Besluit van 7 februari 2006, houdende wijziging van het Besluit rangen politie en het Besluit taken vrijwillige ambtenaren van politie met het oog op de uitbreiding van rangen die kunnen worden toegekend aan de vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 29 september 2005, nr. 2005-0000226253, gedaan mede namens Onze Minister van Justitie,

Gelet op de artikelen 5, eerste lid, en 51 van de Politiewet 1993;

De Raad van State gehoord advies van 27 oktober 2005, nr. W04.05.0440/I;

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 31 januari 2006, nr. 2005-0000313595, uitgebracht mede namens Onze Minister van Justitie;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Artikel 2a van het Besluit rangen politie komt te luiden:

Artikel 2a

Onverminderd het bepaalde in artikel 45 van het Besluit rechtspositie vrijwillige politie, gelden voor de ambtenaren van politie aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel c, van de Politiewet 1993, de volgende rangen:

a. aspirant voor degene die is aangesteld als vrijwillige ambtenaar in opleiding, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit rechtspositie vrijwillige politie;

b. surveillant van politie voor de vrijwillige ambtenaar van politie, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, die is belast met de werkzaamheden, bedoeld in artikel 1, eerste en tweede lid, van het Besluit taken vrijwillige ambtenaren van politie, en

c. de rangen, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b tot en met g, voor de vrijwillige ambtenaar van politie, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, die is belast met de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2 van het Besluit taken vrijwillige ambtenaren van politie.

ARTIKEL II

Artikel 2 van het Besluit taken vrijwillige ambtenaren van politie komt te luiden:

Artikel 2

Onverminderd het bepaalde in artikel 1, kan de vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, na instemming van de korpsbeheerder, zelfstandig dan wel in voorkomende gevallen onder begeleiding van een ambtenaar van politie aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, bedoeld in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Politiewet 1993, met eenzelfde rang of een hogere rang, de werkzaamheden uitoefenen die verband houden met de volledige politietaak voor zover hij beschikt over de daarvoor vereiste opleiding en ervaring.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 7 februari 2006

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de eenentwintigste februari 2006

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Medio 2000 heeft de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de werkgroep «vrijwillige politie» (hierna werkgroep Bakker genoemd) geïnstalleerd. Deze werkgroep had als opdracht aandacht te besteden aan de werving, selectie, opleiding en positie van de vrijwillige politieambtenaar. Het resultaat van deze opdracht is het rapport «De vrijwillige ambtenaar van politie: Perspectief voor de toekomst». De bevindingen van de werkgroep Bakker hebben geleid tot een aantal aanbevelingen.

De eerste aanbeveling betreft het door de rijksoverheid wegnemen van de juridische belemmeringen die verhinderen dat vrijwillige politieambtenaren bepaalde politiefuncties kunnen uitoefenen. Op basis van de huidige regelgeving dient de vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak (hierna genoemd: vrijwillige politieambtenaar), zich momenteel te beperken tot werkzaamheden op het niveau van surveillant of agent. De werkgroep Bakker acht dit, gezien ontplooiingskansen, flexibele inzet en een grotere differentiatie in functies ten aanzien van de vrijwillige politieambtenaar een onwenselijke situatie.

Bij het voorstel plaatste de werkgroep Bakker de kanttekening dat wordt beseft dat in de praktijk leidinggevende functies met een sterk vertegenwoordigend en strategisch karakter niet voor de vrijwillige politieambtenaar in aanmerking zullen komen. De werkgroep acht het echter de verantwoordelijkheid van de korpsen zelf om te bepalen bij welke functie de grens moet worden gelegd. De werkgroep heeft voorgesteld te kiezen voor een benadering waarin de korpsbeheerder aan de hand van opleiding, ervaring, gebleken geschiktheid en de op te dragen taken beziet op welk niveau aanstelling van een vrijwillige politieambtenaar mogelijk is. Bij die beoordeling wordt er op toegezien dat de vrijwillige politieambtenaar aan hetzelfde professionele niveau voldoet als een reguliere ambtenaar van dat niveau.

Bij brief van 17 juni 2004 is de Tweede Kamer aangegeven dat de voornoemde aanbeveling van de commissie Bakker wordt onderschreven (Kamerstukken II 2003/04, 29 628, nr. 3). De vrijwillige politieambtenaren vervullen een belangrijke brugfunctie tussen de politieorganisatie en de maatschappij. Het is van belang dat, wanneer een regiokorps daar vanuit het oogpunt van bedrijfsvoering voor wil kiezen, de juridische belemmeringen in het rangenstelsel worden opgeheven en er zo meer ontplooiingskansen, flexibele inzet en een grotere differentiatie voor vrijwilligers wordt bereikt. Daarom is in voornoemde brief aan de Tweede Kamer toegezegd de juridische belemmeringen zodanig op te heffen dat het mogelijk wordt om aan vrijwillige politieambtenaren een van de rangen te verlenen, zoals vermeld in artikel 1, eerste lid, van het Besluit rangen politie. In dit besluit wordt aan deze toezegging gestalte gegeven.

Hierbij dient te worden aangetekend dat de bestaande bepalingen uit de Politiewet omtrent plaatsing van ambtenaren van politie van toepassing blijven. In het bijzonder wordt hierbij gewezen op artikel 37, tweede lid, van de Politiewet 1993. Dit artikel uit de Politiewet 1993 verplicht de korpsbeheerder om in geval van plaatsing bij een functioneel of territoriaal onderdeel van ambtenaren van politie die uitsluitend of in hoofdzaak belast zijn met de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde dan wel het verrichten van taken ten dienste van de justitie, overleg te plegen met de hoofdofficier van justitie. De korpsbeheerder is bovendien verplicht om in vervanging te voorzien, indien de taakvervulling van betrokken ambtenaar dit naar het oordeel van de hoofdofficier noodzakelijk maakt. Het voorschrift vloeit voort uit de gezagsverantwoordelijkheid van de (hoofd-) officier van justitie, die onder meer met zich mee brengt dat hij moet kunnen instaan voor de kwaliteit en het functioneren van politieambtenaren die onder zijn verantwoordelijkheid werkzaam zijn.

De rangen van de politie worden opengesteld bij zowel instroom als doorstroom van executieve vrijwillige politieambtenaren. Ook bij het functioneren in de overige rangen geldt als uitgangspunt dat de rang van de executieve vrijwillige politieambtenaar in gelijke relatie staat met de werkzaamheden die deze persoon uitvoert én dat de vrijwillige politieambtenaar op hetzelfde professionele niveau dient te functioneren als de reguliere ambtenaar. De formulering van de taken van een vrijwillige politieambtenaar in artikel 1 en het gewijzigde artikel 2 van het Besluit taken vrijwillige ambtenaren van politie geeft hiervoor ruimte. De rangen van aspirant en van surveillant van politie blijven gekoppeld aan respectievelijk de vrijwillige politieambtenaar in opleiding en degenen die op grond van artikel 1 van het Besluit taken vrijwillige ambtenaren van politie werkzaamheden verrichten. De wijziging van het Besluit rangen politie ziet alleen op degenen die de taken benoemd in artikel 2 van het Besluit taken vrijwillige ambtenaren van politie uitvoeren.

Gevolgen van het openstellen van de hogere rangen voor vrijwillige politieambtenaren kunnen zijn dat de doelgroep bij de werving verruimd wordt en dat een grotere behoefte ontstaat aan opleidingen op een hoger niveau met meer mogelijkheden tot maatwerk. Per situatie kunnen de mogelijkheden daartoe besproken worden.

De rang van hoofdcommissaris wordt overigens van de openstelling uitgezonderd. Uit artikel 2, eerste lid, onderdeel i, van het Besluit rangen politie vloeit namelijk voort dat deze rang is verbonden aan de functie van korpschef. Deze functie met bijbehorende rang kan, op grond van artikel 1 van het Besluit rangen politie, niet worden vervuld door een vrijwillige politieambtenaar.

Artikelsgewijs

Artikel I

In artikel 2a van het Besluit rangen politie is nieuw bepaald dat de vrijwillige ambtenaar van politie, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, die is belast met de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2 van het Besluit taken vrijwillige ambtenaren van politie, de rang kan krijgen van agent, hoofdagent, brigadier, inspecteur, hoofdinspecteur of commissaris. Voorheen was het slechts mogelijk om voor de uitvoering van deze werkzaamheden die verband houden met de volledige politietaak, de rang van agent toegekend te krijgen.

Het derde lid van artikel 2a van het Besluit rangen politie is komen te vervallen. In dit lid werd bepaald dat aan de zogenoemde voormalige reservisten van politie een hogere rang dan die van agent kon worden toegekend. Dit wordt ondervangen door het nieuw bepaalde artikel 2a, onderdeel c, van het Besluit rangen politie.

Artikel II

De wijziging van artikel 2 van het Besluit taken vrijwillige ambtenaren van politie is noodzakelijk vanwege het feit dat in artikel 2 slechts werd uitgegaan van een taakuitvoering door vrijwillige politieambtenaren in de rang van agent. Dit uitte zich in de bepaling over de begeleiding door een medewerker basispolitiezorg. Nu de taakuitvoering ook mogelijk is in de rangen boven het niveau van agent is artikel 2 van het Besluit taken vrijwillige ambtenaren van politie in die zin gewijzigd dat de begeleiding in voorkomende gevallen plaatsvindt door een ambtenaar van politie, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, in gelijke of hogere rang.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven