Besluit van 31 oktober 2006, houdende regels inzake het toezicht op de naleving van de voorschriften voor financiële verslaggeving van effectenuitgevende instellingen, de doorberekening van aan dat toezicht verbonden kosten, alsmede tot wijziging van enige besluiten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op voordracht van Onze Minister van Financiën van 11 september 2006, FM 2006-2108;

Gelet op de artikelen 3, vierde lid, aanhef en onder b, 5, vijfde lid, 6, eerste en tweede lid, en 18, derde lid, van de Wet toezicht financiële verslaggeving, artikel 47, vierde en achtste lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995, artikel 1a, eerste lid, onderdeel e, van de Wet Nationale ombudsman en artikel 1a, eerste lid, onderdeel d, en tweede lid, van de Wet openbaarheid van bestuur;

De Raad van State gehoord (advies van 12 oktober 2006, No.W06.06.0395/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 25 oktober 2006, FM 2006-02500 M;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. wet: Wet toezicht financiële verslaggeving;

b. exploitatiesaldo: exploitatiesaldo als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de wet.

Artikel 2

  • 1. Een effectenuitgevende instelling stelt een bericht als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de wet algemeen verkrijgbaar overeenkomstig artikel 47, eerste lid, tweede en derde volzin, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995.

  • 2. De door de Autoriteit Financiële Markten te stellen redelijke termijn voor het algemeen verkrijgbaar stellen van het bericht bedraagt, gerekend vanaf de dag van ontvangst van de aanbeveling, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de wet, ten minste 10 werkdagen.

Artikel 3

  • 1. De Autoriteit Financiële Markten houdt de gegevens, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de wet, ten minste vijf jaar in het register ter inzage, gerekend vanaf de dag waarop de in de onderdelen a, b en d van dat lid bedoelde informatie door de Autoriteit Financiële Markten is ontvangen of waarop het in onderdeel c van dat lid bedoelde feit ter openbare kennis is gebracht.

  • 2. Indien met betrekking tot de in het register opgenomen gegevens veranderingen plaatsvinden, past de Autoriteit Financiële Markten op verzoek van de effectenuitgevende instelling, binnen 5 werkdagen na de ontvangst van het verzoek, het register dienovereenkomstig aan. Indien met betrekking tot de in het register opgenomen gegevens veranderingen plaatsvinden, kan de Autoriteit Financiële Markten het register eveneens aanpassen zonder dat een verzoek, als bedoeld in de vorige volzin, is gedaan.

Artikel 4

  • 1. Als instantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de wet wordt aangewezen het Comité van Europese effectenregelgevers dat is ingesteld bij Besluit nr. 2001/527/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 juni 2001 tot instelling van het Comité van Europese effectenregelgevers (PbEG L 191).

  • 2. De Autoriteit Financiële Markten draagt er zorg voor dat de gegevens of inlichtingen die aan de in het eerste lid bedoelde instantie worden verstrekt geanonimiseerd zijn.

  • 3. Indien aan de in het eerste lid bedoelde instantie gegevens of inlichtingen worden verstrekt omtrent een effectenuitgevende instelling waaraan de Autoriteit Financiële Markten een aanbeveling heeft gedaan als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de wet, stelt de Autoriteit Financiële Markten onverwijld na de verstrekking de betrokken effectenuitgevende instelling in kennis van de verstrekking van gegevens of inlichtingen aan het Comité van Europese effectenregelgevers en vermeldt daarbij in elk geval de inhoud van de gegevens, de vorm waarin deze gegevens of inlichtingen zijn verstrekt en het doel en het beoogde gebruik van de verstrekking.

Artikel 5

Ter bepaling van de jaarlijks in rekening te brengen kosten, bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de wet, worden de kosten die gebaseerd zijn op de begroting verminderd of vermeerderd met het positieve, onderscheidenlijk negatieve exploitatiesaldo.

Artikel 6

  • 1. De kosten, bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de wet, worden toegerekend aan de volgende categorieën van effectenuitgevende instellingen:

    a. effectenuitgevende instellingen die een geconsolideerde jaarrekening opstellen;

    b. effectenuitgevende instellingen die geen geconsolideerde jaarrekening opstellen.

  • 2. Voor de categorie van effectenuitgevende instellingen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, stelt de minister jaarlijks voor 15 juli een verdeelsleutel vast op basis van de gemiddelde marktkapitalisatie van de effectenuitgevende instellingen in de eerste drie maanden van het lopende kalenderjaar. In uitzondering daarop wordt voor de effectenuitgevende instellingen, behorende tot die categorie, waarvan uitsluitend obligaties zijn toegelaten tot een gereglementeerde markt of een effectenbeurs de verdeelsleutel vastgesteld op basis van het eigen vermogen in het voorafgaande boekjaar. De minister kan daarbij bandbreedtes bepalen en per bandbreedte een verdeelsleutel vaststellen.

  • 3. Voor een effectenuitgevende instelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, bestaat de hoogte van het in rekening te brengen bedrag uit een jaarlijks voor 15 juli door de minister vast te stellen minimumbedrag, vermeerderd met een tarief:

    a. dat is gebaseerd op de aan die categorie toe te rekenen kosten op grond van artikel 5, onder aftrek van het totaal van het aan de categorie in rekening te brengen minimumbedragen, en

    b. dat is berekend naar rato van de verdeelsleutel, bedoeld in het tweede lid.

  • 4. Voor een effectenuitgevende instelling, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, bestaat de hoogte van het in rekening te brengen bedrag uit een jaarlijks voor 15 juli door de minister vast te stellen bedrag dat is gebaseerd op de aan die categorie op grond van artikel 5 toe te rekenen kosten.

  • 5. Voor de verdeelsleutel, bedoeld in het tweede lid, het minimumtarief, bedoeld in het derde lid, en het (vaste) bedrag, bedoeld in het vierde lid, wordt door de Autoriteit Financiële Markten jaarlijks voor 15 juni aan Onze Minister een voorstel gedaan.

Artikel 7

Artikel 14, eerste lid, van het Besluit Marktmisbruik wordt als volgt gewijzigd:

1. De punt aan het slot van onderdeel b wordt vervangen door een puntkomma.

2. Na onderdeel b wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

c. het voorkomen dat de openbaarmaking van het feit dat de Autoriteit Financiële Markten een verzoek of een mededeling als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 3, eerste lid, van de Wet toezicht financiële verslaggeving heeft gedaan, invloed zou kunnen hebben op de koers van de effecten van de effectenuitgevende instelling, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet toezicht financiële verslaggeving, of op de koers van daarvan afgeleide effecten.

Artikel 8

In artikel 1, onderdeel d, van het Besluit bestuursorganen WNo en Wob wordt na «de Wet toezicht effectenverkeer 1995» ingevoegd:, de Wet toezicht financiële verslaggeving.

Artikel 9

Indien het Besluit marktmisbruik Wft gelijktijdig in werking treedt met dit besluit dan wel in werking treedt nadat dit besluit in werking is getreden, wordt artikel 14 van dat besluit als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2, eerste lid, wordt «artikel 47, eerste lid, tweede en derde volzin, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995» vervangen door: artikel 5:59, eerste lid, tweede en derde volzin, van de Wet op het financieel toezicht.

B

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

1. De punt aan het slot van onderdeel c wordt vervangen door een puntkomma.

2. Na onderdeel c wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

d. het voorkomen dat de openbaarmaking van het feit dat de Autoriteit Financiële Markten een verzoek of een mededeling als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 3, eerste lid, van de Wet toezicht financiële verslaggeving heeft gedaan, invloed zou kunnen hebben op de koers van de effecten van de effectenuitgevende instelling, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet toezicht financiële verslaggeving, of op de koers van daarvan afgeleide effecten.

Artikel 10

Dit besluit treedt in werking op een koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 11

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit toezicht financiële verslaggeving.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

’s-Gravenhage, 31 oktober 2006

Beatrix

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Uitgegeven de drieëntwintigste november 2006

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

In dit besluit wordt nadere invulling gegeven aan enkele bepalingen uit de Wet toezicht financiële verslaggeving (hierna: Wtfv).1 Zo wordt ondermeer uitgewerkt:

• dat effectenuitgevende instellingen die een bericht als bedoeld in artikel 3 van de Wtfv algemeen verkrijgbaar stellen dit op dezelfde wijze dienen te doen als waarop koersgevoelige informatie op grond van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 openbaar wordt gemaakt en welke (minimum)termijn de Autoriteit Financiële Markten (AFM) hun daarvoor ten minste moet bieden (artikel 2);

• dat de AFM gegevens in het in artikel 5 van de Wtfv bedoelde register vijf jaar ter inzage dient te houden en in welke gevallen wijzigingen van deze gegevens doorgevoerd worden (artikel 3);

• dat de AFM bepaalde informatie kan uitwisselen aan het Comité van Europese effectenregelgevers (CESR) (artikel 4); en

• dat de kosten die de AFM bij de uitvoering van haar taken op grond van de Wtfv kunnen worden doorberekend op basis van de begroting en het exploitatiesaldo (artikel 5) en op grond van welke zogeheten heffingsmaatstaf dit geschiedt (artikel 6).

Dit besluit wijzigt daarnaast een tweetal andere besluiten. Ten eerste wordt het Besluit Marktmisbruik uitgebreid ten aanzien van het rechtmatig belang dat een effectenuitgevende instelling kan hebben om koersgevoelige informatie niet onverwijld openbaar te maken (artikel 7). Daarnaast wordt in het Besluit bestuursorganen Wno en Wob opgenomen dat deze wetten niet van toepassing zijn op de AFM voor zover het de uitoefening van haar taken en bevoegdheden in het kader van de Wtfv betreft (artikel 8). Gezien het belang van vertrouwelijkheid bij de uitoefening van de taken en bevoegdheden door de AFM in het kader van de Wtfv en de potentieel grote gevolgen voor de koers van de effectenuitgevende instelling, is het wenselijk dat deze wetten niet van toepassing zijn.

Het besluit brengt geen administratieve lasten en andere bedrijfseffecten voor het bedrijfsleven met zich. De lasten die mogelijk voortvloeien uit artikel 2 zijn reeds meegenomen bij de berekening van de administratieve lasten in de memorie van toelichting van de Wtfv.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Deze bepaling bevat twee begripsomschrijvingen.

Artikel 2

In het eerste lid van dit artikel is geregeld dat de algemeen verkrijgbaarstelling van een bericht als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Wtfv op vergelijkbare wijze algemeen verkrijgbaar dient te worden gesteld als openbaarmaking van koersgevoelige informatie op grond van artikel 47 van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 (Wte 1995). Het gaat hierbij om de wijze van algemeen verkrijgbaar stellen, zoals bijvoorbeeld het voorschrift dat de algemeenverkrijgbaarstelling plaats dient te vinden door middel van een persbericht, en niet om het moment waarop het bedoelde bericht algemeen verkrijgbaar dient te worden gesteld.

In het tweede lid van dit artikel is het begrip «redelijke termijn», bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Wtfv nader ingevuld. Die door de AFM te stellen termijn bedraagt te allen tijde ten minste 10 werkdagen, gerekend vanaf het moment waarop een effectenuitgevende instelling een aanbeveling tot het algemeen verkrijgbaar stellen van een bericht van de AFM heeft ontvangen. De lengte van de door de AFM te stellen termijn zal sterk samenhangen met de omstandigheden van het geval. Indien een aanbeveling tot het algemeen verkrijgbaar stellen van een bericht ziet op uiteenlopende onderdelen of op meer dan één onderwerp van de financiële verslaggeving, zal de gestelde termijn, afhankelijk van de omstandigheden van het concrete geval, langer kunnen zijn dan indien de aanbeveling zich slechts richt op één onderdeel of onderwerp van de financiële verslaggeving.

Artikel 3

In het eerste lid van dit artikel wordt geregeld dat de AFM de gegevens die zijn opgenomen in het register, bedoeld in artikel 5, vierde lid, van de Wtfv, ten minste vijf jaar ter inzage dient te houden. Op die manier kan het register voldoen aan haar doel, te weten het zijn van een databank met relevante informatie voor het beleggend publiek en degenen die op de financiële markten actief zijn.

Omdat de in het register opgenomen informatie (ten minste) vijf jaar ter inzage wordt gehouden is het van belang dat de AFM, indien bepaalde informatie achterhaald is en daardoor niet meer relevant is, wijzigingen kan aanbrengen in het register. Het tweede lid van dit artikel voorziet in een uitwerking van deze mogelijkheid. Indien in het register opgenomen gegevens met betrekking tot de financiële verslaggeving van een effectenuitgevende instelling achterhaald zijn, bijvoorbeeld omdat nadien een bericht als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Wtfv omtrent bepaalde onderdelen van die verslaggeving door de effectenuitgevende instelling algemeen verkrijgbaar is gesteld, dan brengt de AFM op verzoek van de desbetreffende effectenuitgevende instelling wijzigingen aan in het register. De AFM kan daarnaast, indien de in het register opgenomen achterhaald zijn, uit eigener beweging wijzigingen in het register aanbrengen.

Artikel 4

In het eerste lid van dit artikel wordt het Comité van Europese effectenregelgevers (CESR) aangewezen als instantie waaraan op grond van artikel 6 van de Wtfv gegevens of inlichtingen kunnen worden verstrekt ten behoeve van het bevorderen van een gemeenschappelijke aanpak op het vlak van de handhaving zoals vermeld in overweging 16 bij Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (PbEU L 243). CESR is het samenwerkingsverband van de effectentoezichthouders en heeft een coördinerende rol bij het op één lijn brengen van het toezicht op de toepassing van de financiële verslaggevingvoorschriften in de Europese Unie. Verstrekking van gegevens of inlichtingen door de AFM aan CESR kan niet aan de orde zijn als een of meer van de omstandigheden, genoemd in de onderdelen a tot en met f van artikel 6 van de Wtfv, van toepassing is. Mede gelet op het (bedrijfs)vertrouwelijke karakter van de aan haar verstrekte gegevens of inlichtingen ligt het in de rede dat de AFM terughoudendheid en voldoende zorgvuldigheid zal betrachten bij het gebruik van deze bevoegdheid.

In het tweede en derde lid zijn enkele bepalingen opgenomen met betrekking tot de wijze waarop en de voorwaarden waaronder door de AFM gegevens kunnen worden verstrekt. Het tweede lid regelt dat de AFM uitsluitend in geanonimiseerde vorm gegevens of inlichtingen aan CESR kan verstrekken. Uit het derde lid volgt dat indien de AFM aan CESR gegevens of inlichtingen verstrekt omtrent een effectenuitgevende instelling waaraan de AFM, op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wtfv, een aanbeveling heeft gedaan, deze effectenuitgevende instelling daarvan in kennis wordt gesteld. De kennisgeving dient onverwijld na verstrekking van de gegevens of inlichtingen te geschieden. Daarbij dient onder meer te worden aangegeven welke gegevens of inlichtingen zijn verstrekt en in welke vorm dat is gebeurd. Ook dient het doel van de verstrekking en het beoogde gebruik van de verstrekte gegevens te worden aangegeven. Met de laatste informatie kan de effectenuitgevende instelling onder meer nagaan of de verstrekking inderdaad in lijn met de onderdelen a, b en f van artikel 6, eerste lid, van de Wtfv plaats heeft gehad.

Artikelen 5 en 6

Deze bepalingen geven regels voor het doorberekenen aan effectenuitgevende instellingen van kosten die de Autoriteit Financiële Markten maakt bij het uitoefenen van haar taken op grond van de Wtfv. De bepalingen vinden hun grondslag in artikel 18 van de Wtfv. Op grond van dat artikel dient de AFM jaarlijks bedragen in rekening te brengen aan effectenuitgevende instellingen ter vergoeding van de kosten van de toezichttaken. Voor de systematiek van de doorberekening van de toezichtkosten is aangesloten bij het stelsel voor de financiering van het toezicht op de financiële marktsector, zoals dat onder meer is geregeld in de Regeling bekostiging financieel toezicht. Het uitgangspunt is dat de kosten worden geraamd op basis van de verwachte ontwikkeling van de kosten en toezichtinspanningen in het jaar waarin de bedragen in rekening zijn gebracht. Dit vindt zijn grondslag in de begroting. Op de aldus geraamde kosten wordt in mindering gebracht het deel van de toezichtkosten dat bekostigd wordt uit de algemene middelen (artikel 18, eerste en tweede lid, van de Wtfv). Op grond van artikel 5 wordt een exploitatieoverschot in het voorafgaande jaar in mindering gebracht op de geraamde toezichtkosten. Het omgekeerde geldt met betrekking tot een exploitatietekort.

In het eerste lid van artikel 6 zijn twee onderscheiden categorieën van effectenuitgevende instellingen opgenomen. Het onderscheid tussen de categorieën van ondernemingen hangt onder meer samen met de omstandigheid dat het toezicht van de AFM, dat op basis van steekproeven en risico-analyses zal plaatsvinden, naar verwachting intensiever zal zijn op effectenuitgevende instellingen die een geconsolideerde jaarrekening opstellen dan op effectenuitgevende instellingen die uitsluitend een enkelvoudige jaarrekening opstellen. Het in rekening te brengen bedrag aan effectenuitgevende instellingen die een geconsolideerde jaarrekening opstellen (eerste lid onderdeel a) bestaat uit een jaarlijks vast te stellen minimumtarief, vermeerderd met een bedrag dat is gebaseerd op de gemiddelde marktkapitalisatie van de effectenuitgevende instellingen in de eerste drie maanden van het lopende kalenderjaar. Ingeval het een effectenuitgevende instelling betreft waarvan uitsluitend obligaties zijn toegelaten tot de gereglementeerde of de effectenbeurs wordt in plaats van de gemiddelde marktkapitalisatie het eigen vermogen als verdeelsleutel gehanteerd. Bij het vaststellen van de verdeelsleutels, hetgeen jaarlijks voor 15 juli door de minister geschiedt, kunnen ook bandbreedtes («staffels») worden bepaald. Per bandbreedte kan dan een verdeelsleutel worden vastgesteld. Dit volgt uit het tweede en derde lid. Het in rekening te brengen bedrag aan effectenuitgevende instellingen die uitsluitend een enkelvoudige jaarrekening opstellen, bestaat uit een door de Minister jaarlijks vastgesteld («vast») bedrag. Dit volgt uit het vierde lid. Het vijfde lid bevat een verplichting voor de AFM om jaarlijks voor 15 juni voorstellen te doen met betrekking tot de verdeelsleutels, minimumtarieven en («vaste») bedragen.

Artikel 7

Zoals in het algemeen deel van deze toelichting is opgemerkt voorziet dit artikel in aanpassing van het Besluit Marktmisbruik. Omdat het bestaan van twijfels bij de AFM omtrent de financiële verslaggeving van een effectenuitgevende instelling nog niet betekent dat daadwerkelijk sprake is van tekortkomingen in de toepassing van de verslaggevingsvoorschriften én openbaarmaking van dergelijke twijfels van de AFM tot grote gevolgen voor de koers kan leiden, heeft de effectenuitgevende instelling in dit geval een rechtmatig belang om van onverwijlde openbaarmaking af te zien als bedoeld in artikel 47, eerste lid van de Wte 1995 af te zien. De onderhavige aanpassing van het Besluit Marktmisbruik voorziet hierin. Uiteraard moet wel (eveneens) aan de andere vereisten van artikel 47, derde lid, van de Wte 1995 en de daarop gebaseerde regelgeving zijn voldaan.

Artikel 8

Evenals voor de andere taken en bevoegdheden van de AFM geldt, zijn de WNo en Wob op de uit de Wtfv voortvloeiende taken en bevoegdheden van de AFM niet van toepassing. De in dit artikel opgenomen aanpassing van het Besluit bestuursorganen Wno en Wob voorziet hierin.

Artikel 9

Dit artikel regelt de samenloop van in dit besluit opgenomen bepalingen met het Besluit marktmisbruik Wft en met (inwerkingtreding van) de Wet op het financieel toezicht (Wft). Het ziet op de situatie waarin het Besluit marktmisbruik Wft op een later moment in werking treedt dan het onderhavige besluit. Het Besluit marktmisbruik Wft wordt dan op het moment van haar inwerkingtreding gewijzigd, overeenkomstig de wijziging die ingevolge artikel 7 van het onderhavige besluit in artikel 14 van zijn voorganger, het Besluit marktmisbruik, gebaseerd op de Wte 1995, wordt aangebracht.

Artikelen 10 en 11

Deze artikelen regelen het moment van inwerkingtreding van dit besluit en de citeertitel. Het besluit is gelijktijdig met de Wtfv in werking getreden en kan worden aangehaald als: Besluit toezicht financiële verslaggeving.

De Minister van Financiën,

G. Zalm


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Financiën.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 12 december 2006, nr. 242.

XNoot
1

Kamerstukken II 2005/06, 30 336.

Naar boven