Besluit van 18 december 2006 tot wijziging van het Besluit maatschappelijke
ondersteuning (aanwijzen van instellingen voor het gebruik van het
sociaal-fiscaalnummer)
Wij Beatrix, bij
de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van
de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van
21 november 2006, kenmerk DMO/SFI-2730015;
Gelet op
artikel 18, tweede lid, van de Wet
maatschappelijke ondersteuning;
De Raad van State gehoord (advies van
30 november 2006, nr.
W13.06.0504/III);
Gezien het nader rapport van de
Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 15 december
2006, kenmerk
DMO/SFI-2735487;
Hebben
goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
Het Besluit
maatschappelijke ondersteuning wordt als volgt
gewijzigd:
A
Hoofdstuk V wordt
vernummerd tot hoofdstuk VI en de artikelen 5.1 tot en met 5.17 worden
vernummerd tot artikelen 6.1 tot en met
6.17.
B
Hoofdstuk VI
wordt vernummerd tot hoofdstuk VII en de artikelen 6.1 tot en met 6.4
worden vernummerd tot artikelen 7.1 tot en met
7.4.
C
Na artikel 4.5
wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd, luidende als volgt:
HOOFDSTUK V AANWIJZEN
VAN INSTELLINGEN VOOR HET GEBRUIK VAN HET
SOCIAAL-FISCAALNUMMER
Artikel 5
Als
instellingen als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet worden
aangewezen de instellingen die huishoudelijke verzorging
verlenen.
ARTIKEL II
Dit besluit treedt in
werking met ingang van 1 januari
2007.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van
toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnoot’s-Gravenhage, 18
december
2006
Beatrix
De
Staatssecretaris van
Volksgezondheid, Welzijn en
Sport,
C. I. J.
M. Ross-van
Dorp
Uitgegeven de achtentwintigste december 2006
De Minister van
Justitie,
E.
M. H. Hirsch
Ballin
NOTA VAN TOELICHTING
Artikel
I
Met onderhavig besluit worden op grond
van het tweede lid van artikel 18 van de Wet maatschappelijke
ondersteuning (Wmo) de instellingen aangewezen die het
sociaal-fiscaalnummer mogen gebruiken voor zover dat noodzakelijk is
bij de uitvoering van de Wmo. In overeenstemming met hetgeen is
opgemerkt in de toelichting bij de derde nota van wijziging van de Wmo
(Kamerstukken II, 2005/06, 30 131, nr. 36, blz. 3, onderaan) worden
aangewezen de instellingen die huishoudelijke verzorging
verlenen.
De regering gaat ervan uit dat
iemand alvorens in aanmerking te komen voor maatschappelijke
ondersteuning contact dient op te nemen met de gemeente en dat de
gemeente zorg draagt voor de juistheid van de gegevens, zoals naam en
adres van betrokkene. De regering acht het dan ook niet noodzakelijk
alle instellingen die maatschappelijke ondersteuning verlenen aan te
wijzen als gebruiker van het sofi-nummer. Voor de instellingen die
huishoudelijke verzorging verlenen wordt om de volgende reden een
uitzondering gemaakt.
De hoogte van de eigen bijdrage wordt
mede bepaald door de hoeveelheid huishoudelijke verzorging die is
verleend. Die hoeveelheid kan per week verschillen. Dat betekent dat
ook de hoogte van de eigen bijdrage per week kan verschillen. Voor de
juiste en vlotte gegevensstroom van de instellingen die huishoudelijke
verzorging verlenen aan de door de minister op grond van artikel 16 van
de Wmo aan te wijzen rechtspersoon is het van belang dat deze
instellingen gebruik kunnen maken van het
sofi-nummer.
Opgemerkt wordt nog dat
instellingen die huishoudelijke verzorging verlenen nu in het kader van
de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten ook gebruik kunnen maken van
het sofi-nummer.
Het College bescherming persoonsgegevens
heeft over onderhavig besluit op 13 november 2006 advies
verleend. Naar aanleiding van dit advies is in de eerste alinea van
deze toelichting uitdrukkelijk opgenomen dat het sofi-nummer alleen kan
worden gebruikt voor zover dit noodzakelijk is bij de uitvoering van de
Wmo.
Bedrijfseffecten,
nalevingskosten en administratieve lasten
Dit besluit heeft een positieve bijdrage aan het verminderen
van de administratieve lasten voor bedrijven en burgers. Dit besluit
heeft geen nalevingskosten, zoals bedoeld in de
bedrijfseffectentoets.
Artikel II
In overeenstemming met artikel 42 van de Wmo is bepaald dat
onderhavig besluit op 1 januari 2007 in werking
treedt.
De
Staatssecretaris van
Volksgezondheid, Welzijn en
Sport,
C. I. J.
M. Ross-van
Dorp
XHistnoot
Het advies van de
Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a,
vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van
State, omdat het zonder meer instemmend
luidt.