Besluit van 21 november 2006, houdende intrekking van het Instellingsbesluit RAWOO

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Ontwikkelingssamenwerking van 20 september 2006, nr. DJZ/BR/0998-2006, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op artikel 2 van de Raamwet sectorraden en ontwikkeling;

De Raad van State gehoord (advies van 29 september 2006, nr. W02.06.0409/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Ontwikkelingssamenwerking van 13 november 2006, nr. DJZ/BR/1088-2006;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Instellingsbesluit RAWOO wordt ingetrokken.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2007.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 21 november 2006

Beatrix

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

A. M. A. van Ardenne-van der Hoeven

Uitgegeven de twaalfde december 2006

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

De Raad van Advies voor het Wetenschappelijk Onderzoek in het kader van Ontwikkelingssamenwerking (RAWOO) is op 3 januari 1990 bij algemene maatregel van bestuur ingesteld. De taak van de RAWOO is het doen van aanbevelingen over de wijze waarop het door de Nederlandse regering gefinancierde onderzoek op het gebied van ontwikkelingssamenwerking het best kan aansluiten op de behoeften in ontwikkelingslanden.

Thans is besloten de RAWOO op te heffen. Dit sluit aan op het voornemen, vermeld in de brief van de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 12 mei 20061. Hierin geven zij aan dat het stelsel van sectorraden wordt opgeheven en dat elk departement de vrijheid wordt gegeven om een optimaal arrangement in te richten om nieuwe kennisthema’s te verkennen en de interactie tussen kennis en beleid te versterken.

Met de instelling van een adviescollege als de RAWOO, waarin ook deskundigen uit ontwikkelingslanden zitting hadden, vervulde de Nederlandse regering een voortrekkersrol. De RAWOO heeft zich in de loop van de tijd ontwikkeld tot een instituut dat in onderzoekskringen in ontwikkelingslanden in hoog aanzien staat. Het adviseren van de regering is echter in de loop der jaren op de achtergrond geraakt, ook al omdat de behoefte aan advisering door de RAWOO is verminderd naarmate het gedachtegoed van deze sectorraad meer geïncorpeerd raakte in het beleid van de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking.

Door de manier waarop kennis en onderzoek in het beleid zijn geïntegreerd, is het bestaansrecht van een aparte sectorraad niet meer gerechtvaardigd. De behoefte die in het verleden bestond aan structurele advisering op het vlak van onderzoek in het kader van ontwikkelingssamenwerking, is thans niet meer aanwezig. Er zijn andere vormen van samenwerking tussen ambtenaren en kennisinstellingen.

Gelet op het voorgaande is het niet zinvol om het bestaan van de RAWOO gedurende het huidige bij koninklijk besluit van 20 december 20012 verlengde instellingstijdvak voort te zetten.

De intrekking van het Instellingsbesluit RAWOO betekent overigens niet dat onderzoekers en andere deskundigen niet meer zullen worden geraadpleegd over het beleid. Er zijn thans talloze manieren om deze raadpleging efficiënter en doeltreffender te organiseren dan via een geïnstitutionaliseerde sectorraad.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

A. M. A. van Ardenne-van der Hoeven


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

XNoot
1

TK, 2005/06, 24503, nr. 33.

XNoot
2

Stb. 676.

Naar boven