Besluit van 6 december 2006, tot vaststelling van het tijdstip van
inwerkingtreding van de Wet van 20 november 2006 tot wijziging
van een aantal wetten op het terrein van de arbeidsverhoudingen en de
arbeidsmarkt
Wij
Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de
voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van
30 november 2006, nr. AV/A&Z/06/97524;
Gelet op
artikel XII, eerste lid, van de Wet van
20 november 2006 tot wijziging van een aantal wetten op het terrein van
de arbeidsverhoudingen en de arbeidsmarkt (Verzamelwet
arbeidsverhoudingen en arbeidsmarkt
2006);
Hebben
goedgevonden en verstaan:
Enig Artikel
1. De Wet van 20 november
2006 tot wijziging van een aantal wetten op het terrein van de
arbeidsverhoudingen en de arbeidsmarkt (Verzamelwet arbeidsverhoudingen
en arbeidsmarkt 2006), met uitzondering van de artikelen I, onderdelen
A, onder 2, Ac en D, IB en XIA, treedt in werking met ingang van de dag
na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt
geplaatst.
2. Artikel I, onderdeel A,
onder 2, van de wet, genoemd in het eerste lid, treedt in werking met
ingang van 1 januari
2008.
3. Artikel XIA van de wet,
genoemd in het eerste lid, treedt in werking met ingang van
1 januari
2007.
Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is belast met de
uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van
toelichting in het Staatsblad zal worden
geplaatst.
’s-Gravenhage, 6
december
2006
Beatrix
De
Minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid,
A.
J. de Geus
Uitgegeven de negentiende december 2006
De Minister van
Justitie,
E.
M. H. Hirsch
Ballin
NOTA VAN TOELICHTING
Het onderhavige besluit strekt tot de
inwerkingtreding van de Wet van 20 november 2006 tot wijziging van een
aantal wetten op het terrein van de arbeidsverhoudingen en de
arbeidsmarkt (Verzamelwet arbeidsverhoudingen en arbeidsmarkt 2006)
(Stb. 2006, 647). Bij deze wet worden wijzigingen van technische aard
in verschillende wetten op het terrein van de arbeidsverhoudingen en
van de arbeidsmarkt aangebracht. Het gaat onder meer om redactionele
verbeteringen en het corrigeren van onjuiste verwijzingen in de Wet
kinderopvang, de Pensioen- en spaarfondsenwet, de Wet verplichte
deelneming in een bedrijfspensioenfonds 2000, de Wet verplichte
beroepspensioenregeling, de Arbeidstijdenwet, de Wet bestuurlijke boete
Arbeidstijdenwet, de Wet arbeid vreemdelingen, de Wet gelijke
behandeling mannen en vrouwen, Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de
Ambtenarenwet. Daarnaast wordt in een aantal gevallen op beleidsmatige
overwegingen berustende wijzigingen aangebracht (Wet kinderopvang en
Kaderwet SZW-subsidies). Voor een toelichting op de desbetreffende
wijzigingen zij verwezen naar de parlementaire stukken met betrekking
tot het wetsvoorstel Verzamelwet arbeidsverhoudingen en arbeidsmarkt
2006 (Kamerstukken II 2005/06, 30 614, nr. 3 en
volgende).
Eerste
lid. Op grond van het onderhavige besluit treden de
wetstechnische wijzigingen in de verschillende wetten in werking nadat
zij bekend zijn gemaakt, dat wil zeggen met ingang van de dag na de
datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij worden
geplaatst.
Tweede
lid. De wijziging van de Wet kinderopvang betreffende de
continuering van de aanspraak op een kinderopvangtoeslag gedurende zes
maanden voor een werkende ouder die werkloos wordt (artikel I,
onderdeel A, onder 2, van de Verzamelwet arbeidsverhoudingen en
arbeidsmarkt 2006) treedt om uitvoeringstechnische treden in werking
met ingang van 1 januari 2008.
Derde lid. De wijziging van de Kaderwet
SZW-subsidies (artikel XIA van de Verzamelwet arbeidsverhoudingen en
arbeidsmarkt 2006) treedt in werking met ingang van 1 januari
2007.
De wijziging van de Wet kinderopvang met
betrekking tot een vereenvoudigde procedure voor de registratie van
buitenlandse kinderopvang (artikel I, onderdeel Ac, van de Verzamelwet
arbeidsverhoudingen en arbeidsmarkt 2006) zal in verband met de
vaststelling van nadere uitvoeringsregels op een nader te bepalen
tijdstip in werking treden.
De wijzigingen van de Wet
kinderopvang zoals vervat in de artikelen I, onderdeel D, en IB van de
Verzamelwet arbeidsverhoudingen en arbeidsmarkt 2006 betreffende de
continuering van de aanspraak op een extra kinderopvangtoeslag in
verband met een ontoereikende werkgeversbijdrage voor een ouder die
werkloos wordt alsmede de daarmee verband houdende samenloopbepaling
met betrekking tot het voorstel van wet tot wijziging van de Wet
kinderopvang en enige andere wetten in verband met de invoering van een
heffing ter financiering van een werkgeversbijdrage (Kamerstukken II
2005/06, 30 613) ten slotte, zullen niet in werking treden; de genoemde
wijzigingen zijn niet meer relevant in verband met de intrekking van
genoemd wetsvoorstel en het opnemen daarvan in het Belastingplan 2007
(Kamerstukken II 2005/06, 30 804).
Voor de
volledigheid zij ten slotte nog opgemerkt dat de wijzigingen van de Wet
kinderopvang met betrekking tot grensoverschrijdende situaties (artikel
I, onderdelen A, onder 3 en 4, Aa en Ab, en artikel IA van de
Verzamelwet arbeidsverhoudingen en arbeidsmarkt 2006) op grond van
Artikel XII, tweede lid, van de Verzamelwet arbeidsverhoudingen en
arbeidsmarkt 2006 met terugwerkende kracht tot en met 1 januari
2005 in werking treden. Zie voor de toelichting op deze
inwerkingtredingsbepaling de toelichting op de nota van wijziging op
het wetsvoorstel Verzamelwet arbeidsverhoudingen en arbeidsmarkt 2006
(Kamerstukken II 2005/06, nr. 5).
De Minister van
Sociale Zaken en
Werkgelegenheid,
A.
J. de
Geus