vallen onder de in de WAO opgenomen anticumulatieregeling. Hiervoor is in de desbetreffende rechtspositiebesluiten een voorziening getroffen. Op verzoek van een staten- of raadslid met een WAO-uitkering kan bij verordening de eigen vergoeding worden verlaagd.

Er bestaat op dit moment reeds een regeling voor de compensatie voor de samenloop van de vergoeding als raads- of statenlid met de Werkloosheidswet en het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekspersoneel. Op grond van deze regeling kunnen provincies en gemeenten bij verordening een vergoeding ten laste van de provincie of gemeente toekennen, indien een korting op de uitkering wordt toegepast in verband met het uitoefenen van het staten- of raadslidmaatschap.

Deze regeling wijkt af van de nu getroffen voorziening voor de samenloop van de vergoeding met een WAO-uitkering. Deze houdt immers in een korting op de vergoeding als raads- of statenlid en niet een vergoeding wegens korting op de WAO-uitkering.

De reden dat is gekozen voor een korting de vergoeding van raads- en statenleden is dat een compensatie van de korting op de WAO-uitkering door de anticumulatieregeling in de WAO wederom zou leiden tot een verlaging van die uitkering. Opgemerkt zij dat naar verwachting in 2006 de WAO vervangen wordt door de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen, de WIA. Om deze reden wordt in de desbetreffende bepalingen gesproken over «een uitkering in verband met geheel of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid».

5. Wijziging fiscale positie wethouders en gedeputeerden

Wethouders en gedeputeerden werden in hun hoedanigheid van respectievelijk raads- en statenlid fiscaal beschouwd als een zelfstandige die desgewenst kan kiezen om voor de loonbelasting te worden aangemerkt als werknemer (fictief werknemerschap). Na de dualisering van het provincie- en gemeentebestuur zijn gedeputeerden en wethouders ingevolge de Ambtenarenwet als benoemde bestuurders in openbare dienst aangesteld en vallen net als ministers en staatssecretarissen onder de werking van die wet.

De aanstelling in openbare dienst houdt voor de toepassing van de fiscale wetgeving in dat sprake is van een arbeidsverhouding, die als dienstbetrekking wordt aangemerkt. Op grond daarvan is de keuze om voor de loonbelasting te worden aangemerkt als fictief werknemer niet meer mogelijk. De wethouder of gedeputeerde valt direct onder de werking van de Wet op de loonbelasting.

Voor de fictief werknemers verandert er niets. De gedeputeerde of wethouder valt als werknemer direct onder de loonbelasting. Deze groep blijft dezelfde onkostenvergoeding ontvangen.

Voor wethouders en gedeputeerden die momenteel fiscaal als zelfstandige worden beschouwd vervalt de lagere vaste onkostenvergoeding en de daarmee samenhangende mogelijkheid van kostenaftrek in de inkomstenbelasting. Deze categorie valt voor wat betreft de bestuursfunctie met ingang van 1 januari 2006 niet meer onder de inkomstenbelasting maar onder de loonbelasting. De mogelijkheid tot aftrek van aantoonbare beroepskosten voor de bestuursfunctie in de inkomstenbelasting komt daarmee te vervallen. Deze categorie ontvangt echter met ingang van 1 januari 2006 als werknemer de gebruteerde hoge onkostenvergoeding die eerder al gold voor fictief werknemers. Voor deze onkostenvergoeding is het niet meer noodzakelijk is om bewijsstukken van beroepskosten voor de Belastingdienst te bewaren wat past in de vermindering van de administratieve lastendruk.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

In artikel 6 werd voor de aanspraak op een gratificatie bij dienstjubileum artikel 79 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (Arar) van overeenkomstige toepassing verklaard. Het desbetreffende artikel is in het Arar gewijzigd.Het was niet beoogd dat deze wijziging ook voor de commissarissen van de Koningin zou gelden.

Om de oorspronkelijke aanspraken voor een diensttijdgratificatie te herstellen, is aansluiting gezocht bij de gratificatie bij dienstjubileum voor burgemeesters. In plaats van een verwijzing is de aanspraak op de gratificatie nu, naar analogie aan de formulering uit de Rechtspositiebesluit burgemeesters, uitgeschreven. De verwijzing naar het Arar komt daarmee te vervallen.

Artikel I, onderdeel B

Voor een toelichting op artikel 7 wordt verwezen naar de Algemene toelichting, paragraaf 2.

Artikel I, onderdeel C

Op grond van artikel 8b ontving de commissaris van de Koning een vergoeding ter compensatie van de belastingheffing voor het gebruik van de dienstauto voor woon-werkverkeer. Per 1 januari 2004 is de belastingwetgeving op dit punt gewijzigd en is de belastingheffing hierover vervallen. Als gevolg hiervan heeft de compensatieregeling geen betekenis meer en is artikel 8b vervallen.

Artikel I, onderdeel D

In artikel 10b, derde lid, is een verschrijving hersteld.

Artikel I, onderdeel E

In artikel 22 is voor de terminologie aangesloten bij de Algemene nabestaandenwet.

Artikel II, onderdeel A

Artikel 1, onderdeel c, is aangepast aan de situatie na de invoering van de dualisering, waarin een gedeputeerde niet langer deel uitmaakt van provinciale staten.

Artikel II, onderdeel B

In artikel 2 is de verwijzing geschrapt naar een lid van provinciale staten dat een gedeputeerde vervangt. Met de invoering van de dualisering van het provinciebestuur is de vervanging van de gedeputeerde door een statenlid niet meer mogelijk.

Artikel II, onderdeel C

In artikel 6 wordt voor de terminologie in verband met het overlijden van een gedeputeerde aangesloten bij de Algemene nabestaandenwet.

Artikel II, onderdeel D

Artikel 17 is vervallen om eenvormigheid in de aanspraken van alle Appa-gerechtigden te realiseren. Ministers en staatssecretarissen en leden van de Tweede Kamer kennen niet een dergelijke verhoogde uitkering bij arbeidsgerelateerde arbeidsongeschiktheid.

Artikel II, onderdeel E

Op grond van artikel 19a ontving de gedeputeerde een vergoeding ter compensatie van de belastingheffing voor het gebruik van de dienstauto voor woon-werkverkeer. Per 1 januari 2004 is de belastingwetgeving op dit punt gewijzigd en is de belastingheffing hierover vervallen. Als gevolg hiervan heeft de compensatieregeling geen betekenis meer.

Artikel II, onderdeel F

Als gevolg van de dualisering van het provinciebestuur is de gedeputeerde geen lid meer van de provinciale staten. Op grond van artikel 2 van de Ambtenarenwet wordt een gedeputeerde aangemerkt als werknemer. De arbeidsverhouding van een gedeputeerde wordt op grond van de Wet op de loonbelasting 1964 als dienstbetrekking aangemerkt. Een fictief werknemerschap is daarom niet meer mogelijk. Dat betekent tegelijkertijd dat de huidige mogelijkheid van een lagere vaste onkostenvergoeding voor gedeputeerden en wethouders en de daarmee samenhangende mogelijkheid van kostenaftrek in de inkomstenbelasting, zal komen te vervallen. Het in artikel 21, eerste lid, genoemde bedrag is gelijk aan de per 1 januari 2005 vastgestelde onkostenvergoeding.

Artikel II, onderdeel G

De verwijzing in artikel 22, tweede lid, naar de deeltijdsituatie van de gedeputeerde is aangepast aan de nieuwe Provinciewet.

Artikel II, onderdeel H

Voor een toelichting op artikel 22a wordt verwezen naar de Algemene toelichting, paragraaf 2.

Artikel II, onderdeel I

Artikel 23, derde lid, refereert aan de situatie dat een statenlid een gedeputeerde vervangt. Dit is na de dualisering niet meer mogelijk. Daarom is dit artikellid geschrapt.

Artikel II, onderdeel J

Het nieuwe artikel 24a is een overgangsbepaling in verband met het geschrapte artikel 17. Deze overgangsbepaling heeft een eerbiedigende werking voor ambtsdragers die arbeidsongeschiktheid zijn ten gevolge van de uitoefening van hun functie van gedeputeerde. De ingetrokken bepaling betreft de aanvulling op de uitkering wegens invaliditeit of het nabestaandenpensioen als een hiervoor genoemde arbeidsongeschiktheid zich voordoet. De overgangsbepaling blijft in twee situaties van toepassing. Ten eerste als de arbeidsongeschiktheid reeds aanwezig was op de datum van inwerkingtreding van dit besluit van 22 december 2005. Ten tweede als de arbeidsongeschiktheid op dat moment nog niet geconstateerd is, maar op een later moment kan worden vastgesteld dat de oorzaak van de invaliditeit is gelegen op een tijdstip vóór de inwerkingtreding van 22 december 2005.

Op basis van deze bepaling worden ook de aanvullingen op de reeds toegekende invaliditeitsuitkeringen of de nabestaandenpensioenen voortgezet.

Artikel III, onderdeel A

De verwijzingen in artikel 1, onderdeel d, naar Provinciewet zijn aangepast aan de gewijzigde artikelen in die wet.

Artikel III, onderdeel B

In de CAO lonen overheid wordt niet langer onderscheid gemaakt tussen volwassenen en niet-volwassenen. De toevoeging in artikel 2, tweede lid, «voor volwassenen» is daarom geschrapt.

Artikel III, onderdeel C

Voor een toelichting op artikel 6a wordt verwezen naar de Algemene toelichting, paragraaf 2.

Artikel III, onderdeel D

In artikel 7a wordt op grond van artikel 75 van de Provinciewet een regeling voor vergoeding van werkzaamheden en een onkostenregeling opgenomen voor het statenlid dat gedurende meer dan dertig dagen het voorzitterschap van de staten waarneemt.

Artikel III, onderdeel E

In artikel 10, derde lid, is de naam van de ziektekostenregeling gewijzigd.

Artikel III, onderdeel F

Artikel 11, derde lid, voorziet in de mogelijkheid voor de provinciale staten om, indien wenselijk, bij verordening een lagere vergoeding voor de werkzaamheden toe te kennen, om te voorkomen dat de anticumulatieregeling zou leiden tot een verlaging van de arbeidsongeschiktheidsuitkering van een lid van provinciale staten.

Artikel III, onderdeel G

Deze toevoeging aan artikel 13 voorziet in de mogelijkheid voor provinciale staten om, indien wenselijk, bij verordening te bepalen dat artikel 6a van dit besluit ook van toepassing is voor de commissieleden.

Artikel IV, onderdeel A

In artikel 1, onderdeel b, is de definitiebepaling van het bezoldigingsbegrip voor burgemeesters gewijzigd in die zin dat meer elementen onder dat begrip vallen. De artikelen 14a en 14b en 17 inzake toelages op de bezoldiging van burgemeesters in verband met benoeming in een andere gemeente in dezelfde klasse (art. 14a) of in een lagere klasse (art. 14b), alsmede de waarnemingsvergoeding (art. 17) zijn toegevoegd. Dit is onder meer van belang bij de berekening van de gratificatie voor een ambtsjubileum.

Artikel IV, onderdeel B

In artikel 8 wordt een verschrijving hersteld.

Artikel IV, onderdeel C

De waarneming van de burgemeester is gewijzigd als gevolg van de dualisering van het gemeentebestuur. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de waarneming van het ambt van burgemeester en de waarneming van het voorzitterschap van de raad.

In artikel 77 van de Gemeentewet is geregeld dat bij afwezigheid van de burgemeester zijn ambt in beginsel waargenomen door een door het college aan te wijzen wethouder. De bezoldiging is dan gelijk aan de bezoldiging die hoort bij het voltijd-wethouderschap. Bij afwezigheid van alle wethouders wordt het ambt waargenomen door het langst zittende lid van de raad. In dat geval geldt een vergoeding van de voor het burgemeestersambt vastgestelde minimumbezoldiging.

Het voorzitterschap van de raad wordt waargenomen door het langstzittende lid van de raad. Deze waarneming van de burgemeester als voorzitter van de raad wordt nader geregeld in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Artikel IV, onderdeel D en E

De artikelen 23, tweede lid, en 24, tweede lid, worden gewijzigd in verband met de wijziging van het Algemeen Rijksambtenarenreglement van 28 december 2004 (Stb. 2004, 688). Daarbij zijn de artikelen 43 en 44 vervallen. De bepalingen van artikel 43 en 44 (oud) zijn opgenomen in het nieuwe artikel 40a. De verwijzingen zijn dienovereenkomstig aangepast.

Artikel IV, onderdeel F

In artikel 30 is de mogelijkheid om deel te nemen aan een pc-privéregeling geschrapt. Een compensatie kan worden aangevraagd voor de belastingheffing over de door de gemeente ter beschikking gestelde computer, bijbehorende apparatuur en software. Onder de bijbehorende apparatuur wordt tevens begrepen modemapparatuur. In het geval geen computer etc. ter beschikking wordt gesteld, kan een vergoeding worden gevraagd voor de aanschaf van computerapparatuur bijbehorende apparatuur en software, of voor het gebruik van eigen computerapparatuur. Ook kan communicatieapparatuur ter beschikking gesteld worden. Te denken valt dan aan (mobiele) telefoon of faxapparatuur. Voorzover de burgemeester de privé-telefoon gebruikt voor zijn werk kan hij daarvoor een vergoeding vragen. Eveneens kan een vergoeding worden aangevraagd voor de aanleg- of de abonnementskosten van het internet.

Artikel IV, onderdeel G

Op grond van artikel 34a ontving de burgemeester een vergoeding ter compensatie van de belastingheffing voor het gebruik van de dienstauto voor woon-werkverkeer. Per 1 januari 2004 is de belastingwetgeving op dit punt gewijzigd en is de belastingheffing hierover vervallen. Als gevolg hiervan heeft de compensatieregeling geen betekenis meer en vervalt artikel 34a.

Artikel IV, onderdeel H

In artikel 46e, vierde lid, is een verschrijving hersteld.

Artikel IV, onderdeel I

In artikel 47, tweede lid, is voor de terminologie aangesloten bij de Algemene nabestaandenwet.

Artikel V, onderdeel A

In artikel 5 is voor de terminologie aangesloten bij de Algemene nabestaandenwet.

Artikel V, onderdeel B

In artikel 20, tweede lid, is de term gemeentebestuur vervangen door het college van burgemeester en wethouders om te verduidelijken dat het college de bevoegdheid tot het stellen van nadere voorschriften in verband met de omstandigheden in het eerste lid bezit.

Artikel V, onderdeel C

Artikel 21 vervalt om eenvormigheid in de aanspraken van alle Appa-gerechtigden te realiseren. Ministers en staatssecretarissen en leden van de Tweede Kamer kennen evenmin een verhoogde uitkering bij arbeidsgerelateerde arbeidsongeschiktheid.

Artikel V, onderdeel D

Artikel 22a van het Rechtspositiebesluit wethouders is vervallen. Op grond van dit artikel ontving de wethouder een vergoeding ter compensatie van de belastingheffing voor het gebruik van de dienstauto voor woon-werkverkeer. Per 1 januari 2004 is de belastingwetgeving op dit punt gewijzigd en is de belastingheffing hierover vervallen. Als gevolg hiervan heeft de compensatieregeling geen betekenis meer.

Artikel V, onderdeel E

Als gevolg van de dualisering van het gemeentebestuur is de wethouder geen lid meer van de raad. Op grond van artikel 2 van de Ambtenarenwet wordt de wethouder aangemerkt als werknemer. De arbeidsverhouding van een wethouder wordt op grond van de Wet op de loonbelasting 1964 als dienstbetrekking aangemerkt. Een fictief werknemerschap is daarom niet meer mogelijk. Dat betekent tegelijkertijd dat de huidige mogelijkheid van een lagere vaste onkostenvergoeding voor gedeputeerden en wethouders en de daarmee samenhangende mogelijkheid van kostenaftrek in de inkomstenbelasting, zal komen te vervallen. De in artikel 25 genoemde bedragen zijn gelijk aan de per 1 januari 2005 vastgestelde onkostenvergoeding.

Artikel V, onderdeel F

Voor een toelichting op artikel 27a wordt verwezen naar de Algemene toelichting, paragraaf 2.

Artikel V, onderdeel G

Het nieuwe artikel 29 is een overgangsbepaling in verband met het geschrapte artikel 21. Deze overgangsbepaling heeft een eerbiedigende werking voor ambtsdragers die arbeidsongeschiktheid zijn ten gevolge van de uitoefening van hun functie van wethouder. De ingetrokken bepaling betreft de aanvulling op de uitkering wegens invaliditeit of het nabestaandenpensioen als een hiervoor genoemde arbeidsongeschiktheid zich voordoet. De overgangsbepaling blijft in twee situaties van toepassing. Ten eerste als de arbeidsongeschiktheid reeds aanwezig was op de datum van inwerkingtreding van dit besluit van 22 december 2005. Ten tweede als de arbeidsongeschiktheid op dat moment nog niet geconstateerd is, maar op een later moment kan worden vastgesteld dat de oorzaak van de invaliditeit is gelegen op een tijdstip vóór de inwerkingtreding van 22 december 2005.

Op basis van deze bepaling worden ook de aanvullingen op de reeds toegekende invaliditeitsuitkeringen of de nabestaandenpensioenen voortgezet.

Artikel VI, onderdeel A

Artikel 1, tweede lid, is geschrapt in verband met de situatie na de invoering van de dualisering van het gemeentebestuur, waarin de wethouder niet langer deel uitmaakt van de raad.

Artikel VI, onderdeel B

In de CAO lonen overheid wordt niet langer onderscheid gemaakt tussen volwassenen en niet-volwassenen. De toevoeging in artikel 2 «voor volwassenen wordt daarom geschrapt.

Artikel VI, onderdeel C

Voor een toelichting op dit artikel wordt verwezen naar de Algemene toelichting, paragraaf 2.

Artikel VI, onderdeel D

Artikel 8, derde lid, vervalt omdat er geen misverstand kan bestaan over het begin (artikel 8, eerste lid) en het eind (artikel 8, tweede lid) van de periode waarover de vergoeding wordt berekend.

Artikel VI, onderdeel E

In artikel 8a wordt op grond van artikel 77 van de Gemeentewet een regeling voor vergoeding van werkzaamheden en een onkostenregeling opgenomen voor het raadslid dat gedurende meer dan dertig dagen het voorzitterschap van de raad waarneemt.

Artikel VI, onderdeel F

In artikel 10 is in verband met de dualisering de bevoegdheid tot het afsluiten van een collectieve verzekering neergelegd bij het college van burgemeester en wethouders.

Artikel VI, onderdeel G

Artikel 12, derde lid, voorziet in de mogelijkheid voor de raad om, indien wenselijk, bij verordening een lagere vergoeding voor de werkzaamheden toe te kennen, om te voorkomen dat de anticumulatieregeling zou leiden tot een verlaging van de arbeidsongeschiktheidsuitkering van een lid van de raad.

Artikel VI, onderdeel H

In artikel 14 is de verwijzing naar een aantal artikelen geactualiseerd. Tevens voorziet dit artikel in de mogelijkheid voor de gemeenteraad om, indien wenselijk, bij verordening te bepalen dat artikel 7a van dit besluit ook van toepassing is voor de commissieleden.

Artikel VI, onderdeel I

In tabel IV, in de bijlage bij het besluit is het foutieve opschrift gewijzigd.

Artikel VII

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst. Aangezien het nieuwe fiscale regime voor ter beschikking gestelde computerapparatuur met ingang van 1 januari 2005 is ingevoerd, geldt voor de artikelen I, onder B, II, onder H, III onder C, IV, onder F, V onder F, VI onder C, een terugwerkende kracht tot deze datum. De genoemde personen kunnen vanaf die datum aanspraak maken op een tegemoetkoming voor de belastingheffing of in de kosten.

De bepalingen in de rechtspositiebesluiten van gedeputeerden en wethouders die betrekking hebben op het fictief werknemersschap – de artikelen II, onder F, en V, onder E, – treden in werking op 1 januari 2006 omdat uit fiscale overwegingen aangesloten dient te worden bij de periode van een kalenderjaar.

Artikel III, onderdeel D, werkt terug tot en met 12 maart 2003 en artikel VI, onderdeel E, werkt terug tot en met 7 maart 2002, de data waarop de dualisering zijn intrede deed bij provincies respectievelijk gemeenten, en vanaf wanneer een staten- of een raadslid als voorzitter van de staten of de raad heeft kunnen optreden. Een lid van provinciale staten of van de gemeenteraad die meer dan dertig dagen onafgebroken als zodanig hebben opgetreden komen vanaf die data voor vergoeding van werkzaamheden en een onkostenregeling in aanmerking.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven