Wet van 22 november 2006 tot wijziging van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus in verband met de wederzijdse erkenning van beroepseisen gesteld aan het verrichten of aanbieden van beveiligings- of recherchewerkzaamheden door het in stand houden van een beveiligingsorganisatie of recherchebureau

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in verband met de verplichtingen die voortvloeien uit de vrijheid van dienstverrichting neergelegd in artikel 49 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap noodzakelijk is in de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus clausules op te nemen betreffende de wederzijdse erkenning van beroepseisen gesteld aan het verrichten of aanbieden van beveiligings- of recherchewerkzaamheden door het in stand houden van een beveiligingsorganisatie of recherchebureau, en dat het met het oog op die verplichtingen voorts wenselijk is enkele artikelen van deze wet aan te passen in verband met de stroomlijning van de procedure die geldt ten aanzien van beveiligingsorganisaties en recherchebureaus die geen vestiging in Nederland hebben;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus wordt gewijzigd als volgt:

A

Aan artikel 2 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Met een vergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt gelijkgesteld een vergunning afgegeven in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend Verdrag dat Nederland bindt, en die een beroepsniveau waarborgt dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de nationale vergunning wordt nagestreefd.

B

Na artikel 4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4a

Met de eisen inzake de betrouwbaarheid terzake van het verrichten of aanbieden van beveiligings- of recherchewerkzaamheden door het in stand houden van een beveiligingsorganisatie of recherchebureau, bedoeld in artikel 4, eerste lid, 7, vijfde lid, en 10, eerste lid, van deze wet, worden gelijkgesteld eisen inzake de betrouwbaarheid die worden gesteld in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend Verdrag dat Nederland bindt, en die een niveau van betrouwbaarheid waarborgen dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de nationale eisen wordt nagestreefd.

C

Artikel 7 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Een beveiligingsorganisatie of recherchebureau, zonder vestiging in Nederland, aan welke een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2, eerste en tweede lid, laat personen als bedoeld in het tweede lid, geen beveiligingsonderscheidenlijk recherchewerkzaamheden in Nederland verrichten, dan nadat voor hen toestemming is verkregen van Onze Minister.

2. In het zesde en zevende lid wordt «De toestemming, bedoeld in het eerste en tweede lid,» vervangen door: De toestemming, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 8. Met de toestemming, bedoeld in het eerste en derde lid, wordt gelijkgesteld een verklaring afgegeven in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend Verdrag dat Nederland bindt, en die een beroepsniveau waarborgt dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de nationale toestemming wordt nagestreefd.

D

Onder vernummering van het negende lid tot tiende lid wordt in artikel 9 een lid ingevoegd, luidende:

  • 9. Met een legitimatiebewijs, bedoeld in het achtste lid, wordt gelijkgesteld een legitimatiebewijs afgegeven in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend Verdrag dat Nederland bindt, en dat een beroepsniveau waarborgt dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met het nationale legitimatiebewijs wordt nagestreefd.

E

In artikel 10, vijfde lid, wordt «dan wel, indien hij niet woonachtig is in Nederland, een korpschef of de commandant van de Koninklijke marechaussee die ingevolge artikel 7, tweede of derde lid, aan een beveiligingsorganisatie waarvoor de alarminstallateur gaat werken toestemming kan geven» vervangen door: dan wel, indien hij niet woonachtig is in Nederland, een korpschef, de commandant van de Koninklijke marechaussee of Onze Minister, die ingevolge artikel 7, tweede of derde lid, aan een beveiligingsorganisatie waarvoor de alarminstallateur gaat werken toestemming kan geven.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te

’s-Gravenhage, 22 november 2006

Beatrix

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Uitgegeven de dertigste november 2006

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XHistnoot

Kamerstuk 30 611

Naar boven