Wet van 2 november 2006 tot wijziging van de wet van 10 mei 2006, houdende goedkeuring van het op 25 februari 2005 te Den Haag tot stand gekomen Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen), met Protocol (Trb. 2005, 96) (Stb. 262)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is, teneinde de Staten-Generaal formeel te betrekken bij wijzigingen van het op 25 februari 2005 te Den Haag tot stand gekomen Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen), met Protocol (Trb. 2005, 96), op grond van artikel 1.7, eerste lid, van dat Benelux-verdrag, de wet van 10 mei 2006, houdende goedkeuring van het op 25 februari 2005 te Den Haag tot stand gekomen Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen), met Protocol, te wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Na artikel 1 van de wet van 10 mei 2006, houdende goedkeuring van het op 25 februari 2005 te Den Haag tot stand gekomen Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen), met Protocol (Trb. 2005, 96) (Stb. 262), wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1a

  • 1. Een ontwerp van een besluit van het Comité van Ministers als bedoeld in artikel 1.7, eerste lid, van het op 25 februari 2005 te Den Haag tot stand gekomen Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen), met Protocol (Trb. 2005, 96), wordt, voordat daaromtrent enigerlei besluitvorming door het Comité van Ministers plaatsvindt, terstond nadat de tekst van dat ontwerp tot stand is gekomen, aan de Staten-Generaal voorgelegd.

  • 2. Instemming van de Staten-Generaal is vereist voordat een lid van de regering zijn medewerking kan verlenen aan het totstandkomen van een besluit als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Stilzwijgende instemming is verleend indien niet binnen vijftien dagen na overlegging van het ontwerp aan de Staten-Generaal door of namens een der Kamers of door ten minste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een der Kamers de wens te kennen wordt gegeven dat het ontwerp de uitdrukkelijke instemming behoeft.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te

’s-Gravenhage, 2 november 2006

Beatrix

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

C. E. G. van Gennip

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. Bot

Uitgegeven de vijfde december 2006

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XHistnoot

Kamerstuk 30 633

Naar boven