Wet van 23 november 2006 tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van de richtlijn nr. 2003/109/EG van de Raad van de Europese Unie van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen (PbEU 2004, L16)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is om richtlijn nr. 2003/109/EG van de Raad van de Europese Unie van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen (PbEU 2004, L16) in de Vreemdelingenwet 2000 te implementeren;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Vreemdelingenwet 2000 wordt gewijzigd als volgt.

A

Aan artikel 1 wordt onder vervanging van de punt in onderdeel o door een punt komma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

p. langdurig ingezetene: houder van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 20, verleend ter uitvoering van artikel 8, tweede lid, van de richtlijn nr. 2003/109/EG van de Raad van de Europese Unie van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen (PbEU 2004, L16), dan wel van een door een andere staat die partij is bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap afgegeven EG-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen.

B

Artikel 17, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

Onder vervanging van de punt in onderdeel g wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

h. de vreemdeling die houder is van een EG-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen die is afgegeven door een andere staat die Partij is bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, dan wel de echtgenoot of het minderjarig kind is van die houder, in geval het gezin reeds was gevormd in die andere staat.

C

Artikel 20, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Onze Minister is bevoegd:

    a. de aanvraag tot het verlenen of tot het wijzigen van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd in te willigen, af te wijzen dan wel niet in behandeling te nemen;

    b. een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd in te trekken dan wel te wijzigen.

D

Artikel 21 komt te luiden als volgt:

Artikel 21

  • 1. Ter uitvoering van artikel 8, tweede lid, van de richtlijn nr. 2003/109/EG van de Raad van de Europese Unie van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen (PbEU 2004, L16) kan de aanvraag tot het verlenen of wijzigen van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 20 slechts worden afgewezen, indien de vreemdeling:

    a. niet gedurende vijf jaren ononderbroken en direct voorafgaande aan de aanvraag rechtmatig verblijf heeft gehad als bedoeld in artikel 8;

    b. in de periode, bedoeld onder a, verblijfsrecht van tijdelijke aard heeft gehad, dan wel een formeel beperkt verblijfsrecht of een verblijfsrecht als werknemer van een dienstverlener in het kader van grensoverschrijdende diensten of als verlener van grensoverschrijdende diensten heeft gehad;

    c. in de periode, bedoeld onder a, zes of meer achtereenvolgende maanden of in totaal tien of meer maanden buiten Nederland heeft verbleven;

    d. al of niet tezamen met het gezinslid bij wie hij verblijft, niet zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan;

    e. bij onherroepelijk geworden rechterlijk vonnis is veroordeeld wegens een misdrijf waartegen een gevangenisstraf van drie jaren of meer is bedreigd, dan wel hem terzake de maatregel, bedoeld in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht, is opgelegd;

    f. een gevaar vormt voor de nationale veiligheid;

    g. niet beschikt over een toereikende ziektekostenverzekering voor hemzelf en de te zijnen laste komende gezinsleden,

    h. onjuiste gegevens heeft verstrekt dan wel gegevens heeft achtergehouden terwijl die gegevens tot afwijzing van de aanvraag tot het verlenen, wijzigen of verlengen zouden hebben geleid;

    i. rechtmatig verblijf heeft als bedoeld in artikel 8, onderdeel c of d, of in afwachting is van een definitieve beslissing tot het verlenen of verlengen van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning als bedoeld in de artikelen 28 of 33; of

    j. een bijzondere geprivilegieerde status bezit dan wel heeft bezeten in de periode van vijf jaren direct voorafgaande aan de aanvraag.

  • 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de gronden, bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Tenzij de vergunning is verleend met toepassing van artikel 21a, wordt op het document, bedoeld in artikel 9, de aantekening «EG-langdurig ingezetene» geplaatst.

E

Na artikel 21 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 21a

  • 1. Ter uitvoering van artikel 13 van de richtlijn nr. 2003/109/EG van de Raad van de Europese Unie van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen (PbEU 2004, L16) wordt de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 20 niet afgewezen op de grond, bedoeld in artikel 21, eerste lid, onder d, indien:

    a. de vreemdeling gedurende een tijdvak van tien aaneengesloten jaren rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onder a, of l, heeft gehad, of

    b. de vreemdeling als minderjarige onder een beperking verband houdend met gezinshereniging rechtmatig verblijf heeft gehad, sindsdien zijn hoofdverblijf niet buiten Nederland heeft verplaatst en inmiddels 18 jaar is, tenzij de gezinsband werd verbroken binnen een jaar na verlening van de verblijfvergunning, bedoeld in artikel 14.

  • 2. Indien de vreemdeling in Nederland is geboren dan wel reeds voor zijn vierde levensjaar in Nederland verbleef en sindsdien zijn hoofdverblijf niet buiten Nederland heeft verplaatst en inmiddels 18 jaar is, kan de aanvraag slechts worden afgewezen op grond van artikel 21, eerste lid, onder e en f. In afwijking van artikel 21, eerste lid, onder a, behoeft het rechtmatig verblijf niet aaneengesloten te zijn. De aanvraag kan slechts op grond van artikel 21, eerste lid, onder e, worden afgewezen, indien de vreemdeling bij onherroepelijk geworden rechterlijk vonnis is veroordeeld tot een gevangenisstraf van meer dan 60 maanden wegens handel in verdovende middelen.

  • 3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen andere gevallen dan bedoeld in het eerste en tweede lid worden aangewezen waarin een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 20 kan worden verleend.

F

Artikel 22 komt te luiden:

Artikel 22

  • 1. De verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 20 kan worden ingetrokken of gewijzigd, indien:

    a. de vreemdeling een aaneengesloten periode van twaalf maanden of langer buiten het grondgebied van de staten die partij zijn bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, dan wel zes jaar of langer buiten Nederland heeft verbleven;

    b. de verblijfsvergunning op frauduleuze wijze is verkregen;

    c. de vreemdeling een actuele en ernstige bedreiging voor de openbare orde of de nationale veiligheid vormt.

  • 2. De verblijfsvergunning wordt ingetrokken, indien de vreemdeling langdurig ingezetene is geworden in een andere staat die partij is bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

  • 3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de toepassing van de gronden, bedoeld in het eerste lid.

G

In artikel 23, onderdeel b, wordt na «als bedoeld in artikel 20» toegevoegd: , of tot het wijzigen ervan.

H

Artikel 25 wordt gewijzigd als volgt:

1. Aan het eerste lid wordt onder vervanging van de punt in onderdeel d door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

e. het wijzigen van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 20.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Indien de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 is ingediend door een langdurig ingezetene of diens gezinslid, wordt de beschikking in afwijking van het eerste lid gegeven binnen vier maanden, welke termijn in afwijking van het tweede lid voor ten hoogste drie maanden kan worden verlengd. Indien de langdurig ingezetene of het gezinslid krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht is uitgenodigd de aanvraag aan te vullen, wordt de beschikking gegeven binnen zeven maanden.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te

’s-Gravenhage, 23 november 2006

Beatrix

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

M. C. F. Verdonk

Uitgegeven de dertigste november 2006

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XHistnoot

Kamerstuk 30 567

Naar boven