Besluit van 21 november 2006, houdende wijziging van het Besluit trekkende bevolking WPO

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 15 september 2006, nr. WJZ/2006/32939 (2642), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op artikel 185 van de Wet op het primair onderwijs;

De Raad van State gehoord (advies van 28 september 2006, nr. W05.06.0391/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 15 november 2006, nr. WJZ/2006/31792 (2642), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

In het Besluit trekkende bevolking WPO worden de volgende wijzigingen aangebracht:

A

In artikel A 2, tweede lid, wordt na «tot en met 37» ingevoegd «38a,», wordt na «138,» ingevoegd «163a,» en wordt na «164,» ingevoegd: 171 tot en met 176j,.

B

Artikel A 3 wordt vervangen door:

Artikel A3. Van overeenkomstige toepassing zijnde bepaling van het Besluit bekostiging WPO

Artikel 3a, zesde lid, van het Besluit bekostiging WPO is van overeenkomstige toepassing.

C

In artikel B 12 wordt «8 en 9 van het Bekostigingsbesluit WPO» vervangen door: 8, 9, 34a, 34b en 34c van het Besluit bekostiging WPO.

D

In Titel B, afdeling 6 komt het opschrift van §4A te luiden:

§4A Bekostiging personeel.

E

In artikel B 16a wordt «formatie» telkens vervangen door «bekostiging» en in het tweede lid wordt «de artikelen B 16b tot en met B 16m» vervangen door: de artikelen B 16b tot en met B 16l.

F

Artikel B 16b wordt vervangen door:

Artikel B16b. Vaststelling bekostiging personeel

Voor de bekostiging van personeel wordt per school een bedrag toegekend welk bedrag de uitkomst is van 3,4304 formatieplaats vermenigvuldigd met een bij ministeriële regeling vast te stellen bedrag.

G

Artikel B 16c wordt vervangen door:

Artikel B16c. Verstrekken gegevens aan Minister

Voor 15 oktober zendt het bevoegd gezag een opgave van het aantal leerlingen dat op 1 oktober op de school staat ingeschreven.

H

De artikelen B 16d, B 16e en B 16f vervallen.

I

Artikel B 16g wordt vervangen door:

Artikel B16g. Aanvullende bekostiging voor de schoolleiding

De aanvullende bekostiging voor de schoolleiding bedraagt een bij ministeriële regeling vast te stellen bedrag.

J

De artikelen B 16h, B 16i, B 16i.3, B 16j, B 16k.1, B 16m en B19 vervallen.

K

Artikel B16l wordt vervangen door:

Artikel B16l. Budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid

Het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid is een bij ministeriële regeling vast te stellen vast bedrag per school.

Ka

Artikel B 18 wordt vervangen door:

Artikel B18. Bekostiging voor de materiële voorzieningen ten behoeve van de instandhouding

  • 1. Bij ministeriële regeling per school een bedrag per formatieplaats, zoals bedoeld in artikel B 16b, vastgesteld voor de bekostiging van materiële voorzieningen ten behoeve van de instandhouding.

  • 2. Artikel 113, vierde tot en met zesde lid van de wet zijn van overeenkomstige toepassing.

L

De artikelen B 20, B 20a en B 21 worden vervangen door:

Artikel B20. Vaststelling bekostiging en latere wijziging bekostiging

  • 1. Onze Minister stelt jaarlijks uiterlijk op 15 april, de bekostigingsbedragen, bedoeld in de artikelen B 16b en B 16g vast. De bedragen hebben betrekking op een schooljaar.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde bekostigingsbedragen kunnen gedurende het schooljaar door Onze Minister worden gewijzigd wegens algemene salarismaatregelen of wegens andere al dan niet uit de rijksbegroting voortvloeiende maatregelen.

Artikel B21. Betaalritme

De betaling van de bekostigingsbedragen voor personeelskosten vindt maandelijks plaats in een bij ministeriële regeling vast te stellen betaalritme dat voor verschillende delen van de bekostiging verschillend kan worden vastgesteld.

M

Artikel B 22, eerste lid, wordt vervangen door:

  • 1. De bekostiging wordt beëindigd op 1 augustus indien het aantal leerlingen gedurende 3 achtereenvolgende schooljaren telkens minder heeft bedragen dan 10.

N

In artikel C 10 wordt «Bekostigingsbesluit WPO» vervangen door: Besluit bekostiging WPO.

O

Artikel C 11 wordt vervangen door:

Artikel C11. Vaststelling bekostiging personeel

  • 1. Aan de school wordt voor de bekostiging van personeelskosten een vast bedrag per school toegekend. Het vaste bedrag per school is het bedrag dat de uitkomst is van de vermenigvuldiging van 4,1899 formatieplaats en een bij ministeriële regeling vast te stellen bedrag.

  • 2. Voor de bekostiging van personeel wordt tevens per leerling een bedrag toegekend welk bedrag de uitkomst is van 0,0545 formatieplaats vermenigvuldigd met een bij ministeriële regeling vast te stellen bedrag.

  • 3. Bij de toepassing van het tweede lid wordt uitgegaan van het aantal leerlingen, bedoeld in artikel C 2, dat op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar, aan de school voor varende kinderen is ingeschreven. Het bevoegd gezag van de school voor varende kinderen zendt de telling van het aantal leerlingen voor 15 oktober van het desbetreffende jaar aan Onze Minister.

P

Artikel C 12 vervalt.

Q

In artikel C13, tweede lid, wordt «artikel C11, tweede lid» vervangen door: artikel C11, derde lid.

R

Artikel C 14 vervalt.

S

In artikel C 15 wordt «Bekostigingsbesluit WPO» vervangen door: Besluit bekostiging WPO.

T

Artikel C 16 wordt vervangen door:

Artikel C16. Vaststelling bekostiging en latere wijziging bekostiging

  • 1. Onze Minister stelt jaarlijks uiterlijk op 15 april, de bekostigingsbedragen, bedoeld in artikel C 11 vast. De bedragen hebben betrekking op een schooljaar.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde bekostigingsbedragen kunnen door Onze Minister worden gewijzigd wegens algemene salarismaatregelen of wegens andere al dan niet uit de rijksbegroting voortvloeiende maatregelen.

Artikel C16.1. Betaalritme

De betaling van de bekostigingsbedragen voor personeelskosten vindt maandelijks plaats in een bij ministeriële regeling vast te stellen betaalritme dat voor verschillende delen van de bekostiging verschillend kan worden vastgesteld.

U

Artikel C 18 vervalt.

ARTIKEL II

Indien artikel I dan wel onderdelen van dat artikel van de Wet van 6 december 2001 tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met de invoering van persoonsgebonden nummers in het onderwijs (Stb. 681) in werking is getreden dan wel in werking treedt, wordt in artikel A2 van het Besluit trekkende bevolking WPO na «178,» ingevoegd: 178a tot en met 178e.

ARTIKEL III

De aanspraak op bekostiging op grond van artikel B16e en B16g van het Besluit trekkende bevolking WPO voor het tijdvak van 1 maart tot 1 maart daaropvolgend dat aanvangt in het schooljaar voorafgaand aan het schooljaar waarin dit besluit voor het eerst van toepassing is, eindigt met ingang van de datum waarop dit besluit voor het eerst van toepassing is. In de periode tussen de aanvang van het in de eerste volzin bedoelde tijdvak en de datum waarop dit besluit voor het eerst van toepassing is, heeft een school als bedoeld in titel B van het in de eerste volzin genoemde Besluit aanspraak op 5/12e gedeelte van de personele bekostiging die voor dat tijdvak op grond van het Besluit trekkende bevolking WPO is vastgesteld.

ARTIKEL IV

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, waarbij tevens kan worden bepaald dat artikel I en artikel III terugwerken tot en met 1 augustus 2006.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 21 november 2006

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. J. A. van der Hoeven

Uitgegeven de negentiende december 2006

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Dit besluit bevat de aanpassingen in het Besluit trekkende bevolking, die voortvloeien uit de wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs (WPO) in verband met de invoering van lumpsumbekostiging in het primair onderwijs.

Invoering lumpsumbekostiging

Het doel van de invoering van lumpsumbekostiging is verbetering van de onderwijskwaliteit. Schoolbesturen krijgen meer bestedingsvrijheid en daarmee meer vrijheid om zelf keuzes te maken. Daardoor kunnen besturen zich beter profileren en maatwerk bieden, gebruik makend van de professionaliteit die op de scholen aanwezig is.

Tot nu toe ontvingen besturen een budget in geld voor de materiële instandhouding en een budget in geld voor het personeels- en arbeidsmarktbeleid. De kosten van het personeel werden op declaratiebasis vergoed. De besturen ontvingen hiervoor formatieruimte. De kosten van personeel dat op deze formatieruimte was aangenomen, konden worden gedeclareerd. Met de invoering van lumpsumbekostiging ontvangen de besturen ook voor de kosten van het personeel een vergoeding in geld in plaats van in formatieruimte.

In de WPO (art. 185) is bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur regels worden gegeven voor de bekostiging van scholen voor kinderen van wie de ouders een trekkend bestaan leiden. De bedoelde algemene maatregel van bestuur is het Besluit trekkende bevolking WPO.

Het gaat concreet om rijdende scholen voor kinderen van kermisexploitanten of van circusmedewerkers en de school voor varende kinderen.

De huidige algemene maatregel van bestuur regelt toekenning van formatie in de vorm van formatierekeneenheden. Met de wijziging van de WPO in verband met de invoering van lumpsumbekostiging vervalt de mogelijkheid tot toekenning van formatie in de vorm van formatierekeneenheden. Ook de rijdende scholen en de school voor varende kinderen gaan op 1 augustus 2006 over op lumpsumbekostiging. Door de wijziging van artikel B 18 is de procedure voor de bekostiging van de materiële instandhouding in lijn met de lumpsumbekostiging gebracht.

Vormgeving lumpsumbekostiging

Rijdende scholen

Tot nu toe was de bekostiging van de rijdende scholen afhankelijk van de gemiddelde hoogste dagtelling van leerlingen in de maanden maart tot en met oktober. Toegekend werd 1 formatieplaats indien het aantal leerlingen 16 of minder was. Tot en met 16 leerlingen boven het aantal van 16 werd de formatie telkens met 1 formatieplaats verhoogd. In de praktijk bleek dat alle rijdende scholen steeds in de stap 17 tot en met 32 leerlingen vielen, dus twee formatieplaatsen kregen. De gemiddelde hoogste dagtelling was administratief bewerkelijk en leidde niet tot een verandering in de bekostiging.

Daarom is besloten af te stappen van bekostiging volgens de gemiddelde hoogste dagtelling. Per school wordt een directietoeslag toegekend en een vaste hoeveelheid basisformatie. In dit besluit wordt aangegeven voor hoeveel formatie bekostiging wordt toegekend. Het bedrag dat per formatieplaats wordt toegekend, wordt vastgesteld bij ministeriële regeling.

Het is de bedoeling de omvang van de formatie waarop de bekostiging is gebaseerd elke vijf jaar te evalueren en zo nodig te herzien. In verband hiermee is in artikel B 16c bepaald dat het bestuur van de rijdende scholen voor uiterlijk 15 oktober het aantal leerlingen dat op 1 oktober ingeschreven staat meldt (als grote veranderingen in leerlingenaantallen daartoe aanleiding geven, zal de omvang van de formatie eerder worden geëvalueerd). De nieuwe lumpsumbekostiging start op 1 augustus 2006, de eerste herziening naar aanleiding van een evaluatie zal dan betrekking hebben op de bekostiging vanaf 1 augustus 2011. De evaluatie dient tot een conclusie te leiden voor 1 januari voorafgaand aan het eerste schooljaar waarop de eventuele herziening betrekking heeft.

De formatiehoeveelheden zijn inclusief de opslag voor fricties en de opslag voor herbezetting. De tot nu toe geldende opslagen en formatie in de artikelen B16i.3, B16j en B16k.1 zijn verwerkt in het budget voor Personeels- en arbeidsmarktbeleid (art. B16l).

Het schooljaar voor de rijdende scholen begon tot nu toe op 1 maart en duurde tot en met de laatste dag van februari. In dit besluit wordt het begin van het schooljaar vastgesteld op 1 augustus en het einde op 31 juli. Daarmee is het schooljaar van de rijdende in overeenstemming met het schooljaar van de andere scholen in het primair onderwijs. Artikel III voorziet in de bekostigingsgevolgen van deze wijziging.

De school voor varende kinderen

De tot nu toe geldende toekenning van formatie aan de school voor varende kinderen bestond uit een vaste voet, aangevuld met een hoeveelheid formatie per leerling. In dit besluit is de formatietoekenning omgezet in een aantal formatieplaatsen voor de vaste voet en een aantal formatieplaatsen per leerling. De toegekende formatieplaatsen worden omgezet in een bekostiging in geld, door de hoeveelheid formatie te vermenigvuldigen met een bij ministeriële regeling vast te stellen bedrag per formatieplaats.

Overgang declaratiebekostiging naar lumpsumbekostiging

Voor de rijdende scholen en de school voor varende kinderen, wordt de gemiddelde personele last op basis van het meetjaar (de periode 1 augustus 2004–1 augustus 2005) zo vastgesteld dat er geen herverdeeleffect optreedt. De gemiddelde personele last wordt gepubliceerd in een ministeriële regeling (de regeling waarin alle lumpsumbedragen worden gepubliceerd). Ook het toe te kennen bedrag voor de directietoeslag en het toe te kennen bedrag voor de basisformatie worden in deze regeling gepubliceerd. Deze bedragen komen tot stand door de hoeveelheid formatieplaatsen te vermenigvuldigen met de gemiddelde personele last van de gezamenlijke rijdende scholen. Er vindt voor de rijdende scholen en voor de school voor varende kinderen geen leeftijdsafhankelijke bekostiging plaats. Omdat er geen herverdeeleffecten optreden bij de invoering van lumpsumbekostiging voor de rijdende scholen en de school voor varende kinderen is de overgangsregeling lumpsum op deze scholen niet van toepassing.

Financiële gevolgen

De overgang naar lumpsumbekostiging heeft geen gevolgen voor de rijksbegroting. De overgang vindt budgettair neutraal plaats. Omdat het om slechts twee besturen gaat is bij de invoering maatwerk mogelijk. De overgang is zo vormgegeven dat er voor de besturen geen herverdeeleffecten optreden.

Draagvlak

Deze wijze van bekostiging is afgestemd met het bestuur van de school voor varende kinderen en met het bestuur van de rijdende scholen.

Uitvoerbaarheid

Door de invoering van lumpsumbekostiging vervalt de maandelijkse voorschotaanvraag en de jaarlijks definitieve vaststelling van de rijksvergoeding. Voor de rijdende scholen vervalt de gemiddelde hoogste dagtelling en wordt het schooljaar gelijkgesteld met het schooljaar van de andere besturen in het primair onderwijs. De uitvoerbaarheid verbetert door de invoering van lumpsumbekostiging.

Artikelsgewijs

Artikel I

Vanwege de aard van de wijzigingen wordt een «overkoepelende» toelichting gegeven op artikel I.

Dit artikel bevat wijzigingen in Titel A van het huidige besluit. Het betreft herziening van verwijzingen.

Artikel I bevat ook de wijzigingen van Titel B «Rijdende scholen voor kinderen van kermisexploitanten of van circusmedewerkers» in het besluit die nodig zijn om lumpsumbekostiging in te voeren voor de Rijdende scholen. De terminologie wordt aangepast aan de nieuwe lumpsumbekostiging en door verwijzingen worden herzien. De hoeveelheid formatieplaatsen voor de bekostiging van het personeel worden vastgesteld. Bepaald wordt dat het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid wordt vastgesteld bij ministeriële regeling. Het moment van de vaststelling en van de periodieke betalingen worden geregeld.

Verder bevat artikel I de wijzigingen van Titel C «Het onderwijs aan varende kinderen» in het besluit die nodig zijn om lumpsumbekostiging in te voeren voor de school voor varende kinderen. Ook hier wordt de terminologie aangepast en worden de verwijzingen herzien. De hoeveelheid formatieplaatsen voor het vaste bedrag per school en de hoeveelheid formatieplaatsen per leerling worden vastgesteld. De teldatum wordt geregeld. Het moment van de vaststelling en van de periodieke betalingen worden geregeld.

Artikel II

Artikel II regelt het van overeenkomstige toepassing zijn van de bepalingen over het persoonsgebonden nummer, zodra die bepalingen voor de scholen, bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, gaan gelden.

Artikel III

Omdat de personele bekostiging tot nu toe werd toegekend voor het tijdvak van 1 maart tot 1 maart daaropvolgend was een voorziening noodzakelijk in verband met de overstap naar een bekostiging op schooljaarbasis (1 augustus tot 1 augustus daaropvolgend). Dit artikel voorziet daarin.

Artikel IV

Aan de wijzigingen in dit Besluit zijn geen nadelige gevolgen verbonden voor de betrokken besturen. Zoals aangegeven onder «Financiële gevolgen» zullen de betrokken besturen niet met herverdeeleffecten worden geconfronteerd. De wijzigingen zijn afgestemd met de betrokken besturen. Om genoemde redenen is terugwerkende kracht dan ook niet bezwaarlijk.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. J. A. van der Hoeven


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven