Wet van 9 februari 2006, tot aanpassing van de Auteurswet 1912 ter implementatie van richtlijn nr. 2001/84/EG van het Europees Parlement en van de Raad van de Europese Unie van 27 september 2001 betreffende het volgrecht ten behoeve van de auteur van een oorspronkelijk kunstwerk (PbEG L 272)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de Auteurswet 1912 te wijzigen ter implementatie van richtlijn 2001/84/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 september 2001 betreffende het volgrecht ten behoeve van de auteur van een oorspronkelijk kunstwerk (PbEG L 272);

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Auteurswet 1912 wordt als volgt gewijzigd:

Hoofdstuk IV komt als volgt te luiden:

HOOFDSTUK IV. BIJZONDERE BEPALINGEN BETREFFENDE HET VOLGRECHT

Artikel 43

In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. originelen van kunstwerken:

1°. een werk van grafische of beeldende kunst, zoals afbeeldingen, collages, schilderingen, tekeningen, gravures, prenten, lithografieën, beeldhouwwerken, tapisserieën, keramische werken, glaswerk en foto’s, voor zover dit door de maker zelf is vervaardigd, of het een exemplaar betreft dat anderszins als origineel van een kunstwerk wordt beschouwd.

2°. exemplaren van werken als bedoeld in onder 1°, die door de maker zelf of op zijn gezag in een beperkte oplage zijn vervaardigd.

b. professionele kunsthandelaar: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die zijn beroep of bedrijf maakt van de koop of verkoop van originelen van kunstwerken of van het als tussenpersoon tot stand brengen van koopovereenkomsten met betrekking tot originelen van kunstwerken.

Artikel 43a

  • 1. Het volgrecht is het recht van de maker en van zijn rechtverkrijgenden krachtens erfopvolging om bij iedere verkoop van een origineel van een kunstwerk waarbij een professionele kunsthandelaar is betrokken, met uitzondering van de eerste vervreemding door de maker, een vergoeding te ontvangen.

  • 2. Het volgrecht is niet overdraagbaar, uitgezonderd in het geval van overdracht krachtens legaat.

  • 3. Van het volgrecht kan geen afstand worden gedaan.

  • 4. De vergoeding bedoeld in het eerste lid is opeisbaar vanaf het tijdstip dat de koopprijs van het origineel van het kunstwerk opeisbaar is, doch uiterlijk vanaf drie maanden na het totstandkomen van de koopovereenkomst.

Artikel 43b

Bij algemene maatregel van bestuur wordt de hoogte van de vergoeding, bedoeld in artikel 43a, eerste lid, vastgesteld en kunnen regels worden gesteld omtrent de verschuldigdheid van de vergoeding.

Artikel 43c

  • 1. De verplichting tot betaling van de vergoeding, bedoeld in artikel 43a, eerste lid, rust op de bij de verkoop betrokken professionele kunsthandelaar. Indien meer dan één professionele kunsthandelaar bij een verkoop is betrokken, zijn zij hoofdelijk voor deze vergoeding aansprakelijk.

  • 2. Een rechtsvordering tot betaling van de vergoeding bedoeld in artikel 43a, eerste lid, verjaart door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de rechthebbende zowel met de opeisbaarheid van de vergoeding als met de tot de betaling van de vergoeding verplichte persoon bekend is geworden, en in ieder geval door verloop van twintig jaren na het tijdtip waarop de vergoeding opeisbaar is geworden.

Artikel 43d

De gerechtigde op het volgrecht kan gedurende drie jaar na het tijdstip waarop de vergoeding bedoeld in artikel 43a, eerste lid, opeisbaar is geworden, van degene die verplicht is tot betaling van de vergoeding alle inlichtingen verlangen die noodzakelijk zijn om de betaling van de vergoeding veilig te stellen.

Artikel 43e

  • 1. Het volgrecht vervalt op het tijdstip waarop het auteursrecht vervalt.

  • 2. In afwijking van het eerste lid is bij een verkoop van een origineel van een kunstwerk tot 1 januari 2010 de vergoeding, bedoeld in artikel 43a, eerste lid, niet verschuldigd aan de rechtverkrijgenden van de maker krachtens erfopvolging.

  • 3. Bij algemene maatregel van bestuur kan de in het tweede lid bedoelde periode worden verlengd tot uiterlijk 1 januari 2012.

Artikel 43f

Onverminderd het bepaalde in artikel 43g is dit hoofdstuk van toepassing op originelen van kunstwerken die op 1 januari 2006 in ten minste één lidstaat van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992 beschermd worden door de nationale wetgeving op het gebied van het auteursrecht.

Artikel 43g

  • 1. Dit hoofdstuk is van toepassing op makers van originelen van kunstwerken die:

    a. onderdaan zijn van één van de lidstaten van de Europese Unie en hun rechtverkrijgenden;

    b. onderdaan zijn van een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992 en hun rechtverkrijgenden; of

    c. hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben en hun rechtverkrijgenden.

  • 2. Dit hoofdstuk is voorts van toepassing op makers van originelen van kunstwerken en hun rechtverkrijgenden die onderdaan zijn van een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie of van een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992, in de mate waarin en de duur waarvoor die staat het volgrecht erkent ten behoeve van makers van originelen van kunstwerken uit de lidstaten van de Europese Unie en de staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992 en hun rechtverkrijgenden.

ARTIKEL II

De Auteurswet 1912 wordt voorts als volgt gewijzigd:

A

Artikel 16c wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «ervan» ingevoegd: op een voorwerp dat bestemd is om een werk ten gehore te brengen, te vertonen of weer te geven.

2. Het tweede lid komt als volgt te luiden:

  • 2. Voor het reproduceren, bedoeld in het eerste lid, is ten behoeve van de maker of diens rechtverkrijgenden een billijke vergoeding verschuldigd. De verplichting tot betaling van de vergoeding rust op de fabrikant of de importeur van de voorwerpen, bedoeld in het eerste lid.

3. In het vierde lid wordt «derde lid» vervangen door: tweede lid.

B

Artikel 16d, derde lid, vervalt.

C

In artikel 16e vervalt de aanduiding «1» voor de tekst.

D

In artikel 16ga wordt «van de in artikel 16c, tweede lid bedoelde voorwerpen» vervangen door: van de in artikel 16c, eerste lid bedoelde voorwerpen.

E

In artikel 17d wordt «artikel 16c, zevende lid» vervangen door: artikel 16c, zesde lid.

F

In artikel 22, tweede lid, wordt «een werk van letterkunde of wetenschap» vervangen door: een werk van letterkunde, wetenschap of kunst.

ARTIKEL III

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te

’s-Gravenhage, 9 februari 2006

Beatrix

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de zestiende februari 2005

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XHistnoot

Kamerstuk 29 912

Naar boven