Besluit van 20 november 2006 tot wijziging van het Besluit PAK-houdende coatings en producten Wms 2003 (PAK in procesoliën en banden)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 10 juli 2006, nr. DJZ2006284324, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op richtlijn nr. 2005/69/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 november 2005 houdende zevenentwintigste wijziging van Richtlijn 76/769/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (polycyclische aromatische koolwaterstoffen in procesoliën voor rubberverwerking en in banden) (PbEU L 323) en artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen;

De Raad van State gehoord (advies van 9 augustus 2006, nr. W08.06.0311/V);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 8 november 2006, nr. DJZ2006310721, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit PAK-houdende coatings en producten Wms 2003 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

f. banden: alle nieuwe luchtbanden en alle luchtbanden, voorzien van een nieuw loopvlak, bestemd voor voertuigen van de categorieën M, N en O in onderdeel A van bijlage II bij richtlijn nr. 70/156/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (PbEG L 42), voor land- en bosbouwtrekkers en aanhangwagens daarvan en voor motorfietsen.

B

Na artikel 10 wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 5a. PAK-houdende banden

Artikel 10a

Voor de toepassing van de artikelen 10b en 10c wordt verstaan onder polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK): benzo[a]pyreen (CAS-nr. 50-32-8), benzo[e]pyreen (CAS-nr. 192-97-2), benzo[a]antraceen (CAS-nr. 56-55-3), chryseen (CAS-nr. 218-01-9), benzo[b]fluorantheen (CAS-nr. 205-99-2), benzo[j]fluorantheen (CAS-nr. 205-82-3), benzo[k]fluorantheen (CAS-nr. 207-08-9) en dibenzo[a, h]antraceen (CAS-nr. 53-70-3).

Artikel 10b
  • 1. Het is verboden procesoliën voor rubberverwerking in te voeren, in handelsvoorraden voorhanden te hebben of aan een ander ter beschikking te stellen en voor de productie van banden of delen van banden toe te passen indien die procesoliën:

    a. meer dan 1 mg/kg benzo[a]pyreen bevatten, of

    b. meer dan 10 mg/kg polycyclische aromatische koolwaterstoffen tezamen bevatten.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op procesoliën voor rubberverwerking, indien het extract van polycyclische aromaten daarin minder dan drie gewichtsprocenten bedraagt, gemeten volgens de norm IP346:1998 (bepaling van polycyclische aromaten in ongebruikte smeeroliën en asfalteenvrije petroleumreacties – dimethylzwaveloxide-extractie met brekingsindexmeting), mits de naleving van de grenswaarden, genoemd in het eerste lid, onder a en b, en de correlatie tussen de gemeten waarden en het extract van polycyclische aromaten na elke belangrijke operationele verandering, en in ieder geval eenmaal in de zes maanden, door de fabrikant of importeur worden gecontroleerd.

Artikel 10c
  • 1. Het is verboden banden en loopvlakken die met ingang van 1 januari 2010 zijn vervaardigd met procesoliën die niet voldoen aan de in artikel 10b, eerste lid, gestelde grenswaarden, in te voeren, in handelsvoorraden voorhanden te hebben of aan een ander ter beschikking te stellen.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op banden die van een nieuw loopvlak zijn voorzien, indien de procesoliën waarmee dat loopvlak is vervaardigd, niet vallen onder de verboden van artikel 10b, eerste lid.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op banden en loopvlakken, indien de gevulkaniseerde rubberverbindingen daarin niet meer bevatten dan 0,35% Bay-protonen, zoals gemeten en berekend volgens ISO 21461 (bepaling van de aromaticiteit van olie in gevulkaniseerde rubberverbindingen).

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2010.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 20 november 2006

Beatrix

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel

Uitgegeven de vijfde december 2006

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

Op 16 november 2005 is richtlijn nr. 2005/69/EG van de Raad van de Europese Unie houdende zevenentwintigste wijziging van Richtlijn 76/769/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (polycyclische aromatische koolwaterstoffen in procesoliën voor rubberverwerking en in banden) (PbEU L 323) (hierna: PAK-richtlijn) vastgesteld. Deze richtlijn wordt in het onderhavige besluit tot wijziging van het Besluit PAK-houdende coatings en producten Wms 2003 in het Nederlandse recht omgezet.

2. Achtergrond van de PAK-richtlijn

Bij het vervaardigen van rubberbanden worden procesoliën gebruikt die uit ruwe olie zijn gewonnen en waarin polycyclische aromatische koolwaterstoffen (hierna: PAK) voorkomen met een wisselend gehalte. Tijdens het productieproces kunnen PAK in de rubbermatrix van de band worden opgenomen. De PAK worden echter niet doelbewust aan rubberbanden toegevoegd. Daarom kunnen PAK dan ook in wisselende hoeveelheden in banden voorkomen. Wanneer banden in het gebruik slijten, komt stof vrij dat in het milieu belandt en als fijnstof in de lucht kan blijven zweven en vervolgens ingeademd kan worden. Een aantal van deze PAK zijn schadelijk voor de mens; ze zijn kankerverwekkend en kunnen de ongeboren vrucht beschadigen. De schadelijke gezondheidseffecten van PAK zijn bevestigd door het Wetenschappelijk Comité voor giftigheid, milieugiftigheid en het milieu. In verband hiermee dient de lozing van PAK in het milieu beperkt te worden tot een minimum. Er is dus alle reden het gebruik van procesoliën die PAK bevatten te beperken. Daar zijn ook mogelijkheden toe aangezien er procesoliën op de markt zijn zonder PAK. Die procesoliën zijn veelal wat duurder, maar op de verkoopprijs van de band heeft dat nauwelijks invloed.

Aangezien een nationaal verbod op toepassing van genoemde procesoliën met teveel PAK voor de vervaardiging en verkoop van banden, strijdigheid met het EG-verdrag zou kunnen opleveren, heeft de Europese Commissie besloten de PAK-richtlijn vast te stellen. In de PAK-richtlijn wordt het gebruik van procesoliën die PAK bevatten beperkt bij de vervaardiging van banden en wordt tevens de verkoop van nieuwe banden die PAK bevatten en van banden die van een nieuw loopvlak, dat PAK bevat, zijn voorzien (coverbanden) beperkt. Onderdeel 6 van de preambule van de PAK-richtlijn bepaalt dat de richtlijn betrekking heeft op banden voor voertuigen voor personenvervoer, goederenvervoer, banden voor motorfietsen en banden voor land- en bosbouwtrekkers (zie onder II, onderdeel A).

Om een soepele overgang naar de nieuwe situatie te bewerkstelligen is 1 januari 2010 als ingangsdatum voor het (deel)verbod gekozen. Een dergelijke overgangstermijn is noodzakelijk omdat fabrikanten tijd nodig hebben de reeds bestaande typen banden aan te passen en te testen. Vanwege de veranderde samenstelling van het rubber kunnen namelijk de rijeigenschappen van de band worden beïnvloed. Alle typen banden zullen daarom opnieuw tot de markt toegelaten moeten worden. Voor de totstandkoming van de PAK-richtlijn is contact met de Nederlandse bandenfabrikant geweest. Ook deze fabrikant dient zijn productie aan te passen, waarvoor de beschikbare tijd voldoende is. Datzelfde geldt voor bandenimporteurs en loopvlakvernieuwingsbedrijven.

Te zijner tijd zal de richtlijn aangepast worden opdat in de toekomst ook vliegtuigbanden worden vervaardigd met procesoliën die weinig PAK bevatten. De bandenfabrikanten hebben meer tijd nodig om ook vliegtuigbanden aan te passen, aangezien vliegtuigbanden ook toegelaten dienen te worden door instanties buiten de Europese Unie.

3. Omzetting in het Besluit PAK-houdende coatings en producten Wms 2003

Teneinde de PAK-richtlijn te implementeren is ervoor gekozen het Besluit PAK-houdende coatings en producten Wms 2003 aan te passen. Dat besluit ziet met name op het verminderen van PAK in het milieu en daar sluit de doelstelling van de PAK-richtlijn naadloos op aan. Na aanpassing van het Besluit PAK-houdende coatings en producten Wms 2003 is de reikwijdte van dat besluit uitgebreid met PAK-houdende banden.

Hoewel de PAK-richtlijn een wijziging is van richtlijn nr. 76/769/EEG van 27 juli 1976 van de Raad van de Europese Gemeenschappen betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (PbEG L 262) en een groot aantal wijzigingen van die richtlijn is omgezet in het Besluit implementatie EG-verbodsrichtlijn Wms 1998 is niet gekozen voor omzetting van de PAK-richtlijn in dat besluit. Implementatie van de PAK-richtlijn in het Besluit PAK-houdende coatings en producten Wms 2003 ligt om voornoemde reden meer voor de hand.

4. Handhaving

Gegeven het feit dat het onderhavige besluit is gebaseerd op de Wet milieugevaarlijke stoffen, is de grondslag voor (de bevoegdheid tot) bestuurlijk handhaven in die wet terug te vinden.

Ingevolge artikel 64, tweede lid, van die wet heeft het vergunningverlenende gezag op grond van artikel 18.2 van de Wet milieubeheer tot taak zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van de op grond van de Wms voor degene die de inrichting drijft, geldende voorschriften. Indien het niet gaat om regels ten aanzien van de drijver van de betrokken inrichting is de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: VROM) bevoegd tot handhaving op grond van artikel 64, derde lid, van de Wms in verbinding met de artikelen 18.3 tot en met 18.16 van de Wet milieubeheer. Een en ander betekent dat het toezicht op de naleving van het onderhavige besluit en daarmee van de PAK-richtlijn wordt uitgeoefend door (onder andere) de VROM-Inspectie. Voor zover de activiteiten waarop de PAK-richtlijn betrekking heeft, worden verricht in een inrichting in de zin van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, is ook het ten aanzien van die inrichting bevoegde gezag gehouden toezicht uit te oefenen op de naleving van het onderhavige besluit en daarmee van de PAK-richtlijn. In het merendeel van die gevallen zijn burgemeester en wethouders van de gemeente het bevoegde gezag.

Overtreding van een voorschrift van het onderhavige besluit is in artikel 1a, onder ten eerste, van de Wet op de economische delicten aangemerkt als een economisch delict. Immers, in dat artikelonderdeel is verwezen naar voorschriften die bij algemene maatregel van bestuur als bedoeld in onder meer artikel 24 van de Wms zijn gegeven. Daarmee zijn passende strafrechtelijke maatregelen van toepassing op het overtreden van de in het onderhavige besluit opgenomen voorschriften.

De Arbeidsinspectie zal in het kader van haar reguliere toezicht op de arbeidsomstandigheden ook de uit dit besluit voortvloeiende regels inzake PAK bij dat toezicht betrekken. De Arbeidsinspectie is op grond van het Besluit aanwijzing ambtenaren VROM-regelgeving mede belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde in dit besluit. Vanwege de betrokkenheid van verschillende handhavende instanties bij dit besluit zullen zij hun handhavende activiteiten op elkaar afstemmen.

5. Procedure

Het besluit is niet in ontwerp overgelegd aan de Staten-Generaal noch in de Staatscourant gepubliceerd, zoals artikel 61, eerste lid, van de Wms bepaalt. De reden hiervoor is dat artikel 1:8, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing is. Dit artikel houdt in dat een verplichting als bedoeld in artikel 61, eerste lid, van de Wms, niet geldt indien het voorgenomen besluit uitsluitend strekt tot uitvoering van een bindend besluit van de Raad van de Europese Unie, van het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of van de Commissie van de Europese Gemeenschappen. Het onderhavige ontwerpbesluit strekt uitsluitend tot uitvoering van de PAK-richtlijn. Gekozen is voor inwerkingtreding met ingang van de dag waarop de PAK-richtlijn moet worden toegepast, namelijk 1 januari 2010.

6. Administratieve lasten

Het onderhavige besluit is in ontwerp niet voor een toetsing voorgelegd aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten aangezien uit dit besluit geen administratieve lasten voortvloeien.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

In de bijlage bij de PAK-richtlijn is geen definitie van het begrip «banden» opgenomen. Uit onderdeel 6 van de preambule bij de PAK-richtlijn blijkt wel op welke soorten banden deze richtlijn betrekking heeft, te weten op banden van voertuigen voor personenvervoer, goederenvervoer, banden voor motorfietsen en banden voor land- en bosbouwtrekkers.

In de preambule wordt daarbij verwezen naar:

– Richtlijn nr. 92/23/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 31 maart 1992 betreffende banden voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan alsmede de montage ervan (PbEG L 129) (hierna: richtlijn 92/23/EEG),

– Richtlijn nr. 97/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 juni 1997 betreffende de goedkeuring van twee- of driewielige motorvoertuigen (PbEG L 226) (hierna: richtlijn 97/24/EG), en

– VN/ECE-reglement nr. 106.

Omdat uit de PAK-richtlijn duidelijk blijkt op welke soorten banden de richtlijn betrekking heeft en om de doelstellingen van de PAK-richtlijn goed te kunnen uitvoeren is in het onderhavige besluit een definitiebepaling van het begrip «banden» opgenomen om de reikwijdte van het Besluit PAK-houdende coatings en producten Wms 2003 helder af te bakenen. Voor die begripsbepaling is onder andere aangesloten bij de begripsbepaling «band» in artikel 1, eerste gedachtestreepje, van richtlijn 92/23/EEG. In die begripsbepaling wordt verwezen naar banden die zijn ontworpen voor voertuigen waarop richtlijn nr. 70/156/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (PbEG L 42) (hierna: richtlijn 70/156/EEG) betrekking heeft. In de begripsbepaling «banden» in het onderhavige besluit wordt daarom aansluiting gezocht bij richtlijn 70/156/EEG, voor zover die richtlijn betrekking heeft op voertuigen die in onderdeel 6 van de preambule bij de PAK-richtlijn worden genoemd. Het gaat dan om de categorieën M, N en O in onderdeel A van bijlage II bij richtlijn 70/156/EEG. De categorieën M en N hebben betrekking op voertuigen voor personenvervoer en voor goederenvervoer. Aanhangwagens van beide soorten voertuigen vallen onder categorie O in onderdeel A van bijlage II bij richtlijn 70/156/EEG. Naast de banden voor genoemde categorieën voertuigen zijn in de begripsbepaling «banden» in het onderhavige besluit banden van motorfietsen en banden van land- en bosbouwtrekkers en aanhangwagens daarvan opgenomen. Richtlijn 97/24/EG ziet namelijk onder andere op motorfietsen en VN/ECE-reglement nr. 106 op land- en bosbouwtrekkers en aanhangwagens daarvan.

Onderdeel B

Artikel 10a

In dit artikel is een definitie opgenomen van het begrip «polycyclische aromatische koolwaterstoffen». De definitie van dat begrip is op deze plaats in het Besluit PAK-houdende coatings en producten Wms 2003 opgenomen omdat onduidelijkheid zou kunnen ontstaan over wat onder «PAK» wordt verstaan. De PAK die zijn opgenomen in de bijlage bij de PAK-richtlijn komen namelijk niet overeen met de PAK in de definitie van het begrip «PAK-houdende coating» in artikel 1, onderdeel a, van het Besluit PAK-houdende coatings en producten Wms 2003.

Artikel 10b

Het in het eerste lid bedoelde verbod vloeit voort uit punt 50, onder 1, eerste volzin, in de rechter kolom, van de bijlage bij de PAK-richtlijn. Op grond daarvan is het verboden procesoliën voor rubberverwerking in te voeren, in handelsvoorraden voorhanden te hebben of aan een ander ter beschikking te stellen en voor de productie van banden toe te passen indien die procesoliën meer dan 1 mg/kg BaP of meer dan 10 mg/kg van alle in de linker kolom van de bijlage bij de PAK-richtlijn genoemde PAK tezamen bevatten. Uit het vorenstaande volgt dat dit artikel van toepassing is op producenten van banden, importeurs van banden, en handelaren in banden.

Artikel 10b, tweede lid, bepaalt wanneer in ieder geval is voldaan aan de in het eerste lid gestelde grenswaarden voor procesoliën, namelijk door te voldoen aan de in dat lid genoemde norm van het Institute of Petroleum. Met dat instituut zal ik in overleg treden om tijdige beschikbaarheid van genoemde norm in de Nederlandse vertaling te realiseren.

Artikel 10c

Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde verbod vloeit voort uit punt 50, onder 2, eerste volzin, in de rechter kolom van de bijlage bij de PAK-richtlijn. Op grond daarvan is het verboden banden en loopvlakken, die met ingang van 1 januari van 2010 worden vervaardigd en die procesoliën bevatten die niet voldoen aan de in artikel 10b, eerste lid, genoemde grenswaarden, in te voeren, in handelsvoorraden voorhanden te hebben of aan een ander ter beschikking te stellen. Daaruit volgt dat dit artikel niet van toepassing is op producenten van banden, maar wel op importeurs van en handelaren in banden. Punt 50, onder 2, eerste volzin, in de rechter kolom van de bijlage bij de PAK-richtlijn heeft namelijk betrekking op het op de markt brengen van banden en loopvlakken.

Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat het eerste lid van dit artikel niet van toepassing is op banden die van een nieuw loopvlak zijn voorzien, dat voldoet aan de in artikel 10b, eerste lid, genoemde grenswaarden voor procesoliën.

Het derde lid van dit artikel bepaalt ten slotte wanneer banden en loopvlakken van banden in ieder geval voldoen aan de in artikel 10b, eerste lid, genoemde grenswaarden. In de genoemde ontwerp-ISO-norm is beschreven hoe met behulp van magnetische kernspinresonantie de percentuele verandering van het aromatische karakter van de PAK in de gebruikte procesoliën kan worden vastgesteld. Het gevonden percentage is een maat voor het gehalte aan PAK en wordt uitgedrukt in Bay-protonen. De genoemde ISO-norm ligt ter inzage bij het Nederlands Normalisatie-instituut (NEN) te Delft. Met dat instituut zal ik in overleg treden om tijdige beschikbaarheid van genoemde norm in de Nederlandse vertaling te realiseren.

Artikel II

Op grond van artikel 2 van de PAK-richtlijn zijn de lidstaten verplicht uiterlijk op 29 december 2006 de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die nodig zijn om aan de PAK-richtlijn te voldoen. Om die reden is het onderhavige besluit vóór 29 december 2006 gepubliceerd in het Staatsblad. Het tijdstip van inwerkingtreding van het onderhavige besluit is ontleend aan het moment waarop de PAK-richtlijn moet worden toegepast. Het onderhavige besluit treedt daarom in werking met ingang van 1 januari 2010.

Transponeringstabel

Bepalingen in richtlijn nr. 2005/69/EG

Bepalingen in Besluit tot wijziging van het Besluit PAK-houdende coatings en producten Wms 2003

Artikel 1

Behoeft geen implementatie

Artikel 2

Artikel II van dit besluit

Artikel 3

Behoeft geen implementatie

Artikel 4

Behoeft geen implementatie

Bijlage, omschrijving stoffen

Artikel 10a

Bijlage, punt 50.1, eerste zin

Artikel 10b, eerste lid

Bijlage, punt 50.1, tweede zin

Artikel 10b, tweede lid

Bijlage, punt 50.2, eerste zin

Artikel 10c, eerste lid

Bijlage, punt 50.2, tweede zin

Artikel 10c, derde lid

Bijlage, punt 50.3

Artikel 10c, tweede lid

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven