Besluit van 11 december 2006, houdende de overdracht van de zorg voor het beleid inzake buisleidingen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, van 4 december 2006, nr. 06M487777;

Gelet op artikel 44, eerste lid, van de Grondwet;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer wordt belast met de zorg voor het beleid ten aanzien van buisleidingen, voor zover die zorg voor de inwerkingtreding van dit besluit bij Onze Minister van Economische Zaken berustte, behoudens voor zover het betreft de zorg voor het beleid met betrekking tot het ten aanzien van buisleidingen bepaalde bij of krachtens:

a. de Mijnbouwwet,

b. de Gaswet, en

c. de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten, indien het daartoe strekkende, bij koninklijke boodschap van 3 maart 2006 ingediende voorstel van wet (Kamerstukken II, 2005/2006, 30 475, nrs. 1–2) tot wet wordt verheven en in werking treedt.

Artikel 2

De taken van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van het Ministerie van Economische Zaken worden dienovereenkomstig gewijzigd.

Artikel 3

De zorg voor de behandeling van aanvragen om een concessie als bedoeld in artikel 1 van de Belemmeringenwet privaatrecht en artikel 1 van de Belemmeringenwet verordeningen die voor de inwerkingtreding van dit besluit zijn ingediend, blijft bij de Minister van Economische Zaken berusten, met inbegrip van de behandeling van tegen de beslissing op een dergelijke aanvraag gemaakte bezwaren of ingestelde beroepen of hoger beroepen.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, en Onze Ministers van Economische Zaken en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer zijn belast met de uitvoering van dit besluit, dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 11 december 2006

Beatrix

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,

J. P. Balkenende

Uitgegeven de eenentwintigste december 2006

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

1. Inleiding

Met dit besluit wordt uitvoering gegeven aan de beslissing van het kabinet om de primaire verantwoordelijkheid voor het buisleidingendossier toe te delen aan de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: VROM). Deze beslissing is genomen mede naar aanleiding van het advies «Samen voor de buis» van de heer Enthoven van 21 december 2004 (te raadplegen via www.ez.nl). Bij brief van 23 maart 2005 heeft de Minister van Economische Zaken (hierna: EZ) de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van deze beslissing op de hoogte gesteld (Kamerstukken II 2004/05, 26 018, nr. 4).

2. Reikwijdte en systematiek

Dit besluit draagt de zorg voor het beleid ten aanzien van het buisleidingendossier, voor zover die zorg vóór de inwerkingtreding van dit besluit bij de Minister van EZ berustte, over aan de Minister van VROM, behoudens enkele hierna te noemen uitzonderingen. De term «beleid» moet ruim worden opgevat en geacht worden het voorbereiden van, uitvoeren van en het toezicht houden op het beleid te omvatten. De overdracht omvat in ieder geval de in voornoemd kabinetsbesluit genoemde onderwerpen. Dit betreft ten eerste de zorg voor het nationaal beleid ten aanzien van buisleidingen, zoals onder andere vervat in de planologische kernbeslissing «Structuurschema buisleidingen» (Kamerstukken II, 1984/85, 17 375, nr. 38, laatstelijk verlengd op 30 december 2003, Kamerstukken II, 2003/04, 28 743 nr. 2, hierna: Sbui).

De Minister van VROM wordt voorts bevoegd gezag ter zake van het doen van een voordracht tot en de medeondertekening van besluiten omtrent verlening van concessies als bedoeld in artikel 1 van de Belemmeringenwet Privaatrecht en artikel 1 van de Belemmeringenwet Verordeningen. Concessieaanvragen die vóór inwerkingtreding van dit besluit zijn ingediend zullen nog door de Minister van Economische Zaken worden behandeld, met inbegrip van de behandeling van tegen die beslissingen gemaakte bezwaren en ingediende beroepen (artikel 3).

Ten slotte wordt de zogenoemde Planologische Werkcommissie (hierna: PWC) onder verantwoordelijkheid van de Minister van VROM gebracht. De PWC is ingesteld door de Minister van EZ bij besluit van 31 januari 1964, nr. 664/55. De PWC kent een interdepartementale samenstelling van de Ministeries van EZ, VROM, Verkeer en Waterstaat (hierna: V&W), Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, en Defensie, met LTO Nederland als adviserend lid. De PWC heeft een onafhankelijke voorzitter. De PWC voert het in de buisleidingconcessies voorgeschreven overleg over het tracé en over de werkwijze inzake de aanleg van een buisleiding waarvoor een concessie is verleend, indien en voor zover die buisleiding buiten de aangewezen buisleidingenstroken wordt aangelegd.

Een uitzondering is gemaakt voor de taken die zijn opgedragen en de bevoegdheden die zijn toegekend aan de Minister van EZ op grond van de Mijnbouwwet en de Gaswet met betrekking tot buisleidingen. De achtergrond hiervan is dat deze bevoegdheden primair zijn gericht op het energiebeleid. De Minister van EZ voert zowel uit eigen beweging, als op verzoek van de Minister van VROM overleg met laatstbedoelde minister over de wijze van uitoefening van zijn bevoegdheden op grond van bovengenoemde wetten ten aanzien van buisleidingen als uitoefening van die bevoegdheden raakt aan de externe veiligheid en de ruimtelijke inpassing van die buisleidingen.

3. Taskforce

De Minister van VROM zal bedoelde verantwoordelijkheid en bevoegdheid opnemen in het programma van de Taskforce buisleidingen (hierna: Taskforce). De Taskforce heeft als taak om het achterstallig onderhoud in het buisleidingendossier weg te werken en beleidsvernieuwing in gang te zetten. De Taskforce is interdepartementaal samengesteld; naast het Ministerie van VROM nemen ook aan de Taskforce deel de Ministeries van EZ, van V&W en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

4. Protocol

De financiële en organisatorische aspecten van de overgang van de verantwoordelijkheid voor het buisleidingendossier van het Ministerie van EZ naar het Ministerie van VROM zullen nader worden uitgewerkt in overleg tussen beide ministeries en worden neergelegd in een protocol.

5. Toekomstige ontwikkelingen

De overdracht van de verantwoordelijkheid voor het buisleidingendossier strekt zich uit over toekomstige wetgeving. Dit betekent bijvoorbeeld dat, als de wet van 15 september 2005 tot wijziging van de Wet milieubeheer (Registratie gegevens externe veiligheid, transportroutes en buisleidingen) (Stb. 2005, 483) in werking treedt, de taken en bevoegdheden ten aanzien van buisleidingen die bij of krachtens die wet op grond van artikel 12.11, eerste lid, onderdeel a, onder 8°, aan de Minister van EZ zijn toegekend door de Minister van VROM zullen worden uitgeoefend. Een uitzondering is gemaakt voor het voorstel voor een Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (Kamerstukken II 2004/2005, 30 475, nrs. 1–2 e.v.). Het is de bedoeling dat, als dit voorstel tot wet wordt verheven en in werking treedt, de zorg voor het beleid ten aanzien van de uitoefening van taken en bevoegdheden op grond van die wet, alsmede het beleid ten aanzien van het toezicht op en de naleving van die wet, bij de Minister van EZ blijft berusten. Met het oog hierop is in artikel 1, onderdeel c, een uitzondering geformuleerd.

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,

J. P. Balkenende

Naar boven