Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Justitie | Staatsblad 2006, 730 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Justitie | Staatsblad 2006, 730 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 27 november 2006, nr. 5452570/06/6;
Gelet op de artikelen 126za, vierde lid, 126zc, 126zh, eerste lid, 126zi, derde lid, 126zq, vierde lid, 126zs, vierde lid, en 126ee van het Wetboek van Strafvordering;
De Raad van State gehoord (advies van 14 december 2006, nr. W03.06.0522/I);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 20 december 2006, nr. 5458278/06/6;
Hebben goedgevonden en verstaan:
In dit besluit wordt verstaan onder:
a. de wet: het Wetboek van Strafvordering;
b. onderzoek aan kleding: onderzoek als bedoeld in artikel 126zs, eerste lid, van de wet.
Bij een mondeling bevel tot toepassing van de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 126zq, 126zr en 126zs van de wet, legt de opsporingsambtenaar die het bevel uitvoert de volgende gegevens in een proces-verbaal vast:
a. het tijdstip waarop het bevel is gegeven, de naam van de officier van justitie die het bevel heeft gegeven, de geldigheidsduur van het bevel en een omschrijving van het gebied waarop het bevel van toepassing is;
b. het aantal keren dat een bevoegdheid is toegepast;
c. de wijze waarop de bevoegdheid is uitgeoefend.
1. Veiligheidsrisicogebieden als bedoeld in artikel 126zq, vierde lid, van de wet zijn de gebieden omschreven in de bij dit besluit behorende bijlage.
2. De opsporingsambtenaar die bij de uitoefening van zijn dienst in een veiligheidsrisicogebied bevoegdheden toepast, bedoeld in de artikelen 126zq, 126zr en 126zs van de wet, legt in een proces-verbaal de volgende gegevens vast:
a. het aantal keren dat een bevoegdheid is toegepast;
b. de wijze waarop de bevoegdheid is uitgeoefend.
3. De opsporingsambtenaar verstrekt aan de persoon te wiens aanzien een van de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 126zq, 126zr en 126zs van de wet, wordt toegepast, een schriftelijk bescheid, houdende nadere informatie omtrent de bevoegdheidsuitoefening.
4. Het schriftelijk bescheid, bedoeld in het derde lid, vermeldt het dienstnummer van de optredende ambtenaar, tijdstip en plaats van het optreden, de toegepaste bevoegdheid alsmede bij wie en op welke wijze een klacht kan worden ingediend. Indien bevoegdheidsuitoefening plaatsvindt op bevel van de officier van justitie wordt daarvan tevens aantekening gemaakt.
Gegevens als bedoeld in artikel 126zi, eerste lid, van de wet worden gevorderd overeenkomstig de voorschriften, opgenomen in het Besluit verstrekking gegevens telecommunicatie.
1. Onderzoek aan kleding geschiedt door het aftasten van de kleding of het onderzoeken van afzonderlijke kledingstukken voor zover dat nodig is voor doeltreffende controle.
2. Onderzoek aan kleding wordt zoveel mogelijk uitgevoerd door een opsporingsambtenaar die hetzelfde geslacht heeft als de persoon die aan het onderzoek wordt onderworpen.
3. Onderzoek aan kleding vindt zoveel mogelijk plaats in het bijzijn van een tweede opsporingsambtenaar.
4. Onderzoek aan kleding vindt plaats in een afgezonderde ruimte, indien de persoon die aan het onderzoek wordt onderworpen of de betrokken opsporingsambtenaar daaraan de voorkeur geeft.
1. Personen in de openbare dienst van een vreemde staat worden voor de toepassing van de bevoegdheden van artikel 126zd, eerste lid, onder a, b en c, en artikel 126ze van de wet aan een opsporingsambtenaar gelijkgesteld, indien wordt voldaan aan de vereisten omschreven in de artikelen 5 en 6 van het Samenwerkingsbesluit bijzondere opsporingsbevoegdheden.
2. Artikel 1 van het Samenwerkingsbesluit bijzondere opsporingsbevoegdheden wordt als volgt gewijzigd:
A. In onderdeel a wordt «of artikel 126o, eerste lid,» vervangen door:, artikel 126o, eerste lid of artikel 126zd, eerste lid, onder a,.
B. In onderdeel b wordt «of artikel 126p, eerste lid,» vervangen door:, artikel 126p, eerste lid of artikel 126ze, eerste lid,.
C. In onderdeel c wordt «en artikel 126q, eerste lid» vervangen door:, artikel 126q, eerste lid of artikel 126zd, eerste lid, onder b,.
D. In onderdeel d wordt «en artikel 126qa, eerste lid» vervangen door:, artikel 126qa, eerste lid of artikel 126zd, eerste lid, onder c,.
In artikel 2 van het Besluit vorderen gegevens telecommunicatie wordt «en artikel 126u, eerste lid, tweede volzin,» vervangen door: , artikel 126u, eerste lid, tweede volzin, en artikel 126zh, eerste lid, tweede volzin,.
Artikel 1 van het Besluit technische hulpmiddelen strafvordering (Stb. 2006, 524) wordt als volgt gewijzigd:
A. In onderdeel b wordt «of artikel 126o, derde lid,» vervangen door:, artikel 126o, derde lid of artikel 126zd, vierde lid,.
B. In onderdeel c wordt «of artikel 126s, eerste lid,» vervangen door: , artikel 126s, eerste lid of artikel 126zf, eerste lid,.
C. In onderdeel d wordt «of artikel 126t, eerste lid» vervangen door «artikel 126t, eerste lid of artikel 126zg, eerste lid,» en komt de zinsnede na «artikel 126m, eerste lid,» te luiden: 126t, eerste lid, en 126zg, eerste lid, voor zover het bevel, bedoeld in artikel 126m, derde of vierde lid, onderscheidenlijk artikel 126t, derde of vierde lid, en artikel 126zg, derde of vierde lid, ten uitvoer wordt gelegd zonder medewerking van de betrokken aanbieder.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnootDe Minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin
Uitgegeven de achtentwintigste december 2006
De Minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin
Dit besluit is gebaseerd op de artikelen 126za, vierde lid, 126zc, 126zh, eerste lid, 126zi, derde lid, 126zq, vierde lid, 126zr, vierde lid, en 126ee van het Wetboek van Strafvordering, ingevoegd of gewijzigd door de wet van 20 november 2006 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten ter verruiming van de mogelijkheden tot opsporing en vervolging van terroristische misdrijven (Stb. 2006, 580). In deze artikelen wordt bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur nadere voorschriften kunnen worden gegeven met betrekking tot de uitoefening van de in deze artikelen opgenomen bevoegdheden.
De wet ter verruiming van de mogelijkheden tot opsporing en vervolging van terroristische misdrijven heeft in titel Vb bijzondere bevoegdheden tot opsporing van terroristische misdrijven in het Wetboek van Strafvordering geïntroduceerd. Deze bevoegdheden komen in grote lijnen overeen met de algemene regeling van de bijzondere opsporingsbevoegdheden in de titels IVa en V van het wetboek. Een belangrijk verschil is evenwel dat in het kader van de opsporing van terroristische misdrijven deze bevoegdheden worden toegepast bij aanwijzingen van een dergelijk misdrijf. In lijn met de gekozen wettelijke systematiek is ook in dit uitvoeringsbesluit zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de algemene maatregelen van bestuur die zijn gebaseerd op de genoemde titels van het wetboek. Het besluit verklaart daarom de voorschriften, gegeven in het Besluit vorderen gegevens telecommunicatie (Stb. 2004, 394) en in het Besluit technische hulpmiddelen strafvordering (Stb. 2006, 524) van overeenkomstige toepassing. Hetzelfde geldt voor de mogelijkheid om buitenlandse opsporingsambtenaren in het kader van een opsporingsonderzoek naar terroristische misdrijven een bevel te geven tot het toepassen van de bijzondere opsporingsbevoegdheden tot infiltratie en pseudokoop – en dienstverlening. Het besluit bewerkstelligt dat hierop het Samenwerkingsbesluit bijzondere opsporingsbevoegdheden (Stb. 1999, 549) van toepassing is. Die algemene maatregel van bestuur stelt nadere voorwaarden aan de inzet van buitenlandse opsporingsambtenaren bij toepassing van genoemde bijzondere opsporingsbevoegdheden.
Over het ontwerpbesluit en de nota van toelichting is advies uitgebracht door het Openbaar Ministerie, de Raad van Hoofdcommissarissen, de Koninklijke marechaussee, de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA), de Raad voor de rechtspraak en de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR). De adviezen zijn zo veel mogelijk verwerkt.
Artikel 126za Sv geeft enkele algemene regels over de bevelen tot toepassing van bijzondere bevoegdheden tot opsporing van terroristische misdrijven. Onderscheiden worden een schriftelijk bevel en een mondeling bevel. Artikel 126za, eerste lid, Sv bepaalt dat bevelen alsmede een wijziging, aanvulling, verlenging of intrekking daarvan, behoudens uitzonderingen bij de wet bepaald, schriftelijk worden gegeven. Mondelinge bevelen kunnen worden gegeven ingeval van onderzoek van voorwerpen, vervoermiddelen en kleding (de artikelen 126zq tot en met 126zs Sv).
Mondelinge bevelen worden ingevolge artikel 126za, derde lid, Sv in ieder geval aangetekend in het proces-verbaal van de opsporingsambtenaar die het bevel uitvoert. De wet maakt het mogelijk dat aan de bevoegdheidsuitoefening op grond van een mondeling bevel nadere eisen worden gesteld. Dit besluit strekt daartoe.
De bevoegdheden tot onderzoek van voorwerpen, vervoermiddelen en kleding kunnen in geval van aanwijzingen van een terroristisch misdrijf worden toegepast op bevel van de officier van justitie. Het vereiste van een bevel van de officier van justitie geldt niet indien de bevoegdheden worden toegepast in een ingevolge dit besluit aangewezen veiligheidsrisicogebied.
Veiligheidsrisicogebieden zijn plaatsen die vanwege hun functie – te denken valt aan luchthavens, industriecomplexen, stations en overheidsgebouwen – permanent een verhoogd risico lopen het doelwit te worden van een terroristische aanslag. De continue dreiging maakt het nodig een voorziening te treffen, op grond waarvan opsporingsambtenaren binnen deze gebieden de genoemde onderzoeksbevoegdheden te allen tijde in het belang van het onderzoek kunnen toepassen, zonder dat daaraan een bevel van de officier van justitie vooraf behoeft te gaan.
De veiligheidsrisicogebieden zijn mede in het belang van de rechtszekerheid nader aangeduid in de bijlage bij dit besluit. De selectie van de gebieden heeft plaatsgevonden op basis van dreiging en risico, vastgesteld aan de hand van de beschikbare dreigingsinformatie afkomstig van de diverse inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Het lokaal bevoegd gezag wordt van een voornemen tot aanduiding als veiligheidsrisicogebied geïnformeerd, zodat overleg vooraf mogelijk is.
Over het aanwijzen van luchthavens als veiligheidsrisicogebied wordt nog het volgende opgemerkt. De aanwijzing van luchtvaartterreinen ingevolge dit besluit dient te worden onderscheiden van het regime krachtens hoofdstuk 4, afdeling 3a, van de Luchtvaartwet. In laatstgenoemde regeling is de verantwoordelijkheid van de Minister van Justitie neergelegd voor de beveiliging van de burgerluchtvaart alsmede diens bevoegdheid om in dat kader aanwijzingen te geven. Waar dit besluit nadere uitvoeringsvoorschriften geeft ten behoeve van de opsporing en vervolging van terroristische misdrijven, zijn de maatregelen die uit hoofde van eerdergenoemde afdeling van de Luchtvaartwet getroffen kunnen worden gericht op het bevorderen en bewerkstelligen van adequate beveiligingsmaatregelen op de luchthaven.
De veiligheidsrisicogebieden hebben een semi-permanent karakter. Het is voorstelbaar dat de dreiging ten aanzien van het aangewezen gebied, het gevoelige object dat zich binnen dit gebied bevindt, of de activiteiten die er plaatsvinden, na verloop van tijd afneemt. Ter vermijding van misverstanden zij opgemerkt dat wijziging van de lijst, in de zin van verwijdering of opneming van veiligheidsrisicogebieden, eveneens dient te geschieden bij algemene maatregel van bestuur.
Aangezien toepassing van de bevoegdheden tot onderzoek van voorwerpen, vervoermiddelen en kleding (de artikelen 126zq tot en met 126zs Sv) in de praktijk kan leiden tot vraagstukken van openbare orde, is het aangewezen alsdan de burgemeester op de hoogte te stellen. Dit betekent dat de burgemeester bij bevoegdheidsuitoefening binnen een veiligheidsrisicogebied in beginsel vooraf in kennis zal worden gesteld van elk optreden dat consequenties kan hebben voor de handhaving van de openbare orde. Over optreden dat beperkt is gebleven tot enkele personen zal achteraf mededeling kunnen worden gedaan. Bij toepassing van zoekbevoegdheden buiten een veiligheidsrisicogebied op bevel van de officier van justitie, binnen een bepaald gebied en gedurende een bepaalde periode, geldt dat de burgemeester onverwijld wordt geïnformeerd. De informatieverstrekking aan de burgemeester in het kader van de uitoefening van zoekbevoegdheden zal worden vastgelegd in een aanwijzing van het College van procureurs-generaal. Niet ondenkbaar is voorts dat over de toepassing van de zoekbevoegdheden in aanvulling op deze aanwijzing nog nadere afspraken tot stand komen in het driehoeksoverleg.
Een mondeling bevel tot toepassing van opsporingsbevoegdheden is mogelijk ten aanzien van het onderzoek van voorwerpen, vervoermiddelen en kleding (de artikelen 126zq tot en met 126zs Sv). Als een mondeling bevel wordt gegeven, dan moet dit bevel, alsmede een wijziging, aanvulling, verlenging of intrekking daarvan, door de opsporingsambtenaar die het bevel uitvoert worden aangetekend in het proces-verbaal. Dit is vastgelegd in artikel 126za, derde lid, Sv.
Artikel 2, onder a, van dit besluit geeft nadere invulling aan deze verplichting, in die zin dat uit hoofde van artikel 126za, vierde lid, Sv aangeduid wordt welke gegevens in het proces-verbaal moeten worden vermeld. Voorgeschreven wordt dat in het proces-verbaal het tijdstip wordt vastgelegd waarop het bevel is gegeven. Vermeld dient voorts te worden de naam van de officier van justitie die het bevel heeft gegeven, een aanvullend vereiste dat op instigatie van de Raad voor de rechtspraak en de NVvR wordt gesteld. Tevens zullen de geldigheidsduur van het bevel en een omschrijving van het gebied waarop het bevel van toepassing is moeten blijken. Het aangeven van het tijdstip is van belang, omdat de toepassing van de zoekbevoegdheden van de artikelen 126zq tot en met artikel 126zs Sv gelimiteerd is tot een periode van twaalf uren. De periode kan hierna telkens voor de duur van twaalf uren worden verlengd.
Uitgangspunt bij het gebruik van de zoekbevoegdheden zijn de professionaliteit, het inzicht en de ervaring van de opsporingsambtenaar die de bevoegdheden toepast. De bevoegdheidstoepassing wordt verder inzichtelijk en toetsbaar door een goede verslaglegging. Uiteraard geldt in zijn algemeenheid de verbaliseringsplicht op grond van artikel 152 Sv. Daarnaast stelt dit besluit nog enkele bijzondere vereisten. De NOvA en de NVvR gaven in hun adviezen over het ontwerp van dit besluit aan een adequate verslaglegging inzake de toepassing van deze bevoegdheden belangrijk te vinden. De in dit besluit gestelde nadere voorwaarden bevorderen een gedegen verslag van de bevoegdheidsuitoefening.
Ingevolge de onderdelen b en c van artikel 2 van het besluit, moet de opsporingsambtenaar in het proces-verbaal aangeven hoe vaak de bevoegdheid gedurende de periode van twaalf uren is toegepast. Ook dient de opsporingsambtenaar in zijn proces-verbaal vast te leggen, op welke wijze hij de bevoegdheid heeft gehanteerd. Is de bevoegdheid in het belang van het onderzoek slechts tegen enkele personen toegepast, of diende een grotere groep van personen te worden onderzocht? Met opneming van deze informatie wordt een beeld verschaft van de context van de bevoegdheidsuitoefening. Het draagt er voorts aan bij dat de bevoegdheden niet eenzijdig of willekeurig worden ingezet. Bij de verslaglegging omtrent de toepassing van een zoekbevoegdheid moet, aan de andere kant, wel bedacht worden dat het gaat om een opsporingsbevoegdheid. Het Openbaar Ministerie wees er in zijn advies terecht op, dat het in detail opnemen van selectiecriteria in het proces-verbaal juist de belangen van de opsporing zouden kunnen schaden. Een dergelijke specieuze rapportageverplichting houdt artikel 2, onderdeel b, niet in.
Wanneer de zoekbevoegdheden van de artikelen 126zq tot en met 126zs Sv worden uitgeoefend in een daartoe aangewezen veiligheidsrisicogebied, kan een bevel van de officier van justitie achterwege blijven. Hierboven in deze nota van toelichting is reeds uiteengezet wat verstaan dient te worden onder een veiligheidsrisicogebied. Artikel 3, eerste lid, van het besluit, verwijst voor de aanwijzing van veiligheidsrisicogebieden naar de lijst, opgenomen in de bijlage bij dit besluit.
Aan de toepassing van zoekbevoegdheden door een opsporingsambtenaar in een veiligheidsrisicogebied, stelt artikel 3, tweede lid, van dit besluit nadere eisen omtrent de verslaglegging. Het gaat hier om dezelfde eisen als die, welke in artikel 2, onderdelen b en c, van dit besluit worden gesteld aan de bevoegdheidstoepassing op grond van mondelinge bevelen. De opsporingsambtenaar zal in het proces-verbaal van uitvoering het aantal keren dat de bevoegdheid is toegepast moeten vermelden. Ook dient hij informatie op te nemen over de wijze waarop de bevoegdheid is uitgeoefend. De situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen dat bij aanwijzingen van een terroristisch misdrijf een doelmatige opsporing vereist dat een ieder die zich in een bepaald deel van een luchthaven bevindt wordt onderzocht aan kleding en bagage. Het onderzoeksbelang kan er ook toe leiden dat bijzondere aandacht wordt besteed aan passagiers van een bepaalde vlucht.
Het derde lid van artikel 3 bepaalt dat een persoon die onderworpen wordt aan een zoekbevoegdheid in een veiligheidsrisicogebied een informatieblad krijgt uitgereikt, waarin informatie is opgenomen over de zoekbevoegdheid. Het informatieblad geeft aan waar en op welke wijze klachten over de toepassing van de bevoegdheid kunnen worden ingediend. Op het informatieblad worden tevens het dienstnummer van de opsporingsambtenaar die de bevoegdheid toepast aangegeven, alsmede de plaats waar en het tijdstip waarop de bevoegdheid is toegepast jegens de betrokken persoon. Dit is vastgelegd in het vierde lid.
Artikel 126zi Sv bevat bevoegdheden die het mogelijk maken in het kader van onderzoek naar terroristische misdrijven gegevens te vorderen over een gebruiker van een communicatiedienst. Vergelijkbare bevoegdheden in andere titels van het wetboek zijn van nadere voorschriften voorzien omtrent de wijze waarop de gegevens gevorderd dienen te worden. Dit is geregeld in het Besluit verstrekking gegevens telecommunicatie (Stb. 2000, 71). Vordering en verstrekking van de bedoelde gegevens geschieden in de praktijk door tussenkomst van het Centraal informatiepunt onderzoek telecommunicatie, dat zorgt voor een geautomatiseerde doorgeleiding van de vordering. Deze werkwijze wordt ook gevolgd bij de bevoegdheid van artikel 126zi Sv. Om die reden bepaalt artikel 4 van het besluit dat de vordering van gegevens ingevolge deze artikelen geschiedt overeenkomstig de voorschriften van het Besluit verstrekking gegevens telecommunicatie.
In artikel 126zs Sv is de bevoegdheid neergelegd voor opsporingsambtenaren om personen te onderzoeken aan kleding. Kortheidshalve omschrijft artikel 1 van dit besluit deze bevoegdheid als onderzoek aan kleding. Deze bevoegdheid is afgeleid van de «lichte» bevoegdheid tot onderzoek aan kleding, zoals voorzien in de Luchtvaartwet.
Artikel 5 van dit besluit geeft nadere richtsnoeren voor de uitvoering van het onderzoek aan kleding. Deze richtsnoeren komen grotendeels overeen met de behoorlijkheidsvoorschriften met betrekking tot de uitvoering van de fouillering die krachtens de Luchtvaartwet zijn gegeven in het Besluit beveiliging burgerluchtvaart (Stb. 2003, 1). Zij dienen ter instructie van de opsporingsambtenaren die de bevoegdheden toepassen. De nadere regels zijn niet alleen opgenomen om vanuit wetssystematisch oogpunt zoveel mogelijk aansluiting te zoeken bij de voorschriften van het Besluit beveiliging burgerluchtvaart, maar ook om tot uitdrukking te brengen dat het karakter van deze bevoegdheid afwijkt van het karakter van de ingrijpende bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 56 en 195 Sv. Uitgangspunt is de vakbekwaamheid waarmee de opsporingsambtenaren op grond van hun ervaring met het gebruik van fouilleringsbevoegdheden optreden, zowel bij het uitvoeren van het onderzoek aan kleding, als in de bejegening van personen die aan de bevoegdheid worden onderworpen. Te wijzen valt in dit verband op de bestaande bevoegdheid tot veiligheidsfouillering van artikel 8, derde tot en met vijfde lid van de Politiewet 1993. Voorts maakt de toepassing van het onderzoek aan kleding deel uit van het opleidingstraject van politie-ambtenaren en van opsporingsambtenaren van de Koninklijke marechaussee.
Artikel 5 bepaalt op welke wijze het onderzoek aan kleding dient te geschieden. Als uitgangspunt geldt dat personen gefouilleerd worden door een ambtenaar die hetzelfde geslacht heeft als de onderzochte persoon. Het onderzoek dient zoveel mogelijk te geschieden in het bijzijn van een tweede opsporingsambtenaar. Indien personen die onderworpen worden aan het onderzoek aan kleding hiertoe de wens uiten, of de opsporingsambtenaar die de bevoegdheid toepast, vindt het onderzoek aan kleding plaats in een afgesloten ruimte.
Artikel 6, eerste lid, van het besluit regelt met het oog op de uitoefening van nader aangeduide bijzondere opsporingsbevoegdheden, de gelijkstelling van buitenlandse opsporingsambtenaren en Nederlandse opsporingsambtenaren.
Artikel 126zc Sv biedt daarvoor de basis. Bepaald wordt dat buitenlandse opsporingsambtenaren een bevel mag worden gegeven tot toepassing van de bevoegdheden als omschreven in artikel 126zd, eerste lid, onder a, b en c, Sv en artikel 126ze Sv (stelselmatige observatie, pseudokoop of -dienstverlening, stelselmatige inwinning van informatie en infiltratie), onder de voorwaarden zoals daaraan gesteld door het Samenwerkingsbesluit bijzondere opsporingsbevoegdheden. De in het Samenwerkingsbesluit opgenomen voorwaarden gelden eveneens voor de vergelijkbare bijzondere opsporingsbevoegdheden in de titels IVa en V van het wetboek.
Artikel 5 van het Samenwerkingsbesluit bepaalt dat de buitenlandse ambtenaar voordat hij mag optreden zal moeten kunnen aantonen dat hij in zijn land beschikt over opsporingsbevoegdheid. De officier van justitie ziet hier op toe. Voorts moet blijken dat hij de kennis en vaardigheden bezit die nodig zijn voor uitvoering van het bevel. Artikel 6 van het Samenwerkingsbesluit benadrukt de gebondenheid aan het Nederlandse recht. De buitenlandse ambtenaar heeft de verplichting om te getuigen, indien dit van hem wordt verlangd. Hij is gehouden aanwijzingen op te volgen van de Nederlandse opsporingsautoriteiten. Van de verrichting van de bevoegdheid dient hij verslag uit te brengen. Hij mag geen dwangmiddelen of andere bijzondere opsporingsbevoegdheden aanwenden, dan die genoemd in het bevel.
Artikel 1 van het Samenwerkingsbesluit verwijst thans ook naar de artikelen 126zd en 126ze Sv. Daarmee zijn de in het Samenwerkingsbesluit opgenomen voorwaarden ook van kracht bij de uitoefening van bevoegdheden van de artikelen 126zd en 126ze Sv.
Artikel 126zh Sv betreft de bevoegdheid tot het vorderen van gegevens met betrekking tot een gebruiker van een communicatiedienst in de zin van artikel 126la Sv en het communicatieverkeer met betrekking tot die gebruiker.
Artikel 126zh, eerste lid, tweede volzin, Sv bepaalt dat bij algemene maatregel van bestuur nader wordt bepaald welke verkeersgegevens kunnen worden gevorderd. Het Besluit vorderen gegevens telecommunicatie heeft deze verkeersgegevens reeds benoemd voor de met artikel 126zh Sv overeenkomende bevoegdheden, omschreven in artikel 126n en 126u Sv. Ter uitvoering van artikel 126zh kan volstaan worden met een aanvulling van artikel 2 van het Besluit vorderen gegevens telecommunicatie, in die zin dat daarin ook artikel 126zh Sv wordt aangehaald.
Bij de toepassing van de bevoegdheden van de artikelen 126zd, eerste lid, (observatie met een technisch hulpmiddel), 126zf, eerste lid, (opnemen van vertrouwelijke communicatie) en 126zg, eerste lid, (opnemen van telecommunicatie) Sv is het gebruik van technische hulpmiddelen noodzakelijk. Op grond van artikel 126ee Sv worden daaraan nadere eisen gesteld bij algemene maatregel van bestuur. Deze eisen wijken niet af van de eisen die gelden voor de vergelijkbare bijzondere opsporingsbevoegdheden in de titels IVa en V van het wetboek. Daarom is artikel 1 van het Besluit technische hulpmiddelen strafvordering (Stb. 2006, 524) door artikel 8 van dit besluit aangevuld met een verwijzing naar artikel 126zd, eerste lid, artikel 126zf, eerste lid, en artikel 126zg, eerste lid, Sv.
De Minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin
De onderstaande gebieden zijn veiligheidsrisicogebieden, aangewezen met het oog op de opsporing van terroristische misdrijven.
– het Binnenhof te Den Haag
– de centrale stations van de vier grote steden
– de Nederlandse luchthavens alsmede de daaraan grenzende gebieden
– de Kerncentrale te Borssele
– het Mediapark te Hilversum
Het gebied ingesloten door en inclusief aanliggende stoep en rijbaan:
– Plein
– Lange Poten
– Hofweg (inclusief Hofplaats)
– Buitenhof
– Lange Vijverberg
– Korte Vijverberg
De centrale stations van de vier grote steden
Het gebied, inclusief de tram en bushaltes en metrostation, begrensd door en inclusief:
– Westerdokskade
– De Ruijterkade
– Oostertoegang
– Oosterdokskade
– Prins Hendrikkade
– Nieuwe Westerdokstraat
Het gebied inclusief, tram en bushaltes en metrostation, begrensd door en inclusief:
– Weena
– Hofplein
– Couwenburgh tot aan spoor
– Spoor over naar Catshoek
– Molenwaterweg
– Proveniersstraat
– Proveniersplein
– Stationssingel
– Statenpad
– Statenweg
Het gebied, inclusief straat- spoorniveau, tot en met het uiteinde van de perrons, inclusief de Noordertunnel, de Zuidertunnel (met toegangen), de Jaarbeurstraverse (tussen Stationshal en Jaarbeursplein, met toegangen), de traverse tussen Hoog Catharijne en Stationshal, de Stationshal, het Stationsplateau (het 'taxiplatform'), het Stationsplein en begrensd door:
– de volledige bebouwing van het Muziekcentrum Vredenburg en van Hoog Catharijne inclusief de traverses over de Catharijnebaan, inclusief de Stationsdwarsstraat, de Stationsstraat, de Westerstraat en de Spoorstraat
– Moreelsepark
– Stationsplein
– Mineurslaan, inclusief rijweg en voetpaden
– met toevoeging van het Jaarbeursplein voor zover dat gelegen is tussen Beatrixgebouw, Croeselaan (niet inbegrepen) en parkeergarage;
– achterzijde bebouwing Van Sijpesteijnkade
– de Van Sijpesteijntunnel (inclusief de tunnel en de verbindingen naar de Noordertunnel)
Het gebied inclusief tram en bushaltes, begrensd door en inclusief:
– Rijnstraat
– Bezuidenhoutseweg
– Koningin Julianaplein
– Anna van Burenstraat
– Prins Willem Alexanderweg
– Prins Bernhardviaduct
– Schedeldoekshaven
Het luchthavengebied van de luchthaven Schiphol zoals vastgesteld in het luchthavenindelingbesluit Schiphol (Stb. 2004, 425), gelegen in de gemeente Haarlemmermeer, inclusief het NS-station Schiphol.
Daaraan wordt toegevoegd het totale gebied gelegen tussen de afrastering van het als zodanig aangewezen luchtvaartterrein tot en met de navolgende wegen:
– N232 vanaf aansluiting met N205 tot en met de brug over de Ringvaart, gemeente Haarlemmermeer
– Hoofdweg Westzijde tussen N201 en N232, gemeente Haarlemmermeer
– Hoofdweg Oostzijde tussen N201 en N232, gemeente Haarlemmermeer
– IJweg, gemeente Haarlemmermeer
– Vijfhuizenweg, gemeente Haarlemmermeer
– Sloterweg, gemeente Haarlemmermeer
– Tweeduizend El, gemeente Haarlemmermeer
– Verbindingsweg tussen Sloterweg en Tweeduizend El, gemeente Haarlemmermeer
– Rijnlanderweg inclusief verbindingsweg, gemeente Haarlemmermeer
– Gebied kop Runway 36c tussen A4 en A5, gemeente Haarlemmermeer
– Driemerenweg thv N205 parallel aan Runway 36L inclusief fietspad, gemeente Haarlemmermeer
– Publiek toegankelijke weg vanaf P 42, gemeente Haarlemmermeer
– Fokkerweg vanaf aansluiting N201 tot aansluiting N232, gemeente Haarlemmermeer
– De Kruisweg vanaf de aansluiting Fokkerweg tot en met viaduct A-4, gemeente Haarlemmermeer
– Oude Loevesteijnse Randweg ter hoogte van kop Runway 18L, gemeente Haarlemmermeer
Het aangewezen luchtvaartterrein Rotterdam (Stcrt. 2001, 209) in de gemeente Rotterdam en begrensd door de volgende wegen:
– in het noorden: de Doenkade, gemeente Rotterdam
– in het oosten: de Bovendijk, gemeente Rotterdam
– in het zuiden: de Woensdrechtsestraat, gemeente Rotterdam
– in het westen: de Vliegveldweg, gemeente Rotterdam
Daaraan toegevoegd wordt het totale gebied gelegen tussen de afrastering van het als zodanig aangewezen luchtvaartterrein tot en met de navolgende wegen:
– de Doenkade, gelegen in de gemeente Rotterdam
– de Vliegveldweg, gelegen in de gemeente Rotterdam
Het luchtvaartterrein Eindhoven is het met afrastering begrensd gebied dat wordt omsloten door de volgende wegen:
– in het noorden: de Landsardweg, gemeente Eindhoven
– in het oosten: de Spottersweg, gemeente Eindhoven
– in het zuiden: de Anthony Fokkerweg, gemeente Eindhoven
– in het westen: de Luchthavenweg, gemeente Eindhoven
Het civiele gedeelte van het luchtvaartterrein bevindt zich in de noordoosthoek van het luchtvaartterrein en maakt ingevolge een beschikking medegebruik van het militaire luchtvaartterrein Vliegbasis Eindhoven.
Daaraan toegevoegd worden de hierna opgesomde locaties:
Het totale gebied gelegen tussen de afrastering van het als zodanig aangewezen luchtvaartterrein tot en met de navolgende wegen:
– De Spottersweg, gelegen in de gemeente Eindhoven
– De Luchthavenweg, gelegen in de gemeente Eindhoven
Het aangewezen luchtvaartterrein Maastricht (Stcrt. 2004, 252) gelegen in de gemeenten Beek en Meerssen en omsloten door de volgende wegen:
– in het noorden: de Vliegveldweg, gemeente Beek
– in het oosten: de Europalaan, gemeente Beek
– in het zuid/westen: de Nieuwe Vliekerweg, gemeente Meerssen
Daaraan toegevoegd wordt het totale gebied gelegen tussen de afrastering van het als zodanig aangewezen luchtvaartterrein en de navolgende wegen:
– De Vliegveldweg, vanaf de kruising met de Europalaan, tot aan de kruising met de Nieuwe Vliekerweg in de gemeente Meerssen
– De Europalaan vanaf de kruising met de Vliegveldweg tot aan de doorsteek naar de Steutgensweg, gemeente Beek
– De Steutgensweg vanaf de kruising met de Valkenburgerweg, gemeente Beek, tot aan de aansluiting met de Waselderweg in de gemeente Meerssen
– De Waselderweg vanaf de aansluititng met de Steutgensweg in de gemeente Beek tot aan de overgang met de Vlieker Eijkenweg, gemeente Meerssen
– De Vlieker Eijkenweg vanaf de overgang met de Waselderweg tot aan de kruising met de Beekerweg / Burgemeester Visschersstraat, gemeente Meerssen
– De Burgemeester Visschersstraat vanaf de kruising met de Beekerweg tot aan de overgang met de Bamfordweg, gemeente Meerssen
– De Bamfordweg vanaf de overgang met de Burgemeester Visschersstraat tot aan de kruising met de Nieuwe Vliekerweg, gemeente Meerssen
– De Nieuwe Vliekerweg vanaf de kruising met de Bamfordweg tot aan de kruising met de Vliegveldweg in de gemeente Beek inclusief de genoemde wegen
Het luchtvaartterrein Twente is het met afrastering begrensd gebied dat wordt omsloten door de Vliegveldweg en Oude Deventerweg in de gemeente Enschede.
Daaraan toegevoegd worden de hierna genoemde locaties:
Het totale gebied gelegen tussen de afrastering van het als zodanig aangewezen luchtvaartterrein en de navolgende wegen:
– Bergweg: vanaf Noordergrensweg tot Oude Deventerweg, gemeente Enschede
– Oude Deventerweg: van kruising Bergweg tot Vliegveldweg (ingang vliegbasis Twente), gemeente Enschede
– Vliegveldweg: tot kruising Snellenweg (ingang Enschede Airport Twente), gemeente Enschede
– Fokkerweg: crash ingang Vliegbasis, gemeente Enschede
– Vergertweg: vanaf Fokkerweg tot Weerseloseweg (hoofdingang vliegbasis), gemeente Enschede
– Weerseloseweg: vanaf kruising Vergertweg tot kruising oude Vliegveldstraat, incl. 3 zandwegen (start/landingsbaan), gemeente Enschede
– Oude Vliegveldstraat: vanaf Weerseloseweg tot Sniedersveldweg, gemeente Enschede
– Sniedersveldweg: tot kruising Knollenveldweg, gemeente Enschede
– Knollenveldweg: tot oude Postweg, gemeente Enschede
– Ledeboerweg: vanaf kruising oude Postweg tot Noordergrensweg (start/landingsbaan), gemeente Enschede
– Noordergrensweg: vanaf kruising Ledeboerweg tot Grefterberghoekweg (spottersheuvel), gemeente Enschede
– Grefteberghoekweg gemeente Enschede
Het aangewezen luchtvaartterrein Eelde (Stcrt. 2001, 98) is het gebied gelegen tussen de afrastering van het als zodanig aangewezen luchtvaartterrein en wordt omsloten door de volgende wegen:
– Burgemeester J.G. Legroweg, vanaf de kruising met de Groningerstraat tot de kruising met de Esweg te Eelde, gemeente Tynaarlo
– De Bunnerzandweg te Yde, gemeente Tynaarlo
Daaraan toegevoegd worden de hierna opgesomde locaties:
– Veldkampweg te Eelde, gemeente Tynaarlo, doodlopend op een crashgate van de luchthaven
– Luchtenburgerweg te Eelde, gemeente Tynaarlo, vanaf de Watermolenweg, doodlopend op een crashgate van de luchthaven
– De Luchtenburgerweg te Yde, gemeente Tynaarlo, vanaf de Norgerweg
– De Moespot, te Yde, gemeente Tynaarlo, doodlopend op een crashgate van de luchthaven
Het gebied begrensd door de Westerschelde en de straten:
– Lange Zuidweg, gemeente Borssele
– Weelweg, gemeente Borssele
– Ossenweg, gemeente Borssele
– Weelhoekweg, gemeente Borssele
– Europaweg Oost, gemeente Borssele
– Luxemburgweg, gemeente Borssele
– Achterduinweg, gemeente Borssele
Het gebied begrensd door:
– Sumatralaan, gemeente Hilversum
– Lage Naarderweg, gemeente Hilversum
– Witte Kruislaan, gemeente Hilversum
– Domeinweg, gemeente Hilversum
– Hoge Naarderweg (onverhard gedeelte), gemeente Hilversum
– Insulindelaan (tot aan de grens van het perceel Sumatralaan 51), gemeente Hilversum
Het gebied ingesloten door:
– Nieuwe Meentweg, gemeente Hilversum
– Bussumergrintweg, gemeente Hilversum
– Doodweg, gemeente Hilversum
Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Justitie.
Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 9 januari 2007, nr. 6.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2006-730.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.