Besluit van 20 oktober 2006, houdende regels met betrekking tot de in rekening te brengen kosten ter zake van het geven van beschikkingen op grond van de Mededingingswet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 24 juli 2006, nr. WJZ 6051546;

Gelet op artikel 93a van de Mededingingswet;

De Raad van State gehoord (advies van 7 september 2006 no. W10.06.0338/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van 12 oktober 2006, nr. WJZ 6083372;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder wet: Mededingingswet.

Artikel 2

  • 1. De vergoeding die verschuldigd is op grond van artikel 93a van de wet bestaat uit een vast bedrag.

  • 2. Het vaste bedrag, bedoeld in het eerste lid, kan verschillen voor de verschillende in artikel 93a van de wet bedoelde beschikkingen.

Artikel 3

Het vaste bedrag, bedoeld in artikel 2, eerste lid, is:

a. € 15 000 voor het geven van een beschikking als bedoeld in artikel 37 van de wet;

b. € 30 000 voor het geven van een beschikking als bedoeld in artikel 44 van de wet;

c. € 2 000 voor het geven van een beschikking als bedoeld in de artikelen 25, 40, 46 en 47 van de wet.

Artikel 4

  • 1. De raad zendt tegelijk met de bekendmaking van de desbetreffende beschikking aan degene die een bedrag als bedoeld in artikel 2 verschuldigd is een rekening waarin hij aangeeft hoeveel deze verschuldigd is.

  • 2. Het bedrag wordt binnen vier weken na de dagtekening van de rekening, bedoeld in het eerste lid, betaald.

  • 3. De raad int de bedragen.

Artikel 5

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

  • 2. Dit besluit is niet van toepassing op beschikkingen die zijn gegeven op meldingen en aanvragen die voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit zijn ontvangen.

Artikel 6

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit kostenverhaal NMa.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 20 oktober 2006

Beatrix

De Minister van Economische Zaken,

J. G. Wijn

Uitgegeven de achtentwintigste december 2006

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

Deze algemene maatregel van bestuur bevat nadere regels op grond van artikel 93a van de Mededingingswet. Artikel 93a strekt tot uitvoering van het amendement Bolhuis (Kamerstukken II, 2001/02, 27 639, nr. 14). De regels hebben betrekking op de door de Minister van Economische Zaken vast te stellen vergoedingen die ingevolge artikel 93a van de Mededingingswet verschuldigd zijn voor activiteiten, verricht ter uitvoering van de wet. Op grond van dat artikel is een vergoeding verschuldigd voor het geven van een beschikking als bedoeld in de artikelen 25, 37, 40, 44, 46 en 47 voor ten hoogste de kosten die gemoeid zijn met het geven van die beschikkingen. Het gaat hierbij om een verklaring dat het verbod van misbruik van een economische machtspositie niet van toepassing is op een bepaalde, aangewezen gedraging van een onderneming aan welke het beheer van een dienst van algemeen economisch belang is opgedragen (artikel 25) en de diverse beschikkingen die gegeven kunnen worden in het kader van het tot stand brengen van een concentratie (ontheffing, verklaring vergunningplicht, vergunning).

Bij het opstellen van het besluit is rekening gehouden met de uitgangspunten van het in juni 1996 in het kader van het project Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit vastgestelde rapport «Maat houden» (Kamerstukken II 1995/96, 24 036) en met de checklist doorberekening (post-)toelatingskosten (Stcrt. 2000, 90).

2. De wijze van vaststelling van de hoogte van de vergoedingen

De op grond van artikel 93a verschuldigde vergoeding mag – in overeenstemming met het rapport «Maat houden» – niet meer bedragen dan ten hoogste de kosten die gemoeid zijn met het geven van die beschikkingen. De wet schrijft niet voor volgens welke berekeningsmethodiek de bedragen worden vastgesteld. Verschillende opties zijn denkbaar, zoals een systeem met vaste bedragen en een systeem waarbij de vergoedingen zijn gerelateerd aan bijvoorbeeld de jaaromzet van de bij de concentratie betrokken partijen, de te betalen overnameprijs, de moeilijkheidsgraad of de bewerkelijkheid van het dossier (of een mengvorm van de genoemde varianten). Een systeem als het laatst bedoelde is administratief bewerkelijk. Dit geldt temeer voor beschikkingen die een tijdelijke voorziening bieden in de aanloop tot een definitieve beslissing, zoals de beschikkingen op grond van de artikelen 40 en 46 (toestemming om een concentratie tot stand te brengen vooruitlopend op een definitieve beslissing omtrent de concentratie) omdat die kosten administratief worden meegenomen bij de kosten voor het geven van die definitieve beslissing. Om deze reden is in dit besluit gekozen voor een systeem met vaste bedragen. Dit heeft voor de betrokken ondernemingen bovendien als voordeel dat vooraf zekerheid wordt geboden over de hoogte van de verschuldigde bedragen.

3. Vergelijking met kostenverhaal in omringende landen

Alhoewel Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van Europa van de Europese Unie van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (PbEG L 24), de Concentratieverordening, hiervoor geen regels bevat, wordt ook in het merendeel van de andere landen van de Europese Unie gewerkt met vergoedingen voor activiteiten verricht ter uitvoering van mededingingsregels. De Lid-Staten zijn hier vrij in het hanteren van een eigen nationaal beleid. In twee Lid-Staten is de vergoeding omzetgerelateerd, in één Lid-Staat wordt de vergoeding berekend op basis van nacalculatie. De meeste Lid-Staten die een vergoeding in rekening brengen hanteren evenwel een vast bedrag per beschikking. Nederland sluit zich hierbij aan.

4. Bedrijfseffectentoets

De Mededingingswet heeft betrekking op alle entiteiten die een economische activiteit verrichten op de Nederlandse markt. Deze algemene maatregel van bestuur treft ondernemingen die een concentratie tot stand willen brengen boven de voor het concentratietoezicht gehanteerde drempel. Vanwege deze drempel, waaronder een minimum jaaromzet voor tenminste twee van de bij de concentratie betrokken ondernemingen van € 30 miljoen, zal het daarbij met name gaan om grote, niet als midden- of kleinbedrijf aan te merken ondernemingen. Uit de cijfers over de jaren 2004 en 2005 blijkt dat er 151 maal een beschikking op grond van artikel 37 gegeven werd. In dezelfde periode zijn vijf beschikkingen gegeven op grond van artikel 40 en acht beschikkingen op grond van artikel 44. De artikelen 25, 46 en 47 zijn in beide jaren niet toegepast.

De vergoedingen die in rekening worden gebracht bedragen € 15 000 voor een beschikking als bedoeld in artikel 37, € 30 000 voor een beschikking als bedoeld in artikel 44 en € 2 000 voor een beschikking als bedoeld in de artikelen 25, 40, 46 en 47. Op basis van de cijfers over de jaren 2004 en 2005 zullen de gemiddelde jaarlijkse totale kosten voor ondernemingen als gevolg van deze algemene maatregel van bestuur ongeveer € 1 700 000 bedragen. Deze algemene maatregel van bestuur veroorzaakt geen administratieve lasten of overige nalevingskosten voor burgers of bedrijven, aangezien de in rekening te brengen vergoedingen het karakter van leges hebben. Er gelden geen informatieverplichtingen of inhoudelijke verplichtingen.

Artikelsgewijs

Artikel 3

De Checklist doorberekening (post-)toelatingskosten bij het rapport «Maat houden» bevat – naast het beginsel dat de kosten van (post-)toelating moeten worden doorberekend – een aantal bijkomende uitgangspunten. Daarvan zijn relevant:

– het moet duidelijk zijn welke kosten worden gemaakt en welke kosten worden doorberekend en

– de vergoeding die wordt gevraagd moet redelijk zijn.

Deze uitgangspunten worden hieronder uitgewerkt.

De overige uitgangspunten van het rapport:

– indien post-toelating minder kosten met zich brengt dan toelating zou dit ook tot uitdrukking moeten komen in de te betalen vergoeding;

– indien mogelijk moet de hoogte van de vergoeding beïnvloedbaar zijn voor de aanvrager en

– indien mogelijk moeten de (post-)toelatingsactiviteiten in concurrentie worden aangeboden,

zijn niet toepasselijk. Er wordt namelijk geen vergoeding in rekening gebracht voor post-toelating. Post-toelating is een periodieke verlenging van toelating of een vooraf aangekondigde en vastgelegde controle of nog steeds aan de toelatingseisen wordt voldaan. Voorts is de hoogte van de vergoeding niet beïnvloedbaar door het uit eigen beweging verstrekken van gegevens. De verstrekking van gegevens is wettelijk verplicht gesteld en geregeld in het Besluit gegevensverstrekking Mededingingswet. Bovendien is de NMa de enige toezichthoudende instantie, waardoor de (post-)toelatingsactiviteiten niet in concurrentie kunnen worden aangeboden.

De meest voorkomende beschikking is de beschikking die voortvloeit uit een melding van een concentratie op grond van artikel 37 van de wet. Van deze beschikkingen zijn specifieke gegevens beschikbaar over tijdsbesteding en schaalniveau van de betrokken medewerkers. Daarom is voor de vaststelling van de hoogte van de vergoedingen uitgegaan van de aan deze wettelijke taak verbonden uitvoeringskosten. Onder uitvoeringskosten wordt in dit verband verstaan het totaal van de directe kosten en de op de desbetreffende activiteit terug te voeren indirecte kosten. Indirecte personeelskosten (zoals personeelskosten van ondersteunende diensten) alsmede de kosten van externe onderzoeken worden buiten beschouwing gelaten.

De aldus toegerekende uitvoeringskosten van op grond van artikel 37 gegeven beschikkingen bedroegen over de jaren 2004 en 2005 in totaal ruim € 2,3 mln. In deze periode werden 151 beschikkingen gegeven, hetgeen neerkomt op € 15 000 per beschikking.

Alhoewel artikel 44 aanmerkelijk minder wordt toegepast, blijken de uitvoeringskosten voor het behandelen van een vergunningaanvraag op grond van dit artikel beduidend hoger. Deze bedroegen over dezelfde periode ruim € 650 000. In deze periode werden acht beschikkingen gegeven. Dit komt neer op iets meer dan € 80 000 per beschikking. Om meerdere redenen is gekozen voor een lagere vergoeding van € 30 000 per beschikking. Uit vergelijking met andere EU-lidstaten blijkt dat dit bedrag boven de in de meeste andere lidstaten in rekening gebrachte bedragen ligt. De bedragen variëren overigens sterk in de verschillende EU-lidstaten, van € 261 in Polen, € 1 158 in Litouwen en € 1 500 in Oostenrijk tot maximaal € 100 000 in Duitsland, € 60 000 in Spanje en € 32 000 in Hongarije. Voorts zou het in rekening brengen van een hoger bedrag eerder kunnen leiden tot druk vanuit partijen om beslissingen in de eerste fase, de meldingsfase al vorm te geven. Dit is onwenselijk omdat in de meldingsfase alleen eindbeslissingen passen wanneer snel duidelijk is dat de aangemelde concentratie niet strijdig is met de concentratiebepalingen in de wet. In alle andere gevallen wordt de zaak verwezen naar de tweede fase, de vergunningsfase. Ten slotte zou een hoog bedrag een drempel kunnen opwerpen voor concentratiewensen van kleinere of financieel minder draagkrachtige partijen. Om de beduidend hogere kosten die zijn verbonden aan de behandeling van een vergunningaanvraag toch in enige mate tot uitdrukking te laten komen in de vergoeding, is gekozen voor een verdubbeling van het voor een op grond van artikel 37 gegeven beschikking in rekening te brengen bedrag.

Aan de wettelijke taken bedoeld in de artikelen 25, 46 en 47 is in beperkte mate uitvoering gegeven, waardoor nog weinig financiële gegevens beschikbaar zijn. De kosten van een verzoek op grond van artikel 40 zijn niet apart geadministreerd, omdat de behandeling ervan immers in nauw verband staat met de behandeling van een melding. Bovendien betreft het slechts enkele gevallen per jaar. Ten aanzien van deze beschikkingen is daarom gekozen voor een relatief lage vergoeding van € 2000. De per beschikking gemaakte kosten zullen naar verwachting aanmerkelijk hoger zijn.

Er moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat, indien de kostenontwikkeling daartoe aanleiding geeft, de bedragen naar boven of naar beneden worden bijgesteld.

Artikel 4

Een vergoeding is verschuldigd indien een beschikking wordt gegeven, ongeacht of de desbetreffende verklaring, mededeling, ontheffing of vergunning wordt verleend of geweigerd. Daarom is bepaald dat de rekening voor deze vergoeding wordt verzonden tegelijk met de verzending van de bekendmaking van de desbetreffende beschikking. Het gaat hierbij op grond van artikel 93a om de aanvrager dan wel, indien sprake is van een beschikking op grond van de artikelen 37 of 40, om degene die de melding heeft gedaan. De rekening moet binnen vier weken worden betaald. Op deze termijn is de Algemene termijnenwet van toepassing.

De Minister van Economische Zaken,

J. G. Wijn


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven