Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 2006, 724 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 2006, 724 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 9 november 2006, Directie Arbeidsverhoudingen, nr. AV/CAM/2006/90668, gedaan mede namens Onze Minister van Economische Zaken;
Gelet op artikel 67, 70, 70A, 73, tweede lid, 102, tweede lid en 126, derde lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie;
De Raad van State gehoord (advies van 7 december 2006, nr. W12.06.0483/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 december 2006, Directie Arbeidsverhoudingen, nr. AV/CAM/2006/101314, uitgebracht mede namens Onze Minister van Economische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
In dit besluit wordt verstaan onder:
a. de wet: de Wet op de bedrijfsorganisatie;
b. het bedrijfschap: het Bedrijfschap Afbouw, bedoeld in artikel 3;
c. het bestuur: het bestuur van het bedrijfschap.
1. In dit besluit wordt verstaan onder het stukadoors-, afbouw-, terrazzo- en vloerenbedrijf: het bedrijfsmatig krachtens aanneming van werk verrichten of doen verrichten van activiteiten gericht op het gebied van de niet-constructieve afbouw, waaronder het ter plaatse van de bestemming aanbrengen van plafond- en wandsystemen.
2. In dit besluit wordt onder stukadoors- en afbouwbedrijf mede verstaan het plafond- en wandbedrijf.
3. In dit besluit wordt onder het vloerenbedrijf mede verstaan:
a. het bewerken van vloeren, al dan niet in samenhang met het aanbrengen van een ter plaatse van de bestemming vervaardigde deklaag, met de fysische eigenschappen die vereist zijn voor het beoogde gebruik;
b. het storten van betonvloeren in samenhang met het niet-constructief afbouwen van deze vloeren en tevens niet in samenhang met de verantwoordelijkheid voor constructieve werkzaamheden zoals bij het plaatsen van de bekisting en het aanbrengen van de bewapening.
4. In dit besluit wordt onder uitoefening van het stukadoors-, afbouw-, terrazzo- en vloerenbedrijf niet verstaan:
a. het verrichten van handelingen van constructieve bouwkundige aard, waaronder die in het kader van het aannemingsbedrijf op het gebied van bouw en utiliteit, en in het kader van betonreparatie van constructieve aard;
b. het vervaardigen van dragende vloeren of wanden;
c. het fabrieksmatig vervaardigen van sierbetonproducten, tenzij door de vervaardiger daarvan bestemd om ter plaatse van de bestemming te worden aangebracht;
d. het fabrieksmatig vervaardigen van systeemwanden, het fabrieksmatig vervaardigen van systeemplafondonderdelen, tenzij door de vervaardiger daarvan bestemd om ter plaatse van de bestemming te worden aangebracht;
e. het aanbrengen van niet zelf vervaardigde keramische, glazen of natuurstenen tegels, tenzij aangebracht in samenhang met een of meer handelingen behorende tot de uitoefening van het stukadoors-, afbouw-, terrazzo- en vloerenbedrijf.
1. Er is een Bedrijfschap Afbouw.
2. Het bedrijfschap is ingesteld voor de ondernemingen waarin het stukadoors-, afbouw-, terrazzo- en vloerenbedrijf wordt uitgeoefend.
3. Het bedrijfschap is gevestigd te Rijswijk.
Het bestuur bestaat uit twaalf leden, waarvan zes leden door organisaties van ondernemers en zes leden door organisaties van werknemers worden benoemd.
Het bedrijfschap is bevoegd tot de regeling of nadere regeling van de in artikel 93, tweede lid, van de wet vermelde onderwerpen of onderdelen daarvan met uitzondering van de voortbrenging, de afzet, de verdeling en de aanwending van goederen, waaronder mede begrepen de opslag en de be- en verwerking van goederen, en het verlenen van diensten.
1. Bij een op grond van artikel 93, tweede lid, van de wet vastgestelde verordening kan worden bepaald dat deze mede andere dan de in artikel 102, eerste lid, van de wet bedoelde natuurlijke en rechtspersonen bindt, voor zover deze handelingen verrichten die bedrijfsmatig in de ondernemingen waarvoor het bedrijfschap is ingesteld, plegen te worden verricht.
2. Een bepaling als bedoeld in het eerste lid geldt niet voor ondernemingen waarvoor een bedrijfslichaam is ingesteld, indien dat bedrijfslichaam ten aanzien van het onderwerp of de onderwerpen waarop de in het eerste lid bedoelde verordening betrekking heeft, eveneens bindende regelen heeft gesteld.
1. Onverminderd het tweede en derde lid, worden de door het bedrijfschap krachtens artikel 126, eerste lid, van de wet op te leggen heffingen vastgesteld naar één van de volgende grondslagen:
a. het aantal personen of categorieën van personen, werkzaam in de ondernemingen waarvoor het bedrijfschap is ingesteld;
b. de in de ondernemingen waarvoor het bedrijfschap is ingesteld bereikte omzet of onderdelen daarvan;
c. de loonsom van de werknemers in de ondernemingen waarvoor het bedrijfschap is ingesteld.
2. Heffingen, met uitzondering van die waarvan de opbrengst een bijzondere bestemming heeft, kunnen, behoudens een krachtens het eerste lid vastgesteld deel, voor het andere deel in afwijking van dat lid worden opgelegd tot een bedrag dat voor alle ondernemingen waarvoor het bedrijfschap is ingesteld, gelijk is.
3. Heffingen waarvan de opbrengst een bijzondere bestemming heeft, kunnen worden opgelegd naar een grondslag welke het bestuur in verband met die bestemming passend acht.
4. Bij heffingsverordening kan worden bepaald dat voor daarbij aan te wijzen groepen van ondernemingen, ten aanzien waarvan zich bijzondere omstandigheden voordoen, de heffing op andere wijze wordt berekend.
Het Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Afbouw en Onderhoud wordt ingetrokken.
1. Het Hoofdbedrijfschap Afbouw en Onderhoud wordt opgeheven.
2. De verordeningen van het Hoofdbedrijfschap Afbouw en Onderhoud en de krachtens deze verordeningen genomen heffingsbesluiten blijven na intrekking van het Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Afbouw en Onderhoud van kracht tot de datum waarop de door het bedrijfschap vastgestelde verordeningen terzake in werking zullen treden.
3. Het personeel, de rechten, de verplichtingen, de vermogensbestanddelen en de archiefbescheiden van het Hoofdbedrijfschap Afbouw en Onderhoud gaan over naar het bedrijfschap.
4. Wettelijke procedures en rechtsgedingen, ingesteld door of tegen het Hoofdbedrijfschap Afbouw en Onderhoud, worden geacht te zijn ingesteld door of tegen het bedrijfschap.
5. Besluiten, genomen door het Hoofdbedrijfschap Afbouw en Onderhoud, worden toegerekend aan het bedrijfschap.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnootDe Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A. J. de Geus
De Minister van Economische Zaken,
J. G. Wijn
Uitgegeven de achtentwintigste december 2006
De Minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin
In het kader van de modernisering binnen de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie is het Hoofdbedrijfschap Afbouw en Onderhoud (HAO) op 1 januari 2003 van start gegaan met twee commissies als bedoeld in artikel 88a van de Wet op de bedrijfsorganisatie. Het hoofdbedrijfschap vormt de rechtsopvolger van het Bedrijfschap Schilders- en Afwerkingsbedrijf en het Bedrijfschap Stukadoors-, Afbouw-, Terrazzo-/Vloerenbedrijf.
De bij het HAO betrokken ondernemers- en werknemersorganisaties hebben op 16 januari 2004 schriftelijk op hoofdlijnen overeenstemming bereikt over de ontvlechting van het HAO.
De ondernemers- en werknemersorganisaties die bij het HAO betrokken zijn (zie bijlage A) hebben in hun brieven van 25, 26, 29 en 30 maart 2004 bij de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) het verzoek ingediend de werkingssfeer van het HAO te beperken tot het stukadoors-, afbouw-, terrazzo- en vloerenbedrijf. Uit deze brieven bleek dat het draagvlak voor het HAO bij het schilders- en afwerkingbedrijf was komen te vervallen. Doel van de wijziging is dan ook het buiten de werkingssfeer brengen van het schilders- en afwerkingsbedrijf. Dit heeft gevolgen voor het personeel en de financiën van het HAO.
De Nederlandse Ondernemingsvereniging voor Afbouwbedrijven (NOA), de Nederlandse Bond voor de Bouw- en Houtnijverheid en de Hout- en Bouwbond CNV hebben op 10 mei 2005 verzocht om tegelijk met de aanpassing van de werkingssfeer twee technische wijzigingen in het instellingsbesluit HAO aan te brengen. De verzoeken betreffen het invoeren van de loonsom als grondslag voor de algemene heffing en het in overeenstemming brengen van de werkingssfeer van het HAO met die van de CAO Afbouw.
Naar aanleiding hiervan heeft de minister van SZW op 9 april 2004 per brief de Sociaal-Economische Raad (SER) verzocht advies uit brengen over de voornoemde verzoeken en daarbij de representativiteit van deze organisaties te onderzoeken. Ook is gevraagd om advies uit te brengen over de gevraagde wijziging van het instellingsbesluit HAO. De Bestuurskamer van de SER heeft zijn advies op 21 november 2005 uitgebracht.
In zijn advies stelt de Bestuurskamer vast dat het verzoek van de bij het hoofdbedrijfschap betrokken organisaties aan alle desbetreffende voorwaarden voldoet.
De Bestuurskamer constateert dat de NOA, de Hout- en Bouwbond CNV en FNV Bouw als organisaties bij het hoofdbedrijfschap betrokken willen blijven en dat zij voldoen aan het Besluit advisering representativiteit bedrijfslichamen. Dit betekent dat de voornoemde organisaties een voldoende representatieve vertegenwoordiging van ondernemers en werknemers vormen voor een HAO met een beperkte werkingssfeer (bijlage B).
De Bestuurskamer adviseert om de werkingssfeer van het HAO te beperken tot het stukadoors-, afbouw-, terrazzo- en vloerenbedrijf. Dit geeft tevens de mogelijkheid om een tweetal technische wijzigingen van de werkingssfeer door te voeren. Bovendien heeft de verkleining van de werkingssfeer tot gevolg dat het hoofdbedrijfschap zich op één sector gaat richten, te weten de afbouwsector. Daarom zullen de activiteiten worden voortgezet als het Bedrijfschap Afbouw.
De Bestuurskamer merkt op dat de naamswijziging evenwel noodzaakt tot vervanging van het bestaande besluit en een nieuw besluit als bedoeld in artikel 70A van de Wet op de bedrijfsorganisatie. De Bestuurskamer benadrukt dat het nieuwe besluit materieel uitsluitend strekt tot beperking van de werkingssfeer van een bestaand bedrijfslichaam. Er wordt derhalve geen afbreuk gedaan aan het door het kabinet ingestelde moratorium op het instellen van nieuwe bedrijfslichamen.1
De SER heeft zijn advies, conform het voornoemde besluit, voorgelegd aan de ondernemers- en werknemersorganisaties die bij het bedrijfschap zijn betrokken. Deze organisaties hebben met het advies ingestemd.
De gevolgen van de ontvlechting van het HAO voor het personeel zijn opgevangen via een sociaal plan overeengekomen tussen het HAO, FNV Bondgenoten en CNV Dienstenbond. De uitvoering van dit plan resulteert in de overgang van 13 personeelsleden naar het Bedrijfschap Afbouw.
De wijziging van de werkingssfeer van het HAO heeft financiële consequenties. Op basis van onderzoek door PriceWaterhouseCoopers is de herziening van het HAO begroot op € 7.000.000. Dit bedrag is in mindering gebracht op het bedrag van € 12.500.000 uit de reserves van het HAO die worden toegerekend aan de ondernemingen die het schilders- en afwerkingsbedrijf uitoefenen. Eventuele hogere of lagere kosten zijn voor rekening van het Bedrijfschap Afbouw. Het resterende bedrag van € 5.500.000 is inmiddels overgedragen aan de Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor het Schilders- en Onderhoudsbedrijf (stichting O&O SAG). Deze stichting is op 1 maart 2004 opgericht door de Koninklijke Vereniging van Ondernemers in het Schilders, Afwerkings- en Glaszetbedrijf (FOSAG), FNV BOUW en Hout- en Bouwbond CNV. Doel van de stichting is het financieren, subsidiëren en (doen) uitvoeren van opleidings- en ontwikkelactiviteiten gericht op het bevorderen van goede arbeidsverhoudingen in het schilders- en onderhoudsbedrijf.
Ten opzichte van het thans opgeheven HAO is de werkingssfeer van het Bedrijfschap Afbouw als volgt gewijzigd: het schilders- en afwerkingsbedrijf vallen niet meer onder de werkingssfeer. De werkingssfeer van het resterende stukadoors-, afbouw-, terrazzo- en vloerenbedrijf is verruimd. Daarbij is aansluiting gezocht bij de landelijke CAO Afbouw2. Onder de werkingssfeer van het Bedrijfschap Afbouw vallen het stukadoors-, afbouw-, terrazzo- en vloerenbedrijf zoals in die CAO beschreven. Het betreft het bedrijfsmatig krachtens aanneming van werk verrichten of doen verrichten van activiteiten gericht op het gebied van niet-constructieve afbouw, waaronder het ter plaatse van de bestemming aanbrengen van plafond- en wandsystemen.
Wat het vloerenbedrijf betreft moet aansluiting worden gezocht bij de norm NEN-EN 13 318. Hierdoor is de vloerdikte niet relevant voor de uitoefening van het vloerenbedrijf in de zin van dit besluit.
Onder het vloerenbedrijf vallen eveneens de bedrijven die vloeren bewerken, al dan niet in samenhang met het aanbrengen van een ter plaatse van de bestemming vervaardigde deklaag. Ook vallen daaronder bedrijven die betonvloeren storten in samenhang met het niet-constructief afbouwen van deze vloeren doch niet in samenhang met de verantwoordelijkheid voor constructieve werkzaamheden zoals bij het plaatsen van de bekisting en het aanbrengen van de bewapening.
De bevoegdheden van het Bedrijfschap Afbouw zijn gelijk aan de bevoegdheden die het HAO heeft bezeten. Het bedrijfschap krijgt op grond van artikel 93 van de wet de bevoegdheid om bij verordening regels te stellen. In artikel 93, tweede lid van de wet is opgesomd over welke onderwerpen of onderdelen daarvan deze bevoegdheid zich uitstrekt. In artikel 5 van het instellingsbesluit is bepaald dat het bedrijfschap bevoegd is tot regeling of nadere regeling van vermelde onderwerpen of onderdelen daarvan, met uitzondering van de voortbrenging, de afzet, de verdeling en de aanwending van goederen, waaronder mede begrepen de opslag en de be- en verwerking van goederen, en het verlenen van diensten (artikel 93, tweede lid, onderdeel b van de wet). De bevoegdheid strekt dan ook uit tot:
a. registratie van ondernemingen en daarin werkzaam personeel, en – voorzover noodzakelijk voor de vervulling van de taak van het bedrijfslichaam – verstrekking van gegevens en inzage in boeken en bescheiden en bezichtiging van de onderneming;
c. bevordering van professionele bedrijfsvoering;
d. de lonen en andere arbeidsvoorwaarden;
e. onderzoek op sociaal, economisch en technisch terrein;
f. arbeidsmarktvoorzieningen;
g. fondsen en andere instellingen in het belang der bedrijfsgenoten
Bevoegdheden als vermeld onder a
De onder a genoemde bevoegdheden zijn onmisbaar voor het functioneren van het bedrijfslichaam. Zo had het HAO bij verordening regels gesteld ten aanzien van alle onder a genoemde aspecten.
Bevoegdheid als vermeld onder c
Een verantwoorde bedrijfsvoering door de ondernemingen waarvoor het bedrijfschap wordt ingesteld, vereist dat met een grote mate van zekerheid de onderneming dient te kunnen voldoen aan daartoe vooraf vastgestelde, soms internationaal gestandaardiseerde, normen. Bijvoorbeeld in het kader van kwaliteit, arbeidsomstandigheden en milieu. Het wordt van belang geacht dat het bedrijfschap bindende voorschriften kan geven omtrent de voorwaarden waaraan bij toepassing van deze normen dient te worden voldaan, opdat de genormaliseerde eisen gelijkluidend worden geïnterpreteerd en toegepast.
Tot dezelfde groep van onderwerpen kan gerekend worden de mogelijkheid tot het stellen van regels aangaande de door de ondernemingen gevoerde administratie; een juiste administratie vormt immers de basis voor een gezonde bedrijfsstructuur. Deze bevoegdheid, die ongewijzigd is ten opzichte van de bevoegdheid van het HAO, moet worden geplaatst tegen de achtergrond van een gezonde structuur binnen de bedrijfstakken. Verbetering langs de weg van voorlichting en ondersteuning verdient vanzelfsprekend de voorkeur. Het kan echter gewenst zijn dat ter ondersteuning van deze instrumenten een schap dwingende regelen kan opleggen, bijvoorbeeld ten behoeve van het correct bijhouden van de milieubelastende elementen van de bedrijfsvoering. In het kader van de bevordering van professionele bedrijfsvoering had het HAO een scala van instrumenten ontwikkeld en beschikbaar gesteld, zoals handleidingen arbo- en milieuzorgsystemen, bedrijfsvergelijkende kostenonderzoeken, calculatiemethodieken, ISO-normen, computerprogrammatuur, vakopleiding enz.
Bevoegdheid als vermeld onder d
Deze bevoegdheid moet worden gezien tegen de achtergrond van de bevoegdheid die het HAO destijds bezat. Het kan voor de afbouwsector van belang zijn om een massaal beroep op sociale fondsen en een groot verloop van werknemers in verband met het zeer arbeidsintensieve en seizoensgevoelige karakter van deze bedrijfstakken tegen te gaan door het treffen van bindende regels. Gedacht kan worden aan voorwaarden rondom bijdrage- en premieregelingen en arbeidsvoorwaardelijke prikkels tot verlenging van dienstverbanden in het winterseizoen.
Bevoegdheden als vermeld onder e
Bij regels die het bedrijfschap op grond van artikel 93, tweede lid, onder e, van de wet stelt, kan worden gedacht aan voorschriften van administratieve of praktische aard, die nodig zijn voor het organiseren of verrichten van onderzoek in het belang van de afbouwsector als geheel of onderdelen daarvan.
Bevoegdheid als vermeld onder f
Bij arbeidsmarktvoorzieningen moet vooral gedacht worden aan projecten, die gericht zijn op de vakopleiding en scholing van werknemers, voorkoming van een tekort aan arbeidskrachten en voorkoming van werkloosheid.
Bevoegdheden als vermeld onder g
Bij deze bevoegdheid kan gedacht worden aan opleidings- en ontwikkelingsfondsen en aan fondsen, die zowel kunnen dienen ter ondersteuning van maatregelen gericht op het voeren van een in milieuhygiënisch opzicht verantwoorde bedrijfsvoering als die, welke de verbetering van de structuur van de bedrijfstak beogen. Daarnaast kan in verband met aangelegenheden betreffende de arbeidsmarkt gedacht worden aan sociale fondsen.
De verordeningen vormen tevens een wettelijke basis voor subsidieverlening. De in de afgelopen jaren (door HAO) verstrekte subsidies betreffen de volgende terreinen: onderwijs en scholing, promotie, verbetering arbeidsomstandigheden, kwaliteitsbevordering en arbeidsmarktvoorzieningen.
Naar aanleiding van het verzoek van de FOSAG en de Werkgeversvereniging Vastgoedonderhoud en Afwerkings-Bedrijven (WVB), is het kabinet van oordeel dat de ondernemers in het schilders-, afwerkings- en glaszetbedrijf, alsmede in het vastgoedonderhoud- en afwerkingsbedrijf, buiten de werkingssfeer van het HAO moeten worden gebracht. Daarnaast is het kabinet van oordeel dat, gezien het verzoek van het NOA, het stukadoors-, afbouw-, terrazzo- en vloerenbedrijf onder de werkingssfeer van een eigen bedrijfschap dienen te vallen. Daarom kiest het kabinet ervoor om het Bedrijfschap Afbouw in te stellen als opvolger van het HAO.
Bij deze instelling heeft het kabinet gekeken naar de gevolgen van het moratorium op het instellen van nieuwe bedrijfslichamen en het kabinetsstandpunt over de toekomst van de PBO dat het kabinet op 23 mei 20063 naar de Kamer heeft gezonden.
De instelling van het Bedrijfschap Afbouw is een gevolg van het aanpassen van de werkingssfeer van een bestaand bedrijfslichaam, het HAO. Het kabinet is dan ook met de SER van mening dat de instelling van het Bedrijfschap Afbouw niet valt onder het door het kabinet ingestelde moratorium op het instellen van nieuwe bedrijfslichamen.
Dit besluit beoogt de werkingssfeer ten opzichte van het thans opgeheven HAO te beperken tot het stukadoors-, afbouw-, terrazzo- en vloerenbedrijf. In concreto betekent dit dat het schilders- en afwerkingsbedrijf niet langer onder die werkingssfeer valt. Daarom is opheffing van het HAO en instelling van een bedrijfschap Afbouw noodzakelijk. Voor een uiteenzetting over de werkingssfeer van het bedrijfschap wordt verwezen naar paragraaf 6 van deze nota van toelichting.
De betrokken organisaties van ondernemers en van werknemers zien geen aanleiding om bij verordening regels te stellen op het in artikel 5 uitgezonderde terrein. Daartoe bleek ook in het verleden geen behoefte. Dit hangt enerzijds samen met de aard van de bedrijvigheid van de onder het bedrijfschap vallende ondernemingen en anderzijds met alternatieve mogelijkheden die voor bepaalde aspecten zouden kunnen worden benut.
Behalve het aantal (categorieën) van in de ondernemingen waarvoor het bedrijfschap is ingesteld werkzame personen en de in die ondernemingen bereikte (onderdelen van de) omzet, kan nu ook de loonsom van de werknemers als grondslag voor algemene heffingen worden gehanteerd.
Op grond van dit artikel gaan het personeel, de rechten en plichten, waaronder die ten opzichte van het personeel, de vermogensbestanddelen en de archiefbescheiden van het HAO, over naar het bedrijfschap. Dit brengt onder meer met zich mee dat het beheer van het door het bij de instelling van het HAO opgeheven Bedrijfschap voor het Schilders- en Afwerkingsbedrijf gevormde fonds voor het verlenen van toeslagen op ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken, wordt voortgezet door het bedrijfschap. Wettelijke procedures en rechtsgedingen waarbij het HAO is betrokken, worden afgehandeld door het bedrijfschap. Besluiten van het HAO worden toegerekend aan het bedrijfschap. Ook de door het hoofdbedrijfschap vastgestelde verordeningen blijven van kracht. Als voorbeeld kan worden genoemd de verordening registratie en inzage van boeken en bescheiden Hoofdbedrijfschap Afbouw en Onderhoud. Op basis van deze verordening zijn de stukadoors-, afbouw-, terrazzo-, vloeren-, plafond- en wandbedrijven geregistreerd. De schilders- en afwerkingssector valt op grond van een wijziging van de registratieverordening in december 2004 niet meer onder de registratieplicht. Bestaande heffingsverordeningen en de daarop gebaseerde betalingsverplichtingen blijven in stand voor alle ondernemingen die onder het HAO vielen. Dit is nodig omdat de heffing over eerdere jaren door een aantal ondernemingen in het schilders- en afwerkingsbedrijf nog niet is voldaan.
Deze nota van toelichting onderteken ik mede namens de Minister van Economische Zaken.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A. J. de Geus
Deze bijlage behoort bij de nota van toelichting op het Besluit van 21 december 2006, houdende de instelling van een bedrijfschap voor ondernemingen waarin het stukadoors-, afbouw-, terrazzo- en vloerenbedrijf wordt uitgeoefend (Instellingsbesluit Bedrijfschap Afbouw)
Koninklijke Vereniging Federatie van Ondernemers in het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf
Nederlandse Ondernemersvereniging voor Afbouwbedrijven
Werkgeversvereniging Vastgoedonderhoud- en Afwerkings-Bedrijven
Nederlandse Bond voor de Bouw- en Houtnijverheid
Nederlandse Christelijke Bond van werknemers in de Hout- en Bouwnijverheid
Deze bijlage behoort bij de nota van toelichting op het besluit van 21 december 2006, houdende de instelling van een bedrijfschap voor ondernemingen waarin het stukadoors-, afbouw-, terrazzo- en vloerenbedrijf wordt uitgeoefend (Instellingsbesluit Bedrijfschap Afbouw)
Nederlandse Ondernemersvereniging voor Afbouwbedrijven
totaal aantal ondernemers | ± 5.912 |
aantal lid ondernemers | ± 1.254 |
percentage | ± 21% |
totale omzet | ± € 1.755.000.000 |
leden omzet | ± € 1.024.000.000 |
percentage | ± 58% |
Nederlandse Bond voor de Bouw- en Houtnijverheid
Nederlandse Christelijke Bond van werknemers in de Hout- en Bouwnijverheid
Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 9 januari 2007, nr. 6.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2006-724.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.