Besluit van 4 december 2006, houdende wijziging van het Voertuigreglement in verband met een wijziging van de eisen die worden gesteld aan dimlichten met gasontladingslichtbronnen en enkele andere wijzigingen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 20 september 2006, nr. HDJZ/AWW/2006-1427, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 37, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, en 71 van de Wegenverkeerswet 1994;

De Raad van State gehoord (advies van 29 september 2006, nr. W09.06.0402/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 28 november 2006, nr. HDJZ/AWW/2006-1539, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Voertuigreglement wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5.2.51, eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. twee dimlichten, met dien verstande dat indien het voertuig is voorzien van dimlichten met gasontladingslichtbronnen en in gebruik is genomen na 31 december 2006, deze lichtbronnen voldoen aan door Onze Minister gestelde eisen, alsmede voor de installatie daarvan;.

B

Artikel 5.3.51, onderdeel b, komt te luiden:

b. twee dimlichten, met dien verstande dat indien het voertuig is voorzien van dimlichten met gasontladingslichtbronnen en in gebruik is genomen na 31 december 2006, deze lichtbronnen voldoen aan door Onze Minister gestelde eisen, alsmede voor de installatie daarvan;.

C

Aan artikel 5.6.1, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het einde van onderdeel e door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

f. indien het een bromfiets betreft die in gebruik is genomen na 31 december 1994 en waarvoor geen kentekenbewijs is afgegeven, moet de bromfiets tot 1 januari 2007:

1°. behoren tot een door Onze Minister goedgekeurd type of exemplaar en zijn voorzien van een goed leesbaar goedkeuringsmerk dat is aangebracht op het balhoofd of op enig ander deel van het frame, dan wel

2°. behoren tot een type waarvoor een typegoedkeuring als bedoeld in artikel 4, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van richtlijn 92/61/EEG of richtlijn 2002/24/EG is afgegeven en zijn voorzien van een constructieplaat, waarop de naam van de fabrikant, het goedkeuringsnummer betreffende de goedkeuring van het voertuig, het identificatienummer van het voertuig en het geluidsniveau tijdens stilstand in dB(A) bij een daarbij behorend toerental per minuut, zijn vermeld, en

3°. zijn voorzien van een gele plaat of gele vlakken of, indien het voertuig is geconstrueerd voor een maximumsnelheid van niet meer dan 25 km/h, van een oranje plaat of oranje vlakken.

D

Aan artikel 5.6.8, eerste lid, wordt na «vermeerderd met 5 km/h» toegevoegd: , met dien verstande dat bromfietsen die zijn geconstrueerd voor een maximumsnelheid van ten hoogste 45 km/h, respectievelijk 25 km/h, en waarvoor geen kentekenbewijs is afgegeven, tot 1 januari 2007 bij voortduring moeten blijven voldoen aan deze door de constructie bepaalde maximumsnelheid.

E

Artikel 5.6.11 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het vierde lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Tot 1 januari 2007 mogen bromfietsen waarvoor geen kentekenbewijs is afgegeven en die behoren tot een type waarvoor een typegoedkeuring als bedoeld in artikel 4, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van richtlijn 92/61/EEG of richtlijn 2002/24/EG is afgegeven in de nabijheid van de uitmonding van het uitlaatsysteem geen hoger geluidsniveau kunnen produceren dan de waarde die is vermeld op de in artikel 5.6.1, eerste lid, onderdeel f, onder 2°, bedoelde constructieplaat, vermeerderd met 2dB(A).

2. Aan het vijfde lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Tot 1 januari 2007 mogen bromfietsen waarvoor geen kentekenbewijs is afgegeven en waarvoor geen waarde als bedoeld in het vierde lid, tweede volzin, is vermeld, in de nabijheid van de uitmonding van het uitlaatsysteem geen hoger geluidsniveau kunnen produceren dan 97 dB(A) voor bromfietsen die zijn geconstrueerd voor een maximumsnelheid van meer dan 25 km/h, en niet meer dan 90 dB(A) voor ander bromfietsen waarvoor nog geen kentekenbewijs is afgegeven.

F

Artikel 5.6.51 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vervanging van de puntkomma aan het slot van het eerste lid, onderdeel d, door een punt, vervalt het eerste lid, onderdeel e.

2. Onder vervanging van de puntkomma aan het slot van het tweede lid, onderdeel g, door een punt, vervalt het tweede lid, onderdeel h.

G

Artikel 5.6.53, vijfde lid, vervalt.

H

Artikel 5.6.57 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel g, komt te luiden:

g. een installatie ter verlichting van de aan achterzijde van het voertuig aangebrachte kentekenplaat;.

2. Het tweede lid, onderdeel c, komt te luiden:

c. een installatie ter verlichting van de aan achterzijde van het voertuig aangebrachte kentekenplaat;.

ARTIKEL II

Bromfietsen waarvan de eigenaar of houder een kentekenbewijs heeft aangevraagd voor 1 november 2006, maar waarvoor op grond van artikel V van de wet van 12 mei 2005 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en enkele andere wetten in verband met de invoering van een kentekenregistratiesysteem voor bromfietsen alsmede vaststelling van overgangsbepalingen in verband daarmee (Stb. 281), nog geen kentekenbewijs is afgegeven, en bromfietsen waarvan de eigenaar of houder voor 1 november 2006 nog geen kentekenbewijs heeft aangevraagd, behoeven tot 1 januari 2007 niet te zijn voorzien van een kenteken.

ARTIKEL III

In artikel V, eerste lid, van het besluit van 18 januari 1999, houdende wijziging van het Voertuigreglement (Stb. 1999, 28) wordt na het jaartal «2006» ingevoegd:, tenzij bij ministeriële regeling voor bedrijfsauto’s met in deze regeling nader te bepalen laadstructuren, onder daarbij vast te stellen voorwaarden een latere datum wordt vastgesteld,.

ARTIKEL IV

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 4 december 2006

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K. M. H. Peijs

Uitgegeven de eenentwintigste december 2006

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

§ 1. Gasontladingslichtbronnen

Door middel van het besluit van 24 juni 2005, houdende wijziging van het Voertuigreglement in verband met enkele technische aanpassingen (Stb. 355), is in hoofdstuk 5 van het Voertuigreglement de permanente eis geïntroduceerd dat dimlichten met gasontladingslichtbronnen en andere lichtbronnen met een lichtsterkte van meer dan 2000 lumen met ingang van 1 januari 2006 moeten voldoen aan door Onze Minister gestelde eisen voor deze lichtbronnen, alsmede voor de installatie daarvan. Deze eis is geïntroduceerd ter bevordering van de verkeersveiligheid.

Aan een permanente eis moeten voertuigen voldoen wanneer daarmee over de weg wordt gereden. Europese toelatingseisen voor gasontladingslichtbronnen en andere lichtbronnen met een lichtsterkte van meer dan 2000 lumen bestaan al langer. Deze toelatingseisen moeten waarborgen dat deze lichtbronnen tegenliggers of, via de spiegels, voorliggers niet verblinden. Doordat deze toelatingseisen niet als permanente eisen waren opgenomen in de nationale wetgeving was het mogelijk om op voertuigen die waren typegoedgekeurd met conventionele verlichting na de toelating tot de weg dimlichten met gasontladingslichtbronnen of andere lichtbronnen met een lichtsterkte van meer dan 2000 lumen te monteren die niet voldeden aan de typegoedkeuringseisen, hetgeen alsnog verblinding in de hand werkt. In de praktijk bleek dit ook regelmatig voor te komen, hetgeen negatieve gevolgen voor de verkeersveiligheid veroorzaakt.

De door middel van het besluit van 24 juni 2005 ingevoerde permanente eis kan alleen worden gehandhaafd wanneer bij ministeriële regeling is aangegeven aan welke technische eisen de desbetreffende verlichting moet voldoen. Bij het opstellen van deze ministeriële regeling is gebleken dat het in het kader van de handhaving voor de politie zeer moeilijk is om op de weg vast te stellen of er sprake is van een lichtbron met een lichtsterkte van meer dan 2000 lumen. Er is geen meetmiddel voorhanden waarmee dit op eenvoudige en deugdelijke wijze kan worden vastgesteld. De voor de handhaving van de permanente eis noodzakelijke ministeriële regeling is dan ook niet afgerond voor 1 januari 2006, waardoor de norm tot op heden niet kon worden gehandhaafd.

Om de bovengenoemde reden is de permanente eis door middel van het onderhavige besluit aangepast. De eis dat dimlichten met lichtbronnen met een lichtsterkte van meer dan 2000 lumen moeten voldoen aan door Onze Minister gestelde eisen is vervallen. Dit heeft geen gevolgen, omdat er op dit moment geen lichten zijn, anders dan met gasontladingslichtbronnen, waarmee een lichtsterkte van meer dan 2000 lumen kan worden bereikt. Of een voertuig is voorzien van een gasontladingsbron is wel op eenvoudige wijze waar te nemen, visueel dan wel met behulp van een meetmiddel, waardoor de maatregel eenvoudig handhaafbaar is op de weg.

De gewijzigde permanente eis inzake gasontladingslichtbronnen is van toepassing op personenauto’s en bedrijfsauto’s die na 31 december 2006 in gebruik zijn genomen. Hiermee wordt voorkomen dat houders van voertuigen die te goeder trouw in hun voertuigen die voor die tijd in gebruik zijn genomen dimlichten met gasontladingslichtbronnen hebben ingebouwd, hun voertuigen door middel van een zogenaamde retrofit weer moeten aanpassen aan de nieuwe permanente eis betreffende gasontladingslichtbronnen.

In het onderhavige besluit is geen bepaling opgenomen inzake wederzijdse erkenning. Aangezien in de Wegenverkeerswet 1994 een bepaling in zake wederzijdse erkenning is opgenomen (artikel 22, tweede lid) met betrekking tot typegoedkeuringseisen, is het niet noodzakelijk voor permanente eisen hetzelfde te doen. Daarnaast leent een gebruikseis zich hier ook niet voor.

§ 2. Administratieve lasten en bedrijfs- en milieueffecten

Het onderhavige besluit veroorzaakt geen administratieve lasten voor bedrijven of burgers en is daarom niet voor een toets voorgelegd aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten. Het besluit heeft ook geen noemenswaardige bedrijfs- en milieueffecten als bedoeld in de Bedrijfs-en Milieueffectentoets.

§ 3. Notificatie

Het ontwerp van het voorliggende besluit is op 21 februari 2006 ingevolge artikel 8, eerste lid, van richtlijn 98/34/EG van het Europese Parlement en de Raad van de Europese gemeenschappen van 22 juni 1998 betreffende de informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij richtlijn 98/48/EG van het Europese Parlement en de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 juli 1998 (PbEG L 217), voorgelegd aan de Commissie van de Europese Gemeenschap. Dit heeft niet tot opmerkingen geleid.

§ 4. Voorhang

Tenslotte is het ontwerp overeenkomstig artikel 2b van de Wegenverkeerswet 1994 op 3 juli 2006 aan de beide Kamers der Staten-Generaal overgelegd. Dit heeft niet geleid tot enige reactie.

§ 5. Bromfietsen en 45-voetscontainers

In het onderhavige besluit zijn aan de bepalingen over gasontladingslichtbronnen enkele bepalingen toegevoegd over bromfietsen en 45-voetscontainers.

Bromfietsen

Op 1 november 2006 is artikel IV van de wet van 12 mei 2005 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en enkele andere wetten in verband met de invoering van een kentekenregistratiesysteem voor bromfietsen alsmede vaststelling van overgangsbepalingen in verband daarmee (Stb. 281) komen te vervallen. Vanaf deze datum is het niet langer mogelijk om een kenteken te verkrijgen op de in dit artikel beschreven wijze, de zogenaamde schouwing. Het is echter mogelijk dat voor 1 november een kenteken is aangevraagd, maar dat deze aanvraag niet is afgehandeld voor 1 november 2006. Deze bromfietsen worden tot 1 januari 2007 uitgezonderd van de kentekenplicht. Daarnaast is het altijd mogelijk dat de eigenaar of houder besluit na 31 december niet meer met zijn bromfiets op de openbare weg te rijden. Het aanvragen van een kentekenbewijs is in dat geval niet noodzakelijk. Ook deze groep wordt tot 1 januari 2007 uitgezonderd van de kentekenplicht. Deze uitzonderingen zijn opgenomen in artikel II. Daarnaast bevat het onderhavige besluit enkele eisen waaraan deze bromfietsen moeten voldoen zolang zij niet zijn voorzien van een kenteken(artikel I, onderdelen C, D en E). Deze eisen zijn ontleend aan de artikelen 5.6.1, 5.6.8 en 5.6.11 van het Voertuigreglement, zoals deze voor ongekentekende bromfietsen golden tot 1 november 2006. Voorts is een eis gewijzigd ten aanzien van de verlichting van de kentekenplaat van bromfietsen, die in strijd was met volledig harmoniserende EG-richtlijn nr. 93/92/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 oktober 1993 betreffende de installatie van de verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen op twee- of driewielige motorvoertuigen (PbEG L 81; artikel I, onderdelen F, G, H).

45-voetscontainers

Richtlijn 1996/53/EG van de Raad van 25 juli 1996 houdende vaststelling, voor bepaalde aan het verkeer binnen de Gemeenschap deelnemende wegvoertuigen, van de in het nationale en het internationale verkeer maximaal toegestane afmetingen, en van de in het internationale verkeer maximaal toegestane gewichten (PbEG L 235) bepaalt in artikel 4, zesde lid, dat lidstaten kunnen toestaan dat voor vrachtvervoer gebruikte voertuigen of voertuigcombinaties die vóór de datum waarop die richtlijn van toepassing wordt, zijn ingeschreven of in het verkeer zijn gebracht, tot en met 31 december 2006 op hun grondgebied aan het verkeer deelnemen met afmetingen die op bepaalde punten afwijken van de op basis van die richtlijn voorgeschreven afmetingen. Dit als gevolg van het bestaan van afwijkende nationale bepalingen of meetmethoden. Voor Nederland is gebruik gemaakt van deze mogelijkheid via overgangsrecht dat is opgenomen in artikel V van het besluit van 18 januari 1999, houdende wijziging van het Voertuigreglement (Stb. 1999, 28). De zogenoemde 45-voetscontainer valt onder andere onder deze uitzondering. Een aantal van deze containers is inmiddels zo aangepast («afgeschuinde hoeken» bij containers bestemd voor short sea shipping) dat het transport binnen de maximale afmetingen van de richtlijn mogelijk is. Echter voor de zeecontainers (deep sea shipping) is deze aanpassing, vanwege de noodzaak die containers rijen hoog te stapelen, niet mogelijk.

Inmiddels zijn signalen ontvangen dat landen om ons heen, mede op basis van uitspraken van de Europese Commissie, dergelijke containers ook na 31 december 2006 zullen accepteren. Mocht dat het geval zijn, dan maakt onderhavige wijziging het mogelijk voor Nederland hetzelfde te doen.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K. M. H. Peijs


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 9 januari 2007, nr. 6.

Naar boven