Besluit van 27 november 2006 tot wijziging van het Besluit SUWI, het Besluit Inlichtingenbureau gemeenten en het Besluit taakuitoefening Inspectie Werk en Inkomen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 3 juli 2006, nr. UB/S/2006/54859;

Gelet op de artikelen 63, derde lid en 73, vijfde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, artikel 64, eerste, tweede en negende lid, van de Wet werk en bijstand en artikel 43, eerste en derde lid, van de Wet werk en inkomen kunstenaars;

De Raad van State gehoord (advies van 18 augustus 2006, nr. W12.06.0252/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 21 november 2006, nr. UB/S/2006/89814;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I WIJZIGING BESLUIT SUWI

Het Besluit SUWI wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 5.5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5.5a Gegevensverstrekking aan burgemeester en wethouders voor controle

De Dienst Wegverkeer, bedoeld in artikel 4a van de Wegenverkeerswet 1994, is verplicht op verzoek aan colleges van burgemeester en wethouders of, indien een college aan de CWI mandaat heeft verleend tot het nemen van besluiten inzake de verlening van bijstand, aan de CWI, opgaven en inlichtingen te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de WWB.

B

Artikel 5.10 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt een «1» geplaatst.

2. Aan het artikel wordt een lid toegevoegd luidende:

  • 2. De CWI is bij de verwerking van gegevens voor de uitvoering van de taak, die krachtens de Wet arbeid vreemdelingen aan de CWI is opgedragen, bevoegd uit eigen beweging en verplicht op verzoek aan colleges van burgemeester en wethouders gegevens te verstekken die noodzakelijk zijn in verband met de taken die voortvloeien uit de Huisvestingswet en de Woningwet.

ARTIKEL II WIJZIGING BESLUIT INLICHTINGENBUREAU GEMEENTEN

Het Besluit Inlichtingenbureau gemeenten wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel c komt te luiden:

c. de rijksbelastingdienst: gegevens betreffende vermogen als bedoeld in artikel 34 van de WWB, artikel 8 van de IOAZ en artikel 7 van de WWIK, de voorlopige teruggaaf, bedoeld in de Wet inkomstenbelasting 2001, bankrekeningnummers en de toegepaste heffingskortingen;

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

e. de zorgverzekeraars in de zin van de artikelen 1, onderdeel b, van de Zorgverzekeringswet of van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten: gegevens betreffende betaling van premie voor de zorgverzekering, met dien verstande dat dit onderdeel uitsluitend betrekking heeft op de opgaven en inlichtingen, bedoeld in artikel 64, eerste lid, van de WWB;

f. de Dienst Wegverkeer, bedoeld in artikel 4a van de Wegenverkeerswet 1994: gegevens uit het kentekenregister, bedoeld in artikel 42 van die wet.

B

Na artikel 3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3a Gegevensverstrekking door burgemeester en wethouders

De verstrekking van gegevens, bedoeld in artikel 43, eerste lid, van de WWIK, door burgemeester en wethouders aan de adviserende instelling die in het kader van de uitvoering van de WWB burgemeester en wethouders van advies dient, vindt plaats door tussenkomst van het Inlichtingenbureau voor zover het betreft gegevens over verstrekte uitkeringen op grond van de WWIK ten behoeve van de uitvoering van aan deze instantie in het kader van de WWIK opgedragen taken.

C

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift wordt voor «jaarplan» ingevoegd: kwartaalverslagen,.

2. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Het Inlichtingenbureau stelt jaarlijks een jaarverslag en een jaarrekening op en biedt deze vóór 15 maart van het kalenderjaar volgend op het jaar waarop deze betrekking hebben aan Onze Minister aan. Het Inlichtingenbureau beschrijft in zijn jaarverslag de taakuitoefening, het gevoerde beleid en de doelmatigheid van de uitvoering van de taken bedoeld in artikel 2, eerste lid, in het afgelopen jaar en legt in zijn jaarrekening rekening en verantwoording af over het financieel beheer, alsmede over de rechtmatigheid van genoemde taken in het verstreken boekjaar. De jaarrekening gaat vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheid, afgegeven door een door het Inlichtingenbureau aangewezen accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Deze verklaring heeft mede betrekking op de rechtmatige besteding van de middelen door het Inlichtingenbureau. De accountant voegt bij de verklaring tevens een verslag van zijn bevindingen over de vraag of het beheer en de organisatie van het Inlichtingenbureau voldoen aan de eisen van doelmatigheid.

3. In het vijfde lid wordt voor «het jaarplan» ingevoegd: de kwartaalverslagen,.

ARTIKEL III WIJZIGING BESLUIT TAAKUITOEFENING INSPECTIE WERK EN INKOMEN

Artikel 5 van het Besluit taakuitoefening Inspectie Werk en Inkomen vervalt.

ARTIKEL IV INWERKINGTREDING

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 27 november 2006

Beatrix

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. A. L. van Hoof

Uitgegeven de twaalfde december 2006

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

1. Inleiding

Met het oog op de uitvoering van de Wet werk en bijstand (WWB) door gemeenten, zijn op grond van artikel 64, eerste lid, van de WWB, diverse instanties verplicht om, indien noodzakelijk voor de uitvoering van deze wet, gegevens te verstrekken aan burgemeester en wethouders. Het tweede lid van genoemd artikel regelt dat dit in bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen gebeurt door tussenkomst van het Inlichtingenbureau (IB). Het IB fungeert als elektronisch schakelpunt c.q. sectorloket voor de gegevensuitwisseling tussen gemeenten (in het kader van de WWB) en andere instanties. Het Besluit Inlichtingenbureau gemeenten geeft hier nadere invulling aan. Met deze wijziging van dat besluit wordt voor een aantal uitwisselingen de basis gelegd voor de ondersteuning door het IB. Het gaat hierbij om de gegevenverstrekking aan gemeenten door de zorgverzekeraars, de Belastingdienst en de Dienst Wegverkeer (RDW). In verband met de uitwisseling met de RDW bevat het onderhavige besluit tevens een wijziging van het Besluit SUWI.

Daarnaast bevat dit besluit nog een wijziging van het Besluit SUWI, die betrekking heeft op de verstrekking van (huisvestings)gegevens door de Centrale organisatie werk en inkomen (CWI) aan de gemeenten.

De wijziging van het Besluit Inlichtingenbureau gemeenten heeft ook betrekking op de uitvoering door gemeenten van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en de Wet werk en inkomen kunstenaars (WWIK), met uitzondering van de wijziging die betrekking heeft op de gegevensverstrekking door de zorgverzekeraars (zie hieronder punt 3).

Verder bevat dit besluit nog enkele technische wijzigingen van het Besluit Inlichtingenbureau gemeenten en het Besluit taakuitoefening Inspectie werk en inkomen.

2. Wijziging Besluit SUWI

Dienst Wegverkeer

De basis voor de intermediaire rol van het IB bij gegevensverstrekkingen van instanties genoemd in artikel 64, eerste lid, van de WWB, wordt gelegd in het tweede lid van dat artikel. In het eerste lid is echter de RDW niet opgenomen; verstrekkingen van de RDW aan gemeenten in verband met de uitvoering van de WWB vinden hun grondslag in de Wegenverkeerswet 1994. Voor de rol van het IB bij deze verstrekkingen moest derhalve eerst een grondslag worden gecreëerd om gegevensverstrekking aan de gemeenten mogelijk te maken, waaraan tevens de rol van het IB kan worden gekoppeld. Artikel 64, negende lid, van de WWB, biedt de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur andere instanties dan genoemd in het eerste lid van dat artikel aan te wijzen, waarvoor dezelfde verplichtingen gelden als voor de in dat lid genoemde instanties. Daartoe wordt voorgesteld in het Besluit SUWI een nieuw artikel 5.5a op te nemen.

Verstrekking huisvestingsgegevens CWI aan gemeenten

Bij de huisvesting van tijdelijke werknemers uit het buitenland doen zich regelmatig problemen voor. Daarbij gaat het om een tekort aan passende huisvesting, maar ook om onrechtmatige huisvesting en onveilige woonsituaties. Gemeenten hebben daarin op grond van de Huisvestingswet en de Woningwet een handhavende taak. Op woensdag 26 april 2006 heeft de Tweede Kamer een motie aanvaard (Kamerstukken II, 2005 /06, 29 407, nr. 40), waarin de regering wordt gevraagd het mogelijk te maken gegevens tussen CWI en gemeenten uit te wisselen, teneinde gemeenten in staat te stellen de bestrijding van illegale verhuur aan te pakken. Aan de CWI is het verstrekken van tewerkstellingsvergunningen (twv) op grond van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) opgedragen.

Op grond van artikel 9, onderdeel f, van de Wav kan een twv worden geweigerd als er geen passende huisvesting voor de vreemdeling beschikbaar is. Een werkgever is daarom verplicht bij een twv-aanvraag het toekomstige woonadres van de betreffende werknemer kenbaar te maken. De werkgever verklaart daarover dat de huisvesting op verantwoorde, veilige en hygiënische wijze is geregeld conform de regelgeving. Met dit onderdeel wordt opengelaten dat werkgevers op de huisvesting kunnen worden aangesproken door CWI en dat CWI dit aspect kan meewegen in de oordeelsvorming over het al dan niet verstrekken of verlengen van een tewerkstellingsvergunning.

Indien CWI deze adressen verstrekt aan de gemeente, kan de gemeente, zodra de werknemer er daadwerkelijk woont, nagaan of de huisvesting op orde is en of dat er sprake is van onveilige of overlast veroorzakende woonsituaties. Er worden soms onaanvaardbaar slechte omstandigheden geconstateerd bij de huisvesting van buitenlandse werknemers, zoals het slapen in de stallen of kassen of het delen van matrassen. Door een bijtijdse controle door de gemeente kan dit worden tegengegaan en kan worden voorkomen dat de risico’s die verbonden zijn aan onveilige bewoning, zoalshet overlijden van buitenlandse werknemers als gevolg van brand, werkelijkheid worden.

De in dit besluit opgenomen wijziging van het Besluit SUWI beoogt een wettelijke basis te creëren voor deze gegevensuitwisseling. Op basis van de delegatiebepaling van artikel 73, vijfde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen is aan artikel 5.10 van het Besluit SUWI een nieuw lid toegevoegd, dat deze gegevensverstrekking door de CWI aan de colleges van burgemeester en wethouders regelt.

3. Wijziging Besluit Inlichtingenbureau gemeenten

Zorgverzekerden

In het rapport «Zorg Verzekerd» (aangeboden aan de Tweede Kamer bij brief van 13 december 2005, Kamerstukken II 2005/06, 29689, nr. 47) heeft de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een reeks maatregelen gepresenteerd om (potentiële) onverzekerdheid in het kader van de Zorgverzekeringswet tegen te gaan. Deze betreffen met name kwetsbare groepen in de samenleving. Gemeenten hebben de wens uitgesproken om een signaal te ontvangen wanneer bijstandsgerechtigden een betalingsachterstand voor hun zorgverzekering hebben. De gemeente kan in zo’n geval bepalen of zij op grond van artikel 57 van de WWB budgetbeheer aan de betrokkene oplegt, en zo voorzien in rechtstreekse betaling van de premie voor de zorgverzekering uit de bijstandsuitkering. Op deze wijze wordt royement en daarmee onverzekerdheid voorkomen.

Het genoemde rapport gaf aan dat het wenselijk en goed mogelijk is, om deze gegevensstroom via het IB te realiseren. Met inschakeling van het IB wordt de privacy van de verzekerden geëerbiedigd (proportionaliteit), zodanig dat verzekeraars geen inzicht krijgen in de inkomstenbron van verzekerden, en anderzijds gemeenten alleen over daadwerkelijk bijstandgerechtigden signalen ontvangen. Deze werkwijze is afgestemd met het College Bescherming Persoonsgegevens. Het College voor zorgverzekeringen en Zorgverzekeraars Nederland participeerden in de werkgroep die de voorstellen heeft voorbereid.

Op grond van artikel 64, eerste lid, onderdeel d, van de WWB, geldt voor zorgverzekeraars al een verplichting om aan burgemeester en wethouders gegevens te verstrekken die nodig zijn voor de uitvoering van de WWB (in casu artikel 57). Met de onderhavige wijziging van het Besluit Inlichtingenbureau gemeenten wordt een basis gelegd voor de doorgifte hiervan via het IB.

Zoals bij de inleiding is aangegeven, is deze wijziging niet van toepassing ten aanzien van degenen die een uitkering ontvangen op grond van de IOAW, de IOAZ en de WWIK, omdat deze wetten niet een wettelijk instrument bevatten dat vergelijkbaar is met artikel 57 van de WWB.

Belastingdienst

Het Besluit Inlichtingenbureau gemeenten bevat reeds een bepaling waarmee de ondersteunende functie van het IB in de gegevensuitwisseling tussen de Belastingdienst en de gemeente wordt geregeld (artikel 3, eerste lid, onder c). Aangegeven wordt dat het gaat om gegevens omtrent vermogen en de voorlopige teruggaaf. Zoals de Staatssecretaris van SZW aangaf in zijn brief aan de Tweede Kamer van 23 december 2005 (Kamerstukken II 2005/06, 28 870, nr. 149), zal de gegevensuitwisseling tussen de Belastingdienst en gemeenten de komende periode worden geïntensiveerd, om de handhaving van de bijstandverstrekking door gemeenten te faciliteren. Dit betreft het verstrekken van bankrekeningnummers van bijstandsgerechtigden, en informatie over toegepaste heffingskortingen. Het is wenselijk de formulering van genoemd artikel aan te passen aan deze ontwikkelingen.

RDW

In de hierboven genoemde brief aan de Tweede Kamer gaf de Staatssecretaris van SZW tevens aan dat de RDW in 2006 als gegevensbron zal worden ontsloten via het IB. Op deze wijze worden gerichte verificatie en controle van het bezit van motorvoertuigen door bijstandsgerechtigden mogelijk. Motorvoertuigen vormen in het kader van de WWB immers een vermogenscomponent, die medebepalend is voor het recht op een uitkering.

Het raadplegen en gebruik van gegevens van de RDW dient onderdeel te zijn van gemeentelijk beleid voor handhaving van de uitkeringsverstrekking. Daarom wordt de werkwijze gekozen dat het daadwerkelijk verkrijgen van RDW-gegevens via het IB per gemeente wordt geregeld. De functionele inrichting van de gegevensuitwisseling wordt voorbereid in overleg tussen de betrokken organisaties. Uitwisseling tussen de gemeente en de RDW is dus geen automatisme, maar onderdeel van lokaal beleid waarbij het IB faciliterend functioneert. De CBP-notitie «fraudebestrijding door bestandkoppelingen», waaraan de Staatssecretaris van SZW reeds refereerde in bovengenoemde brief aan de Tweede Kamer van 23 december 2005, is een ondersteunende handreiking voor gemeenten.

Stichting Kunstenaars&CO in verband met uitvoering van de WWIK

De uitvoering van de WWIK is opgedragen aan een twintigtal centrumgemeenten. De stichting Kunstenaars&CO is op grond van artikel 35 van de WWIK aangewezen als instelling die de gemeenten adviseert bij de (periodieke) beroepsmatigheidstoets voor kunstenaars. Ook is Kunstenaars&CO betrokken bij de uitvoering van het flankerend beleid op grond van de WWIK.

Om de stichting in staat te stellen haar wettelijke taak te vervullen, is in artikel 43, eerste lid, onder h, van de WWIK een inlichtingenplicht van de gemeente aan de instelling geformuleerd. Met het nieuwe artikel 3a in het Besluit Inlichtingenbureau gemeenten wordt geregeld dat deze gegevensverstrekking plaats kan vinden door tussenkomst van het Inlichtingenbureau. Materieel zal dit zo gestalte krijgen, dat de instelling voor de uitvoering van haar wettelijke taak de gegevens met betrekking tot WWIK-gerechtigden kan benutten die reeds bij het IB berusten in verband met de uitvoering van artikel 3, eerste lid, onder a, van het Besluit Inlichtingenbureau gemeenten.

Met inachtneming van beginselen rond doelbinding en proportionaliteit kan de instelling haar taken zodoende doelmatiger uitvoeren, met name wat betreft de planning en uitvoering van periodieke beroepsmatigheidstoetsen van WWIK-gerechtigden en de beoordeling van aanspraken van kunstenaars op flankerend beleid (waarbij het al dan niet ontvangen van een WWIK-uitkering een criterium is).

Wijziging van artikel 9, vierde lid, in verband met overheveling van rapportage over doelmatigheid van jaarrekening naar jaarverslag

Als uitvloeisel van Vereenvoudiging en deregulering SUWI is met de Verzamelwet sociale verzekeringen 2006 artikel 49 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet SUWI) gewijzigd.

Artikel 49, derde lid, van de Wet SUWI, schreef oorspronkelijk voor dat de Centrale organisatie werk en inkomen, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, de Sociale verzekeringsbank en de Raad voor werk en inkomen in hun jaarrekening rapporteren over de doelmatigheid. De praktijk is dat over doelmatigheid in het jaarverslag wordt gerapporteerd in plaats van in de jaarrekening. Zo is het ook in de verantwoordingsmodellen opgenomen. Dit is mede in verband met de andersoortige verklaring van de accountant bij het onderdeel doelmatigheid (verslag van bevindingen in plaats van verklaring omtrent de getrouwheid, als bedoeld in 49, zesde lid van de Wet SUWI). Met ingang van 1 januari 2006 is de Wet SUWI hierop aangepast, inhoudende dat over de doelmatigheid in het jaarverslag wordt gerapporteerd (in plaats van in de jaarrekening).

Artikel 9 van het Besluit Inlichtingenbureau gemeenten gaat voor het IB nog uit van de situatie dat de verantwoording over de doelmatigheid in de jaarrekening plaatsvindt. Om aan te sluiten bij de situatie SUWI-breed wordt artikel 9, vierde lid, van dat besluit aangepast.

Wijziging van artikel 9, opschrift en vijfde lid, in verband met het toevoegen van kwartaalverslagen

Deze wijziging herstelt een omissie. Ten onrechte is in de opsomming van de verschillende soorten rapportages niet opgenomen de kwartaalverslagen, terwijl deze in de praktijk wel door het Inlichtingenbureau aan de Minister moeten worden verstrekt. Tevens is daarmee alsnog een grondslag gecreëerd voor artikel 5.21, eerste lid, van de Regeling SUWI, dat regels bevat over het tijdstip van verstrekking en de inhoud van het kwartaalverslag.

4. Wijziging Besluit taakuitoefening Inspectie Werk en Inkomen

Met de Verzamelwet sociale verzekeringen 2006 is artikel 38, derde lid, van de Wet SUWI, zoals dat luidde per 31 december 2005, komen te vervallen. Het betreft de bepaling dat eens per twee jaar vóór bij algemene maatregel van bestuur te bepalen tijdstippen de Inspectie Werk en Inkomen een verslag opstelt over de naleving en de effectiviteit van de artikelen 22 en 31 van de wet (non discriminatiecode).

Nu deze bepaling is komen te vervallen kan in het verlengde hiervan artikel 5 van het Besluit taakuitoefening Inspectie Werk en Inkomen vervallen.

5. Toetsen

Het ontwerpbesluit is ter toetsing voorgelegd aan de Stichting Inlichtingenbureau, de Inspectie Werk en Inkomen (IWI) en het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP).

Het door de IWI uitgebrachte advies heeft tot een beperkte redactionele wijziging van het besluit en de toelichting (artikel II, onderdeel A) geleid.

Met betrekking tot de gegevensuitwisseling van RDW en gemeenten, wijst het CBP op de noodzakelijke proportionaliteits- en subsidiariteitsafwegingen door gemeenten wanneer zij gegevens uit het kentekenregister van de RDW raadplegen. Dit mag dan ook geen automatisme zijn, maar ingebed zijn in gemeentelijk beleid. Ter ondersteuning van de afwegingen die gemeenten in deze moeten maken, wordt gewezen op de CBP-notitie «fraudebestrijding door bestandkoppelingen», waaraan de Staatssecretaris van SZW al refereerde in bovengenoemde brief aan de Tweede Kamer van 23 december 2005. Een en ander zal worden betrokken in de communicatie met gemeenten en bij de procedure zoals die tussen gemeenten, het Inlichtingenbureau en de RDW wordt afgesproken voor het verkrijgen van toegang tot gegevens.

Ten aanzien van de gegevensuitwisseling tussen CWI en gemeenten was het CBP al eerder de vraag voorgelegd naar de juridische mogelijkheden voor deze gegevensverstrekking. Het CBP heeft te kennen gegeven hierover geen uitspraak te kunnen doen wegens het ontbreken van een juridische analyse van de van toepassing zijnde wetgeving.

Het CBP gaf wel aan van oordeel te zijn dat het bestrijden van illegale verhuur en huisjesmelkerij aangemerkt kan worden als een gerechtvaardigd doel voor de verwerking van de betreffende gegevens zoals wordt genoemd in artikel 7 van de Wet bescherming persoonsgegevens.

Naar aanleiding van het advies van de Raad van State over het ontwerp-besluit is dit onderdeel alsnog ter advisering voorgelegd aan het CBP.

Het CBP mist een onderbouwing van de noodzaak van een wettelijke grondslag voor deze gegevensuitwisseling en van de reden waarom deze daadwerkelijk bijdraagt aan de bestrijding van illegale verhuur en huisjesmelkerij. Met betrekking tot het eerste punt wordt opgemerkt dat het hier gaat om de gegevensverstrekking door de CWI aan andere bestuursorganen die niet al is neergelegd in de Wet SUWI of de Woningwet dan wel de Huisvestingswet en daarom wordt geregeld in van het Besluit SUWI, dat ondermeer de uitwerking bevat van artikel 73, vijfde lid van de Wet SUWI voor de gegevensverstrekking aan bestuursorganen. Naar aanleiding van het tweede punt is de nota van toelichting (zie onder punt 2) aangepast. Daarmee is tevens ingegaan op de opmerking van de Raad van State die de onderbouwing van de noodzaak van de gegevensuitwisseling onvoldoende achtte.

Daarnaast zou volgens het CBP de gegevensverstrekking beperkt moeten worden tot de gegevens die de CWI verwerkt in het kader van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav). Op dit punt is het ontwerpbesluit aangepast.

Naar aanleiding van de opmerking van het CBP met betrekking tot het doelbindingsvereiste wordt opgemerkt dat er binnen het domein van de overheid van mag worden uitgegaan dat bestuursorganen (in casu burgemeester en wethouders) de door de CWI verstrekte gegevens niet voor een ander doel gebruiken dan waarvoor ze zijn verkregen (tegengaan van illegale huisvesting en huisjesmelkerij).

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. A. L. van Hoof


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 9 januari 2007, nr. 6.

Naar boven